I
Leeft met Uw tijd mee!
Leest de
,,E.-S8.”
I
1.
EERSTE NEDERLANDSCHE
•
PENSIOEN REGELINGEN
•
RISICO
–
HERVERZEKERING
VAN PENSIOENFONDSEN
HOOFDKANTOOR
JOHAN DE WITTLAAN 50
‘s-GRAVEN HAGE
TEL.( 070) 51.43.51
POSTADRES: POSTBUS 5
1
1
Adviezen
en bemiddeling
inzake
levensverzekeringen
en
pensioencontracten
R. MEES & ZOONEN
ROTTERDAM
ECONOMISCH-
STATISTISCHE BERICHTEN
Uitgave van de Stichting Het Nederlandsch Economisch Instituut
Adres voor Nederlan:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.
Telefoon redactie: (010) 5 2939. Administratie: (010)’
3 80 40. Giro 8408.
Privé-adres redacteur-secretaris:
Drs. A. de Wit, Sleedoorn-
laan 17, Rotterdam-12, tel. (010) 18 36 32.
Bankiers:
R. Mees en Zoonen, Rotterdam. Banque de Corn-
merce, Koninkljjk Plein 6, Brussel, postcheque-rekening
260.34.
Redactie-adres voor België:
Dr. J. Geluck, Zwijnaardse Steen-
weg 357, Gent.
Abonnementen:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.
Abonnementsprijs:
franco per post, voor Nederland en de
Overzeese Rijksdelen (per zeepost)
f
29,—, overige landen
f.
31,— per jaar (België en Luxemburg B.fr. 400).
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts
worden beëindigd per ultimo van een kalenderjaar.
Losse exemplaren van dit nummer
75
ct.
Advertenties:
Alle correspondentie betreffende advertenties
te richten aan de N. V. Koninklijke Nederl. Boekdrukkerj
H. A. M. Roelants, Lange Haven 141, Schiedam, teL (010)
6 93 00, toestel 1
of
3.
Advertentie-tarief
f.
0,36 per mm. Contract-tarieven op aan-
vraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
f.
0,72 per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt
zich het recht voor om advertenties zonder opgaaf van
redenen te weigeren.
H. BRONS Jr
MAKELAAR IN ASSURANTIËN
TELEFOON (010) 11.19.80
MAURITSWEG 23
e
ROUERDAM-2
742
2-8-196 1
De Caiadese wisselkoers’
–
Het Internationale Monetaire Fonds heeft vaste wissel-
koersen als regel gesteld, met slechts geringe mogelijkheden
tot fluctuaties aan weerszijden van de gefixeerde koers.
Voor alle valuta, die heden ten dage een rol spelen in het
internationale verkeer, is dit ook daadwerkelijk het geval,
maar op deze regel vormt de Canadese dollar een uitzon-
dering. Nadat aanvankelijk nâ de tweede wereldoorlog
een vaste koers was gefixeerd, kreeg de Canadese Regering
in 1950 toestemming van het I.M.F. om tot flexibele wissel-
koersen over te gaan met het oog op de grote toestr’oming
van buitenlands korte termijnkapitaal en de sterke prijs-
stijgingen, die gepaard gingen met het -uitbreken van de
oorlog inKorea. –
De toestemming van het I.M.F. had uiteraard een tijde-
lijk karakter, maar tot een terugkeer naar een vaste wissel-
koers is in de daarop volgende jaren niet besloten, zodat
thans de Canadese dollar een van de weinige valuta is met
een flexibele wisselkoers. in de tussenliggende jaren is de
economische toestand in Canada evenwel sterk gewijzigd,
want terwijl in 1950 en de jafen daaromtrent de handels-
balans gemiddeld nagenoeg in evenwicht was, trad met
name na 1952 een verslechtering op. Sinds 1956 is het
tekort zelfs voortdurend groter dan Can. $ 1 mrd. geweest.
In het kort komt de ontwikkelingin de afgelopen tien jaren
rop neer, dat de toestroming van buitenlands kapitaal in
1950 nog een infiatoire ontwi1keling tot gevolg kon hebben,
terwijl kapitda1invor van gelijke omvang than’s dient tot
dekking van het tekort op dé handelsbalans.
Als de conjunctuur in de Verenigde Staten een ongunstig
beloop vertoont, dan ontkomt dé Canadese economie niet
aan de gevolgen daârvan.. Het betekent een vermindering
van de Canadesè uitvoer en vermindering van de investe-
ringsâctiviteit dodr Amerikaanse ondernemingen in Canada.
Ook in’ 1960/61 ontkwam Canada niet aan de recessieve
invloeden die de Verenigde Stateii uitoefenden, waardoor
de werkloosheid aanzienlijk toenam ên het overheidsbudget
voorhet jaar. 1961/62 een groot tekort vertoont.
in deze ‘situatie hêeït dé Canadese Minister vail Financiën
besloten tot een herziening van de wisselkoers. Een deva-
luatie in strikte zin heeft niet piaatsgeoiiden, ohidat er
geen Vaste’ wisselkoers is. In feite heeft de Regering niet
anders gedaan dan. éen iodanige hoèveelheid Canadese
dollars in de markt brengen
teken
betaling in vreemde
valuta, dat daardoor de prijs van de Canadese dollar tot
het gewenste niveau daalde. Deze operatie, verricht door
een koerstabilisatiefoiids, is uitéraafd niet zonder risico’s.
Op het moment dat de maatregel werd aangekondigd
was ef alle kan, dat door
;
eculatievekapitaalbewegingen
de koers van d Canadese dollar zo sterk zou dalen, dat
zelfs een peil beneden het gewenste zou worden bereikt –
nog voor hèt stabilisatiefonds zou zijn begonnen met de
verkoop. In-dat geial zou het fonds juist het tegendeel
moeten doen en buitenlandse – valuta moeten aanbieden
tegen Canadese dollars. –
In de afgelopen weken is de operatie met het gewenste
resultaat volbrâcht. De koers van de Canadese dollar is
met ca. 4 pCt. gedaald ten opzichte van het niveau vôôr
de aankondiging van de maatregel. De Regering verwacht
•nu, dat hierdoor de economische activiteit in het binnenland
gestimuleerd zal worde,n, omdat de export door lagere
prijzen in ‘buitenlandse valuta wordt bevorderd. Daar-
naast ‘hoopt de Régering, dat de kapitaaltoestroming
groter zal worden, wat zowel een gunstig effect heeft op de
investeringen als op de rentestahd. Daling van de laatste
houdt mede in, dat de lasten voor de Regering van nieuw te
plaatsen leningen geringer kunnen zijn. De Regering ver-
wacht op grond van deze redenering, dat haar begroting
omstreeks het einde van 1962 in evenwicht zal zijn.
Een daling van de rentestand is, gezien de omvang van
het huidige begrotingstekort, evenwel weinig waarschijnlijk.
Vooral van de zijde van de Centrale Bank is krachtig gepro-
testeerd. tegen de huidige ‘onomische politiek van de
Overhèid. Dé oppositie, gevcVerd bij monde van haar presi-
dent, Coyne, heeft ir zelfs
Co
g’eleid, dat de Regering heeft
gezocht naar wettelijke mogelijkheden om hem van zijn
functie te ontheffen. Cdyne betoogdevoor.al, dat de Cana-
dese economie, die toch reeds voor een overwegend deel is
gebaseerd op buitenlands kapitaal, langs deze weg nog ster-
ker aan invloeden uit deVerenigde Staten wordt prijsge-
geven. Bovendien wees hij op hët gevaar, dat een vergroting
van de kapitaalinvoer na enige tijd zou leiden tot een op-
waartse druk op de prijzen. Zijn argumenten schijnen bij de
Regering evenwel een averechtse werking te hebben gehad.
In het komende jaar zal de
–
Canadese economie, vooral
onder invloed van een verder herstel in de Verenigde Staten,
ongetwijfeld’een gunstige ontwikkeling te zien geven. Op
de korte termijn kan de genomen maatregel daartoe bijdra-
gen, maar de vraag moet worden gesteld, of uit een oogpunt
van structurele verhoudingen wel de juiste weg wordt
bewandeld. De afhankelijkheid van kapitaalinvoer tot
handhaving van het evenwicht op de betalingsbalans iat
waarschijnlijk, nog toenemen, waardoor vervolgens het
nadelige saldo op. de dienstenbalans – voornamelijk be-
staande’ uit rentebetalingen en aflossingen – nog omvang-
rijker wordt. Dit kan op den duur aanleiding zijn tot verdere
koersaanpasingen, waardoor het vertrouwen in de Cana-
dese dollar zeker niet wordt verstërkt.
Cambridge (Massj.
–
W. TIMS.
I1NHOUD
–
De Canadëe wisselkoeis,
dooi’ Drs. W Ti,iis-.:.
743 Nieuwe vervoerswetgeving in West-Duitsland,
Pyramides, paddestoelen en woningwetwoningen;
door Mr. J. P. vdn Rjj …………………….
door Prof. Dr. Ir. H. G. van Beusck’om’……….
744 Over de equivalentie vaii tijd en geld,
door J. G.
Hoe sterk neenit het aantal agrariërs af?,.
door Ir. –
‘No/st Trenité ………………………….
G.
A van Houtni ………- .
. . .. ..;
746
Geld- en kapitaalmarkt,
door Dr. C. D. Jongrnan
COMMiSSIE VAN REDACTIE: Ch. Glasz; L. M. Koyck; H. W. Lambers; J. Tinbergen; J. R. Zuidèma.
•Redacteur-Secretari: A. de Wit. Adjunct Rédâcteur-Secretaris: M. Hart..
..COMMISSIE-VAN ADVIES VOOR BELGIË: F. Collin; J. E. Mertens de Wilman;
J. ‘van Tichelen; R. “Van deputte; A. J. Vlerick.
Blz.”
150′
– 753
• 75
–
2-8-1961
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
743
Öp het gebied van de woningvoorzining ‘is in ons
laûd een grote ,middengroep van twee dérde. der be-volking aangewezen op zgn. ,,volkswoningen”. Dez
oningen dienen ‘te worden gebouwd door zowel de’
particuliere bouw als door de woningwetbouw. De
vraag, waar de inkomensgrens moet worden getrokken,
is evenwel tot op heden niet opgelost. Zou als grens
die voor de sociale verzekering worden genomen, dan
zou van ‘deze grote middengrôep niemand van een
woningwetwoning worden uitgesloten. Zulk een grens
zou dus zinloos zijn. Ook de gedachte om een vrij lage
inkomensgrens te stellen had in ons land geen kans van
slagen. De Minister heeft daarom van het stellen van
een inkomensgrens afgezien en daarmede de onzeker-
heid laten voortbestaan. Nu zal evenwel tegen het
einde van deze eeuw op zijn hoogst 30 pCt. van onze
bevolking wat zijn inkomen betreft’ nog in aanmerking
komen voor een woningwetwoning. Daarmede zal het
probleem van de welstandsgrens zich vanzelf hebben
opgelost. Door deze ontwikkeling krijgt
de woning-
wetbôuw weer de plaats die
hij door de maatschappe-
lijke evolutie gedurende de laatste tientallen jaren
heeft
verloren.
“.,•,
“,- ..-.ç .._,,
–
-.
