Ga direct naar de content

Jrg. 45, editie 2226

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 16 1960

De directie van de

N.V. Hoflandsche Belegging en

Beheer Maatschappij N.V.

zoekt te harer assistentie

EEN ERVAREN KRACHT

met academische (econ. of jur.) opleiding
of

gelijkwaardige ontwikkeling en met goede prak-

tijk op beleggingsgebied (of in het bankwezen).

Leeftijd minstens 30 jaar; oudere reflectanten

worden niet uitgesloten.

Als In de functie wordt voldaan zijn belang-

rijke verdere perspectieven aanwezig.

Eigenhandig geschreven brieven te richten tot

dé directie, Keizersgracht 706, Amsterdam.

Adviezen

en bemiddeling

inzake

levensverzekeringen
en

pensioencontracten

R. MEES & ZOONEN

ROTTERDAM

iiiWII
IJIIIuIU,ïj1ilZIJ

,

N.V. SPLENDOR OLOEILAMPENFABRIEKEN

ST. ANNASTRA’AT 198

NIJMEGEN

•=Mfll=

,,

Pl
Over
de gehele wereld treft u kantoren van de N.H.M.

Pl
u
Ii
aan. Het is voor de moderne zakenman van onschot-
baar belang

dat

hij

voor zijn

internationale

zaken

fl
gebruik
kan maken van de diensten van een internatio-

Pl
nole bank. De N.H.M. is zowel in de-landen van het

Pl
Verre
en Nabije Oosten als in Oost-Afrika en Amerika

H
volle
met eigen kantoren vertegenwoordigd en kan u waarde-
inlichtingen uit de eerste hand verschaffen.

H

Pl

eder1alldschr

ilaildel-Haatsohappij, N.V.

Pl
Hoofdkantoor:
N
Amsterdam, Vijzelstraat 32

H
161
H

VI

kantoren in binnen- en buitenland

Pl
Ei=== lift

=

tilt

= =
DIIIE.

282

E C 0 N 0 M IS CH-
STATISTISCHE BERICHTEN

Uitgave van de
Stichting Het Nederlandsch Economisch Instituut

Adres voor Nederland:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdam-6.
Telefoon redactie: (010
of 01800) 5 29 39. Administratie:
(010
of
01800) 3 80 40. Giro 8408.

Bankiers:
R. Mees en Zoonen, Rotterdam. Banque de Corn-
merce, Koninkljjk Plein 6, Brussel, postcheque-rekening
260.34.

Redactie-adres voor België:
Dr. J. Geluck, Zwijnaardse Steen-
weg 357, Gent.

Abonnementen:
Pieter de Hoochweg 118, Rotterdarn.6.

Abonnementsprjjs:
franco per Post, voor Nederland en de
Overzeese Rijksdelen (per zeepost)
f.
29,—, overige landen
f.
31,— per jaar (België en Luxemburg B.fr. 400).
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts
worden beëindigd per ultimo van een kalenderjaar.

Losse exemplaren van dit nummer f. 2,-
Aangetekende stukken
in Nederland aan het Bijkantoor
Westzeedjjk, Rotterdam-6.

Advertenties.
Alle correspondentie
betreffende
advertenties
te richten aan de N. V. Koninklijke Nederl. Boekdrukkerj
H. A. M. Roelanis, Lange Hoven 141, Schiedam (Telefoon
6 93 00, toestel 1
of
3).

Advertentie-tarief
f.
0,30 per mm. Contract-tarieven op aan-vraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”

f.
0,60 per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt
zich het recht voor om advertenties zonder opgaaf van
redenen te weigeren.

16-3-1960

In.cidèntele vervanging.., of alleS ineens?

De lichtterugval door veroudering en vervuiling van lampen is voor iedere installatie

verschillend. ‘Op. een. gégeven, moment is hèt economischer om tot vervanging van

een lamp over te. gan. De kosten van incIdentele verwisseling echter zijn in verband met.

de sterk gestéën lonen uitermate hoog. Het incidenteel verwisselen stoort bovendien de.

arbeidsrust. Daarom is een geplande, gelijktijdige vervanging me ,,TL” fluorescentie.

lampen kostenbesparend. Verdere voordelen zijn: meer licht voor gelijke kosten, hand-

hav’en van ae
1
arbeidsrust, besparing van voorschakelâpparaten en starters.

‘”PHILiPS

.voor licht

gloeøampen -,,TL” buislampen

armaturen

neon

* Op aanvraag zendt Philips Nederland n.v. Bindhoven,u
gaarne de brochure ,,Econôinisch bedrijfsbeheex” over
groepsv.exvanging van
H
TL”
installaties.
PuL 50 1 – G
5
..,._.j

’16-3-1960

2’83

.—

/8/////j/JJA4

;.f.; •…

W

MOET

De snelkopie is een nieuw, efficiënt begrip

voor efficiënte mensen. Het is de snelste

WETEN

manier om een kopie te maken
van ‘n brief, rapport, nota, artikel,

tekening – het kan een köpie van alles zijn.
WAT.
E E N
Feilloos, houdbaar, goedkoop.

SNELKOPIE
Eenvoudige apparatuur, simpele

I
S

bediening. Geen donkere kamer –

iedereen kan het.Bliksemservice door het gehele land.

Wilt u er méér van weten?
SN,EL’NKOPiE?

Vraag dan de gratis brochure

M AA K
en/of demonstratie aan

EEN
bij de Stichting Snelkopie,

Postbus 61, Den Haag.

S N E LKO Pl E

MET
AGFA

COPYRAPID

PUBLIKATIE VAN DE STICHTING SNELKOPIE

284

—,- 1634960

D
eeigeitde Oveede-Volking in he . t wateft

APELDOORN (103.000 inwoners) bezit uitstekende

• mogelijkheden om die activiteiten uit het Westen

op te vangen, die niet aan dat deel van Nederland

gebonden zijn

• Centrale ligging

• Fraai en doelmatig reconstructieplan voor de kern

• Goed geoutilleerde industrieterreinen

• Gedifferentieerde industrie
• Aantrekkelijke woongemeente

• Prachtige recreatiegebieden in de directe omgeving

• Ruime keus uit instellingen vooronderwijs

• Ruime gelegenheid voor sportbeoefening

kl

Het gemeentebestuur is gaarne bereid aan de hand van vele maquettes en kaarten de grote

ontwikke!ingsmogelijkheden van Apeldoorn aanschouwelijk voor te stellen

16-3-1960

285

Elektriciteit
.
u
.
brc

Kijk, zé haalt u
met elektricitei

Eén draai aan de kraan en… onmid-

dellijk volop heet water of water van

iedere gewenste temperatuur. .. zonder

wachten! met een

DAALDEROP ELEKTRISCH

HEET WATERRESER VOIR

Elektrisch

Dus veilig: geen vuur, geen vlam.

Elektrisch

Dus schoon: geen aanslag op muur of

plafond.

Elektrisch

Dus fris
en
hygiënisch: geen afvoer-

gassen, geen reuk, geen condenswater,
geen luchtverontreiniging.
Elektrisch

Dus voordelig, want u profiteert royaal

van de extra goedkope middaguren.,

nachtstroom- en weekendtarieven.

Daardoor is elektriciteit veelal voor-

deliger dan welke andere energiebron

ook!

Bovendien hebt u geen omkijken naar

uw Daalderop heetwaterreservoir.

Het werkt volkomen automatisch, zon-

der enige regeling of contrôle . . – jaar

in, jaar uit!

En
u u
. als de dagen kil

T

7

‘I,
/

/

..,..

4)
,
I
1

/

/

if koud zijn

is de verrukkelijke, koesterende

zonnewarmte van de veilige

DAALDEROP ELEKTRISCHE DOUCHECELKACHEL

een uitkomst. De Daalderop elektrische douchecelkachel is water.

dicht! Volkomen veilig, omdat alle stroomvoerende delen absoluut

onbereikbaar zijn voor water of vocht. En de gemakkelijk verstel-
bare reflector van geëloxeerd aluminium behoudt ook in dampige

ruimten zijn groot reflecterend vermogen.

Met trekschakelaar – bestelnummer 282.7 / 47,50
Voorzienvan
Zonder schakeliar – bestelnummer 282.8 t

KEMA-keur

Vermogen: 1000 Watt.
en
water-

dichtheidsteken “.

N.V. KONINKLIJKE METAALWARENFABRIEKEN V/H

J. N. DAALDEROP EN ZONEN – TIEL

De bekende fabriek van elektrische theelichtjes, snelkokers.

straalkachels, broodroosters, voetstoven enz.

286

16-3-1960

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

UITGAVE VAN DE STICHTING HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

45e
JAARGANG

No. 2226

16 MAART 1960

GELDERLAND

Dit speciale nummer is het derde in de reeks, gewijd aan de regionaal-ecônomische en ruimtelijke vraagstukken
van Nederland.

*

INHOUD

Blz.

Bestuurlijke activiteiten en aspecten,
door Mr. H. W. Bloemers ………………………………….
289

Bevolkingsspreiding, bevolkingsconcentraties, migratiestromen en forensisme in Gelderland,
door Drs. D.

deBoer …………………………- ……………………………………………….
292

Het Gelderse komgrondengebied en het streekontwikkelingswerk,
door J. Roseboom …………………
297

De Noord-West Veluwe en het kleine-boerenvraagstuk,
door Dr. Ir. F. P. Mesu ……………………
301

De industriële ontwikkeling van Gelderland,
door Drs. A. R. Vermeer …………………………..
305

De ontwikkeling van Gelderland in het bijzonder in verband met de ligging t.o.v. het Westen des lands, het

Ruhrgebied en Twente,
door Ir. H. Vis ………………………………..
312

De verkeerssituatie in Gelderland,
door Ir. A. Burger en Ir. W. Mols ……………………………
317

De stedelijke concentratiegebieden in Gelderland mede in verband met het streekplanwerk,
door Ir. R. A.

Tjalkens…………………………………………………………………………
321

De vier ontwikkelingskernën (Doetinchem, Harderwijk, Tiel en Zutphen),
‘door Dr. A. A. H. Stolk (met mede-

werking van Mr. J. M. J. Cornelissen, G. J. Numan en S. de Jong) ………………………………

325

De functie van Gelderland als recreatiegebied,
door J. Vet

……………………………………
331

Overzichtskaart van Gelderland ………….
3.10

Kaart van Gelderland in zijn omgeving

……………………………………………..

315

S.

COMMISSIE
VAN REDACTIE: Ch. Glasz; L. M. Koyck;
H. W.
Lambers; J. Tinbergen;
J. R.
Zuidema.

Redacteur-Secretaris: A. de Wit.

COMMISSIE VAN’ADVIES VOOR
BELG1Ëi
F. Collin;
J. E.
Mertens de Wilmars;
J. van Tichelen; R: Vandeputte; A.
J. Vierick.

*

16-3-1960

AUTEURSRECHT vOORBEHouDEN

287

288

16-3-1960

Bestuurlijke activiteiten en aspecteli

Gelderland, naar oppervlakte de grootste en naar in-

wonertal de vierde van onze provincies, vertoont struc-

tureel een merkwaardig en van de andere gewesten
afwij-

kend beeld. Zijn gebied is niet alleen geografisch door rivie-

ren duidelijk in drieën gedeeld, maar deze drie delen, t.w.

Oostelijk Gelderland (bestaande uit Graafschap en Lij-

mers), de Veluwe en het Rivierengebied (omvattend o.a.

de Betuwe, het Land van Maas en Waal en de Bommeler-

waard), verschillen ook onderling fundamenteel wat be-
treft bodemgesteldheid, landschap en geaardheid van de

bevolking.

Hoewel de eerste bindingen zich al beginnen af te tekenen

in het laatst van de 12e eeuw, hebben de onderdelen lang
hun zelfstandigheid weten te bewaren; nog in de
tijd
van

de Republiek der Zeven Provinciën werden de zgn. drie

kwartieren van Gelderland, wier territoir ,,grosso modo”

overeenkwam met dat van de huidige delen, ieder afzon-

derlijk bestuurd door een college van gedeputeerde staten.

Een bestuursorgaan voor het gehele gewest, zoals de andere

provincies kenden, ontbrak hier. Deze toestand heeft voort-

geduurd tot het einde van de 18e eeuw.

Ik heb deze historie even opgehaald, omdat zij aantoont,

dat de driedeligheid van Gelderland wortelt in een ver

verleden en een natuurlijk gevolg is van geografische

scheidslijnen, t.w. de rivieren, die ook in het huidige tijds-

gewricht hun negatieve functie nog niet geheel hebben

verloren. Deze driedeligheid heeft uiteraard haar invloed

op het bestuur van het gewest. Immers, naast duidelijk

aanwijsbare verschillen in volksaard en mentaliteit heeft

ieder deel zijn eigen problematiek en uit dien hoofde zijn

eigen wensen en verlangens, kortom zijn specifieke ,,streek-

belangen”. Ook al zijn de onderlinge contacten door de

ruimere verkeersmogelijkheden in de laatste decennia aan-

zienlijk vergemakkelijkt, toch blijkt ook nu nog voor wat

leeft in de ene streek in een andere wel eens weinig inte-

resse en begrip te bestaan. Het behoort tot de taak van

het provinciaal bestuur de uiteenlopende belangen zoveel

mogelijk aan hun trek te laten komen en de driedeligheid

van Gelderland om te buigen naar een drie-eenheid. Dit

gehele complex geeft aan het interne Gelderse bestuurs-

beleid een speciaal aspect, dat voor een goed begrip van

zaken niet uit het oog mag worden verloren.

Beziet men de kaart van Nederland, dan• valt dadelijk

de unieke ligging van Gelderland op. Er is geen andere

provincie, die zulke directe contactmogelijkheden heeft

naar alle windrichtingen. Haar verkèersgeografische situ-
atie is derhalve zeer gunstig, in het bijzondër door de lig-

ging van dit gewest tussen twee van de grootste West-

europese bevolkingsconcentraties, nI. de Randstad Holland

en het Ruhrgebied.

In het kader van de probleemstelling ,,Gelderland in

de spanning tussen het Westen en overig Nederland” is

onder auspiciën van het bestuur van het Economisch Tech-

nologisch Instituut voor Gelderland eind
1956
een com-

missie in het leven geroepen, die onder voorzitterschap

stond van mijn ambtsvoorganger, Jhr. Dr. C. G. C. Quarles

van Ufford. Deze commissie heeft in
1959
een rapport

het licht doen zien, waarin de voor Gelderland belangrijke
vraagstukken van het vooral ruimtelijk beleid zijn bespro-

ken onder de titel ,,De ‘Gelderse ontwikkelingsmogelijk-

heden gezien in verband met de geografische situatie”.
Deze titel wijst erop, dat het door dit rapport bestreken

terrein ruimer is dan door de eerder omschreven probleem-

stelling wordt gedekt.

Intussen was ook van andere
zijde
de aandacht geves-

tigd op de bijzondere geografische positie van Gelderland.

In de vergadering van de Provinciale Staten van 19 decem-

ber 1957 werd nI. een motie-Kleywegt aangenomen, waar-

in o.a. werd gewezen op de hiervéér al gesignaleerde lIg-
ging van Gelderland tussen twee grote bevolkingscentra:

het Westen van Nederland en het Ruhrgebied, en waarin

werd aangedrongen op bestudering van de door deze situ-

atie opgeworpen problemen op het gebied van transport,

industrialisatie, / land- en tuinbouw en vreemdelingen-

verkeer.