Pyramides,
padiestoë1eTri Len’
woningwetwoningen
De beeldgrafieken van Prof. Walter Mitchell, die in
,,E.-S.B.’ van
5
juli zijn opgenomen, zullen menigeen aan
het nadenken hebben gebracht. Zeker zijn zij, een syi’np-
– toom van de vooruitgang, . waarin de mensheid op ,het
ogenblik verkeert. En men kan zich verheugen over de’
nieuwe mogelijkheden op het. gebied van produktie, con-
sumptie, vrijetijdsbesteding enz., welke deze ontwikkeling
biedt. Zij vindt ook haar weerslag op allerlei andere ge-
bieden, waarvan men zulks op het eerste gezicht niet zou
vermoeden.
,,Eerst dan
de pyramide,
die betrekking heeft op het jaar
1929. In dat jaar had 20 pCt. van de Amerikanen een
inkomen beneden $ 1.000 en- 13 pCt. cen inkomen boven
‘S
5.000. Eengrote middengroep,-die
twee derde
van de
bevolking omvatte, had een inkomen van $ 1.000 tot
195.000.
Legt men nu hiernaast de inkomens van de Nederlanders
25 jaar later, dan blijkt, .dat 24 .pCt. een inkomen had
beneden f. 2.000, wat wij mogen kwalificeren als de grens,
beneden welke het niet wel mogelijk is, met een gezin te
leven, en 11 pCt. een inkomen boven f.7.000, wat on-
geveer de loongrens was van de sociale verzekering, en
dus de grens aangaf, boven welke men van een zekere
welstand begon té spreken. Tussen deze grenzen van
f. 2.000 en f. 7.000 lag 65 pCt., dus
twee derde
van de
Nederlandse bevolking.
In beide landen was dus een grote middenmoot van twee
derde aanwezig, die niet, arm was, doch ook geen welstand
bezat. Op het gebied van de woningvoorziening veroor-
zaakte deze groep de grootste moeite bij het bepalen van
het juiste beleid.
Dat de groep beneden de ondergrens maatschappelijk is
achtergebleven en zowel financieel als sociaal geholpen
moet worden, is zonder meer duidelijk. Vooral bij de ko-
mende krotopruimingen en .saneringen zullen wij met deze
groep te doen krijgen. Daarover bestaat geen verschil van
mening. Evenzeer is evident, dat de groep boven de boven-
‘grens zichzelf moet helpen’en zich op de vrije markt een
woning dient te verschaffen. Zij weet haar eisen te stellen
en dient daarvoor ook te betalen. –
Maar nu de grote middengroep, die behoorlijk- instaat
is, zijn gezin’ teonderhouden en zijn woning te bekostigen,
doch zich overigens geen luxe kan veroorloven? Deze groep
is aangewezen op de
eenvoudige,
goed uitgekeken, woning,
die tegenwoordig in onze steden en dorpen in massa wordt
gebouwd en die in de vakwereld met de naam ,,volkswoning”
pleegt te worden aangeduid.
Is nu deze volkswonjng – hetzelfde als een-
woningwet-
woning,
die dus met financiële faciliteiten op voet van de
Woningwet wordt’ gebouwd?: Neen, heeft de Minister
gezegd, niet alleen woningbouwverenigingen en gemeenten,
maar ook de, particulieren bouwen volkswoningen. Zij
bouwen echter op het ogenblik te veel duurdere -woningen
en daarom moet het overheidsbeleid erop gericht zijn,
hen.te stimuleren in de richting yan,de volkswoning.
De Minister wenst dus, en onzes inziens terecht, dat de
volkswoningen gebouwd zullen worden, zowel door de
particuliere bouw – als door de woningwetbouw. Beide
zullen in de grote twee-derdegroep hun afnemers moeten
vinden. Zijn wij het hierover eens, dan rijst echter de vraag,
waar de grens moet, worden getrokken. Dit:is een vraag,
waarover al tientallen jaren gestreden wordt en die tot
heden niet is opgelost.
De middengroep liep, zoals wij zeiden, van
f.
2.000 tot
f. 7.000 inkomen. Het ligt nu voor d,e hand, de groep van
f. 2.000 tot f. x aan de woningwetbouw en de groep van.
f. x tot f. 7.000 aan de particuliere bouw, toe te wijzen.
In dat geval komen de woningwetwoningen, die, dank zij
de faciliteiten die de Woningwet toestaat, tegen een lagere
prijs kunnen worden verhuurd dan gelijkwaardige parti-
culiere woningen, ten goede aan die gezinnen, die op
grond van hun inkomen deze woningen het meest dringend
nodig hebben. De vraag is nu: hoe bepalen wij de grens?
Of, welke waarde kennen wij toe aan het. bedrag f. x?
Een paar jaar geleden heeft-men er in,regeringskringen
inderdaad over gedacht, voor de woningwetbouw een
maximum inkomensgrens te ste1len. Gedacht werd aan
de inkomensgrens voor de sociale verzekering, die destijds
f. 6.000 bedroeg en op 1 januari 1957 werd verhoogd tot
f. 6.900 (1 januari 1960 tot f.
7.450
en- 1 januari -1961 tot
f. 8.000). Bij een dergelijke grens zou echter van de grote
744
2-8-1961
Uw bankrekennfg is
flU
overal
binnen w
bereik
iiît
—.-..,.
t.
d
s P
~
0:1suÎtîepas
vande
R
.
OTTMDA
‘MSCHE BANK
meer dan
vestIg1ngn in
Nederland
(IM)
middengoep
nier1andL
‘an een wonlrfgivetwonrng wörden
uitgesloten Zulk een grens zou dusziiloos zijn.
Zullen wij dan de grens ergensbij f. 3.500leggen;zodat
ongeveer de helft van de grotemiddengroep aan de woning-
wetbouw wordt toegewezen en de helft aan de particuliere
bouw? Dan stuiten wij echter op het bezwaar, dat ten tijde
van hef hier bedoëlde overleg dë huur van
nieuwe
woning-
wetwoningen in de grote gemeenten gemiddeld op ongeveér
f.
16,50 per week kwam en in de kleine op ongeveer
f.
13.
Dit waren gemiddelde huren.
• Een gezin met
,
êeninkeinenâ f3’5OOpei’ jarr zöil’dan
een huur van f 860per:jaar.noetenbeaien;
1
dttis 24â 25
pCt.
vanhètinkômen: En ditbetrft!.iig!ngezin, t’ells
iiikomen:tegen de bôvngreiis iigt. Voor ezinnerf
et
een
lager
,
inkomen. .zou: het petentage no bêl.igrjk hôgér
zijn. Aan dergelijke hurenzijnwiji’ ois land niet- gewend.
Blijkens een recente publikatie van Ir. tCoheiï Stuarrin
,,Stëdebouw :en Volkshuisvesting
….
friei.
‘196l) betaaitlen
in 1960 bij Cèntral Wdningbehee in DeirHâaSi’rt de
nieuwe wof pCt. van!dehuürdrs
meer dan 20.pCtvan hun inkomehde estbetaalde;iii(i-
dër. In de ‘oude: won.ingwetwöniiigen betaalde dé gröfe
•meerderheid:van8 tot44 pCk
.;:.
»
..
Het is dus begrijpelijk; dat de gedachtd Oni dén.vrj late
i nkomensgrens.ie stellen in Ons landt gefikan Vân slgn
had. De MinisteF .heft. daarm :van- het st’eilen vaneen
grens afgezien: en-.daarmedeLde ÖnzekeYheidlat’en’.voort-
bestaan. WeF moet tCivmiPst’.80 pCt. Van-de btriiwet-
woningen worden toegewezen aarûgebeferrde arbidets’en
kleine middenstanders. .Hiermede:idiisdeigeieie midden-
groep gegadigdé .vodr een wÖningwetwöningen wellicht
zelfs nog gezinnen uit de topgroep
Bezien wij nu
d9:j5addes1o1
van WaitrMitöhel1. Vor
1975 verwacht.deze een ïuikometisvdtdeIingtwaatbij ‘bijn’a
70 pCt.
yande Amerikaanse bevolkinglin,dTe .fdpklaèn,
$
5000 per jaar enhoger, valt Zouons’tatid dit voOrbeeld
volgen
–
en wanneer de huidige ontwikkelingzich vooËf-
zet, dan zal dit zekei het geval zin– dan kunnen wij ai-
nemen dat tegen het einde van deze eeuw. 70 pC o
tt van nze
bevolking in: de top van de paddestoel zal j.terechtekö-
men en zeker iiet, tneer zal behren tötde :z/akkègrôep,
voor welke de wetgever in de Woningwet financiele facili
-teiten heeft opgenomen. Of met andérevoorden,’opz’n
hoogst 30 pCt. van onze
men betreft nog in aanmerking komen voor een woningwet
woning. Daarmedé zal het probl
e
ett
a
n:de.
w
l
s
t
an
d
sgrei
j
s
:zich vanzelf hébben opgelost..
•: ‘.
::.
Wij zien dan70 pCt. vaii öns. volk. alsgêgâdfde
ror
een oning:naar eigen. keus en30.Ct. -Wij geyéd4ze
cijfers onder alle voorbehoud al geloven wij dat de orde
van .groottei wel juist is.– zal.gcgadigde zijn voot
een
efficiëntevolkswoning, die. aan strenge .mxiinum-normen
moet-voldoen dp straffe van ht nietvei’lenen van de be-
kende oy&rhidsfaôiliteiten. Door deze oritwikkelingkomt
de woningwtbouw’in een geheel ander licht te staan
‘krijgt hij weer de klaats, die hij door demaatschappelijke
evolutie gedurendè de laatstetientallen jaren heeft verloren.
Toen de Woningwet zestig jaar geleden tot stand kwam,
behoorde de arbeider -nog tot de klasse der armen, die
langi werkdagen maakte en door de lage lonen nauwelijks
-hethoofd bOven water kon houden, terwijl voor de kwade
dag in geenenkl opzicht was gézorgd. Het ”as waarluk
geen wdnder, dat in dié tijd bedroevnde woningtoestanden
zijn ontsfaan, iaarin de arbeider uit eigen kracht geen
eranderii kon brengen. Toèn bood de -Woninget
Uitkomst: Zij verleende bouwkapitaal fegen Idgi renteen
gemakkelijke
–
aflossingsvoorvaafdéri en- nog een reeks
andre’financiële tegemoetkomingen. Zo kreeg de arbeider
voorhëtlfd&geld een betere.woning:
‘
Thans liggende verhoudingngeheel anders. D
ai
b
e
id
er
‘an 1961 isgeen achtergeblevene meer; maaf een volwaardig
staatsburger, die precies als de academicus, de ambtenaar
ii
de barhbte, niet alleeh het kiesrecht bezit, maar’-ok
iijn -deeLontvangt- van de stijgende-‘eI,aâ-t. De normale
“arbeider behoort tôt
–
die grôtë midderig?oej5, ‘die wij op
-tweederde-van ons-volk hebben geschat Het is dan echter
een anachronisme, waimeer men verlangt, dat de
gehéle
arbeidersk1ase zal môgen profltei-n .vahde woningwet-
böuw,i’itarvoôrhet Rijk het voile kapitaal verstrekt zonder
de rentemargë, -die iedere-hypotheekbank nodig heeft .om
zijn diensten te kunnen verlenen, waarvoor de fiscus afziet
van de wettige registratierechten en de notarissen hun
bijstand gratis ioeten verlenen. Deze dingen zijn alleen
mâar zinvol, waniieer wij bevolkingsgroepen van geringe
-draagkracht moetenhiisesten; de.steun van deOverheid
‘bejipeveri om uit hun slechte-behuizingte worden verlost.