Deze motie leidde tot de instelling van de ,,Coördinatie-

commissie voor de ontwikkeling van Gelderland”. Het

werkterrein van een commissie als deze wordt uiteraard

bepaald door de plaats, die het provinciaal bestuur kan

innemen binnen de totale overheidsbemoeiingen op het

gebied van de welvaartsbevordering. Voorop dient te wor-

gesteld, dat de ontwikkeling van enig gewest afhankelijk

is van, en tegelijk een bijdrage moet leveren aan de bevor-

dering van het nationalè welzijn. Dit laatste is primair

een zaak van de Centrale Overheid. In het bijzonder treedt

dit aan het licht ten aanzien van de industrialisatie. Het

regeringsbeleid op dit stuk, hetwelk gericht is op een sprei-

ding van de industrie door regionale çoncentratie, mani-

festeert zich het duidelijkst in de aanwijzing van probleem-

gebieden en ontwikkelingskernen, ten behoeve waarvan

het Rijk o.a. financiële faciliteiten verleent. –

Gelderland, Zuid-Holland en Utrecht zijn de enige pro-

vincies waarvoor een zodanige aanwijzing niet heeft plaats-

gevonden. In hët algemeen kan de juistheid worden erkend

van de overweging, die aan de voor dit gewest op zichzelf

teleurstellende beslissing ten grondslag ligt, nI. dat indus-

trieel Gelderland te weinig reumatische verschijnselen ver-

toont dan dat tot goudinjecties zou moeten worden over

jegaan. De wijze, waarop het Gelderse industrialisatie- –
proces zich ontwikkelt, bevestigt deze diagnose. Echter

staat evenzeer vast, dat enkele delen van het Gelderse

lichaam curatieve hulp niet kunnen ontberen, willen zij

niet in de groei achterblijven en op den duur, aan het ge-
vaar van afsterving blootstaan. Daarom blijft het streven

van het provinciaal bestuur erop gericht, ook bepaalde

gebieden in dit gewest te doen delen in de gelden, welke

het Rijk voor de bevordering van de industrialisatie ter

besc,hikking heeft.

Niet alleen het regeringsbeleid ter zake van de indus-

trialisatie raakt de ontwikkeling van deze provincie. Ook

bij vraagstukken als de spreiding van rïjksdiensten en van

het hoger
onderwijs
zijn Gelderse belangen betrokken.
Zonder de eis van grote waakzaamheid en activiteit op

deze punten te onderschatten, wil ik hier toch wel wijzen

op het gevaar, dat chauvinistische overwegingen in het

geding worden gebracht. Deze zouden afbreuk doen aan
de landelijke, maar ook aan de eigen belangen en de op-

.lossing van de problemen vertragen.

Wat nu de activiteiten van het provinciaal bestuur be-

treft, dient niet te worden vergeten, dat deze slechts in

16-3-1960

289

een beperkt aantal gevallen de concrete uitvoering van

projecten ,omvatten en voor het merendeel van stuwende,

voorthelpede en coördinerende aard zijn. Met de aan

de provincigons staatsbestel toegekende bevoegdheden

kan haar bir nochtans heel wat bereiken. Dit geldt

o.a. inzake het punt van de ruimtelijke ordening, waarbij

ik vooral denk aan de streekplannen. Hiervan liggen voor-

bereiding en vaststelling in het provinciale vlak.

Aan de Staten van Gelderland is thans ter vaststelling

aangeboden het streekplan ter bescherming van de water-

winplaatsen in Gelderland. Op stapel staan verder nog

enige streekplannen, welke zich richten op gebieden met

grote bevolkingsagglomeraties (de Zuidelijke Veluwezoom

met Arnhem en omgeving alsmede Nijmegen en omstre-

ken), en voorts nog een facet-streekplan voor natuur-

bescherming en recreatie op de Veluwe. Bij de streekplan-

nen komt o.a. een bepaald aspect van de gesignaleerde

coördinerende taak van de provincie speciaal naar voren,

nI. de coördinatie van plaatselijke belangen, die in het

streekplan zo goed mogelijk moeten worden verwerkt.

De bovengemeentelijke belangenbehartiging heeft trou-

wens in Gelderland reeds lang wortel geschoten. Zij komt

tot uiting in een aantal welvaartsstichtingen, waarin re-

presentanten van een streek uit eigen initiatief zijn gaan

samenwerken tot het bevorderen van de welvaart in het

werkgebied. Haar activiteiten zijn van stimulerende en

bemiddelende aard. De oudste, de Stichting ter bevorde-

ring van de welvaart in de Bommelerwaard, kwam reeds

in de jaren veertig tot stand. Na haar volgden de Stichting

tot bevordering van de welvaart in de West-Betuwe, de

Stichting Streekbelangen Oostelijk Gelderland en de Stich-

ting Streekbelangen Maas en Waal en Rijk
van Nijmegen.

Ook voor de Noord-West Veluwe kwam een welvaarts-

stichting tot stand, t.w. de Stichting tot ontwikkeling van

de Noord-West Veluwe. Deze echter ontstond uit initia-

tieven van het provinciaal bestuur. Ik mag in dit verband
niet verzuimen ook de Gelderse komgrondencommissie,

welke door de provincie werd ingesteld, te vermelden. Ook

zij dient bovengemeentelijke belangen, zij het dan ook,

dat haar doelstelling meer beperkt is. Al deze organen

worden door de provincie door ruime subsidies gesteund.
Hebben de bemoeienissen van, de provincie uitbreiding

ondergaan door de groei van lokale belangen tot gewes-

-telijke, de veelomvattendheid van de taak van de gemeen-

ten is er niet minder door geworden. Integendeel, deze is

toegenomen als gevolg van de eisen van de moderne samen-

leving. Dit alles vraagt van de gemeenten om een krachtig

en voldoende geëquipeerd bestuursapparaat. Op dit punt

roept de positie van de kleine gemeenten meermalen moei-

lijkheden op. In sommige gevallen ziet het provinciaal be-

stuur zich genoopt het middel van een grenswijziging ter

hand te nemen om tot een gemeentelijke herindeling te

geraken. Behoefte aan grenswijziging doet zich in Gelder-

land soms ook gevoelen bij gemeenten, wier bebouwing
tegen de gemeentegrenzen drukt. Dit laatste gaat zich in

toenemende mate voordoen bij de van oudsher stedelijke

gemeenten. Haar grenzen zijn vaak nog nauw om de wallen

van de oude stad getrokken. Blijkt een grenswijziging nood-

zakelijk dan is het zaak een oplossing te bereiken voor

een lange reeks van jaren, opdat niet na korte tijd opnieuw

de ingewikkelde en tijdrovende grenswijzigingsmachine op

gang moet worden gebracht. Als voorbeelden van een zeer

ingrijpende grenswijziging noem ik de reeds enige jaren

geleden totstandgekomen gemeentelijke herindeling van de

Bommelerwaard, waar een aantal van 13 gemeenten terug

werd gebracht tot 7. Zeer recent is het plan tot een gemeen-

telijke herindeling van de Noord-West Veluwe, dat Gede-

puteerde Staten de betrokken gemeentebesturen hebben

voorgelegd en dat ook buiten Gelderland de aandacht

heeft getrokken.

Niet elke bemoeiing van de provincie is – gelukkig

mag ik wel zeggen – zo ingrijpend als
bij
grenswijzigingen.

Evenmin is zij steeds in die mate ordenend als bij het vast-

stellen van streekplannen het geval is. Meer stuwend en

voorthelpend is de aard van de provinciale werkzaam-

heden, die zich richten op het scheppen van een gunstig

klimaat voor de aanwending van de mogélijkheden, welke
Gelderland biedt. Met deze arbeid wordt de helpende hand

vooral uitgestoken aan de gemeenten, van wie het provin-

ciaal bestuur in
belangrijke
mate eigen initiatieven en acti-

viteiten verwacht. Zij vooral zijn het ten slotte, die zich
ervoor moeten inspannen, dat van de aanwezige of ge-

schapen mogelijkheden door de burger gebruik wordt ge-

maakt.

De provincie dient in het bijzonder bedacht te zijn op

het scheppen van een gunstig klimaat ten behoeve van de

industrialisatie. De mogelijkheden van en in Gelderland

op dit punt heeft het gewest te danken aan zijn eerder ver-

melde geografische ligging. De verkeersverbindingen, die

noodzakelijk zijn om deze uitnemende positie ten volle te

benutten, zijn in het algemeen reeds aanwezig dan wel door
de vastgestelde plannen ten aanzien van de rijkswegen voor

de nabije toekomst verzekerd. Niettemin blijft hier de taak

van het provinciaal bestuur om voor het behoud van be-

staande verbindingen te waken en de tijdige uitbreiding

van andere en nieuwe te bevorderen. Daarnaast richt de

provincie haar activiteit op ingrijpende verbetering van

de secundaire en tertiaire wegen.

De bevordering van industrievestigingen in Gelderland

is slechts een van de aspecten van het welvaartsstreven.

Zij is geen doel op zichzelf, maar een middel o.a. om de

nodige werkgelegenheid te scheppen voor de arbeidskrach-

ten, die afvloeien uit de landbouw als gevolg van de in die

sector aan de gang zijnde rationalisatie en mechanisatie.
Dit proces is in Gelderland, waar de agrarische.beroeps-

bevolking van 1889 tot
1956
terugliep van 48 tot 18 pCt.,

terwijl voor 1970 een teruggang tot 12 pCt. wordt geraamd,

in volle’gang. Zulks is vooral het geval daar waar ruilver-

.kavelingen plaatsvinden, zoals in het Rivierengebied. Maar

ook elders in de provincie roepen de veranderingen in de

landbouw problemen op. ik denk hierbij ook aan het

,,kleine-boerenvraagstuk” op de Noord-West Veluwe,

waaraan elders in dit nummer nog bijzondere aandacht

wordt geschonken. Het zou mij te ver voeren om de be-

moeienissen van het provinciaal bestuur in de landbouw-
sector breedvoerig te schetsen. ik wil slechts memoreren

de arbeid aan een agrarisch welvaartsplan voor deze pro-

vincie, bestaande uit een aantal deelrapporten, waarvan

het eerste dezer dagen is verschenen.

Gelderland heeft in den lande vooral ook de naam van

een recreatiegebied bij uitstek. De provincie vervult hierbij

een functie, welke in nationale behoeften voorziet. Reeds

eerder wees ik erop, dat met maatregelen op het terrein

van de ruimtelijke ordening gestreefd wordt naar het be-

houd van kostbaar recreatiegebied. Naast deze maatrégelen

draagt de provincie het hare ertoe bij om dat gebied ook

feitelijk zo goed mogelijk aan zijn doel te doen beantwoor-

den. Daartoe bestaat een fonds voor toeristische voor-

zieningen, waaruit o.a. gelden beschikbaar worden gesteld

voor het onderhoud van rijwielpaden. Het ziet ernaar uit,

290

16-3-1960

dat in de toekomst uit dit fonds ook middelen zullen wôrden

gevraagd voor voorzieningen ten behoeve van de berm-

recreatie (aanleg picknickplaatsen e.d.).

Nieuwe recreatiemogelijkheden openen zich als gevolg

van de drooglegging van het Ijsselmeer. Tussen Oostelijk

Flevoland en het oude land heeft zich een randmeer ge-

vormd, geschikt voor watersport. Op initiatief van de pro-

vincie is in oprichting de Recreatiestichting het Veluwe-

meer, welke zich ten doel stelt het totstandbrengen van

openbare voorzieningen als aanlegplaatsen voor de water-

sport, ontsluitingswegen en rijwielpaden, pleisterplaatsen
e.d. Daarnaast streeft zij naar het behoud vati het natuur-

schoon. In deze stichting zullen samenwerken het Rijk,
de provincie, de kustgemeenten en de Stichting tot ont-

wikkeling van de Noord-West Veluwe. Ook op andere

plaatsen in de provincie liggen nog nieuwe recreatiemoge-

lijkheden, welke uitgebuit dienen te worden. Ik denk bijv. /

aan de ontgrondingsplas ,,De Bijland” nabij Lobith, die
zich zal kunnen ontwikkelen tot een watersportcentrum

voor het oosten des lands en het nabijgelegen Duitse ge-

bied. –

De laatste woorden geven mij een geschikt aanknopings-

punt om een enkele passage te wijden aan de ligging van

Gelderland ten opzichte van Duitsland en met name het
Ruhrgebied. In de motie-Kleywegt werd met nadruk de
centrale ligging van Gelderland tussen dat gebied en de

Randstad Holland gesignaleerd. Dit facet, dat nader wordt

belicht in een van de volgende artikelen in dit nummer,

accentueert o.a. nog eens de noodzaak tot uitbuiting van

de industriële mogelijkheden van verschillende aan de grote

waterwegen gelegen kleinere steden in het Rhierengebied

en van de
nabij
de grens gelegen plaatsen beschikken

over gu
1
nstige internationale wegverbindit1gn. Ook het

toenemende vreemdelingenverkeer van het Duitse achter-

land uit vergt bijzondere aandacht. In de plannen en maat-
regelen op provinciaal niveau wordt met dit alles rekening

gehouden. Gelderland kan echter als geografisch en tege-

lijk bestuurlijk deel van Nederland in
zijn
initiatieven te

dezer zake niet steeds en zonder meer als zelfstandig be-

langhebbende optreden.

De vraagstukken op het terrein van de ruimtelijke orde-

ning, de industrialisatie, de landbouw en de recreatie zijn

een aantal aspecten van een en dezelfde zaak, nl. – en

hier kom ik weer terug bij mijn uitgangspunt – de algemene

problematiek van de ontwikkeling van Gelderland. De

oplossing van de diverse vraagstukken vergt veel, maar

interessante studie, coördinatie van de meest uiteenlopende

belangen en samenwerking met zeer velen zowel binnen

als buiten het verband van de Overheid. Het provinciaal
bestuur neemt temidden van dit alles een centrale plaats

in en heeft daarbij, evenals de leiding van een goed bedrijf,

niet stil te staan bij de problemen van de dag, maar een

beeld voor ogen te hebben van de vraagstukken welke

zich over lange termijn voordoen en zich daaraan op tijd

aan te passen.

Arnhem.

Mr. H. W. BLOEMERS.

GELDERSCHE TRAMWEGEN.;

Bij het zich vestigen van een industrie in een bepaalde

streek is het van het grootste belang dat er aldaar goede

openbare verkeersmiddelen zijn; zowel voor het vervoer

van personen als van goederen.

Een frequente dienst op een dicht net van autobuslijnen

(met snel- en stopdiensten) en van vracht-autodiensten bieden
u in Oostelijk-Gelderland

De Geldersche Tramwegen

Kantoren in de voornaamste plaatsen

Hoof’dkantoor te Doetinchem

16-3-1960
291 –

Bevolkingsspreiding, bevolkingsconcentraties,

migratiestromen en forensisme in Gelderland

Opvallend is de toenemende belangstelling van niet-

vakmensen voor de verschijnselen, welke samenhangen

met de spreiding der bevolking over haar woongebied.

Het is nog niet zo lang geleden, dat de bestudering van

– deze
verschijnselen
zich afspeelde binnen de academische

sfeer van een aantal gespecialiseerde demografen en geo-

grafen. Op het ogenblik kan het als normaal worden be-

.schouwd, dat in bestuurscolleges als de Kamers der Staten-

Generaal, de Provinciale Staten of de Gemeenteraden inten-

sief over deze zaken wordt gedebatteerd en dat deze de-

batten door het bedrijfsleven met interesse worden gevolgd

‘of tot onderwerp worden gekozen voor daartoe georga-

niseerde bijeenkomsten.
De hierna volgende beschouwing is o.a. van deze ont-

wikkeling het resultaat en wel op tweeërlei wijze:

de artikelenreeks, waarvan zij deel uitmaakt, is dui-

delijk op de praktijk gericht, en valt als zodanig buiten

het academisch kader;
het materiaal, dat aan de beschouwingen ten grond-

slag ligt, kon worden verzameld door een instituut

dat zijn ontstaan en voortbestaan dankt aan de inten-

sieve belangstelling van de Overheid en van het be-

drijfsleven.

De geconstateerde toenemende belangstelling voor de
lemografische en ruimtelijke vraagstukken kan zeker in

verband worden gezien met het intensiéve gebruik dat in

Nederland van het ter beschikking staande woongebied

moet worden gemaakt, een intensiteit, welke met de groei-

ende bevolking in de loop der jaren nog sterk zal toenemen.

Op deze
wijze
wordt men in de concentratiegebieden met

deze facetten der samenleving geconfronteerd. Doch zelfs

in Nederland met zijn buitengewoon grote bevolkings-

dichtheid hebben wij ook te maken met het negatieve facet,

de problematiek van die delen van het woongebied, waar

om bepaalde redenen de bevolkingsgroei stagneert, of zelfs

in een bevolkingsvermindering overgaat. De artikelen-

reeks in het nummer over het Noorden geeft daar voor-

beelden van.