Dit alles nu za anders worden, wanneer wij de inkc-
.rneiisyetdeling krijgen, die wij boyèn hebben -g:schetst.
Dan gaat dej normal arbeidej-‘nahr de-topklasse die. naar
globale ‘schatting 70 pet. van ons volk- omVat en volledig
i.n,eigen -huisvesting kan voorzien. De steel van de padde-
stoel wordt dan gevormd door de minder betaalde arbeider,
de iiiet geheel aa
volwaardigen, de mtschappelijk chte
–
geblevhen: qnder deze.grocp zal dan de vqningvèjbouw
cen ruime taak vinden. l4ij zal dan icel meeâaii ziji dol
beantwooi den dan
Ooit
tevoren
Dit aUc wl té,nslotte ook vcei niet eggn dat e
woningbi,iv’erenigingen die in het verleden zulk zeger-
rijk
werk hebbeji gedaan nu beslistonderste, lagen
van de saiie]eving zullen mqçten worden teruggedrongen
Ook in de topklassç zullen
zij
cen taak kunnen vin.den
2-8-1961
•
745
–
S…
•’ –
.
agrariers
.TaI
Hoe sterk neemt, het aantal
1
•.
.
/
Naar aanleiding van verschillende berichten en beschou-
wingen zou men zich kunnen afvragen, of de agrariërs
bezig zijn te verdwijnen. Aande hand vanrecente statis-
tische gegevens,valt hierover het een en ander op te merken.
Wie zijn agrariër?
–
Tot de agrarische bevolkingsgroep zijn in onderstaand
overzicht gerekend alle personen behorend tot gezinnen,
waarvan het inkomen voor het grootste deel door in land-
of tuinbouwbedrjven ontplooide activiteiten wordt ver-
kregen. Met deze
omschrijving
beperkeft wij ons dus tot
de agrarische bevolking in engere zin.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek liet in zijn
Maandschrift over juni 1961 een aantal belangwekkende
gegevens over de agrarische béi
–
oepsbevolking het licht
zien, welke waard zijn om met andere betrekkelijk recente
cijfers te worden vergeleken. Enkele gegevens zijn welis-
waar met inbegrip van degenen, die in de bosbouw werk-
zaam zijn (1 pCt.), maar dit heeft geen invloed op de ver
–
houding, waarin de verschillende categorieën vöorkomen.
De agrarische gezinnen.
Bij de woningtelling van 1956
1)
was gebleken dat er
295.194 hoofden van huishoudens een agrarisch hoofd-
beroep hebben. Tot deze huishoudens behoren in totaal
1.393.648 personen. Dit betekent dus een gemiddeld aantal
van 4,7 personen per huishouden, wat belangrijk hoger is
dan het gemiddelde aantal van 3,9 voor de huishoudens
van de bevolking als geheel.
In de agrarische geziimen waren meer kinderen dan in
de andere gezinnen (gemiddeld 3,2 tegenover 2,6). Wij
willen er bovendien nog op wijzen, dat tot de bevolking
als geheel ook de huishoudens gerekend worden, welke
alleen enkele bejaarden omvatten. Hierdoor wordt het
algemeen gemiddelde gedrukt, maar het agrarisch gemid-
delde niet beïnvloed.
Van de tot deze huishoudens behorende mannen met
1)
Algemene Woningtelling 30 juni 1956.
een beroep had 85 pCt. een agrarisch hoöfdberoej 395.163
mannen) en 15 pCt. niet (68:360 manhen). ‘Bovendien
werkte 60 pCt van de tot deze huishoudens behorende
vrouwen met een beroep in een agrarisch bedrijf (63.732
vrouwen). Niet tot het eigenlijke gezin hèhoorden 18.060
mannen met een agrarisch hoofdberoep; men mag aan-
nemen dat dit vooral de ongetrouwde broers vai het be-
drjfshoofd of van diens vrouw; alsmede een aantal inwo-
nende knechten, waren.
Tot de huishoudens, waarvan het hoofd, geen agrarisch
hoofdberoep had, behoorden voorts nog bijna 22.000
(21.868) mannen met een agrarisch hoofdberoep.Deze
huishoudens zullen veelal wel tot de agrarische gerekend
kunnen worden, maar zij hebben nauwelijks invloed op
het geheel.
Indien wij de gezinsleden met een niet-agrarisch hoofd-
beroep buiten beschouwing laten, dan betekent dit alles
dus, dat in 1956 de agrarische bevolking rond 1,3 mln.
zielen omvatte.
Hoewel de agrarische gezinnen betrekkelijk gelijkmatig
over het land verspreid zijn, is op bijgaand kaartje duidelijk
te zien dat er verband bestaat tussen .een relatief groot
aantal agrarische gezinnen en het uitoefenen van arbeids-
intensieve bedrijfstakken, zoals tuinbouw. Gemiddeld le-
vener in ons land per 100 ha cultuurgrond ruim 12 agra’-
rische gezinnen
1) en 2).
Dit loopt voor de verschillende
streken uiteen tussen ongeveer 9 in enkele zuivere akker-
bouw- en zuivere veehouderijgebieden töt verscheidene
tientallen in bepaalde tuinbouwcentra. Waar zgn. ,,part-
time farming” van betekenis is, zoals in de mijnstreek en
in enkele industriegebieden, is deze dichtheid nog iets
kleiner dan 9.
Op wat voor bedrijven werken deze agrariërs?
Bij de landbouwtelling van mei
1959
is gebleken dat het
gemiddeld aantal mannen van 15 jaar en ouder per- huis-
houden over de bedrijfsgrootteklassen is verdeeld, zoals
2)’
Landbouwtellmg mei 1956.
(vervolg van blz. 745)
Niet ieder, die straks tot deze klasse behoort, zal een eigen
woning laten bouwen, -zoals men in Amerika als ideaal
ziet. Er zal altijd een grote vraag naar huurwoningen blijven.
De woningbouwverenigingen nu zouden een belangrijke
taak kunnen vinden door op ruime schaal huurwoningen
te bouwen voor die groep voor welke de prijzen op de vrije
markt aan de hoge kant zijn, omdat zij een vast inkomen
heeft, waarvan het bestedingspatroon met zorg moet
worden vastgesteld.
Dit wil zeggen, dat de woningbouwverenigingen voor
deze groep woningen zullen kunnen bouwen, waarbij zij
niet gebonden zullen zijn aan streng gehandhaafde maxi-
mum-normen en curveprjzen, doch een veel grotere
bewegingsvrijheid hebben om woningen te bouwen met
een voldoende flexibiliteit en behoorlijke marges. Ander-
zijds zullen zij dan echter geen aanspraak mogen maken op
financiële faciliteiten van de Overheid, doch precies als de
particulier hun gelden op devrije markt moeten verwerven
tegen de ‘geldende tarieven.
Terwijl dus de bouwkassen en soortgelijke lichamèn
medewerking verlenen voor het verkrjgen van eigen wo-
ningen, is ér zeker ook een taak voor organen, die hètinitia-
tief nemen voor de bouw van huurwoningen. Voor deigén-
lijke woningwetbouw
met
faciliteiten blijft dan de zôrg vôor
de minder begunstigde bevolkingsgroepen, die behoefte
hebben aan een woning van lage prjs.
Wij zijn ervan overtuigd, dat deze ontwikkeling, waarvan
wij geloven, dat zij zich zeker véér het einde van deze eeüw
zal voltrekken, in belangrijke mate zuiverend zal werken
en de financiële bepalingen van de Wdningwet meer dan
thans het geval is, aan hun- doelzal dden beantwoorden.
Het zal dan echter zaak
zijn,
dat wij ons tijdig hierop voor-
bereiden. . .
‘s-Gravenhage.
Prof. Dr. Ïr. H. G. VAN hEUSEKOM. –
746
-8-1961′
tabel 1 ‘aangeeft. Daar de meeste hoofden van huisloudens,
en ouder gering. Er zijn natuurlijk nog jongens die studeren
—
die. tevens agrarisch bedrijfshoofd zijn,. niet uitsluitend
en een enkeling onder degenen, die thuis zijn, werkt elders.
hun onderhoud in de landbouw vinden, is bovendien ook
Verder zijn er de ouderen, die niet meer meewerken.
aangegeven, hoeveel van alle mannen van 15 jaar en ouder
Waar relatief veel bedrijven groter dan 10 ha zijn, vinden
in hoofdzaak hun, onderhoud in de landbouw vinden.
meer gezinsleden hun onderhoud’ in’de landbouw dan in
Opvallend is dat er omstreeks 10 ha een grens schijnt – streken met veel kleinere bedrijven. Het aantal jongens
te bestaan. Daarboven is het niet in de landbouw inge-
en mannen in de gezinnen, die op de kleinste bedrijfjes
schakelde deel van de mannelijke gezinsleden van 15 jaar
wonen, is zoveel geringer dan in de gezinnen die de grotere
•
•
Agrarische
Gezinnen
1956
•
g OO
#,,.nne,,
–
. .
.
. . • . .
. . .
. .
.
j
•
.
‘1’–..
… . . .
.
•
•
-.
• ..
….
•
•
••
M-1961
•
747
‘)!-.’:
…:;
•
•..:_
.
..
.r
•
.
.
,
:
.
.
n,195tot
.’Mdnni. van J5jaaren:olider.behoren1.’tÖthüishiudens
3
1
Dii:op zichzelf. merkwaardige verschil is waarschijiilijk
van in mei J959″ in de landbouw gte1de bedr,jfshoofden.
geheel terug te voeren op het onderscheid tussen beide
.
.
,
Totaal
•
Gemiddeld aantal
.
soortcn waarnemingen Een en ander behoeft immers niet
.
,
:
‘
•
::
–
..
;
iiiiiital dat
••
•
•
,er huishbuden.
•
:i
met elkaar in tegenspraak te zijn a1smen er rekening mee:
.
1
‘
•,
‘
:’
;b
i
;
.
.
A
:,
‘oofa
houdt: dat verscheidene personen, slechts een deel van hun
‘
houd vindt
totaal onderhoud Uit tijd in ht agrarische bedrijf besteden
Als hoofdberoep
.
iii
bu
:
deland
ajid:re
wordt uiteraard opgegeven wat mi op het moment van
•
.
telllnghé(béiangrjkste acht.:Vooral de argid geleverd
bedrijven minder dan! ha
. . .
34.099
1,5
0,5
1,0
.
dor degenen, die.minder dn de heift van d
tijd in de
l –
minder dan
5 ha
……
5
–
minder dan 10 ha
ç-.
82.952
•
88.258
1,6
1,7
1,0
1,4
‘
..
0
1
6
.
.
..
.
landbouw werken, blijkt.zeer sterk afgenomen, terwijl door
le
–
minder dan 20 ha
91.800
.
28.651
.
19
1,9
1,7
1,8
0,2
,
0,1
..
het steeds belangrijker worden van de factor arbeid de
20
–
minder dan 30 ha
…….
50 ha
……
g
,
rnind
,
rdan
i{
:
:•
opgaven vermoedlijk telkens nauwkeuriger zijn geworden;.
. .
1.
.
.
,..
.
.
.,
:1
—
… Het ligt voor de hand,
1
dat deze personen in 1956 een
N
e
d
er
l
an
d
‘
S
,
065
niet-agrarisch hoofdberoep opgaven en dat hun agrarische
‘
1′ 1
0′
–
.:
•
•
.
.
S
S
.
S
•
•
arbeid toen wel bij de landbouwtelling werd meegerekend.
BrQn:
Landbowteliing mei 1959.
•
•
.
.
.
:
‘
.
Hierdoor’is deze schijnbare tegenstellingsoor een belang-t
S
:
•
.
rijk deel verklaard. Een onderzoek naar mogelijke andere
bedtijven hebben, omdat veel rustende boeren zelf nog
.
oorzâken
zou
in dit verband te ver voeren. Het voor-
zolang mogelijk een bedrijf(je) blijven exploiteren.
• . .
naamstè is wel dat deze tegensteffing, althans voor een
Dat er bij de landböqwteilin’g van
1959
zoveel minder.
“..belangrijk
deel, schijnbaar. blijkt te zijn.
agrariërs geteld wérden dan bij de wonintelling van
1956,
.
‘.
.
vindt zijn oorzaak daarin dat heel wat hoofden Van huis
M
Nog steeds is er ook absoluut een daling
houdens een agrarisch hoofdberoep hebben, maar zelf niet
Volgens het maandelijkse steekproefonderzoek naar de
een agrarisch bedrijf(je) exploiteren Dit bctreft dus land
arbeidskrtchten
6)
heeft er tussen 1958 en 1959 een belang
–
en tuirib&iwarb.eiders, die ‘niet voor eigen rekening zoïéel
rijke ‘daling plaatsgevonden van het aantal personen, dat
grondekploitéren;of. veehouden,
‘dat,:hun..
bedrijfjé voor
op
de .bedrjven
erkaam.was: Van 1959.
op
1960 werd
de lanclbou.wtelling
in
aanmerkmg jan wQrden gebracht
3)
deze
in
wat verminderde mate voortgezet, terwijl de laatst
S
.,.
bekende gegevens doen
dat.deze, daling
.yeronderstellen
Het agrarisch aandeel
in
de
totale beroepsbevolking daalt
nog steeds doorgaat De daling heeft zich
in
hoofdzaak
Het percentage van. de beolking,dat,eén agrarisch
beperktot gezjsIeden en kwam’de .laatste,jaren in veel
beroep’heeft, blijkt steeds te dalen
Dit
is
vooral bij, de
mindere mate
voor
bij de vreemde arbeidskrachten Dit
vrouwen het geval
Na,
1956
is
deze daling belangrijk
wordt geillustreerd door de grafiek, welke betrekking heeft
minder sterk dan
.
tussen 1947. en
1956
,.Vân de,totalë
op
:
.
alle,
ih,
het bedrijf.werkzame ‘personen met inbegrip
mannelijke. resp. vrouwëlijke en totale beroepsbevolking
van de vrouwen. ‘Dvrouwen bleken tot nu toe sneller in
vonn de volgende, percentages
.hun,levensonderhoud
de
aantal af te nemen dan de, mannen.
.
.;.’
i
in
5
de land-, tuin- en bosbouw:.’
i..’
.
‘
ji.i
S
.
.
-.
.•
.
.
‘
.5
,,s’;•
“t
“‘
‘s.:’
Vi
“‘,,$’
.
•De leeftijd van
deagrariers.
TABEL2
•.
‘:
‘
.’
.
.’
.,
..
.,Uit.de Proefteil
g van,oktober 1959,zijn ook enkele
S
M.
v
t
gegevens verkregen over de leeftijdsverdeling’ In vergelij
king met de volks en beroepstellig van 1947
is
men tot
1959
13 2
6
4
ii
de volgende tabel gekomen
4)
Bron
C.
B
S
TABEL
•
‘
L;..’•
.’
S
.
Leeftjds.verdelingvah;demaneljk agrarische
Bij beschouwing van deze cijfers moet men, er rekening
‘
..
“broepsbevolking
mee houden, dat een eeiiw geleden
ht
agrarisc
in de beroepsbevolking,nog ongeveer 40.pCt was
Op
‘
Lee tij s
g
roep
.
In procenten van het In procenten van de
.
grond van berekenrngen van de Rijksdienst voor ,het
.
•.
__
.
_,..
Otaa aan a agrarisc e
beroepspersonen
,
hei
leefti’ds
oe
Nationale Plan mag men verwachten.dat het .over.20
.
‘SS
•
‘1947
”
.
‘1959
‘.i947’-.
‘
1959
C
nietmeerdan6â7pt.zalzijn.’..
.
,
.
_
..
Tussen 1947 en 1959
is
‘ér cen lahgzamer wordende
.
:’tlO,2,
.’.
,
.22,5.
–
11
2,4
daling van het aantal personen met een agrarisch hoofd
7,9
8
beroep. Dit schijnt in tegenstellin’g te zijn’met.düitland-.
50-64
‘jon
g
er dan 21’jr.’………;i6,O.
‘
46
…
. …………………..
47,5
25,4
167
21,8
12,0
14,8
–
.
bouwtellingen gebleken versnelde
.
daling van de bestede
jr…………….2i
3
O
65 jr. en ouder
….
……8,9
_
….
8,5.
,
43,5
……
34,2.
arbeid uitgedrukt in arbeidsjaâreenheden. In 1950 en
195
100,0
.
S
–
bleken er in ons land ruim
2i
arbeidsjaareenheden per
100
ha cultuurgrond aangewend te’ worde.’Iii’ 1956
,’as’
‘
:,
1ron:Ç.B.S.
..
‘:
‘
…
.
.
-.-
.
•’
•
:
:….’.
*
S
‘
•
.
Tijdens de tweede wereldoorlog was het aantrekkelijk
3)
Onlangs bleek dat nog steed -naen’oég alle gezinnen.van
agrrisch”bèröep
ob
«te geven, welke voorkeur
agrarische arbeiders over een flinke, rnôestuin en, over wat
.,
gçheeLverdwenen was. Hierdoor
.mogeljkin-,1947-nogniet
kippen kon
en of ander
esckLandouw
was er misschien een onevenredig groot aantal jeugdige
boqw, mei
1961,
blz.
81
en
82).
Oigdveer
l’5’â;20 pCt. heeft
nog
.&-
agrariers:
.’
.:
..
.
een’ bedrijfje van zodanige omvang dat 1ef.bij de landbouw-
telling moet wörden geteld.
t:
S
–
‘
9″Maandstatistiek van de Landbouw, juni
1961,
blz.
.95.
)
Maandschrift van het
C B S
uni r61, bj
541 546
çn
}
Mandstatistiek van
de
Landbouw februari
1961, blz 26
enkele speciaal vetstrekto gegevens.,
‘
.,
en
Jun V 1961 bl93
–
2-8i961
Index van h -aanalinda landbou wQrkzème personQn (rnel 1958
loo
120 ‘•’-
-..:
–
i
.
)
‘1
110
i:
80
70,
•
szins!dr
– — vreemde arbedskrachLv
– oaaI arbQidskrchtQn
1- -,
‘t’
.
III,,,,
•,,I,IIl.•hl,pptl.
…..
……
J
F
ma
mi
j
a
50fl
cij
F
‘na
‘nj
jas
on
ci
Ç
‘na
mj
.j
as
ori
ci
j
ç
ma
1958
,
1959 1960
1961
Bron:
C BS
Zagen vij zoëvèh dat het aandeel van de gehele agra-
leden van bedrjfshoofden onderhoud in de landbouw.
rische bevolking in dezelfde periode met ongeveer een
Zowel relatief als absoluut is het aantal in de land-
derde terugliep, hier zien wij dat dit voor de lceftijds-
bouw werkzamen na de laatste wereldoorlog gedaald,
groepen boven 20 jaar minder sterk blijkt te zijn en dat
vooral v66r 1956.
de afname vooral betrekking heeft op de jongeren.
Deze daling zette zich tot nu tôe steeds voort.
–
Zij -heeft de laatste jaren
voornamelijk betrekking
Hoeveel zijn er nu nog overgebleven?
op gezinsleden van agrarische bedrijfshoofden, vooral op
Bij de hierboven weergegeven verkenning van omvang de vrouwen en op de jongens onder de 21 jaar.
en samenstelling van de agrarische bevolking zijn de vol-
gende feiten naar voren gekomen:
–
–
Uit een en ander kan de niet onbelangrijke gevolgtrekking
In 1956 waren er ongeveer 300.000 agrarische gezin-
worden gemaakt, dat in de sedert 1956 verlopen vijf jaar
nen, waartoe
bijna
1,4 mln, personen behoorden,
het aantal eigenlijke agrariërs nauwelijks verminderde
Hièrvan hadden ongeveer 400.000 mannen en bijna
ondanks het feit dat de omvang van de landarbeid niet
65.000 vrouen een agrarisch hoofdberöep.
onaanzienlijk kleiner werd. De gepresteerde arbeid ver-
Dè agrarische gezinnen waren gemiddeld groter dan
minderde voornamelijk doordat degenen, die slechts een
de niet agrarische gezinnen.
deel van hun tijd in de landbouw werkten, thans geen
Er vonden ongeveer 100.000 personen uit agrarische
hand- en spandiensten meer verrichten en doordat de
gezinnen emplooi in niet-agrarische beroepen. ouderen eerder van hun rust zijn gaan genieten (A.O.W.).
Het voor de hand liggende verband tussen het aantal
Het is te verwachten dat in de toekomst deze daling
gezinnen en de arbeidsintensiteit van de uitgeoefende land-
nog zal doorgaan en mogelijk wel weer wat sneller zal
of tuinbouw bleek duidelijk waârneembaar. worden. Op het ogenblik omvat de agrarische bevolkings-
Bjjna alle mannelijke gezinsleden van 15 jaar en
groep
–
als wij de gezinsleden met een niet-agrarisch
ouder, die op bedrijven van 10 ha en groter wonen, vinden
beroep buiten beschouwing laten
–
echter nog vrij zeker
in hoofdzaak hun onderhoud in de landbouw.
1/
4
mln, zielen, hetgeen aanzienlijk meer is dan men
Van die op kleinere bedrijven wonen vindt niet meer
oppervlakkig zou denken.
–
dan de helft der 15 jaar en oudere mannelijke gezins-
Wassenaar.
Ir. G. A. VAN HOUTEN.
–
(i.M-)
–
–
t
– –
–
Kabels met papier- en met plasticisolatie voor hoogspanning, laagspanning
en telecommunicatie. Kabelgarnituren, koperdraad en koperkabel, staaidraad en bandstaal
N.V. NEDERLANDSCHE KABELFABRIEKEN •-DELFT
2-8-1961.
749
1.
Nieuwe vervoerswetgeving in. West-Duitslaûd
In de Duitse Bondsrepubliek is op 1 juni jl. een nieuwe
wet op het vervoer van personen over de weg in werking
getreden. Deze wet vervangt een wet van 1934, die op enkele
belangrijke punten was uitgehold door rechtelijke uit-
spraken en door de staatsrechtelijke wijzigingen die na
1945 hebben plaats gevonden. De nieuwe wet vertoont
enige interessante aspecten, waarop hieronder in het kort
wordt ingegaan.