In Nederland als geheel, waar de migratie over de rijks-

grenzen per saldo, in vergelijking met het verschil tussen

geboorte en sterfte, van geringe betekenis is, brengt con-

centratie in bepaalde daarvoor aantrekkelijke gebieden

noodzakelijkerwijs een vertraging der bvolkingsgroei el-

ders mee. Gedeeltelijk kan men deze verschillen verklaren

uit een differentiatie in geboorte-overschotten. Er is mijns

inziens echter alle reden het verschijnsel in de eerste plaats

te benaderen vanuit de sfeer der spreiding van de econo-

mische âctiviteiten en de daarvoor benodigde mankracht.

De differentiatie in de economische ontwikkelingsinoge-

lijkheden der verschillende landsdelen, gebieden en woon-

kernen, afhankelijk van de geografische situatie en de spe-

cifieke kwaliteiten der inwoners, zijn mijns inziens in het

differentiatieproces der bevolkingsspreiding primair. Via

migratie en forenzendom zal in de meeste gevâllen het

spreidingspatroon der bevolking zich aanpassen aan het

spreidingspatroon der werkgelegenheid. Deze samenhang

maakt het op de voet volgen van de bovengenoemde demo-

grafische processen tot een waardevolle bron voor de be-

studering van het regionale economische ontwikkelings-

proces.

– 292

Hoewel het voor de hand zou liggen uit het voorgaande
de conclusie te trekken dat het E.T.I.-Gelderland op eigen

initiatief een systematische studie over de demografische

ontwikkeling in de provincie gemaakt zou hebben, is dit

feitelijk niet juist. Met betrekking tôt de migratie bijv.

hebben wij een academisch steuntje nodig gehad en wel

van de zijde van de-Vereiiging van Utrechtse Geografische

Studenten, in de vorm van het verzoek een inleiding te willen

houden ter gelegenheid van het zevende lustrum in de

serie ,,Regionale Structuur—Interregionale Functie”
1).
De

opzet van deze serie was mede geïnspireerd door de publi-

katies van de Rijksdienst voor het Nationale Plan van

1949 en
1956
over de bevolkingsspreiding in Nederland,

uitmondende in het veel geciteerde ,,Het Westen en Overig

Nederland”. Onze analyse van de migratiestromen werd

later een der bouwstenen van het rapport, uitgebracht

door de ,,Commissie Quarles”: ,,De Gelderse ontwikke-

lingsmogelijkheden, gezien in verband met de geografische

situatie”.

In de jaarverslagen van het Gelderse E.T.I. wordt sinds

1955 een kort overzicht van de demografische ontwikkeling

opgenomen, dat sinds 1957 ook aansltiit op de voor het

lustrumcongres gebruiktè indeling. De ontwikkeling blijkt

zich in grote lijnen bij de toen geconstateerde trend tussen

1948 – 1956 aan te sluiten, zodat in het hierna volgende

ook van deze gegevens en het getekende grafische materiaal

gebruik zal worden gemaakt.

De bestaande concentratie-
en expulsiegebieden in Gelder-

land.

Het is helaas niet mogelijk de op het E.T.I. vervaardigde

kaart met de bevolkingsdichtheden per telgebied (1956)

bij dit artikel af te drukken. Op deze kaart wordt namelijk

zeer fraai het verschil in karakter van bewoning geïllus-
treerd dat bestaat tussen de drie nog bestaande Gelderse

kwartieren
2)

De
Veluwe
kenmerkt zich door de typische zoomvor-

mige bevolkingsconcentraties, die op de rand van hoog

en laag de, in de moderne tijd, als waardevol aan te merken

recreatiegebieden van de centrale Veluwe omvatten. Hier

treft men ca. 580.000 inwoners of bijna 50 pCt. der Gel-

derse bevolking:

– aan de zuidelijke zoom met Arnhem.als centrum ruim

220.000;

– aan de’ oostelijke zoom met Apeldoorn als centrum

ruim 180.000;

– aan de noordelijke zoom tussen Amersfoort en Zwolle

ruim 80.000;

– aan de westelijke zoom, voor een belangrijk deel in Ede,

ruim 100.000.

Het is het deel van Gelderland waar de verstedelijking
het verst is voortgeschreden. De meerderheid der bevol-

king woont in kernen van meer dan 10.000 inwoners, waar-

van verschillende deel uitmaken van grotere, overwegend

stedelijke complexen. De gehele zuidelijke Veluwezoom

(ca. 220.000), Apeldoorn (ca. 80.000) en Ede (ca. 40.000)

November 1957; gestencild in het ,,Verslag lustrumcongres”.
Een dergelijke kaart voor 1947 is afgedrukt in het handboek
der Geografie in Nederland, deel
5,
onder redactie van G. J.
Mulder.

16-3-1960

1

kunnen als ,,stedelijk” worden aangemerkt en tellen te-

zamen ca. 340.000 ihwoners, of 60 pCt. der totale bevolking.

Totaal anders is de situatie in het
Gelderse Rivieren-

gebied,
met ca. 380.000 inwoners, intern bestaat hier een

uitgesproken tegenstelling tussen het eigenlijke lage ge-

bied en het gestuwde zandgebied bij Nijmegen. Tussen

de
rivierdijken
met 200.000 inwoners vindt men enkele

kleine stadskernen en vele achter tegen de dijken gelegen

dorpen met inwonertallen van in de meeste gevallen ca.

1.000 â 3.000 zielen. In het oostelijke deel is Nijmegen uit-

gegroeid tot een stad, die met omgeving, ca. 160.000 in-

woners telt.

Kenmerkend voor het spreidingspatroon van de be-

volking der
Achterhoek
van ca. 300.000 personen, is het

grote deel (ca. 35 pCt.) dat in ,,verspreide huizen” woon-

achtig is. De industrialisatie, welke eerst na 1920 in de meer

stedelijke kernen tot ontwikkeling is gekomen, heeft zich

voordien juist op het platteland ontwikkeld, waardoor

de agrarische bevolking, meer dan elders in Gelderland,
aan het land gebonden bleef. Het verstedelijkingsproces

is nu wel in gang. Van een uitgesproken
stedelijke
kern is

toch eigenlijk nog slechts in Zutphen sprake. Opvallend

is wel de steeds duidelijker tot uiting komende lintvormige

bevolkingsconcentratie langs de Oude IJssel tussen Doe-

tinchem en lJlft, waar thans ca. 40.000 inwoners gevestigd

zijn.

TABEL 1.

De ontwikkelings/jnen naar de huidige situatie

(Rivierenge-

veluweRivierengeb.

bied excl.)

Achterhoek
Rijk van
Nijmegen
a b c

a b c

a b c

a b c

189011920 . .14 + 1 = 15 14-.-4

10 (

= 4) 13-3 = 10
1920/1940 . .

12 + 4 = 16 13-4

9 (3-8 = 5) 14-4 = 10
194011950 . .

14 + 3 = 17 14-1

13 (14-2 = 12) IS – !

14
195011955 ..

14 +
5
= 19 16-4 = 12 (16-6 = 10) 16-6 = 10

a = geboorte-overschot per 1.000 inwoners per jaar.
b = vestigingsoverschot per 1.000 inwoners per jaar.
c = groeitempo per 1.000 inwoners per jaar.

•Het gegeven zeer globale overzicht bewijst dat de krach-

ten, die in het verleden de genoemde concentraties bewerk-

ten, haar invloed nog doeri gelden. Binnen het concen-

tratiegebied op de Veluwe concentreert de bevolking zich

sinds ongeveer 1900 steeds meer, door een met de jaren

stijgend vestigingssaldo. Het Rivierengebied is overwegend

een expulsiegebied gebleven, al ziet men hier het vertrek-

saldo afnemen. Deze afneming wordt blijkbaar niet alleen

door Nijmegen beïnvloed, ook de kleinere steden dragen

hiertoe bij. De tegenstelling tussen Nijmegen en de rest

is overigens blijven bestaan.

Opvallend is het toenemend vertrekoverschot in de Ach-

terhoek in de laatst vermelde periode. In het verleden

(1910 – 1940) heeft eén ingrijpende intensivering van het

agrarisch gebruik van de cultuurgrond in belangrijke mate

bijgedragen tot de expansie der regionale economie. Dit

proces kon na 1950 niet veel invloed meet uitoefenen
3).

Alleen in de Oude JJsselstreek benadert het groeitempo

sindsdien het Gelderse gemiddelde. in tabel 2 is een over-
zicht gegeven van het groeitempo in de onderscheiden 13

gebieden in Gelderland (groei per 1.000 inwoners per jaar).

3)
Zie Achterhoek en Liemers. Geografisch Handboek voor
Nederland, deel
5.

TABEL 2.
Groeitempo per gebied

189011920

192011940

194011950

195011958

Zuid-Veluwezoom
13
IS
15
20
lisselstreek
19
18
17
17
Iisselmeerkust
12 13
20
25
Gelderse vallei

. . .
14
21
21
22

Oost-Betuwe
4
7
17
12
west-Betuwe
4
3
II
9
Bommelerwaard


5
2
13
13
Land van Maas en
8
13
13
waal

………….5
Rijk van Nijmegen
.
23
16 17
1

IS

10 10
15
II
Oude EJsselstreek.
. . .
13
II
19

.
IS
Lieniers

…………

Oost-Achterhoek

. . .
14
14
17
10
GebiedZutphen


7 10
II
10

Gelderland

12

1

13

1

16

IS

De
migratiestromen na
de oorlog.

Door de analyse van de migratiestromen kunnen nu

feiten aan het licht gebracht worden, zowel over de ver-
houdingen van de Gelderse gebieden onderling, als over

de relatie van Gelderland met de andere delen van Neder

land, op grond waarvan iets kan worden duidelijk gemaakt

over de positie van Gelderland in het geheel van Neder-

land. Ten opzichte van de provincie zelf en de drie onder

scheiden landsdelen zien wij het volgende proces zich af-

spelen:

TABEL 3.
Binnenlandse migratie 1948-1959

Noor-

1 Gelder-
1
Vestigingsgebieden:

den
1
Zuiden westen
1
land 1 Totaal

Zuid-Veluwezoom
3.400
200
4.200 4.000
11.800
700
5.300
300
13.700
Rijk van Nijmegen
1.000
.
1.800-
1.000
700
2.500
Totaal

……………
11.800

.

600-

2.700
8.500 5.000
28.000

Rest Veluwezoom ………7.400

Vertrekgebieden:
Achterhoek
…………..
1.800-
2.900-
4.000

9.300
Rest Rivierengebied
200

..

2.200-
4.000

700

6.700
Tolaal
…………….

400-

.

4.000- 6.900-
4.700a)
-16.000

Saldo

…………….
.11.400

1.300
+
1.600
300
1

12.000

a) Afrondingen veroorzaakten dit aanlal, dat in principe 0 moet zijn.

Een vestigingsoverschot van ca. 12.000 personen treft

men dus in Gelderland. Dit saldo is opgebouwd uit ëen

vestigingssaldo van ca. 28.000 personen op de Veluwe en

verder een klein deel in het Rijk van Nijmegen, terwijl

vanuit de Achterhoek en het overige Rivierengebied ca.

16.000 personen per saldo afvloeiden. De interne Gelderse

migratie bezorgde de concentratiegebieden een positief

saldo van
5.000
personen, terwijl de overige personen voor

het grootste deel
(bijna
12.000) uit het Noorden kwamen.

Opvallend groot is het vestigingssaldo dat vanuit het Wes-

ten toestroomde (bijna 9.000). Ten opzichte van het Westen

neemt Nijmegen nog geen concentratiepositie in. Wèl is
de migratie vanuit het Zuiden in de eerste plaats op Nij-

megen gericht. Opvallend is verder dat de interne migratie

zich sterk op de zuidelijke Veluwezoom richt, terwijl die

uit het Noorden des lands zich in sterkere mate in de andere

delen van de Veluwe concentreert. Van de vertrekgebieden
is de afvloeiing uit de Achterhoek het grootst (ruim 9.000).

Zij richt zich in de eerste plaats op centraal Gelderland.

De afvloeiing uit het landelijk deel van het Rivierengebied

(ca. 7.000) daarentegen is duidelijk op het Westen gericht.

De bedoelde analyse der migratie heeft geleerd, dat het

bij de toestroming vanuit het Noorden om een duidelijk

gerichte migratie gaat.

Het migratie-effect (
saldo

mobiliteit x 100) bedraagt hier 20 â 30

16-3-1960

293

S.

-1

pCt. In de migratoire relatie met het Westen echter over-

jaren tussen 148 – 1956 ca. 145.000 personen. In de
heerst de uitwisseling. Het migratie-effect bedraagt hier ca. –

beide onderstaande cartogrammen is aangegeven het
4 pCt., terwijl de relatie tussen Gelderland en de grote

migratiesaldo der Gelderse gemeenten, t.o.v. het Wes-
stedelijke concentraties in het Westen vrijwel geheel een

ten en t.o.v. Nederland als geheel in de jaren tussen
uitwisselingskarakter heeft. Deze uitwisseling omvatte in de

1948 – 1956.

KUV INLI (LD.RLANDF
———-
———

M 1 G R A T 1 E

1-948_1956

21

/
J

MIGRATIE

ten opzichte van

– –

WESTELJKE

PROVINCIES


.

– —
– –

.

.100

PERSONEN

VEST 1 G 1 NGSOVERSCHOT

= *100 P E R S 0 N E
N

Yr’

VERTREKOVERSCHOT

/

S A L D 0

BINNEN LANDSE


-46

MIGRATIE

.

/

.
– •

• •



S;

_ –

.
tU

•.

– • –

-s

)-.


– –

S.

S

-S-

• –

t

..

SCHAAL 1:1.000.000

Okn

T
Econom is ch Technolooischin
sE

Ido r inn

S
,

294
16-3-19 60

.

..

,

1-let forensisme.

Naast gegevens betreffende groeitempo en migratie kun-

.nen die van het forensîsme aanwijzingen geven over de

mate waarin bepaalde kernen zich tot centra van formaat

ontwikkelen. In deze zin kan een goede forenzenstatistiek

worden beschouwd als een waardevolle aanvulling op de

genoemde demografische gegevens. Migratie en forenzen-

dom zijn beide schakèls, die dienen om de spanning, ont-

staan door, het verschil in spreiding tussen het wonen en

werken, te overbruggen.

Ten opzichte van andere delen van Gelderland c6nsta-

teren wij positieve forenzensaldi (saldo van werkers) in

de Zuidelijke Veluwezoom (4.000); in de Gelderse Vallei

(600), in het Rijk van Nijmegen (400), in de Oude Ijssel-

streek (400), en in de West-Betuwe (300). Betrekt men de

werkgelegenheid buiten de provincie
bij
de vergelijking,

‘dan blijkt de invloed van het havengebied van Rotterdam

ook in de West-Betuwe een negatief saldo te doen ont-

staan.

Per gemeente wordt verreweg het grootste saldo in

Arnhem aangetroffen (4.200). Het vergelijkbare cijfer in

Nijmegen bedraagt slechts 1.000. Een zelfde forenzensaldo

! wordt ook in het veel kleinere Doetinchem aângetroffen.

Typische werkcentra voor de omgeving blijken verder te

zijn: Tiel (500), Gendringen (400), Zutphen (300), Gelder-

– malsen (200). Een aparte groep in deze sector zijn de fo-

renzen ,,werkend in meerdere gemeenten” (o.a. handels-
reizigers) die over het algemeen in de verzorgingscentra

worden.aangetroffen, zoals bijv. in Arnhem (2.000), Nij-‘

megen (1.000), Apeldoorn (700). Ook in de secundaire

..verzorgingskernen als Doetinchem (250), Zutphen (250),
Tiel (200) en Harderwijk (200) vindt men van deze groep

relatief grote aantallen, evenals in de omgeving der grote

centra, zoals bijv. aan de Zuidelijke Veluwezoom en in –

plaatsen als Elst en Wychen.

Enkele beschouwingen over de consequenties van de geschet-
ste
demografische ontwikkelingen.