De wet onderwerpt het tegen vergoeding of als bedrijf
uitgeoefend vervoer van personen met trams, trolley-
bussen en motorrijtuigen aan de verplichting tot het
hebben van een door of namens de ,,Landesregietungen”
te verlenen vergunning. Voor zover deze verplichting
betrekking heeft op het vervoer me,t motorrijtuigen, geldt
zij zowel voor geregeld vervoer (lijndiensten) als voor
ongeregeld.
Onder lijndiensten wordt verstaan een tussen bepaalde
punten bestaande geregelde verbinding, waarbij reizigers
op bepaalde haltes kunnen in- en uitstappen. Als bijzondere
vorm van lijndiensten wordt beschouwd het vervoer van
beperkte groepen, behorend tot enkele in de wet ori-
– schreven categorieën (in Nederland: groepsvervoer),, als-
mede het ,,Ferienziel-Reiseverkehr” (het vakantie-pendel-
vervoer, niet te verwarren met het pendelvervoer van ar-,
beiders),—waarover hieronder meer.
Onder ongeregeld vervoer verstaat de wet het vervoer,
dat geen lijndiènst is. Dit is ingedeeld in vervoer met
taxi’s (met aanbod aan de openbare weg), ,,Ausflugs-
fahrten” (door de ondernemer, volgens een vn te voren
opgesteld plan, aangeboden ritten met een voor alle deel-
nemers gelijk toeristisch doel), vervoer met huuibussen
(per geval door een bijéénhorende groep personen, ge-
huurd voor en rit, waarvan de huurders het doel bepalen)
en vervoer’ met huurauto’s (waarvoor hetzelfde geldt met
de beperking, dat geen aanbod van de auto aan de bpen
bare weg mag plaatsvinden noch op andere wijze taxi-
vervoer mag worden nagebootst).,
Als
algemene eisen
voor vergunningverlening stelt de
wet, dat garanties moeten bestaan voor de veiligheid. ‘en
continuïteit van de exploitatie en dat er geen aanwijzingen
zUn voor onvoldoende kredietwaardigheid van de aan-
vrager. Ten aanzien van de vergunningverleniig wordt
noch in het geregeld noch in het ongéregeld vervoer enig
onders*heid gemaakt tussen ondernemingen, waarin direct
of indirect door de Overheid wordt deelgenomen (Bundes-
bahn, Bundespost, vele lokale vervoerders, verenigd in
het Verband Öffentlicher Verkehrsbetriebe, de zgn. V.Ö.V.-
Betriebe), en particuliere ondernemingen (busonderneiners,
Privatbahnen), terwijl het alle spoorwegondernemingen
Vrij staat deel te nemen aan het wegvervoer, uiteraard
binnen het. kader der vergünningv’eriningsvoorwaarden.
Een der kernpunten der wet betreft de regeling voor
de ‘ergunningverlening in de gevallen van samenloop van
belangen van verschillende ondernemers bij een
lijndienst
:
n
één en dezelfde relatie, waarbij de wet het oog heeft
zowel op het spoorwegvervoer als op het wegvervoei (in
al zijn geledingen: tram, trolleybus en autobus). Dé wèt-
telijke regeling houdt in, dat de vergunniig geweigerd
• moet worden, indien de aangevraagde dienst de openbare
vervoèrsbelangen zou schaden. De wet pieciseert dâii, dat
de vergunninj geweigérd möet worden als dè be’stâandê..
vervoermiddelen reeds voorzien in de aangèvraagde dienst
of als de aangevraagde dienst, zonder wezenlijke verbe-
tering, vervoer zou gaan bewerkstelligén waarin reeds
wordt voorzien door de bestaande spoorweg- of weg-
vervoeidiensten. Ook moet devergunning woden gewei-
gerd, als de ondernemers van de bestaande spoorweg- of,
wegvervoersdiensten zich bereid verklaren de aangevraagde’
dienst binnen een bepaalde termijn zelf te gaan exploi-
teren.
Indien het in dit laatste geval gaat om aanvragen voor,
autobusdiensten evenwijdig aan railverbindingen, waarbij
in hoofdzaak dezelfde relaties bediend zouden worden’
(,,Schienenparallelverkehr”) en voor autobusdiensten even-.
wijdig aan railverbindingen, waarop het reizigersvervoer
wordt gestaakt (,,Schienenersatzverkehr”), heeft de onder-
nemer van de railverbinding met uitsluiting van de onder-
nemers van andere reeds bestaande diensten een voort
keursrecht op de exploitatie van de nieuwe autobusdienst.
Dit voorkeursrecht geldt echter niet voor ,,Orts- oder
Nachbarortslinienverkehr”, waaronder verstaan wordt lo-
kaal vervoer en interlokaal korte-afstandsvervoer tussen
plaatsen die uit economisch en vervoersoogpunt zo nauw
met elkaar verbonden zijn, dât dit vervoer in tariefopbouw
en intensiteit met 16kaal vervoer te vérgelijken i; iii dit
laatste geval s’taan dus ta.v. de vergunningverlening alle
pnrtijen op voet van gelijkheid en wordt de aanvraag dus
getdetst aan de openbare vervoersbelangen in de bven-
genoemde zin. • – • –
De, tarieven van lijndiensten behoeven in het.algemeen
de goedkeuring van de vergunningverlenende autoriteit;
de tarieven van lijndiensten van Bundesbahn en Bundes-
post worden echter doof de betrokken Bondsministers
goedgekeurd.
Op het punt van het
‘ongeregeld
Vervoer is in de nieuwe
wet een door het Bundesverfassungsgéricht in een arrest
van 8 juni 1960 neergelegd beginsel overgenomen. In dit
arrest werd dë grôndwettigheid van een aantal vergunnings-
voorschriften getoetst aan § 12 van de Grondwet, waar
het recht op vrije beroepsuitoefening is vas’tgelegd. Het
arrest stelde vast,, dat een toetsing aan de openbare ver
–
oersbelangen en,een objectieve ,,Beçlürfnisprüfung” voor
huurauto’s en huurbussen ongrdndwettig zijn; voorts maak-
te het uit dat voor taxi’s slechts een beperkte’tôetsing in
overeenstemming met de grondv’et is (namelijk in zoverre
daardoor kan worden voorkomen, dat een zodanige over-,
capaciteit ontstaat, daf een ruïn’euze en het voortbestaan
der bedijfstâk bedreigende concurrentie het gevolg is).
Het arrest stelde tenslotte, dat deze beginselen niet zonder
meer gelden voor ,,Ausflugswagen”. –
In de nieuwe wet vindt men een getrouwe weergave
– van dezé uitspraak:’ bij de yergunningverlening vindt-geeli
objectieve toetsing aan
,
openbar’e veryoer’sbelangen of aan
behoefte plaats, behalve voor taxi’s (ter voorkoming, van
bedreiging van het bestaan van het plaatselijke taxibedrijf);
wel iser een subjectieve beoordeling (namelijk of de aan-
vrager voldoet aan de reéds genoemde algemene eisen
bétreffende de veiligheid côntinuïteit en kredietwaardig-
heid). Ook voor de ,,Ausflugsfahrten” heeft de wetgev’er
geen objectieve toelatirgsrege1s vastgesteld maar heeft hij
bepaald dat deze diensten niet zo geexploiteerd mogen
-:
…
…..
dëïi, dat;.aâh de jer6geldd
drw- ii .e’r’èrs
7
50
gj’
diensten in aanmerkelijke mate reizigers w6rden onttrok
ken. –
TarieS’ën voor’ongeregeld vervoer kunnen door de Bonds-
of ]andsregéririgé’n worden voorgeschreven
;
Bu ndesbahn
en Bundespost bepalen zelf hun tarieven.
eji”ôllédge beoordeling van de iiieuw Duitse we
is bijzônder moeilijk onidat bij dit soort regelingen zeer
veel afhangt van de vvijze waarop de wet door de ver-
gunningverlenende autoliteiten wordt gehanteerd en van
de mate van overeenstemming tussen de belanghebbende
partijeli. Daarom zij hier volstaan met het plaatsen van
“enkele kanttekeningen.
Het feit, dat tussen
overheids- en particuliere bedrijven
geen verschil wordt gemakt betekent, ‘dat (voor zover
de ,,spelregels” het toelaten) alle vervbersbedrijven aan het
wegiervoer kunnen deelnemen en zulks op grond van
een wetsbepaling) op de door hen gewenste
wijze.
Voor de
railbedrijven betekent dat: exploitatie door hen zelf of
door bestaande wegvervoersondernemers waarmee explo i-
tatiecontracten worden gesloten. (In hoeverre tevens door
het railbedrijf financieel kan worden deelgenomen in de
exploiterende onderneming is een vi aag die ‘buiten deze
wetgeving staat). In de praktijk ]ig’en de scherpste tegen-
stellingen niet. zozeer tussen particuliere en overheids-
bedrijven dan wçl tussen de spoorwegbedrijven (overheids-
en’paticuliere) en de V.Ö.V.-bedrijven, die vaak concur-
rerende belangen hebben. De indruk bestaat, dat daarbij
de particuliere autobusondernemers de neiging hebben zich
aan de kant der spoorwegen te stellen, zulks omdat zij
goede mogelijkheden zien in exploitatiecontracten, vooral
met de Bu’ndesbahn, krachtens welke zij de DB-busdiensten
zouden exploiteren. Reeds thans heeft de DB ca. 1.100
bussen van particuliëren ingeschakeld voor haar eigen
autobuslijndiensten (d.w.z. ongeveerde helft van het totale
voor DB-autobusljndiensten in gebruik zijnde aantal bus-
sen). De Directie der Bundesbahn heeft verklaard deze
praktijk’ te zullen voortzetten.
De wëtgeving in Nederland vertoont in dit opzicht veel
overeenkomst met die in Duitsland. Op het punt van de
verhouding tussen overheids- en particulier bedrijf zeggen
de Richtlijnen ek art. 10 van de Wet Autovervoer Personen
(WAP), dat particuliere ondernemingen, ôverheidsonder-
nemingen en dochterondernemingen der Nederlandse
Spoorwegen geheel op één lijn staan. Toch is de praktijk
in Nederland anders geweest dan in Duitsland gebeurd
is resp. te verwaéhtën is. De directe déeinemingder Neder-
landse Spoorwegen aan het wegvervoer is tot een enkel
geval beperkt; de overige bemoeiingen van de NS met
het wegvervoèr geschieden via financiële deelneming in
wegvervoersondernemingen, die (op grond van het streek-
vervoersbeginsel
1))
behalve diensten die parallel aan de
spoorweg lopen vele andere diensten exploiteren..
De regeling in de nieuwe Duitse wet van de vergunning-
verlening voor de
ljjndiensten,
hoewel niet op dezelfde
gedachté steunend als de regeling in Nederland, vertoont
daarmee toch een zekere overeenkomst: ten aanzien van
hét toelaten van lijndiensten parallel aan’reeds bestaande
1)
Zoals men weet steunt dit beginsel op de gedachte, dat de
vergunningen voor autobusdiensten grotendeels verleend worden aan bedrijven, die binnen een uit vervoersoogpunt samenhangend
gebied (streekvervoersgebied) opereren en daar ten aanzien van
de ljndienten een bijna monopolistische positie hebben en ten
aanzien van het groepsvervoer zekere voorkeursrechten.