Na deze verkenning in cijfers heeft het zin terug te grijpen

op de inleiding, gehouden door Van den Berg op het reeds

genoemde V.U.G.S.-congres
4
).-Uit de,analyse van migratie-

overschotten van de verschillende provincies blijkt, dat

de demografische expansie van het Westen in Noord-Hol-

land is begonnen. Na 1900 blijken Noord- en Zuid-Holland

als een geïntegreerde eenheid invloed uit te oefenen, terwijl

in Utrecht ,,fronteffecten” gaan optreden. Tussen 1920

en 1940 voltrekt zich ook de integratie van deze provincie

binnen het Westen. Na de laatste oorlog is het zelfde pro-

ces ook in Gelderland begonnen.

) Drs. G. J. van der(Berg: ,,Structuur.en functie van het
Westen”.

16-3-1960

295

1

Uit het voorgaande is wel duidelijk geworden dat de

behandeling van Gelderland als een geheel, als gevolg van
de fundamentele regionale verschillen, vertroebelend moet

werken. Ten aanzien van de Veluwe kan worden gecon-

stateerd dat het integratieproces in 1948 reeds in volle

gang was. Al is in demografisch opzicht het stadium van

een vrij vergaande integratie bereikt, in economisch op-

zicht is de frontpositie t.o.v. het demografisch massief van

het ,,Westen” voelbaar. Zij uit zich o.a. in een relatief

sterke gevoeligheid voor conjuncturele schommelingen,

maar heeft ook invloed in het structurele vlak, doordat

structurele problemen en de daarbij optredende dispro-

porties in het Westen, de neiging hebben het evenwicht

in de randgebieden te verstoren (zie ook blz. 309 van het

artikel van Drs. A. R. Vermeer in dit nummer).

Men heeft nu in Gelderland met de problematiek der

concentraties op twee manieren te maken:

de situatie van de provincie in het grensgebied van

het zich uitbreidende ,,Westen”;

de interne tegenstelling tussen concentratie- en ex-

pulsiegebieden binnen de provincie.

In de cartograrnmen op blz. 295 is een poging gedaan,

in navolging van de wereldkaartjes van P. Vincent en

Pierre George, de differentiatie in bevolkingsdichtheid op

sprekende wijze uit te beelden
5).
Dit is geschied door op
de gestyleerde kaartjes: A. de werkelijke oppervlakte af

te beelden, B. de oppervlakte naar dejnwonertallen te

vertekenen. In Gelderland gaat het
bij
de concentratie

vooral om de gebieden A = Zuidelijke Veluwezoom en

1 = het
Rijk
van Nijmegen.

De regionale verschillen binnen Gelderland zijn groot

5)
Zie Geografisch Tijdschrift, september 1951, blz. 233 en
234.

en de concentraties hebben, zoals overal, de neiging zich-

zelf te verdichten. De uitgesproken concentratiegebieden

(Arnhem, Apeldoorn, Ede en Nijmegen) met hun directe

omgeving telden in 1948 41 pCt. der Gelderse bevolking

en trokken in de periode tot 1960 46 pCt. der demogra-

fische expansie tot zich; zij bevatten in 1948 47 pCt. der

Gelderse industrie en trokken tot 1960 54 pCt. der indus-
triële expansie aan.

Op de knelpunten welke als gevolg hiervan ontstaan

gaat Ir. R. A. Tjalkens in dit nummer nader in. De een-

zijdige concentratie schept ruimtelijke problemen ener-

zijds, en een tekort aan bevolking om een redelijk verzor-

gingspeil op te bouwen of in stand te houden anderzijds.
De drie streken in Gelderland, waar deze laatste proble-

matiek aan de orde is, zijn: de Achterhoek, de Noord-

West Veluwe en het Westelijk Rivierengebied. Het ligt

voor dé hand te trachten de concentraties af te remmen

met dezelfde krachten die deze in het leven riepen. Dit be-

tekent, dat de expulsiegebieden hun activiteiten zo goed mo-

gelijk dienen te bundelen. De regionale centra, welke in een

zo gunstig mogelijke positie verkeren voor het na te streven

doel, zijn volgens velen in de provincie: Doetinchem, Zut-

phen, Harderwijk en Tiel. Deze plaatsen spelen, o.a. door

hun geografische positie en door hun gunstige ligging in
het net van verkeerswegen in regionaal verband, een be-

langrijke rol. Een bevestiging van deze regionale betekenis

is o.a. in de gegeven forenzencijfers te vinden.

Over twee van de drie genoemde expulsiegebieden wordt

in dit nummer geschreven door de voorzitters van de daar

opgerichte ontwikkelingsorganisaties. Over de vier ge-

noemde secundaire kernen handelt de, in overleg met de
betreffende collegae geschreven, bijdrage van de burge-

meester van Tiel.
Arnhem.

Drs. D. DE BOER.
Het Rivierengebied beter ontsloten

Door de aanleg van nieuwe autowegen wordt het Rivieren-
gebied steeds beter ontsloten en daardoor kan het profijt trekken
van zijn geografische ligging, nl. direct achter Rotterdam en de
Europoort, grenzend aan de Randstad en in het centrum van
het land.
Door het gereedkomen van Rijksweg 15 door de Betuwe tot
Tiel (wordt doorgetrokken tot Zevenaar en geeft daarmee de
verbinding met het Ruhrgebied) zijn Rotterdam en Den Haag
in ruim één uur per auto te bereiken. Aansluitend op de ver

binding Utrecht-Den Bosch geldt dat eveneens voor Amsterdam en Eindhoven.

Culemborg, Geldermalsen, Tiel en Zaltbommel zijn langs
deze wegen dus zeer snel te bereiken.
Ten zuiden van de Waal loopt de nieuwe Van Heemstrabaan van Nijmegen langs Druten en Zaltbommel tot Slot Loevéstein
en deze zal worden aangesloten op cie verbinding Rotterdam-
Breda. De weg van Veenendaal naar Oss (nieuwe brug bij Rhe-
nen) geeft de tweede verbinding met noord en zuid.
Zo hebben twee west-oost en twee noord-zuid verbindingen
de ontsluiting van het Rivierengebied in midden Nederland
gebracht.

296

16-3-1960

Het Gelcierse komgrondengebied en het

streekontwikkelingsw erk

Bij het lezen van de titel van dit artikel zal menigeen

zich wellicht afvragen, wat komgronden eigenlijk zijn en
waar de komgronden liggen. Het is ni. niet te boud om te

stellen, dat de gemiddelde Nederlander dit niet precies

weet en daarom lijkt het
mij
nuttig hierover eerst iets in

het kort te vertellen.

Komgronden treft men aan in het Rivierengebied, d.i.

het territoir, omsloten door de grote rivieren Rijn, Waal

en Maas, dus het Land van Maas en Waal, Betuwe, Bom-

melerwaard enz. Voor het overgrote deel bevinden de

komgronden zich binnen de grenzen van de provincie

Gelderland. De meeste Nederlanders verkeren in de me-

ning, dat het gebied van degrote rivieren één van de vrucht-

baarste delen van ons land is. Men kent het vooral als de

streek van de bloeiende boomgaarden en van de grote,

veelzijdige vruchtenoogst
1).
Dit is echter slechts een fa-

çade. Deze bloei en overvloed concentreren zich nl. alleen

op en langs de hoge oeverwallen. Het tussenliggende ge-

bied is door de zich véér de bedijking regelmatig verplaat-

sende rivierbeddingen ,,uitgeslepen” tot bijzonder zware,

moeilijk bereikbare, slecht doorlaatbare en laag gelegen

gronden. Dit nu zijn de komgronden.

De oude situatie.


Wanneer wij nu teruggaan tot de jaren dertig, dan zien

wij hier een bevolking leven op een zeer laag welstands-

niveau, vooral buiten de stedelijke kernen. De bewoning

en het kronkelige wegennet waren geheel geconcentreerd

op de hoger gelegen gronden langs de rivierdijken en oude

rivierbeddingen. In dit overwegend agrarisch gebied vorm-

den steenfabrieken, meubel-, hoepel- en mandenmakerjen

de belangrijkste industriële bedrijvigheid. De landbouw

werd uitgeoefend op zeer kleine bedrijfjes, waarop akker

bouw, fruitteelt, veehouderj en pluimveeteelt naast elkaar

voorkwamen. De bedrijfsvoering was voor de boer moei-

lijk. Reeds eerder noemde ik het karakter van de grond

één der oorzaken hiervan. Daarnaast moet vermeld worden

het euvel van de jaarlijkse verpachting van het grasland

en de ondoelmatige verkavelingstoestand. Onnodig te zeg-

gen, dat hierdoor verzorging en bemesting van het land
werden verwaarloosd. De boeren waren economisch en

sociaal afhankelijk van de meestal uitwonende verpach-

ters, of van de rentmeesters en notarissen, die hen vertegen-

woordigden.

De dorpen verkeerden in een isolement door de slechte

verbindingen met de buitenwereld. Hechte dorpsgemeen-

schappen ontstonden nochtans zelden. De boeren waren

slecht georganiseerd; de coöperatieve gedachte vond nau-

welijks ingang. Men gaf er de voorkeur aan zijn problemen

zelf op te lossen. Door dit alles was een toestand ontstaan,

waarin velen zich een bestaansbasis, op laag niveau, tracht-

ten te verwerven. In deze sfeer paste het maken van lange

arbeidstijden, met weinig belangstelling voor de bedrijfs-

1)
Men zie hierover ,,Het Gelderse Rivierengebied” en daar-
in het deel ,,De legende van de rijke Betuwe”, Handboek der Geografie van Nederland, deel V, blz. 487 e.v.

organisatorische
zijde.
Het bedrijf was voor het boeren-

gezin centraal en men zag de kinderen als potentiële ar-
beidskrachten,die niet te lang op school moesten zitten.

De vrees voor slechte tijden verklaart ten dele de angst

om kredieten op te nemen, die men trouwens zag als een

persoonlijke schuld, ook als de investering economisch

geheel verantwoord was. Kortom, men kon voor deze

gebieden spreken van een regionaal gestagneerde econo-

mie, waardoor zij een belangrijke achterstand op andere

gebieden in Nederland hadden.

Reacties en een nieuwe aanpak.

Van de jaren dertig af rijpte het inzicht om de oorzaken

van de misère op te sporen. Daarbij werd de agrarische

bedrijfsvoering als de hoofdoorzaak aangemerkt. De

standsorganisaties, voor wie hier een taak was weggelegd,

waren evenel weinig actief. Toen deze in 1940 door de

Duitse bezetter werden opgeheven staken enkele belang-

hebbenden en vooraanstaande personen uit de Bommeler-

waard de hoofden
bij
elkaar om zich te bezinnen op een

actiever aanpak van de problemen. De Stichting ter be-

vordering van de welvaart in de Bommelerwaard werd op-

gericht. Zij gaf.aan Prof. Van Vuren de opdracht een on-

derzoek ‘naar de problemen in te stellen. Deze legde in
zijn in 1941 uitgebrachte rapport ,,Welvaartsonderzoek

in de Bommelerwaard” de wonde plekken open. Dit rap-

port werd aangevuld met een cultuurtechnische studie van

de Nederlandse Heidemaatschappij.

Aan de hand van de resultaten van deze studies gingen’

de oprichters van genoemde stichting aan het werk. In

1941 werd te Bruchem de eerste landbouwschool in een

grote boerenschuur geopend. Thans zijn er in de Bom-

melerwaard twee landbouwscholen, één tuinbouwschool en

één tuinbouwvakschool. De volgende activiteiten beston-

den uit de instelling van commissies voor de veeteelt, de

landbouw en de sociale toestanden. Deze commissies trok-

ken enthousiast aan het werk, hetgeen na de oorlog de

eerste vruchten afwierp. Gewassenkeuringen werden ge-

organiseerd, de teelt van geselecteerde aardappelen be-

oordeeld, fok- en controleverenigingen opgericht, terwijl
ook de graslandverbetering ter hand werd genomen. Van

belang is ook, dat de bestaande landbouworganisaties (de

Gelderse Maatschappij voor Landbouw, de C.B.T.B. en

de N.C.B.) o.a. iii het bestuur van de Veeteeltcommissie

tot volledige samenwerking kwamen, iets, wat vddr de

oorlog onmogelijk was. Ook het sociale werk kwam op

gang. Huishoudcursussen werden georganiseerd, huis-

houdelijke voorlichting ter hand genomen, terwijl voorts
volgde de aanvankelijk op financiële moeilijkheden stui-
tende aanstelling van maatschappelijk werksters, gezins-

verzorgsters alsmede van vormings- en jeugdleidsters.

Het voorbeeld van de Welvaartsstichting voor de Bom-

melerwaard heeft inspirerend gewerkt op andere delen

van het Rivierengebied. De West-Betuwe kreeg ook een

welvaartsstichting, die vooral belangrijk werk op het ge-

bied van de rationalisatie van de veehouderij en op sociaal

16-3-1960

297

gebied verrichtte. Voor het Land van Maas en Waal en

het Rijk van Nijmegen ten slotte kwam omstreeks
1956

een soortgelijke stichting tot stand. Zo ontwikkelden zich

t allengs activiteiten, waarvan de actieradius niet beperkt

bleef tot agrarische en cultuurtechnische zaken, maar zich

ook uitstrekte over de meer algemeen sociaal-economische

en sociaal-maatschappelijke vraagstukken. Het zijn echter

thans niet meer de welvaartsstichtingen, die het sociaal-

maatschappelijk werk met eigen maatschappelijk werk-

sters, gezinsverzorgsters doen. Daarvoor werden mede op

initiatief van die stichtingen andere instanties in het leven

geroepen, nl. de Protestantse Contactraden en de Katho-

lieke Charitatieve Centra.
De welvaartsstichtingen, die van de aanvang af zich ten

doel hebben gesteld, stimulerend en coördinerend te wer-

ken, zien zich voor uieuwe taken geplaatst. Op sommige

plaatsen hebben
zij
bemoeienis met economische aange-

legenheden als industrialisatie, terwijl zij elders doende

zijn
onderwijs
of culturele mogelijkheden op hoger peil

te brengen. Vermelding verdient ook dat aan deze – uit

het particuliere streekinitiatief geboren – stichtingen mede

deeinemen de kerken, de vak- en standsorganisaties en de

betrokken gemeentebesturen. De provincie verleent met

subsidies een helpende hand.

Naast de reeds genoemde houden zich ook andere –

van overheidswege in het leven geroepen – organisaties

intensief bezig met rehabilitatie van land en volk van het

Rivierengebied. Het ontstaan van deze organisaties dateert

van 1950, toen een excursie plaatsvond van regerings-

autoriteiten, provinciale functionarissen met streekver-

tegenwoordigers naar, het komgrondengebied. De situatie

daar maakte zo diepe indruk, dat nog in hetzelfde jaar van

provinciewege de Gelderse komgrondencommissie in het

leven werd geroepen, in 1952 gevolgd door de interpro-

vinciale Stichting tot ontwikkeling van komgrondengebie-

den (in de wandeling STOK genoemd). In deze Commissie

zijn de Overheid, particuliere belanghebbenden en de eer-
der genoemde welvaartsstichtingen vertegenwoordigd. Zij

heeft de stoot gegeven tot een integrale aanpak van het

Gelderse komgrondenwerk. De STOK heeft primair een

dienstverlenende taak, o.a. op het gebied van onderzoe-

kingen. Bekend is de door haar geëxploiteerde proef boer-

derij ,,De Vlierd” in de Bommelerwaard. De arbeid van

de STOK levert de bouwstof voor het werk van de kom-

grondencommissie.

Cultuurtechnische en sociaal-economische veranderingen.

Het dominerend element in het streekontwikkelings-

werk zijn wel de cultuurtechnische verbeteringen. Deze
gingen samen met de waterstaatkundige voorzieningen.

De kanalisatie van de Maas, die in 1942 gereed kwam,
heeft mogelijkheden geschapen voor een betere water-

beheersing in de aanliggende gebieden: Doorbraken van

rivierdijken zijn sinds 1926 door voorzieningen van de

Rijkswaterstaat niet meer voorgekomen. Verbeteringen

aan de Linge beschermen sinds
1954
de landerijen ten

noorden van de Waal tegen onder water lopen. Na de

oorlog is de ontsluiting van ijele dorpen bevorderd door

de aanleg van rijks- en provinciale wegen.

De eigenlijke cultuurtechnische verbeteringen zijn de

ruilverkavelingen. Reeds véôr de oorlog werden enkele

kleinere uitgevoerd; nadien zijn deze op grote schaal voort-

gezet. Aanvankelijk bestond er nogal wat weerstand tegen

de ruilverkavelingen, maar hierin is allengs verbetering
gekomen. De ruilverkaveling is intussen uitgegroeid tot

een complex van maatregelen. Daarin kunnen thans vrijwel

alle structurele vraagstukken van de streek worden aan-

gepakt, zodat wegenaanleg, boerderjenbouw, krotoprui-

ming, aanleg van elektriciteit en waterleiding tegelijk

plaatsvinden met verbetering van de waterbeheersing en

een nieuwe verkaveling, waarbij iedere grondgebruiker

zijn percelen zoveel mogelijk bijeen krijgt.
De ruilverkavelingswerkzaamheden werden na de oorlog

begeleid door wetenschappelijk onderzoek. Verschillende

landbouwkundige researchinstituten werken daartoe binnen
het kader van de STOK samen in de Werkgroep Onderzoek

Komgronden. Deze onderzoekingen wezen uit, dat de
uitgestrekte komgronden geschikt kunnen worden ge-

maakt voor intensieve veehouderij. Dit werd gerealiseerd

in de ruilverkavelingen ,,Maas en Waal West” en ,,Bom-

melerwaard-Oost”, waar midden in de kommen 150 nieuwe

boerderijen werden gebouwd. De boeren die deze bedrij-

ven exploiteren, zijn uit het gebied zelf afkomstig en hebben

een groot aanpassingsvermogen aan de dag gelegd.

De aanpassing van de bevolking aan deze zeer snelle

en ingrijpende structuurveranderingen ligt niet alleen op

technisch, maar ook op sociaal gebied. Op dit laatste ter-

rein zijn het vooral de welvaartsstichtingen, die de sociale

begeleiding van de cultuurtechnische wijzigingen stimu-

leren. Ook aan voor- en nazorg wordt in toenemende mate
aandacht geschonken. Dit alles betekent en integrale aan-

pak van de problematiek; een problematiek, waarin ook

het vraagstuk van de werkgelegenheid een rol speelt.

Ondanks uitbreiding van de werkgelegenheid in de in-

dustrieën en de dienstensector in het gebied zelf, blijkt

uit de sterke toeneming van de pendel naar Utrecht, Noord-

Brabant en zelfs naar Rotterdam, dat die werkgelegenheid

de bevolkingsgroei en de afvloeiing uit de landbouw niet

heeft kunnen bijhouden. De pendel bestaat voor het groot-

ste deel uit ongeschoolde krachten. Gelukkig is de deel-

neming aan het vervolgonderwijs de laatste jaren sterk

toegenomen. Door de geografische ligging en de betere

ontsluiting zijn voorwaarden geschapen voor een verder-

gaande regionale industrialisatie. De vestiging en uitbrei-

ding van vele bedrijven in de laatste jaren wekken in dit

opzicht verwachtingen.

De veranderende geestelijke instelling.

De bovengenoemde activiteiten hebben tot de overtui-

ging geleid, dat ook een mentaliteitswjziging noodzakelijk

is te achten. Een mentale hercultivering werd ter hand

genomen en de vruchten daarvan beginnen te rijpen. Zo-

wel onder boeren, middenstanders en andere zelfstandigen

groeit een andere visie op de beroepsuitoefening. Er komt

meer ondernemingsgeest en de financiering wordt meer

door economische motieven dan door sociale argumenten

geleid. Tot de oorzaken, die tot deze ontwikkeling leiden,

behoort ook de snelle verandering van de werk- en woon-

situatie, welke in zichzelf een stimulerend effect op de be-

volking heeft. Het verhuizen naar een nieuwe boerderij

of het openen van een nieuwe middenstandszaak schept

vaak nieuwe geestelijke impulsen. Men maakt een nieuwe

start in het leven. Dit blijkt o.a. uit onderstaande grafiek,

waarin de investeringen worden vergeleken van een groep

nieuwe boerderijen in het ruilverkavelingsgebied ,,Maas

en Waal-West” met een groep landbouwbedrjven in de

Tielerwaard, waar nog geen ruilverkavelingen plaatsvonden.

Ook sociaal-pedagogische maatregelen, begeleid door

sociaal-wetenschappelijk onderzoek, stimuleren de ge-

schetste ontwikkeling. De sterke toeloop naar het vervolg-

298

16-3-1960

NIEUWWAARDE LEVENDE EN DODE INVENTARIS

IN OLD. PER HA CULTUURGROND

1800

1600

1400 *y’

1200

1000

0

800

1500-

400
200

1955156

1956157

1957158

1958159

Dode inventaris Maas

Levende inventaris Maas

& W001

& Waal

– – – Idem Tielerwaard

1

Idem Tielerwaard

onderwijs en de verbetering van het onderwijs zelf legget
de basis voor een nieuwe toekomstvisie. De voorlichting,

die wordt gegeven van de
zijde
van de Overheid en het

particulier initiatief, bevordert dat de bevolking meer
eco-

nomisch, organisatorisch
en
progressief
is gaan denken.

Zo wordt het
economisch
werken bevorderd door de

landbouwvoorlichtingsdienst •en de cultuurtechnische

dienst.
Zij
wijzen de boeren erop, dat de ruilverkavelings-

rente, die de grondeigenaren moeten betalen, niet moet
worden gezien als een persoonlijke schuld, die door de

Overheid wordt opgelegd, maar als een investering, die

rendabel moet worden gemaakt. Er wordt geadviseerd de

bedrijven aan te, passen aan de nieuwe situatie door uit-
breiding van de veestapel en van het machinepark, door

betere bemesting en het gebruik van beter zaai- en poot-

goed. Wanneer men de investeringen niet kan betalen,

wordt gewezen op de bestaande kredietmogelijkheden.

In enkele streken, zoals in de Bommelerwaard en in de
dorpen ten westen van Nijmegen, heeft de tuinbouw zich

snel ontwikkeld. Dit betekent een sterke intensivering van
de bodemproduktie in die gebieden. Mentaliteitsverande-
ring speelt hierbij een rol. Een tuinder is meet ondernemer

dan een kleine boer; hij loopt meer risico’s, neemt in gro-

tere mate deel aan de geldcirculatie en moet meer inves

teren. De volgende tabel illustreert de ontwikkeling in de

Bommelerwaard.

Veilingomzet

Aanvoer

Aanvoer
Jaren

Zaitbommel

glasaardbeien

tomaten
(mln. gld.)

(1.000 kg)

(1.000 kg)

1940

1,3

ca. 3
1950

…………
..3,0

140

45
1958

6,7

620

479
1959

8,0

600

557

In 1959 werd berekend, dat de tuinders in de Bommeler-

vaard gezamenlijk f. 4,8 mln, hadden geïnvesteerd in

mechanisatie, kassenbouw enz. Van dit bedrag was meer

dan f. 4 mln, besteed na 1945. Ten slotte heeft ook de

groeiende invloed van handel, industrie en coöperaties het
economisch denken bevorderd.

Ook de toeneming van het
organisatorisch
denken doet

haar invloed gevoelen op de samenleving in deze gebieden,

en bevordert haar inwendige kracht. Dit is trouwens een

algemeen verschijnsel op het platteland. Waar vroeger

slechts de ,,naoberplicht” uitkomst bood, staan nu gezins-
verzorging, kraamcentrum en begrafenisvereniging klaar.

Het organisatorisch denken wordt in de hand gewerkt

o.a. door land- en tuinbouwvoorlichting. De mensen wordt

aangeraden lid te worden van fokverenigingen, fruittelers-

organisaties of tuindersverenigingen. De huishoudelijke

voorlichting, dië door de standsorganiaties met overheids-

subsidies wordt \’erzorgd, bevordert de oprichting van

afdelingen van plattelandsvrouwenorganisaties, coöpera-

/ tieve diepvrieskluizen enz. Daarnaast hebben ook andere

activiteiten de organisatorische structuur van de samen-

leving rijker geschakeerd. Niet zozeer het formele lidmaat-

schap van organisaties is van belang, maar vooral de wijze

waarop zij functioneren en de mate waarin de mensen zich

verantwoordelijk voelen voor hun werk. Wel komt het

soms nog voor, dat volgens aloude tradities bestuursfunc-

ties worden toegedacht aan bepaalde families en dat de

informele dorpsstructuur op kritieke momenten sterker

blijkt te zijn dan de formele yerenigingsstructuur. Toch

worden de oude bindingen, die hier en ook elders overigens,

taai zijn, steeds zwakker.

De organisaties op vaktechnisch, cultureel en maat-

schappelijk gebied bevorderen een leefklimaat, waarin men

nieuwe zaken aanpakt en de nieuwe ondernemingsgeest

gepaard gaat met een hoger maatschappelijk aanzien.

Het
progressief
denken, het aanvaarden van en ook deel-

hebben aan de moderne dynamische maatschappij en het

zich thuis voelen in veranderende situaties, openbaart zich

in de komgrondengebieden steeds duidelijker. De vroegere

houding van passiviteit en weerstand tegen het nieuwe

wordt steeds meer doorbroken. Er worden speciale activi-
teiten ontplooid om dit progressief denken ‘te bevorderen,
zoals de agrarisch-sociale voorlichting en het begeleidend.
maatschappelijk werk. Hierbij wordt op vergaderingen en

forumbijeenkomsten gesproken over structuurverande-

ringen, de financiële verhouding tussen ouders en kinderen,

financieringsvraagstukken ed. Het zgn. -sociaal-groeps-

werk is een van de meest effectieve methoden. Hierbij komt

eenzelfde groep mensen verschillende malen bijeen onder

leiding van een daartoe opgeleide gespreksleider. Deze

gespreksleider zorgt ervoor, dat de groep
zelf
door dis-

cussie een mening vormt over een aangesneden probleem.

Ik heb, met behulp van enkele stafleden van de STOK

en de Gelderse komgrondencommissie, getracht een beeld

te schetsen van het intensieve werk om de Gelderse kom-

grondengebieden in hun volle omvang (dus technisch en

maatschappelijk) tot ontwikkeling te brengen. Van dit’

werk profiteert de gehele bevolking, niet alleen de land- en

tuinbouwer, maar ook handel en’ middenstand. Het gaat

om een vooruitbrengen van het gehele rivierenland, waar

van men vroeger zelfs niet durfde dromen. Nog blijft er
veel te doen; nieuwe problemen dienen zich aan ten ge-

volge van de industrialisatie, mechanisatie en wat dies

meer zij. Indien in de komende jaren de tijdsomstandig-

heden zich niet al te ongunstig ontwikkelen, geloof ik,

dat de bevolking uit het Rivierengebied sterker dan voor-

heen’zal staan in de strijd om het bestaan. Ik ben ervan

overtuigd, dat het vele intensieve en – we mogen het wel

zeggen – fascinerende werk, dat werd verricht, die be-

volking meer weerstand en meer geloof in de toekomst

heeft doen verwerven. –

Nederhemert.

J. ROSEBOOM.

16-3-1960

.

299

1

..-

‘De toekomst van het fruit in de Betuwe

en de IJsselstreek

Economische betekenis Gelders fruit.

Bijna iedere Nederlander kent de bloeiende Betuwe, maar niet
iedere Nederlander staat er bij stil dat de bloesems in dit gebied
elk jaar weer de prelude vormen van een fruitproduktie die de
belangrijkste is van geheel Nederland. Daarom nu enige cijfers.
In 1958 werd in Gelderland, met de Betuwe als veruit het
grootste produktiegebied, voor f. 39,5 mln, aan vers fiuitgeveild
en in 1959 was deze fruitomzet
f.
57,8 mln. Dit betekende, dat
in 1958 en
1959
bijna 30 pCt. van de Nederlandse veilingomzet
aan fruit (exclusief kasfruit) door de Gelderse fruittelers werd
geïncasseerd.
Appel en peer zijn hoofdprodukten.

De appelen en peren vormen de ruggegraat van de Gelderse fruitteelt; 56 á
65
pCt. van de veilingomzetten aan fruit kwam
de laatste jaren voor rekening van appelen en peren.
Ook in de toekomst lijken appelen en peren verreweg de
belangrijkste fruitsoorten voor Gelderland te zullen blijven.
De pruimen- en kersenteelt in dit gebied biedt weinig mogelijk-
heden tot expansie, gezien de weinig gunstige produktie-omstan-
digheden vergeleken met het buitenland. De kleinfruitteelt (frambozen, bessen, bramen en natuuraard-
beien) zal vooral de eerste paar jaren wel in haar expansie worden
afgeremd door de dreigende afzetmoeljkheden op de wereld-
markt voor kleinfruit. –
De toekomstige ontwikkeling van de fruitteelt zal dan ook het meest worden beïnvloed door hetgeen
bij
de appelen en
peren gebeurt.

Concurrentiepositie Gelderse appelen en peren.

Er zijn verschillende factoren die de concurrentiepositie van
het fruit bepalen. We zullen de belangrijkste ervan zien.

Samehstelling assortiment.

Tegenwoordig verlangt de ha’ndel in binnen- en buitenland
grote partijen uniform gesorteerd kwaliteitsfruit van een niet
te groot aantal rassen.
De samenstelling van het Gelders appel- en perenassortiment
is na de oorlog sterk verbeterd en meer aangepast aan de eisen van handel en consument op de Westeuropese markt.
In 1946 bestond de aanvoer van appelen aan de Betuwse
veilingen nog voor bijna 65 pCt. uit rassen die in de jaren 1950-
1960 steeds minder op de binnen- en buitenlandse markt werden
gevraagd en 28 pCt. van de Gelderse appelaanvoer bestond uit
Goudreinetten, welk ras vooral toen nog voor een belangrijk
deel grasgroene appelen opleverde, die in jaren met topoogsten
moeilijk te verkopen zijn. In 1946 bestond slechts 7 pCt. van
de appelaanvoer uit rassen, die in de periode 1950-1960 op de
Westeuropese markt furore maakten, appelen zoals Cox’s
Orange Pippin, Golden Delicious, Jonathan, Yellow Trans-
parent en James Grieve.
In 1958 was de situatie al een stuk verbeterd en bestond de
appelaanvoer reeds voor bijna 30 pCt. uit de zgn. moderne
rassen.
Gezien de ontwikkeling der nieuwe aanplantingen is te ver-wachten, dat de concurrentiepositie van Gelderland qua lever-
bare appelrassen in de toekomst nog meer zal verbeteren.
Bij de peren heeft zich na de oorlog een dergelijke ontwikkeling
voorgedaan.

Produktiviteit.

De modernisering van het fruitassortiment heeft ook tot gevolg
gehad dat de produktiviteit in de Gelderse fruitteelt is gestegen.
De moderne rassen werden namelijk vooral aangeplant door de

vooruitstrevende fruittelers, die op hun bedrijven de nieuwe
technieken en principes van de moderne fruitteelt toepasten.

Verkeersligging.

Uitermate gunstig ligt Gelderland temidden van de belang-
rijkste consumptiegebieden van West-Europa. Vooral door
deze verkeersligging drukken er heel wat minder transport-
kosten op het fruit bij export naar België en West-Duitsland dan
buy, op het concurrerende fruit uit Italië en Noord-Amerika.
Door de recente verbetering van de wegverbinding met West-
Duitsland kan de Betuwe deze gunstige factor in de toekomst
nog meer dan voorheen uitbuiten.

Handelspolitiek.

Ook de handelspolitieke ontwikkelingen hebben hun weerslag
op de verkoopkansen van het Gelderse fruit, daar dit fruit voor
het overgrote deel in de landen van de Euromarkt wordt afgezet.
De verruiming van de internationale handel in tuinbouw-
produkten in het raam van de Euromarkt zal enerzijds betekenen,
dat de belemmeringen op de import in verschillende afnemers-
landen kleiner zullen worden, maar anderzijds zal hierdoor de
concurrentie van het fruit uit de andere Euromarkt-landen, met
name uit Italië, op de Westeuropese markt belangrijk kunnen
toenemen. De vrijere concurrentie op de Westeuropese markt
zal dan ook steeds grotere eisen gaan stellen aan de concurren-
tiekracht van het Gelderse fruit. Een verdere opvoering van die
concurrentiekracht is dus ook met het oog op de handelspolitieke
ontwikkelingen een eerste vereiste.