(advertentie)
diensten moet in beide landen tegen doublures worden
gewaakt. Bij het aanvaarden van een doublure is de Duitse
wet echter een andeie kant opgegaan dan de Nederlandse
en geeft zij een voorkeur aan de bestaande ondernemers,
in het
bijzonder
aan de railvervoerondernemer, die in dat
geval uiteraard de beste garanties geeft, dat de nieuw
te exploiteren dienst geen schade toebrengt aan de be-
staande raildienst. In Nederland is dezôT zelfde gedaéhte
slechts éénmaal toegepast, nI. op de lijn ‘Amsterdam-
‘s-Gravenhage, maar overigens
–
is door dè vergunning-
verienende autoriteiten steeds gestreefd naaj een taak-
verdeling tussen spoor- en wegvervoer (tussenvers,oer
tegenover eindpu ntenvervoer).
Nog duidelijker verschil treedt aan de dag bij het ,,Schie-
nenersatzverkehr”. De mogelijkheid van omzetting van
deficitair iailvervoer op bepaalde lijnen in winstgevënd
wegvervoer is voor de sporwegbedrïjvn een zeer dan-
trekk”elijk punt in de Duitse wet en stemt overeen met het
advies, in .1960 uitgebracht door de Commissie-Brand
2).
Voor V.Ö.V.-bedrijven liggen de gunstigste kansen in
de bepaling, dat het voorkeursrecht van de raildienste,n
te’niet ‘gaat bij ,,Orts- ‘und Nachbarortslinienverkehr”, dat
het speciale werkterrein.is
van de V.Ö.V.-bedrijven. Een
bijzondere factor bij de vergunningverlening in die’gevallen
is het verschil tussen de tarieven: de V.Ö.V.-taiieven ligen
in het interlokale korte-afstandsvervoer als regel lager dan,
bijv. die der Bundesbahn. Het is niet uitgesloten, dat de
vergurmingverlhende autoriteiten der Lander (wie de
regionale V.O;V.-bedrijven meestal nader staan dan. de
Bundesbahn), bij: het afwegen der belangen aan deze laere
tarieven veel aarde hechten.
‘Het
ongeregeld
vervoer is t.a.v. de capaciteit in Duits-
land aanmerkelijk liberaler geregeld dan bij ons; de•.be-
oordeling van dp ondernemer is daar echter strenger dan
in Nedërland, waar geen eisen van kredietwaardigheid en
vakbekwaamheid worden gesteld aan personenvervoerdérs
over de weg: Overigens woidt ook in Nederland de caâci-
teitsbeheersing’ zeer soepel toegepast.
Een frappant verschil tussen beide regelingen betreft het
vakantie-pendelvervoer, dat in Duitsland in de wet . als
lijndienstvervoer wordt aangemerkt. In de Nederlandse
wetgeving vormt dit vervoer geen aparte categorie, maar
door de Nederlandse Regering wordt het beschouwd als
ongeregeld vervoer hoewel de definities van de W.A.P.
voor deze opvatting m.i. weinig steun bieden. Internatio-
naal is namelijk overeengekomen als pendélvervoer té be-
2)
Zie: ,,De Duitse vervoerpolitiek op nieuwe wegen” door
Drs. F. J. Brouwer in ,,E.-S.B.” van 12 oktober 1960, blz. 982.
28-1961
‘
‘
751′
schouwen: vervqer van en naar vakantieplaatsen volgens
een vaste dienstregeling, waarbij op de besteriimingsp1aats
iedere aankomende groep een vroeger aangekomen groep
aflost. Deze laatste groep reist dus terug met de bus waar
–
mee de eerste groep is aangekomen; uiteraard worden bij
zo’n serie pendelritten de eerste terugreis en de laatste
heenreis leeg uitgevoerd. De’voorwaarden, die de: WAP
stelt aan toerwagen- en ongéregeld vervoer, houden echter
in M de aanwezigheid van- toeristische evenementen onder-
weg
6f
de afwezigheid van een dienstregeling.
De kwestie van de indeling is niet zonder-belang, omdat
het steeds toenemende pendelvervoer vaak meer overeen-
komst vertoont met het lijndienstvervoer dan met het on-
geregelde vervoer (omdat het veelal volstaat met het aan-
en âfvoeren van reizigers, teiwijl bij de algemene vormen
van ongeregeld vervoer: de toerwagenritten, de gesloten
rondritten e.d. de reizigers juist van begin tot eind van
de reis volledig verzorgd worden) en dus veelal in dezelfde
– – markt opereert als het lijndienstvervoer.
Dat
de Duitse
wet.het daarbij dan ‘ook indeelt lijkt logisch; dat speciale
vootschriften voorzien in een soepeler vergunningverlening
dan in het algemeen voor lijndiensten is voorgeschreven,
doet daaraan niet veel af.
Tot slot zij opgemerkt; dat de. hieuwe Duitse wet minder
éénheid van conceptie vertoont dande regeling, zoals die
in. Nederland in WAP en Richtlijnen is neergelegd. Men
krijgtsterk de indrukdat van vele zijden om het hardst is ge-
trokken. De sporen van de bemoeiingen van Bundesbahn,
V.Ö.V., Kamers van Koophandel en van het Brand-
Gutachten zijn alom terug te vinden. Afgewacht zal nu
moeten worden of dit samenstel van regels in de praktijk
zo gehanteerd zal worden, dat een gezonde taakverdeling
tussen de vervoerders wordt Tbevorderd met inachtneming
van de uiteenlopende beh6eften aan vervoer, welke het
reizigersvervoer kent –
Maarn.
–
Mr. J. P. VAN RIJ.
Voor vacerende functies
en beschikbare krachten
op hoog niveau zijn de –
advertentiekolommen van
,,Economisch-Statistische
Berichten” het aangewezen
medium:
suuiwIIIIIiii.T
–
–
t
.
le) Omdat Uw annonce onder
de aandacht lont van stafper-
sneel in de grote bedrijven.
2e) Omdat Uw annonce wordt
– gelezen door diegenen, die de
zakelijk belaigrijke beslissingen
nemen, of daarbij van grote
invloed zijn. • –
t
…
–
t
controfler.
Voor ons Rotterdamse warenhuis zoeken wij
een functionaris, die, rechtstreeks onder de
directeur, leiding kan geven aan de admini-
stratieve afdelingen (ruim 150 employés)
en als zodanig zijn bijdrage kan leveren
in het bedrijfseconomisch beheer.
Vereisten:
Opleiding:
Gedacht wordt aan een voltooide
of vergevorderde accountantsopleiding
of een doctoraal examen economie.
Candidaten met b.v. M.Q. Boekhouden
en een ruime ervaring komen eveneens
in aanmerking.
E
rvar
i
ng:
Een aantal jaren in een leiding-
gevende functie.
Leeftijd: 30-45 jaar.
Gegadigden wordt verzocht eigenhandig
gschreven sollicitaties met een uitvoerige
• beschrijvingvande loopbaan en voorzien
van een recente pasfoto, te richten aan de
Centrale Personeelafdeling te Amsterdam.
de,Bijenkorf.-:.
Rotterdam . .
– -•.•
–
752:
2-8-1961
Over. déequivâiè-ntie :van tijd end.
• Van alle economische equivalenties’ is die van tijd en
gdd wellicht de bekèndste, maar ‘evens een van de moei-
lijkste om in een algemene formule te ‘vatten. De over-
simplificatie: tijd is geld, kan men ietswetenschappelijker
formuleren als.:. winst. is- een functie van, het tijdsverloop
(W
=
–
f
(L t)). Als basis van een
–
en ander- zou men kuniien
aanmerken het feit dat kapitaalyorming of, fundamenteler,
produktie een veranderingsproces is. En aangezien iets
in het nii identiek is, met zichzelf, kan het slechts in-een
andere. tijd, dus na het verstrijken van tijd, iets-anders
zijn: het -nieuwe zelf dat voor de mens
–
grotet waarde heeft.
Het populaire gezegde: tijd is geld, veronderstelt een voort-
durend mogelijke welvaartschepping door de mens – en
suggereert een rechtevenredigheid tussen (subjectieve)
winstaccumulatie en de grootte van het tij dsinterval waarin
deze accumulatie plaatsvindt. –
– Bezien wij de. zaak van de economische kant en niet
taajkundig,’ dan
blijkt,
zij – veel gedifferentieerder. Zo ziet
de eigenaar van een bos, door
de groei van de bomen, zijn
bezit, toenemen- (in de tijd
uiteraard) zonder primaire ac-
‘-tivitëit’ zijnerzijds. -Dëze toe-
neming is niet rechtevenredig
aan de verstreken jaren maar,
bij ongehinderde groei, ver
–
sneld:f(tt) = VxaAt.V,
waarinV het aanvangsvermo-
gen voorstelt en a de groei-
factor voor de eenheid van
– tij dsverloop. Wij, kennen dat
uit alle vermenigvuldigings-
processen in de natuur (een
paar konijnen kan in vijf jaar
tijd een miljoen nakomelingen
hebben).
Naast de groeiproduktie in
bovenstaande -zin zijn, er
de gelijkmatige produktie-‘
processen doordat zij _bijv.
gekoppeld zijn aan de fysieke
prestatie van een arbeider
die stukwerk verricht of de
gestandaardiseerde prestatie
,/an de mati die loon of sala-
ris ontvangt evenredig aan het
tijdsverloop, omdat zijn pro-
duktie als evenredig aan het
tijdsverloop wordt be-
schouwd. Onpersoonlijke
voorbeelden zijn de lopende
band inde automobielfabriek
en vele andere gelijkmatige
produktiestromen. Deze zijn
in Jiandel en –
–
industrie regel
en aan die regel ontleent ver-
moedelijk het spraakgebruik
bovengenoemde implicaties.
Pas na de tweede wereld-
oorlog int de
–
exonentile
28l96l
•
–,
.).__
industriële welvaartstoeiierning’.bij Veen .brede kring van
economen en bij de- beleggers – die ,;groei”-fondsen ,,open
in de belangstelling-Men heeft ontdekt-dat-ondernemingen
door het opvoeren van de produktiviteiten door, het her:
investeren van de ‘winst een exponentiële vermogens-
toename kunnen bereiken, die men-grafisch als rechte lijn
op,- eenzijdig logaritmisch papier kan voorstellen, zoals bij
de aangroei van kapitalen op samengestelde ,interest. De
wenselijkheid van winstmaximalisatie is daarmee,, in een
nieuw licht gekomen, want de groeifactor is de verhouding
netto winst + vermogen
-.
–
. Is in een land de groeifactor
vermogen
-.
–
– – –
van de totale economie groter dan die van de. be
1
volking,
dan neemt de welvaart per hoofd van de bevolking toe.
Eerstgenoemd groeitempo – te versnellen is tegenwoordig
de voornaamste economische zorg van de regeringen der
geïndustrialiseerde landen.
Zoals de lezer weet, was de overtuiging dat de menselijke
Nadere informaties worden na schrifte- -.
lijk, contact gaarne verstrekt.
Sollicitaties aan:
Amsterdamsche Bank,
Afdeling Personeelzaken,
Herengracht 595, Amsterdam
753:
AMSTERDAMSCHE ‘BANk•
vraagt
ENKELE
–
JONGE
– -: ACADEMICI – – –
ter opleicflng ioo’r een tunctie op dé Hoofdbank.