Afzetapparaat, veilingen.
Vrijwel al het Gelderse fruit wordt afgezet via de veilingen.
Deze na de oorlog gemoderniseerde veilingen vormen de plaats
waar de prijsvorming plaatsvindt. Hier ontmoeten vraag en
aanbod elkaar en wordt het fruit aan de hoogste bieder verkocht.
Door de Vrije concurrentie wordt door middel van deze veilingen
een zo zuiver mogelijke prijsvorming bereikt, een ideaal dat in
vele fruitproducerende landen niet kan worden verwezenlijkt.
Ook biedt het veilingsysteem het voordeel van een uniforme keur op kwaliteit en sortering, wat de verkoopbaarheid van het
fruit sterk ten goede komt.
Als een van de vele voordelen willen we nog noemen, dat via
de honderden kopers in de Gelderse veilingbanken een nauw
contact bestaat met dd Westeuropese fruitmarkt, waardoor
praktisch iedere vraagverandering op die markt, waarbij Neder-
lands fruit is betrokken, in de prijsvorming tot uitdrukking
komt.

Samenvatting.

De fruitteelt levert een belangrijke bijdrage aan de welvaart van de bevolking van de Betuwe en de IJsselstreek. De appel-
en perenteelt vormen de ruggegraat van deze fruitteelt.
De concurrentiekracht van het Gelderse fruit, met name van
de appelen en peren, is in de jaren
1946-1959
belangrijk versterkt
door teelttechnische en bedrijfseconomische verbeteringen op de fruitbedrijven, door aanpassing van het geteelde fruitassortiment
aan de eisen van de Westeurôpese markt, door verbetering
van de verbindingen met de afzetgebieden en door modeinise-
ring van het afzetapparaat.
De uitgangsstellingen van de Gelderse fruitteelt zijn nu aan-
zienlijk gunstiger dan in 1945.
Een verdere verbetering van de concurrentiepositie van de
fruitteelt is echter nog mogelijk en noodzakelijk.
Voortbouwend op de resultaten van de afgelopen 15 jaren
kunnen de Gelderse fruittelers de toekomst van hun fruit op de
Westeuropese markt met redelijk vertrouwen tegemoetzien.
‘s-Gravenhage.

L. GIJSBERTS.

300

16-3-1960

De Noord-West Vehiwe en het

kleine-boerenvraagstuk

Inleiding.,

De Noord-West Veluwe behoort niet tot de aangewezen

ontwikkelingsgebieden omdat in dit gebied niet kan worden

gesproken van een ernstige chronische werkloosheid. Niet-

temin moet de Noord-West Veluwe worden gerekend tot

de landbouwkundig minder gunstige gebieden, terwijl bo-

vendien de droogmaking van Flevoland een minder ge-

wenste tegenstelling in het leven dreigt te roepen tussen

de landbouw aan deze en gene zijde van het randmeer.

Het Provinciaal Bestuur heeft daarom in
1955
ingesteld

de ,,Stichting tot Ontwikkeling van de Noord-West Velu-

we”.

Het doel der Stichting kan worden omschreven als sti-

mulerend en coördinerend werkzaam te zijn en initiatief
te nemen daar, waar dit nodig of gewenst wordt geacht.

Het is geenszins de bedoeling van de Stichting op destoel

te gaan zitten van anderen, zich te begeven op wegen of

zich te belasten met taken waarvoor andere lichamen, dien-

sten, instellingen of organisaties reeds aanwezig of werk-

zaam zijn. De Stichting heeft een vijftal werkgroepen inge-

steld, nl.:

de cultuurtechnischewerkgroep;

de agrarisch-bedrijfseconomische werkgroep;

de werkgroep voor industrialisatie;

de werkgroep voor planologie, volkshuisvesting en

utiliteitswerken;

de werkgroep voor maatschappelijke aangelegen-

heden of de sociaal-culturele werkgroep.

De Stichting is nu ongeveer vijf jaar werkzaam, zodat

het gewenst is eens na te gaan wat er in deze periode, met

of zonder haar toedoen of medewerking, op de Noord-

West Veluwe is gewijzigd.

Cultuurtechnische moeilijkheden.

Uit een rapport van de provinciale waterstaat wa ge-

bleken, dat de waterbeheersing op de Noord-West Veluwe
zeer veel te wensen overliet en dat bovendien maatregelen
dienden te worden getroffen tegen mogelijke nadelen door

verdroging als gevolg van de inpoldering van Oost-Flevo-

land. Het werd daarom nodig geacht het gehele gebied,

van Harderwijk af tot de Overijsselse grens in één water

schap samen tebrengen, omdat er dan 66k meer zekerheid
zou zijn, dat de verbeteringswerken na voltooiing behoor-

lijk zouden worden onderhouden.

– ‘Ondanks heftige tegenstand vân de betrokken water

schapsbesturen en ingelanden is door de Provinciale Staten

tot deze samenvoeging besloten. Door samenvoeging alleen

is echter nog geen verbetering verkregen. Hoewel met een

doortastend, actief waterschapsbestuur de noodzakelijke

verbetering ongetwijfeld bereikt kan worden, moet toch

gevreesd worden, dat deze slechts langs de weg van ruil-

verkaveling zal kunnen worden verkregen. De bevoegd-

heden zijn bij ruilverkaveling veel ruimer en gemakkelijker

te hanteren dan met behulp van de Waterstaatswet, terwijl

ook de financiering der werken veel gemakkelijker is.

Helaas is de bereidheid van vele eigenaren om tot ruil-

verkaveling over te gaan nog zeer gering, om niet te zeggen

volkomen afwezig. Het zal nog verscheidene jaren duren,

alvorens door intensieve voorlichting het wantröuwen en

onbegrip tegenover ruilverkaveling zal zijn verdwenen.

Ook in het zuid-westelijk deel van de Noord-West Veluwe

heeft de Stichting in
1958
door het afstemmen van de ruil-

verkaveling Arkemheen een ernstige tegenslag moeten in-

casseren. In dit verband dient de vraag te worden gesteld,

of de huidige regeling, de beslissing of tot ruilverkaveling
zal worden overgegaan te doen berusten
bij
de grondeige-

naren, wel juist is.

Een moderne ruilverkaveling, die meestal duizenden hec-

taren omvat en waarbij behalve de zuivere landbouw-

belangen ook vele andere belangen worden gediend, is

veel meer geworden een algemeen streekverbeteringsplan.

Het verdient daarom aanbeveling te onderzoeken, pf de

procedure welke gevolgd wordt
bij
oprichting van water-

schappen ook
bij
de totstandkoming van ruilverkavelingen

de voorkeur verdient. Sinds jaar en dag berust de beslis-

sing, of een waterschap zal worden opgericht of gewijzigd,

ook wanneer het niet-waterkerende waterschappen betreft

(dus ook in die gevallen waar de veiligheid tegen over-

stroming niet in het geding is), niet
bij
de betrokken (toe-

komstige) ingelanden, maar
bij
Provinciale Staten onder

goedkeuring van de Kroon.

Ruilverkavelingen zijn zeer kostbare maatregelen, waarin

de Overheid gewoonlijk het overgrote deel bijdraagt. Het

verdient daarom ernstige overweging de beslissing over

een ruilverkaveling evenals
bij
waterschappen te doen be-

rusten
bij
het Provinciaal Bestuur, uiteraard nadat de be-

langhebbenden zijn gehoord en in de gelegenheid
zijn
ge-

steld hun bezwaren daartegen in te brengen (art. 13 Water-
staatswet). Aan de ernstige ontevredenheid over de huidige

wijze, waarop in de Ruilverkavelingswet het stemrecht is

geregeld, zou tegelijk hiermede een einde zijn gemaakt.

Bedrijfseconomische problemen in de landbouw.

In deze sector kunnen wij op aanzienlijk meer succes

bogen. Het Noordveluwse landbouwbedrijf, hoewel klein,

kan de vergelijking met de overige zandstreken van ons
land over het algemeen zeer goed doorstaan. Hoewel de

produktie per hectare en per stuks vee in het algemeen

dus zeer behoorlijk is, is de produktie per arbeidskracht

door de te geringe grootte van het bedrijf te klein. Hierbij

doen zich echter merkwaardige verschillen voor, welke

met enkele cijfers mogen worden geïllustreerd.

Op de Noord-West Veluwe is in het kader van de streek-

verbetering een aantal rationalisatiekernen tot stand ge-

komen. Aan de daarbij aangesloten bedrijven wordt een

intensieve bedrijfsvoorlichting gegeven. Van een veertigtal

dezer bedrijven wordt sinds 1 mei
1956
een volledige be-

drjfsboekhouding bijgehouden. Hoewel bij de keuze dezer

bedrijven getracht is deze een doorsnee te doen zijn, zullen

zij in het algemeen toch worden geëxploiteerd door boeren

boven het gemiddelde, omdat slechte boeren gewoonlijk

weinig neiging vertonen aan een dergelijk onderzoek mede-

werking te verlenen. De resultaten over de jaren
1956/57

en
1957/58
zijn vermeld in tabel 1.

Uit dit overzicht blijkt, dat het arbéidsinkomen van de

kleine boer – dat is dus van een volwaardige arbeidskracht

(zonder sociale voorzieningen) – in
1956/57
op de bedrij-

ven beneden 7 ha gemiddeld beneden dat van een land-

-16-3-1960

301

TABEL 1

Gem. van alle
Gem. van alle
geadministreer- Gem. van de
Gem. van de
geadministreer-
Gem. van de
Gem. van de
de bedrijven
vier ,,hoog-
vier ,, laagste”
de bedrijven
vier ,,hoogste” vier ,,laagste”
kleiner dan
ste” bedrijven
bedrijven
groter dan
bedrijven
bedrijven
7ha
7ha

1956157 1957158 1956157 1957158 1956157 1957158 1956157 1957158 1956157
1957158 1956157 1957158
20
4 4
4
4
20
21
4
4
4
4
.
5,52
5,61
4,72 5,72 6,10
10,09
9,67
10,79
8,34
10,55
9,87
Aantal

…………………………………26
0cm. grootte

…………………………….5,48
Netto-overschot in gld./ha

…………………

43
195
471
720
-518
-256
124
353 463 642
-233
76
Arbeidsinkomen per volwaardige arb.kracht
.4.500
5.700
6.800 7.700
2.800
3.900
5.600
7.700 7.700
9.200
3.300 5.700

Beloning in. soc. lasten van een lsndarb.

……. .
4.780
5.134
4.780
5.134
4.780
1

5.134
4.780
5.134
4.780
1

5.134
4.780
5.134

arbeider is gebleven en op de vier ,,laagste” bedrijven zelfs

aanzienlijk daar beneden. Het jaar 1957/58 was gunstiger,

maar het arbeidsinkomen per volwaardige arbeidskracht

haalde, wanneer rekening gehouden wordt met noodzake-

lijke ,,sociale voorzieningen”, op de bedrijven beneden

7 ha gemiddeld nauwelijks dat van een landarbeider. Hier-

bij is dan nog geen rekening gehoudenmet het feit, dat de

kleine boer veel meer ârbeidsuren maakt en minder vrije

tijd heeft dan een landarbeider. Het ,,eigen baasje” zijn

en niet ,,andermans knecht” wordt dus wel duur betaald.

Uit het staatje blijkt echter ook, dat
bij
de bedrijven

beneden 7 ha het verschil in netto overschot tussen de vier

,,hoogste” en de vier ,,laagste” bedrijven in beide jaren

bijna f. 1,000 per ha bedraagt. Bij de
bedrijven
boven 7 ha

is dit verschil tussen de vier ,,hoogste” en de vier ,,laagste”

bedrijven in de jaren 1956151 en 1957/58 resp. f. 696 en

f. 556 per ha. Het merkwaardige is, dat het vrijwel dezelfde

bedrijven zijn, welke i
.n beide jaren een goede, resp. slechte,

uitkomst geven.
Daar zoveel mogelijk getracht is vergelijkbare bedrijven

voor het onderzoek te kiezen, neigt men tot de conclusie,

dat de betere uitkomsten in de eerste plaats te danken zijn

aan grotere bekwaamheid en meerdere ,,flair” van de be-

trokken landbouwers. Deze conclusie zou echter voor

barig zijn wegens het geringe aantal
bedrijven
en de korte

periode, waarop ‘het onderzoek nog slechts betrekking

heeft. Uit het onderzoek blijkt echter wel dat de grotere
bedrijven in het algemeen betere uitkomsten geven dan

de kleine. De Stichting is daarom van mening, dat bij sane-

ring getracht moet worden de bedrijven zo mogelijk te

vergroten tot 12 â 15 ha.

Uit de •aard der zaak kan sanering slechts langs vrij-

willige weg en met medewerking der betrokkengn tot stand

komen. Voor de sanering zou door aankoop, of door be

schikbaarstelling van gronden elders, een totale opper-

vlakte nodig zijn van rond 4.800 ha. Als gevolg van deze

sanering zou het aantal bedrijven op de Noord-West Veluwe

tussen 1955 en 1980 de volgende wijzigingen ondergaan.

TABEL 2.

Grootteklassen

Aantal bedrijven Aantal bedrijven

in 1955

in 1980

<

Iha
467
89
1-

Sha
1.896
508
5-

8ha
957 416
8- lOha
365
255
10 –

15

……………………..
……………………..

338
813
15-20

…………………….
…………………….

154
312
>

20

Isa

…………………….
ha

…………………..
.
70
69
Totaal

………………………..
ha

…………………..
.
4.247
2.462

De totale afneming van het aantal bedrijven tussen
1955

en 1980 zal volgens deze prognose derhalve rond 42 pCt.

bedragen. Het is natuurlijk lang niet zeker of de praktijk

overeenkomstig deze prognose zal zijn. Dit zal ook in

hoge mate afhangen van de politieke en economische ont-
wikkeling van West-Europa. Tot nu toe is de oudere gene-

ratie nog zeer sterk gehecht aan haar stukje grond. Bij

de jongere generatie begint dit reeds te kenteren.

Verwacht mag worden dat, naarmate de vijfdaagse ar-
beidsweek in de industrie en dus ook op de Noord-West

Veluwe meer algemeen wordt, de hang van de agrarische

jongeren naar een keuterbedrjf minder zal worden. Het

,,eigen baas” zijn, zonder dat meerdere inkomsten daar-

tegenover staan, wordt met de veel langere arbeidsdagen,
benevens het gemis van diverse sociale voorzieningen en

vande vrije zaterdag en zondag dan wel zeer duur betaald.

Met het nodige voorbehoud kan worden aangenomen dat

de landbouw op de Noord-West Veluwe in 1980 nog slechts

aan rond 3.400 mannelijke arbeidskrachten werkgelegen-

heid zal bieden, tegenover 7.147 in 1947, dus met ongeveer

de helft zal zijn teruggelopen.

Industrialisatie en planologie.

Tegenover de vermelde vermindering in de landbouw

zal een verruiming van de werkgelegenheid in andere sèc-

toren van het economisch bestel moeten worden gecreëerd.

Daarbij zal nog gerekend moeten worden op een vrij aan-

zienlijke bevolkingsaanwas. Deze werkgelegenheid zal
moeten worden gevonden in de industriële en diensten-

sector, waarbij ook de recreatie is begrepen. Naar kwanti-

teit gemeten zal de industrie van deze de belangrijkste zijn.

Door het E.T.I. voor Gelderland zijn hiervoor, in samen-

werking mét de Provinciale Waterstaat en de Provinciale

Planologische Dienst en met medewerking van de betref-

fende gemeenten, diverse plannen ontwikkeld. De Noord-

West Veluwe is voor verdere ontwikkeling in deze sec-

toren bijzonder gunstig-gelegen. Door inpoldering van

Flevoland wordt een randmeer gevormd met een vaargeul,

geschikt voor schepen van 1.350 ton. Deze vaargeul kan

in verbinding worden gebracht met de havens van Nijkerk,

Harderwijk en Elburg. De spoorlijn Amersfoort-Zwolle

en ook de Zuiderzeestraatweg lopen over de volle lengte

door het gebied en verbinden de daarlangs gelegen woon-
kernen zowel met het oosten als met het westen des lands.

Spoorwegraccordementen zijn aanwezig of kunnen worden

gemaakt.

Het beleid van de Regering is gericht op het tot meer

ontwikkeling brengen van de buitenprovincies, teneinde

de verdere samenballing in de zgn. ,,Randstad Holland”
zoveel mogelijk te beteugelen. De Noord-West Veluwe

met haar goede verbindingen zowel te water, per spoor

als over de weg naar beide zijden, ligt uitermate gunstig

voor vestiging van kleine en middelgrote ondernemingen,
niet alleen voor eindprodukten maar ook als toeleverings-

bedrijven.

Als gevolg van de natuurlijke aanwas en de te verwach-

ten geleidelijke afvloeiing uit de landbouw kan een voort-

durend aanbod van ‘arbeidskrachten worden verwacht,

terwijl de onmiddellijke
nabijheid
van ruime recreatie-

mogelijkheden op het randmeer en op de Veluwe, bene-

302

16-3-1960

.t

,

vens aanwezigheid van vaste grond, het bouwen en wonen

op de Noord-West Veluwe aantrekkelijk maken. Overplaat-

sing naar of vestiging van industrie op de Noord-West

Veluwe zal daardoor weinig bezwaren ondervinden bij de

staf of geschoolde arbeidskrachten, die aanvankelijk met

de industrie mede zullen moeten overgaan, daar op de

Noord-West Veluwe voorlopig geen of te weinig geschoolde

arbeidskrachten aanwezig zijn.

In de voorafgaande jaren hebben ook militaire en ver

plegingsinrichtingen (sanatoria) een aanzienlijke bijdrage

geleverd in verruiming van bestaansmogelijkheden op de

Noord-West Velu
1
,’e. Verwacht wordt echter, dat tot 1980

in deze sectoren geen grote wijzigingen meer zullen op-

treden. Ook de vreemdelingenindustrie zal vermoedelijk

geen grote uitbreiding van bestaansmogeljkheden op-

levéren. Wel zal bijzondere aandacht moeten worden be-

steed aan het op behoorlijke
wijze
onderdakbrengen van

week-enders en vakantiegangers. Op vele plaatsen ont-

breekt nog elektriciteit, maar vooral waterleiding en rio-

lering,
terwijl
ook de inrichting der woonruimten in vele

gevallen niet aan redelijke eisefi voldoet. De levering van

dagelijkse benodigdheden en het verschaffen van onderdak

zal aan vele reeds bestaande kleine middenstanders en

kleine boeren een welkome verruiming kunnen geven van

hun sober bestaan.

De bevolldngsaanwas, welke tot 1980 wordt geschat op

ruim 40.000 zielen, benevens de afvloeiing uit de landbouw

zal dus vrijwel uitsluitend in de stuwende industriële en

dienstensector moeten worden opgevangen. Dit komt neer

op een jaarlijkse plaatsing in deze sectoren van 400
è.
500

personen. Er is een vrij grote pendel naar Amersfoort,

Zwolle en Kampen, welke ook in de toekomst zal blijven

bestaan en zich vermoedelijk nog wel enigszins zal uit-

breiden. Tegen deze korte afstandspendel kunnen geen

ernstige bezwaren worden ingebracht.
Het overgrote deel zal echter op de Noord-West Veluwe

zelf werk moetén vinden. Hiervoor zal rond 150 ha indus-

trieterrein nodig zijn, dat in hoofdzaak geprojecteerd is

langs de IJsselmeerkust, omdat deze het gunstigst is gele-

gen. De kosten, die met de aanleg dezer terreinen zullen

zijn gemoeid, worden geraamd op ruim f. 18 mln. Dit be-

drag kan niet door de plaatselijke overheden worden op-

gebracht, zodat ook financiële steun van rijkswege nood-

zakelijk is. Ook zullen de kosten der industrieterreinen

bij uitgifte niet altijd volledig ten laste van de te vestigen

industrie kunnen worden gebracht. Geval voor geval zal

hierbij moeten worden bezien, waarbij vooral de plaats

en de aard van de te vestigen industrie de doorslag zal

geven.

Consequenties in
de sociale en culturele sector.

De in het begin van dit artikel genoemde sociaal-cultu-
rele werkgroep staat voor de moeilijkste opgave; zij moet

de bestaande bevolking ontvankelijk maken voor de struc-

turele wijzigingen, welke zich in de naaste toekomst op

de Noord-West Veluwe zullen voltrekken. Deze wijzigingen

zijn buitengewoon belangrijk, zodat aan het aanpassings-

vermogen der bevolking bijzonder hoge eisen zullen wor-

den gesteld. De Visserij zal vrijwel geheel verdwijnen, terwijl

de suprematie van de landbouw zal ophouden te bestaan.

Hoe sterk deze wijzigingen vermoedelijk zullen zijn moge

uit tabel 3 blijken.

De agrarische bevolkingsgroep welke in 1947 nog verre-

weg de belangrijkste bevolldngsgroep was en haar stempel

drukte op de gehele Noord-West Veluwe, zal volgens bo-

TA.BEL 3.

Mannelijke beroepsbevolking Noord- West Veluwe

Eeroepsgroep

1
1947
1980

Verzorgende industrie

….. . …….
16,9 pCt. 16,9 pCt. Verzorgende diensten

…………..
..
19,8 pCt.
18,6 pCt.
Agrarische Sector

………………
..
38,5 pCt.
12,6 pCt.
Stuwende industrie en diensten
24,8 pCt.
51,9 pCt.

venstaande prognose omstreeks 1980 zijn teruggedrongen

tot verreweg de kleinste bevolkingsgroep. Getracht moet
nu worden te voorkomen, dat deze bevolkingsgroep zich

in haar isolement terugtrekt. Doordat de totale bevolking
op de Noord-West Veluwe sterk zal toenemen, is er geen

gevaar, dat dorpen zullen leeglopen, zoals in het Noorden

des lands en in Zeeland op vele plaatsen het geval is.

Hoewel de industrie zich in hoofdzaak zal concentreren

in of om enkele kernen, zal toch een aanzienlijk deel der
in deze industrie werkzame arbeiders (blijven) wonen in

de omliggende dorpen. Daardoor zal er automatisch een

sterke Vermenging zijn tussen de agrarische dorpsbewoners

en de industrie-arbeiders. Deze laatsten zullen nog jaren-
lang prijs stellen op behoud van een tuin of stukje grond.

Het moeilijkste punt zal wel zijn de integratie van de

importbevolking met de autochtonen. Wegens het grote

tekort aan hooggekwalificeerde arbeiders zal aanvankelijk

de uitbreidende of zich vestigende industrie genoodzaakt
zijn de staf en geschoolde arbeiders te importeren. Het is

nu reeds gebleken dat deze zéer moeilijk met de autoch-

tonen tot één gemeens hap zijn samen te smeden. De so-

ciaal-culturele werkgroep met haar gespreksgroepen wijdt

daarom bijzondere aandacht aan alle factoren welke de

vorming van een gemeenschap kunnen bevorderen, zoals

onderwijs, beroepskeuze, tentoonstellingen, excursies, mu-

ziekcorpsen, zang- en toneelverenigingen, dorpshuizen,

kaderopleiding en -training, sport enz. enz. Zij tracht vooral

te voorkomen, dat de agrarische jongeren na het verlaten

der lagere school automatisch in het ouderlijk bedrijf

worden opgenomen. Zij lopen dan het gevaar, omdat er.

voor hen geen toekomst in de landbouw is, op latere leef-

tijd als ongeschoolde naar de industriële of dienstensector
af te vloeien
;
de laagst betaalde categorie en bovendien
met het risico bij een recessie het eerst als werkloze op

straat te staan.

Door sociologisch onderzoek wordt getracht de leemten
te ontdekken en
bij
de toe te passen therapie beleidsfouten

te voorkomen. Bijzondere aandacht wordt ten slotte nog

gewijd aan de huishoudelijke voorlichting. Op de Noord-.

West Veluwe is, evenals in vele andere gevallen, de man

wel hoofd van het gezin, maar de vrouw het nekje waarom

alles draait. Blijft de vrouw in ontwikkeling achter, dan

is-het met het aanbrengen van verbeteringen in woning

en bedrijf een vrijwel hopeloze zaak. Getracht moet dus
worden de vrouw en moeder tot medewerking te krijgen

bij de verbetering van woning en bedrijf, maar vooral ook

bij de bepaling van de toekomst der kinderen. Huishoud-

consulentes in dienst van de landbouworganisaties staan

daarbij ten dienste.

Uit het voorgaande moge een indruk zijn verkregen hoe

met veler en zeer gevarieerde medewerking getracht wordt

de problemen van de Noord-West Veluwe met het kleine-

boerenvraagstuk en de zich op korte termijn wijzigende

toestanden, zoveel mogelijk zonder schokken op te

vangen en zo bevredigend mogelijk op te lossen.

Bilthoven.

Dr. Ir. F. P. ME5iJ.

16-3-1960

.

303

N.V. VEREENIGDE PAPIERFABRIEKEN

EERBEEK

Enige fabriek in Nederland van

DUPLEXKARTON

voor bedrukte verpakkingen

VERKOOP

UITSLUITEND VIA

DE

GROOTH.ANDEL

Stafijzer

Balkijzer

Bandijzer

Beton ijzer

Plaatijzer.

Staal

Non-Ferro metalen

Plastic buizen en fittings

Pij pen en fittings

Flenzen

Lasbochten

Draadmateriaal

Bouten en moeren

Stalen bouten

Metaalschroeven

Houtsch roeven

Machines

Gereedschappen

Hang- en sluitwerk

Opgericht
1196

H. Is REE SINK & CO N.V.

ZUTPHEH
met vestigingen te

AMSTERDAM- ROTTERDAM

EEN OUD BEDRIJF BIEDT MODERNE SERVICE

* Ruime goed geoutilleerde magazijnen, uitgerust met
het modernste materiaal voor transport en opslag
van goederen:

* Snelle afwerking von alle binnenkomende orders,
0.0.
door uitgebreid buizenpostsysteem.

* Zeer moderne telefooncentrale met automatisch op-
nametoestel voor opdrachten buiten de kantooruren.

* Telexverbindingen met directe lijnen naar de ves-
tigingen te Amsterdam en Rotterdam.

* Fraai ingerichte toonzalen.

Haarden

Kachels

Gasverwarming

Centrale verwarmings-

artikelen

Huishoudelijke

artikelen

Elektrische

huishoüdelijke

artikelen

Sanitair

Geisers en doorstroom-

apparaten

Ijzerwaren

Transportwerktuigen

Land- en

Tu inbouwwerktu igen

Tuin meu belen

304

16-3-1960

IJe Îndustriële ontwikkeling, van

Gelderland

711

Het is alleszins gerechtvaardigd .de verdere industriële

ontwikkeling van Gelderland met enig optimisme tegemoet

te zien. De provincie voldoet immers aan een aantal voor-
waarden, die de uitbreiding van bestaande en de vestiging

van nieuwe bedrijven begunstigen. Gunstig is de ligging

ten opzichte van de nog steeds in omvang toenemende

verkeersstroom tussen de Randstad en het Westduitse

concentratiegebied. Van de verbindingen tussen deze eco-

nomische centra lopen twee goed bevaarbare water- en

(binnenkort) drie grote landwegen door het Gelderse.

De nieuwe Zuiderzeestraatweg zal de communicatie tussen

het Westen en het Noorden aanmerkelijk verbeteren, ter-

wijl ook de verbinding tussen het Westen en het Oosten
onze.provincie doorkruist. Natuurlijk, er zijn in het ver-

keersstelsel nog lacunes en zwakke plekken, maar deze
zullen in de komende jaren worden opgevuld resp. ver-

sterkt.

De Gelderse bevolking groeit niet alleen in absolute,

maar ook in relatieve zin. Er is dus een expanderende

arbeidsmarkt, die zich daarenboven voor de industrie in

relatief groter mate kan uitbreiden indien, door voort-

gaande rationalisatie in de agrarische sector, dit deel van

het economisch leven minder arbeidskrachten zal vragen.

Het arbeidseffect in de Gelderse landbouw is lager dan

in de meeste andere provincies, de marge voor verbetering
en dus voor afstoting van arbeidskrachten daardoor groter.

Een belemmerende factor bij de verdere ontwikkeling

is wellicht, dat een aanzienlijk deel van de bevolking woont

in kleine kernen en vooral, dat in enkele delen van de pro-

vincie kernen van enig formaat vooralsnog ontbreken. Een

bijzondere handicap is dit overigens niet daar de situatie

in Gelderland weinig
afwijkt
van de gemiddelde. Van de

bevolking woont
25
pCt. in gemeenten kleiner dan 10.000
inwoners (Nederland
25,4
pCt.), echter 34 pCt. leeft op

het platteland, zoals dit is gedefinieerd in de ,,Typologie

van de Nederlandse gemeenten naar urbanisatiegraad”

(Nederland 24,6 pCt.).

Een gunstige factor is, dat de belangstelling voor de

diverse vormen van voortgezet onderwijs na de oorlog en

vooral na
1952
zeer bevredigend is gestegen, al zijn er

streeksgewijs gezien verschillen van betekenis. Deze toe-

genomen en nog steeds stijgende belangstelling is een direct

gevolg van de sterk verbeterde spreiding van onderwijs-

instituten, maar ook symptoom van groeiende welvaart

en snel veranderende mentaliteit. De veranderingen in dit

opzicht in tot voor kort min of meer geïsoleerde streken

zijn het meest opvallend. Voor de voortgaande industriali-

satie is deze ontwikkeling gunstig, enerzijds omdat niet

alleen de omvang van de arbeidsmarkt maar ook de graad

van scholing van de arbeiders hiervoor bepalend is, ander-

zijds omdat de aanwezigheid ter plaatse of op korte afstand

van allerlei onderwijsinstellingen aantrekkelijk is voor de

ondernemers, die met hun staf van elders komen.

Hiermee zijn de gunstige factoren geenszins uitgeput.

Eind 1960 zal de elektrificatie van Gelderland zijn voltooid

in die zin, dat 99,8 pCt. van alle percelen, dank zij een

,,liberale” politiek van subsidiëring van onrendabele aan-

sluitingen, van elektriciteit is voorzien. Belangrijker is ech-

ter, dat de aansluitingsmogelijkheden voor industriële

grootverbruikers zeer gunstig zijn en dat vooral middel-

grote en kleinere bedrijven kunnen profiteren van de des-

kundige voorlichting inzake industrieel gebruik van elek-

triciteit. De ontwikkeling van de lange afstandsgasvoor-

ziening, in het bijzonder gestimuleerd door de onvermoed
grote beschikbaar komende hoeveelheden aardgas, is met

name voor Gelderland een zeer gunstige. Het gesloten

circuit rond de Veluwe met aftakkingen naar verschillende
andere delen van de provincie brengt deze hoog-calorische

en relatief zuivere energie binnen het bereik van vele be-
drijven, die hoge, temperaturen voor hun produktieproces

behoeven.

Ten slotte, maar niet ten laatste, wordt de aantrekke-

lijkheid als vestigingsgebied vergroot door het feit, dat

Gelderland met
zijn
zeer gevrieerde landschappen, die

in toenemende mate worden aangevuld met allerlei recrea-

tieve voorzieningen, aan zeer uiteenlopende behoeften kan

voldoen. In de meer stedelijke miieus bestaan geschakeerde

mogelijkheden tot kunstgenot; de wel eens te gemakkelijk

becritiseerde cultuurspreiding heeft Gelderland bepaald
verrijkt. Er zijn ook op dit gebied nog wensen, maar we

zijn ,,en route”.

Tussen 1930 en1950 is het aantal in de nijverheid werk-

zame personen met 60 pCt. gestegen (Nederland 58 pCt).’

In de relatieve positie is echter weinig verandering gekomen.

In 1930 was 10,37 pCt., in 1950 10,49 pCt. van de werk-

gelegenheid in de nijverheid in Gelderland geconcentreerd.

Het aandeel van de Gelderse in de totale bevolking steeg

intussen van 10,45 pCt. tot 10,83 pCt. Voor de na- oorlogse

jaren staan de door het E.T.I. verzamelde gegevens ter

beschikking. Deze sluiten niet aan op die van de bedrijfs-

tellingen. Ze hebben betrekking op bedrijven met meer

dan 10 arbeiders; de bouwnijverheid is buiten beschou-

wing gelaten. De cijfers voor Nederland als geheel zijn

die .van de Algemene Industriestatistiek, die weliswaar niet

geheel, maar toch in voldoende mate op de provinciale

gegevens aansluiten om een vergelijking te

kunnen maken.