Na opleiding bestaat o.a. de gIegenheid tot specialisatie in
de volgende richtingen:.,
• effecténanalyse, beleggingsvoorlichting
• – organisatie- en administratieve automatisering
geschiktheid goede carrière-mogelijkheden.
voortplantingsdrift wel voor een expônentiële bevoildngs-
toename borg stond, maar dat daarentegen de bestaans-
middelen slechts als de termen van een rekenkundige reeks
zouden toenemen, de basis van de sombere theorie, die
de Engelse econoom Maithus in 1798 formuleerde en die
tot aan de uitvinding van de atoomsplitsing en -fusie en
die van de transistor het macro-economische denken sterk
heeft beïnvloed. Een exponentiële toeneming (bijv. 2
1
, 2, 2,
24 enz.) werd toen nog als aan levende wezens voorbehouden
beschouwd. De exponentiële toeneming van een kapitaal
op samengestelde interest uitgezet,ierd dan ook-gemo-
tiveerd met het feit dat voor dat kapitaal bijv. schapen ge-
kocht hadden kunnen worden, waarmee een equivalentie
werd aangetoond tussen dotd en levend kapitaaL Het dode
t
–
kapitaal moest met het levende concurréren. Nu echter
de technologie en met name de elektronica, groeifactoren
voor levenloos kapitaal mogelijk maakt die veel groter
zijn dan die van de menselijke voortplanting en die vrijwel
onafhankelijk zijn van het produktie-areaal – want daarin
waren bij Malthus de beperkingen van landbouw en vee-
teelt gelegen wordt alles veel vrolijker. De van nature
optimistische Amerikanen hebben dit het eerst begrepen.
Niettemin blijft de niet biMogische welvaartsgroei, en
daarmee het “tijd = geld”, afhankelijk van de welvaart-
_
–
UNILEVER.N.
zoekt voor de
CENTRALE ECONOMISCHE DOCUME
van haar-hoofdkantoor te Rotterdam e
LITERATUUR-
DOCIJMEHTALI
ihet ervaring in documentatie-werk dp èoinme
nomisch en eventueel financieel gebied.
/
Opleiding: gymnasium of H.B.S.,terwijl het be
diploma Literatuuronderzoeker (0) van het N.
– N.V.B tot anbeveiing strekt-.
Schiiftelijke sollicitaties te richten aan
Unilever N. V., Afdeling Selectie, Postbus 760, 1
onder vermelditt va’,i iuminer 470.
754
scheppende activiteit van de iiiens, zijn mogelijkheden en
zijn wil. Waar het collectiviteiten als naties en maat-
schappijen betreft, worden die mogelijkheden beperkt en
bepaald door het onbèpaalde menselijke vermogen om
met anderen samen te werken. Waar het de individu be-
treft, hangt de vraag of zijn tijd geld is en zo ja in welke
mate, af van zijn capaciteiten en-van de economische
gegevenheden rondom hem, maar bovendien van zijn
wensen. De Vrije mens immers kin, zodra zijn primaire
levensbehoeften gedekt zijn en hem rest
tijd,
kiezen tussen
– produceren
f(t)
V x at V, waarbij a >1
niets doen
a = 1
con sumeren
0 < a <
–
1
•Het uiteindelijke doel van de welvaartsvergrôting i
evenwel niet de grotere rijkdom zelf, maar het grotere
levensgelukdat men erdoor denkt te bereiken. De primiJ
tieve ziel meent dat geld
geluk, de wt rijpere mens
differentieert en relativeert. Hij zal derhalve een deel van
de extra-tijd aan andere dingen dan produktië spanderen
Dit brengt ons bij de problematiek van o.a. de verkorte
werkweek. Het deed sommigen vreemd aan dat een onder-
neming als Bruynzeel’s Deurenfabriek zijn arbeiders prompt
na het instellen van de
vijfdaagse
werkweek oi de zesde
dag weer facultatief aan het werk
–
zette-, nu tegen o’et-
irentarief (150 pCt.), en dat
–
andere vrije-zaterdagsklaiiter
–
.
–
–
op allerlei wijz bijwerk, dus
• –
..
bijverdienste,’ zoeken. Veel
–
Nederlandse werknemers •ër-
varen sinds kort vôor het
–
eerst bewust de equivalentie
van tijden geld en het feit dat
–
zij diè; totöp zeke hoogte
;
zèlf kunnen bespelen en dat
– –
zij daartoe materiële en
•
–
.
niet-materiële factbreh tegen
elkaar -rhoeten afwegen
–
Voor de homo-economicu
ITATIE
is het interessantste van de
t
hierboven in-een hap en een
en
– –
.
snap geëvalueerde tijd/geld-
equivalentie;-
–
–
. –
– –
• dat de ge6stkracht,eh niet
het tadit.ionelè1ndbou
– areaal de groottç an
groeifaôto bepâalt; –
, –
, datdeze factor gemakke-
–
lijk het dubbele kan. zijn
van zijn eige1 voortplan-
rcieel, eôd-
– tingsfactor ook znder
dr.astische ,,family plan
;
-.
ning”;
zit van het
–
•
dat de economie vân
I.D.E.R. e
n
-.
,,dismal science” tôt
rious science is gepromo-
veerd;
–
•
dat zij niet meer in strijd
lotterdam
–
-.
..
–
is, met de christelijke-leer
en tenslotte .
• dat wij straks allemâal in
–
.
–
–
de zit- zowel al5 in de
–
– slaapkamer een, televisie-
– – toestel hebben.
–
NOj$T TRENITÉ
. . –
Versen-Nöord.
–
– –
—
2-84961
Geidmarkt.
Gedurende juli heeft de
invlöed op de geidmarkt gehai
De Nederlandsche Bank is imi
gestegen tot f. 408 mln. op 24
kan nog niet nauwkeurig wor
dat op’25 juli het Rijk naar s
gemeenten heeft overge-
maakt, een bedrag dat geheel
aan de itarkt tep goede is
gekomen. Op 28 juli evenwel
heeft de storting op de jong-
ste tender van schatkistpro-
messen plaatsgehad, waar-
dôor de bankèn wèer f. 154,5
mln, aan liquide middelen
zijn kwijt geraakt. Of een
voorlopig blijvende ver
ruiming de resultante van
deze bewegingen is geweest
is echter niet zeker. Dit hangt
af van de afname van biljet-
ten en van het saldo van
belastingontvangsten en lo-
• pende staatsuitgaven.
Gedurende de eerste drie
• weken van juli hebben de
banken deviezen aan De
Nederlandsche – Bank afge-
dragen. Naarmate buiten-
landse geidmarktuitzettingen
aflopen is er, als gevolg van
de hoge swap”-kosten, die
voor driemaandsponden, op
jaarbasis omgerekend, boven
de 6 pCt. stegen, voor nieuwe
korte beleggin nauwelijks
gejegenheid. Een deel van de
• -vrijkomende gélden kan ech-
ter voor buitenlandse kredie-
ten, ten dele leningen- met
• vaste lermijn, wrden ge—
bruikt. De buitenlandsé liqui-‘
diteit. der banken is in de”
loop vn het jaar do6r de
bewegin’gejï gedaald. Het –
komt de banken dan ook
goed uit, dat’het Rijk’rneer –
clan in’vorige jaren tot uit-
gifte van schatkistpapier bë-
eid is. Dat uit de jongste in-
schrijving op promessen enige
t&rughoudendheid bleek,
houdt v&rband met de eisën;
die-de
j
uli-ultimo, traditioneel
zwaar, stelt.
Kapitaalmarkt.
De ifangeköndigde st.ts-
lening van nominaal 1′. 300
mln., vormt algemeen ge-
sproken – een onderdeel van j
•
fl
-MH-
•
STAATDERNEDERLANDEN
4pct. LENING 196,1
– uitgegeven krachtens de Leningwet
1959
(Stb. 69)
-gewijzigd bij de wet van 25 juli 1959 (Stb. 236) en
de Leningwet rg6x (Stb. 164)
GROOT f. 300.000000
– KOERS VAN UITGIFTE
98V
40
1
0
Schuldbewijzen aan toonder groot nominaal f.
1000
en f.
100.
Schuldregisterinschrijvingen groot ten minste f.
100.000.
•
•. –
Looptijd ten hoogste 25 jaren
–
Delging in 25 gelijke jaarlijkse termijnen, te beginiien op
15 augustus 1962. Vervroegde gedeeltelijke of algehele
delging is de’eerste tien jaren niet toegestaan.
Jaarcoupons per 15 augustus
–
INScHRIJVING
p 4 augustus 1961 van 9-16 uur
het Agentschap van het Ministerie van Financiëh ie
Amsterdam, uitsluitend door bemiddeling van de leden van
de Vereeniging voor den Effectenhandel te Amsterdam,
de Vereeniging van Effectenhandelaren te Rotterdam of van.
de Bond voor den Geld- en Effectenhandel in de Provincie
– – te ‘s-Gravenhage.
– – •
‘Aanvagen tot inschrijving moeten’ z6tijdig worden opge-
geven, dat zij door de Bank of Commissionair op de
inschrijvingsdag v66r 16 uur kunnen worden ingediend
bij het Agentschap.
STORTING
–
– ‘
op 21 augustus ‘961 v66r 12.30 uur
bij de Nederlandsche Bank te Amsterdam
chatkist een verkrappende
1: het saldo van het Rijk bij
ners van f. 87 mln, op 3 juli
juli. Wat daarna is gebeurd
len bepaald. Wel weten wij,
hatting f. 330 mln, aan de
de de laatste jareft gevoerde politiek van liquiditeitsbnding
door de Staat, welke weer grotendeels wordt ingegeven
door de wens bet uit het buitenland komende kapitaal-
tnarktaanbod, hetgeen voor een groot deel ontstaat uit
verkoop van Nederlandse aandelen aan niet-ingezetenen,
te compenseren. in het geval van de laatste staatslening is
er echter ook reden verband te leggen met de revaluatie.
Deze heeft tot een verlies bij De Nederlandsche Bank
geleid van f. 292
1
6 mln.,welk. verlies door de Staat is ver
–
goed. De Wijze van verrekening, nI. een afboeking van
2-8-191
–
•
755
het tegoed van de Staat bij de circulatiebank, heeft geen
monetair effect gehad. De gewijzigde prijsverhouding met
het buitenland moest het dus doen. Monetair zal nu ook
de staatslening een bijdrage tot de conjunctuurafkoeling
geven.
De’ beurs is in de afgelopen week op haar schreden
teruggekeerd. Uit het dal van de vorige week zijn de koer-
sen weer bergopwaarts gegaan. Een nauw verband met
de politieke ontwikkeling mag nu wel aanwezig worden
geacht. Zonder dat er van ontspanning sprake is heeft men
klaarblijkelijk meer vertrouwen gekregen in het succes,
d.w.z. in het vermijden van een oorlog, van de krachtige
Westerse houding. In puntenstijging profiteerden industriële
aandelen het meest; zij zijn in een oorlog ook het meest
kwetsbaar. Het algemeen gemiddelde liep elke dag op en
kwam van het laagste punt (383) op 401.
Indexcfers aandelen.
29 dec.
H. & L.
21juli
28 juli
(1953
100)
1960
1961
1961
1961
Algemeen
………………
395
484 – 383
383
401
Intern, concerns
………….
564
677 – 528
528
549
Industrie
………………..
329′
437-331
346
370
Scheepvaart
…………….
176
223— 174
174
182
Banken
………………..
220
251-218
223
230
Handel enz . …………….
149
185— 150
151
163
Bron:
A.N.P.-C.B.S., Prijscourant.
Aandelenkoersen
29 dec. 1960
Kon. Petroleum
………….
f. 123,10
f. 112,30 f. 119,70
Philips G.B. …………….. 1.183’/
950
9491
Unilever
……………….
785
713
738
Hoogovens, n.r.c . ………..
789
918
958
A.K.0 . ………………..
4864
360k
392k
Kon. Ned. Zoutmd., nrc. …. 1.035
1.600
1.089
Zwanenberg-Organon
……..
870
1.000
1.072’/
4
Rotterd. Droogdok
……….
467
498
537
Robeco
…………………
f. 237
f. 236
f. 242
Amsterd. Bank
…………..
392
360
365
29 dec.
21 juli
28 juli New York.
1960 1961 1961
Dow Jones Industrials
…….
616
683
705
”
Rentestand
1
.
-.
Lsngl. stastsobl. a)
………..
4,20
3,98
3,99
t
Aand.: intrnationalen a)
2,80
.
3,21
lokalen a)
……….
3,38
.
3,82
Disconto driemaands schatkist-
papier
……………….
1,50
‘j,
‘/
a)
Bron:
Veertiendaags beursoverzicht Amsterdsmsche Bank.
C. D. JONG MAN.
IN- EN UITVOER
a)
(waarde in miljoenen guldens)
Invoer
Uitvoer
mei
i”L)
mei
mei
b)
1938
…………..
.
112
119
84
85
75
71
1958
………….
..
.1.152
1.123
1.015
970
88
86
1959
…………..
1.129
1.178
1.088
1.056
96
90
1960
…………..
1.415
1.393
1.254
1.231
89
88
1961
…………..
1.513
1.558
1.255
1.294
83
83
Bron: C.B.S.
Maandgemiddelde.
,qci(Let.tee,’z.
rdlo
lnlfon, de handige
zakdlcteermachine
von 8 ons,
.
tank
zij werking
– –
op
batterijen,
øutoaccu
of
lichtnet-
oyeral paraat Is.
waar u heengaat..
de
gaat met
is
mee!
thans in 4 modellen:
Attaché voor dictaat
onderweg of op kantoor;
P 55
voor ononderbroken
opname tot 5 uur;
HIFI ook voor pefecte
muziekopname
(tot 12.000 Hz);
Office
voor kantoorgebruik;
tevens voor het uitwerken –
van op de attaché
opgenomen tekst.
Vraag prospectus E
kaiitcitiiniachiiies
7J/
en vermeld .u.b. het’
–
.
11odel waarin u belang
/
,telt.
Rotterdam, Goudsesingel 108. tel. (010) 120196
Amsterdam, Keizersgracht 480, tel. (020) 33898 – Hengelo, Enschedesentraat 39, tel. (05400)8565
156
.
2-84961
HOLLANDSCHE SOCIETEIT
VAN LEVENSVERZEKERINGEN N.V..
meer dan anderhalve
Hoofdkantoor Nederland.:
i
Herengracht 475, Amsterdarn-C. tel. 221322
. eeuw Ie.vensverzeftering
Head Office Canada:
1130 Bay Street, Toronto5
Efficléncy
bespöedigt
Uw contacten
met gegadigden
*
Indien
Uw telefoonnummer
in Uw annonce
moet worden
opgenomen,
vermeld dan
tevens het
NETNUMMER
Abonneert 11 op
DE: ECONOMIST
Maandblad onder redactie
van
Prof.
P;
Henniprnn,
Prof. A. M. de Jong,
Prof. F. J. de Jonj, –
Prof. P. B. Kteukiiet,
Prof.
H. W.
Lambers, –
Prof. J. Tinbergen,
Prof. G. M. Verrijn Stuart
Prof. J. Zijlstra.
–
Abnnementsprijs f. 22,50;
fr p. post f. 23,60; voor stu-
dentei f. 19,—; fr. per post
f.20,10.
*
Abonnementen worden aaii-
genomen door de boekhandel
en door uitgevers
DE ERVEN F. BOHN
TE HAARLEM
2-8-196
1
Voortseen
medewerker
die o.m. zal worden belast met het
geven van voorlichting omtrenx het
handels- en betalingsverkeer en
het samenstellen van publicaties op
dit gebied. De voorkeur wordt
gegeven aan sôllicftanten met
Sollicitaties, voorzien van pasfoto, te richten aan de
Nederlandsche Handel-Maatschappij, afd. Personeelzaken,
Vijzelstraat 32, Amsterdam.
S
–
4
Wij vragen voor
hetEconomsch Bureau
aan ons
hoofdkarYtoor te Amsterdam een
economisch
doctorandus
die zal worden belast met het doen van research op het
gebied van het bankwezen, de bestudering van nationale en
internationale problemen van algemeen-economische en
financiële aard en de verzorging van publicaties. Hij dient
te hebben:
• een practische belangstelling
voor uiteenlopende econo,mi-
sche vraagstukken,
• een goede stijl.
757
Kam
• tenminste middelbare opleiding,
enige kennis van het internatio-
nale handels- en betalingsver-
keer en van het Nederlandse –
bedrijfsleven,
een goede stijl.
Het nog al maar snel toene:
men van het aantal abon-
nees van het weekblad
I
i
t
,
– –
1
! c
l
h.. 1:
L~_
~
__ -)
wijst er wel op hoezeer dit
beleggingsadvies-orgaan, dat
specifiek de belangen van
de particuliere belegger be-
hartigt, in een behoefte
voorziet.
Te verwonderen behoeft dit
eigenlijk niet, want Bel-Bel
tracht volledig objectief te
zijn; het is in begrijpelijke
taal geschreven en zeer
overzichtelijk van indeling.
Vraagt toezending van gratis
proefnummer.
*
Abonnementen (per jaar
f. 19,—; p. kwartaalf.
5,50)
kunnen elk kwartaal’ingaan
en dienen te worden opge-
geven bij de Adminitratie
van ,,Bel-Bel”, Postbus 42,
Schiedam.
–
758
BUREAU VOOR GROEPSVERZEKERING
1.
Bureau voor Groepsverzekering
Hierin werken de Nationale Levensverzekering-Bank N
.
V.
te Rotterdam en de Levensverzekering Maatschappij van
De Nederlanden van 1845 te ‘s-Gravenhage op het gebied van
collectieve personeelsverzekeringen samen. Functionarissen van
dit Bureau voeren hieréver onderhandelingen met werkgevers.
2.
Taak van de B.v.G.-functionaris
het leggen van nieuwe contacten met werkgevers;
het adviseren bij nieuwe pensioenregelingen;
het samenwerken met tussenpersonen, met de bijkantoren der
Maatschappijen en de daaronder ressorterende buitendienst
Organisatie;
het behandelen van hestande contracten met werkgevers, waar-
onder grote industrieën, handelskantoren, etc.;
het adviseren bij uitbreidingen en wijzigingen in bestaande pensioen-
regelingen.
3.
Uitbreiding van het corps B.v.G.-functionarissen
–
Door de sterk toenemende behoefte aan personeelsverzekeringen
is er plaats voor enkele nieuwe functionarissen ter aanvulling van het bestaande corps.
Een gedegen opleiding op de hoofdkantoren gaat aan het vervullen
der functie vooraf. Gedurende deze opleiding wordt aandacht
geschonken aan vraagstukken van juridische, fiscale, administra-
tieve, actuariële; commerciële, economische en sociale aard.
4.-
Wij zoeken:
EEN
JURIST
of ECONOOM en
EEN FUNCTIONARIS
met financiële en
admini-
stratieve ervaring
Maximum leeftijd is
35
jaar.
Wij bieden aan:
• Opleiding tot deskundige.
• Interessante en ambulante werkkring met een grote mate van
zelfstandigheid.
• Goede honorering met pensioen.
Heeft U belangstelling?
Sthrijft U dan eigenhandig onder letters B V 0 Ran de Directie van de Nationale Levensverzekering-Bank N.V., Postbus 796,
Rotterdam, en sluit U een recente pasfoto bij.
–
2-8–1961
ri
7.w’
XmIEER
ONDERLINGE
VERZEKERINGEN VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
WET-RISICO
Bedrjfs-w.a. -verzekering.
Motorrijtuigverzekering: w.a. – dekking voor
alle motorrijtuigen f. 500.000.- per gebeurtenis.
Ongevallenverzekering voor inzittenden van
personenauto’s.
BRAND
–
RISICO
Brand- en bedrijfsschadeverzekering voor
industriële en andere objecten. Belangrijke besparingen op de premie. Verzekerd bedrag 2,5 miljard gulden.
I’IOLEST
–
RISICO
Molestverzekering: ingeschreven bedrag 8,4 miljard gulden.
Stormverzekering: verzekerd bedrag
1,2 miljard gulden.
VERVOER
–
RISICO
Transportverzekering van goederenzendingen
in binnen- en buitenland.
PENSIOEN
–
RISICO
Ouderdoms-, weduwen-, wezen- en invalidi-
teitsverzekering van werknemers. Verzekerd
bedrag 1,5 miljard gulden.
Belegd vermogen 325 miljoen gulden.
808 EN LOMMERPLANTSOEN t
AMSTERDAM
–
WEST
TEL 134971
–
POSTEUS 8400
2-8-1961
759
Sluit uw verzekering bij. de
4
Algemeene Friesehe LevensverzekeringMaatschappij
VEREEMGING VAN LEVENSVERZEKERING EN LLEFRENTE
,,De Groot-Noordhollandsche van 1845″
Algemeene Friesche BrandverzekeringMaatschappij N.V.
LEEUWARDEN, BURMANIAHUIS
AMSTERDAM, VAN BRIENENHUIS
ROFERDAM – DEN HAAG – UTRECHT – GRONINGEN – HENGELO – HAARLEM
De opleiding is in beginsel bedoeld voor
hen, die het doctoraal examen in de
economische wetenschappen of het inge-
nieursexamen aan een technische hoge-.
school met gunstig gevolg hebben afge-
legd.
Anderen, wier opleiding en ervaring
zodanige waarborgen bieden, dat
•
ver-
wacht mag worden dat zij de cursus met
vrucht kunnen volgen, kunnen eveneens
tot de opleiding worden toegelaten. Ge-
gadigden moeten ten minste twee jaren
in de praktijk werkzaam zijn geweest.
Schriftelijke aanmeldingen worden inge-
wacht bij de rector, Oude Delft 56 te
Delft.
Het onderwijs zal gemiddeld anderhalve
dag per week in beslag nemen. Een uit-
voerige brochure kan aan bovenvermeld
adres worden aangevraagd.
De opleiding gaat uit van de Rijksuniver-
siteit te Groningen, de Universiteit van
Amsterdam, de Vrije Universiteit te
Amsterdam, de Nederlandsche Econo-
mische Hoogeschool te Rotterdam, de
Katholieke Economische Hogeschool te
Tilburg en de Technische Hogescholen te
Delft en Eindhoven, met medewerking
van een aantal organisatie-adviseurs.
INTERACADEMIALE
OPLEIDiNG
ORGANISATIEKUNDE
Inschrijving
voor’ de vierde tweejarige cursus,
aanvangende in
januari 1962.
760
1
2-84961