TABEL 1.

Ontwikkeling van de industriële werkgelegenheid.

1
1948

1

1951
1

1959

84.535
100.189 115.530
84
lOO
115
Gelderland

…………………

Nederland

………………..
907.887
1.037.463
in pCt. van 1951

……………

84
100
114
inpCt.van 1951

………….
Gelderland

in pCt.

van

Neder-

76
.6.223

land

…………………….
11
11
11

De industriële expansie in Gelderland liep dus vrijwel

parallel met die van ons land als geheel. In navolging van

het E.T.I. kozen we 1951 als vergelijkingsjaar. Aangenomen

mag worden dat toen het herstel van de oorlogsschade aan

het industriële apparaat was voltooid. Splitsen we de totaal-

cijfers naar de drie kwartieren dan
verdwijnt
de parallelli-

teit in het verloop (zie tabel 2 op blz. 308).
Het groeitempo is op de Veluwe, waar het in de jaren

1930-1950 boven het gemiddelde lag, dus wat vertraagd

al is het niet geringer dan dat voor het land als geheel.

Binnen dit gebied zien we echter verschillen. De Zuidelijke

Veluwezoom met bijna de helft van de industriële werk-

gelegenheid in het Veluwekwartier als geheel en het be-

langrijkste industriegebied vertoonde sinds 1951 een ex-

16-3-1960

305


1
Egw
“-

.-

•.-

ji

1
‘1
1t

t

1

rr

IIi
:
1ii’]1p
i
1JI]1J1I
1
1 lli1j11 T•1
1111
t

1
1
,
1
4

1

r([(IIfll[I!

1

11i

‘1f11l1!i1

golf…

r

T
•!
1
j t

1

—-•
1
1

_______
1

•L

4
z

-;

Hoofdkantoor van het A.K.U.-concern

te Arnhem.

Fabrieken in Nederland:

Arnhem (2), Breda, Doetinchem, Ede, Emmen,

Emmercompascuum en Steenbergen.

Buiten Nederland in:

Ver. Staten van Amerika (6), Duitsland (10), Engeland,

Italië (2), Oostenrijk en Spafije.

Geeft werk
aan
ruim 50.000 personen,

1

-.
1

ijde

n.v. arnhem

PRODUCENTEN
VAN:

kunstmatig vervaardigde garçns en
vezels,

kunststoffen

(plastics),

carboxymethylcellulose, viscosesponsen, strocellulose, cellofaan,

synthetische rubber

PRODUKTIEONTWIKKELING
VOOR EN NA DE OORLOG

1913

Rayontextielgaren

1943

Rayonvezel

1946

Rayonbandengaren

1947

Enka-spons

1948

Carboxymethylcellulöse

1949

Rayonbandenweéfsels


.
Rayonvezelgaren

1950

Enkalon-garen


Akulon-spuitgietkorrels

1952

Akulon-staven


Enkalon-vezel

Emmercompascuum
.
Strocellulose

Emmen
1955

Terlenka-vezel’


Enka-nylonbandengaren

.1957
• Aku-Breda-cellofaan

Ede
12
1958

Terlenka-garen

Ahem

Doetinchem
1959

Synthetische rubber
dm Steenber
g
en
Meer gegevens over de A.K.U.

Breda
vindt

U

in de publikatie:

,,Het

geheel is meer dan de som der

delen” verkrijgbaar bij A.K.U.

Arnhem.

waarvan 13.000 in Nederland, 8100 in Gelderland

307

TABEL 2.

Industriële werkgelegenheid in de Gelderse landschappen

Expansie

tussen

1930 1948
1951
1959
en 1950
in pCt.

Veluwe
31.620
45.321
51.516
66 83 100 114
Rivierengebied
25.151
28.799
34.700
48
87
100
120
Achterhoek
21.764 26.069 29.314
65 83 100
112

pansie van 23 pCt. Groter nog was deze langs de Ijssel-

meerkust met als centrum Harderwijk, al gaat het hier

nog om kleine aantallen. Dit is verheugend, omdat deze

groei voorwaarde is voor de zo noodzakelijke agrarische
sanering van dit gebied. Het expansiepercentage voor de

Veluwe wordt echter gedrukt door het achterblijven van

de Ijsselstreek.

De in tegenstelling tot vé6r de oorlog sterke groei van

de industrie in het Rivierengebied wordt in hoge mate

veroorzaakt door de voorspoedige industriële ontwikke-

ling van Nijmegen, dat bijna de helft van de industriële

werkgelegenheid van dit gebied herbergt. Opmerkelijk is

verder dat enkele regionale centra, zoals Druten, Tiel,
Geldermalsen en Culemborg, op industrieel gebied tot

dusver weinig of geen groei vertonen. In de Achterhoek

domineert de Oude IJsseistreek met Doetinchem als groei-

end centrum. Toch vertoont het gebied rond Zutphen de

grootste procentuele groei. De expansie van de industrie
in dit kwartier als geheel bleef na 1951 achter bij die der

beide andere kwartieren als gevolg van de stagnatie der
industriële expansie in de Oostelijke Achterhoek en, zij

het in mindere mate, in de Liemers.

Nijmegen is de grootste en meest geïndustrialiseerde

gemeente in Gelderland. Omstreeks 40 pCt. van de manne-

lijke beroepsbevolking vindt werk in de zeer gevarieerde

bedrijven; sinds 1951 steeg de industriële werkgelegenheid

met 29 pCt. Arnhem is een goede tweede; weliswaar lag

het groeipercentage veel lager, nl. 11 pCt., daar staat tegen-

over, dat het als provinciale hoofdstad, centrum van recht-
spraak, vestigingsplaats van gedeconcentreerde rijksdien-

sten, kortom door de grote dienstensector een veel meer

gevarieerde beroepsbevolking heeft dan de Karelstad. Apel-

doorn, dat in 1959. de 100.000 inwoners passeerde, is de

minst geïndustrialiseerde van de drie en vertoonde met

7 pCt. ook het kleinste groeipercentage. Van de totale

industrlële werkgelegenheid is 34 pCt. in de ,,grote drie”

geconcentreerd. –

Na dit korte overzicht van het geheel en de delen is het

ter completering van het beeld nodig iets te zeggen over

de betekenis der verschillende bedrijfstakken.

De metaalindustrie is de belangrijkste bedrijfstak in

onze provincie met thans 29 pCt. van de totale industriële

werkgelegenheid en relatief sterke groei. De oorsprong

ligt aan de Oude Ijssel, waar eens de eerste ,,hogovens”
stonden, werkend met in de omgeving gewonnen oer en.

houtskool. Ook nu vinden we daar nog gieterijen, email-

leerderijen e.d., maar thans hebben o.a. ook Arnhem,

Rheden, Vaassen, Nijmegen en Tiel belangrijke metaal-

industrieën. Langs de grote rivieren liggen de eveneens
tot deze bedrijfstak behorende scheepswerven, die zich

na de oorlog voorspoedig hebben ontwikkeld van pro-
ducenten van binnenvaartuigen tot die van coasters en

zeeschepen.

TABEL 3.

Aantal arbeidsplaatsen naar bedrijfsklassen

1
1948

1

1951

1

1959

1. Aardewerk, glas, kalk, stenen, beton
9.555
11.056
9.890
86
100
89
2.427
2.554
3.135
93
100
121
3.051 3.141
3.756
98
100
121
5.657
6.586 7.383
86
100
112
3.

Grafische nijverheid

…………………

5.817
6.869 9.958
84
100 114
5.521
5.642
7.171
99
100
128

S.

Chemische nijverheid
…………………

525
596
557
88
100
90

Hout, kurk, Stro

……………………

11113. Metaalnijverheid, scheepsbouw
21.047
26.441
33.549

Kleding en reiniging

………………..

80
100 127
9

Leder en rubber

…………………….

10.

Mijnbouw, veenderij

…………………..

6.252
8.052
83
.

5.011
100 128
15.

Textielnijverheid

…………………..
18.468
16.844

14.

Papiernijverheid

……………………5.222

81
100
91
1.591
1.704
1.428
16.

Gas, elektriciteit, water

………………
94

.

100
84
17. Voedings- en genotmiddelen
…………..
9.111
10.880
13.807
84
100
127

Tweede in grootte, maar met slechts de helft van de

werkgelegenheid van de metaalbedrijven, is de textiel-

industrie met concentraties in de Oostelijke Achterhoek

aansluitend
bij
Twente en in de Gelderse Vallei. In deze

bedrijfstak loopt de wrkge1egenheid terug; vermoedelijk

is de oorzaak niet gelegen in verplaatsing van bedrijven,

maar in structurele veranderingen in de bedrijfstak als

geheel. Het aantrekken van arbeidskrachtén geeft moei-

lijkheden, zij moeten uit een wijde omgeving worden ge-

recruteerd; de animo voor het werk in deze industrie is

vooral
bij
jonge mensen dalende. In deze
bedrijfstak
is

ook opgenomen de rayonindustrie. De in Arnhem, Ede en

Nijmegen gevestigde bedrijven ontlenen hun betekenis niet

alleen aan de werkgelegenheid, die zij geven (ruim 9.500

arbeiders). Deze en ook enkele andere grote bedrijven

uit anderebedrijfstakken met uitgebreide researchinstituten

verschaffen werk van zeer gevarieerde aard en zijn niet

alleen voor het industriële, maar ook voor het maatschap-

pelijke leven in het algemeen een stimulans.

Omvat de textielnijverheid 15 pCt. van de industriële

werkgelegenheid, de in grootte derde bedrijfstak, t.w. de

voedings- en genotmiddelenindustrie, verschaft 12 pCt.

van deze werkgelegenheid. In tegenstelling tot de textiel-

industrie is dit ëchter een expanderende bedrijfstak, waar-

van het meest Gelderse element wordt gevormd door de

conservenfabrieken in de Betuwe.

Opmerkelijk is verder de groei van de confectie-industrie

(bedrijfsklasse 7). In de gunstige conjunctuur en dus krap-

per wordende arbeidsmarkt hebben deze bedrijven ontdekt,

dat de Gelderse arbeidsmarkt in de vrouwensector nog

ruimte bood.

Karakteristiek voor Gelderland zijn de steenfabrieken

langs de rivieren, die 50 pCt. van de Nederlandse metsel-

en 80 pCt. van de straatsteenproduktie leveren. Dit oude

bedrijf, ontstaan in de Romeinse tijd, heeft een grote tech-

nische ontwikkeling doorgemaakt. De veldoven werd ver-
vangen door de ring- en later door de vlamoven, de hand-

pers door de mechanische, terwijl het droogproces in de

open lucht steeds meer plaats maakt voor het kunstmatige

drogen. Een voordeel van deze laatste verandering is, dat

de aan deze industrie tot dusver inherente seizoenwerk-

loosheid hierdoor vermindert.
Ten slotte noemen we een andere oude Gelderse indus-

trie, de papierindustrie. Reeds in 1740 werden 171 papier-
molens langs de Veluwse beken geteld; thans kent Gelder-

308

16-3-1960

land zeer moderne bedrijven, die in de nog altijd stijgende

behoefte voorzien. Het hoge groeipercentage in de na-

oorlogse jaren spreekt duidelijke taal.

• We zagen reeds, dat de werkgelegenheid in de Gelderse

industrie in de periode 1948 –
1959
procentueel iets meer

is toegenomen dan die in het land als geheel. Na 1951 is

de toeneming van de werkgelegenheid voor vrouwen rela-

tief groter geweest dan voor mannen.

TABEL 4.

Door mannen resp. vrouwen bezette arbeidsplaatsen in pC(.

van 1951

1948
1
1951
1
1959

84
100
113
84
100
126
85 100
115
63
100
108

Gelderland

mannen

…………………….
vrouwen

……………………

Door vrouwen bezette arbeidsplaatsen in PCI.

Nederland

mannen

……………………
vrouwen

……………………

van het totaal


16,4
16,4 17,9
Gelderland

…………………
Nederland

…………………
17,7
18,1
17,2

Het resultaat van deze ontwikkeling was dus, dat Gelder-

land de ,,achterstand” t.a.v. de industriële werkgelegen-
heid voor vrouwen inliep. De ontwikkeling van de con-

fectie-industrie is hieraan niet vreemd.

Overzien we de ontwikkeling dan is de conclusie, dat

deze over het geheel gezien bevredigend is geweest. Het

aantal inwoners is voortdurend gestegen, het aandeel van

de Gelderse in de totale bevolking steeg eveneens, niet

alleen als gevolg van de natuurlijke aanwas, maar ook door

vestigingsoverschotten. Desondanks lag het werkloosheids-

percentage voortdurend beneden het landsgemiddelde.
Gelderland is, zij het in mindere mate dan de Zuidelijke

provincies, betrokken in het proces van voortgaande indus-

trialisatie. Niet echter volgens een uniform patroon. Be-

paalde streken worden in toenemende mate onderdeel van

de Randstad en in de toekomst vermoedelijk ook van het

zich naar het Noorden uitbreidende Ruhrgebied. Andere

delen vertonen een zekére, overeenkomst met sommige

probleemgebieden. De perifere ligging t.o.v. de concen-

tratiegébieden heeft een voor- en een nadeel. Deze gebieden

zullen in toenemende mate bepaalde economische activi-

teiten afstoten naar de periferie of anders, en misschien

juister, de concentraties zullen zich langs de grote rivieren

uitbreiden. Uiteraard betekent dit een krachtige stimulans

voor de t.o.v. de verkeersstroom gunstig gelegen gebieden.

Anderzijds oefenen de concentraties een zuigkracht uit

op de
nabijgelegen
gebieden, wat voor het bedrijfsleven
in die streken moeilijkheden geeft en zal blijven geven.

Gelderland lijkt bij uitstek geschikt, een deel van de

centraal verzorgende activiteiten op te vangen, met name

langs de zomen van de Veluwe, terwijl dus langs de rivieren

bijzonder geschikte vestigingsplaatsen zijn te creëren voor

tal van bedrijven, die in het Westen moeilijk een plaats

kunnen vinden. Het is nodig in deze ontwikkeling te voor-

komen, dat bij een verdere bevolkingsgroei de concentratie

op bepaalde punten zo groot wordt, dat de unieke recreatie-

gebieden, die een nationale functie vervullen op onaan-

vaardbare wijze worden aangetast. Daarom is het wenselijk

enkele regionale kernen, die thans reeds een industriële
aanzet van betekenis hebben en die door hun ligging de

voorwaarden bieden voor verdere groei krachtig te stimu-

leren. Een verdere industriële ontwikkeling is ook voor-

waarde voor een verhoging van het welvaartspeil, dat be-

Aantrekke1i jk rendement

AANpELEN

N.V.VEREENIGD
BEZIT
VAN 1894

De voordelen van aandelenbezit met beperking van risico

WESTERSINGEL 84 • ROTTERDAM

(Advertentie)

halve langs de Zuidelijke Veluwezoom en in Nijmegen

overal beneden èn vaak ver beneden het landsgemiddelde

ligt. Rationalisering in de landbouw is noodzakelijk om

hierin verbetering te brengen, verdere industrialisatie om

te .voorkomen dat het. thans relatief lage arbeidseffect op

de duur tot actuele werkloosheid leidt. Tiel, Harderwijk,
Zutphen en Doetinchem zullen tot ‘industriële centra van

groter formaat moeten uitgroeien; deze gemeenten zijn

daartoe potentieel het best in staat.

Vooral Nijmegen en Arnhem vertonen een zodanige

autonome groei, dat stimuli overbodig en uit ruimtelijk

oogpunt zelfs onwenselijk zijn. Apeldoorn, dat snel is ge-

groeid, lijkt
bij
uitstek geschikt
bij
eventuele decentralisatie

van de centrale administratie als opvangcentrum te funge-

ren. Daartoe zal het verzorgingsniveau in deze gemeente

echter moeten worden verbeterd. Het tot ontwikkeling

brengen van een beperkt aantal industriële centra, waar

voor vele argumenten van zeer uiteenlopende aard zijn

te geven, impliceert niet, dat de niet genoemde regionale

centra van kleiner formaat geen bedrijven zouden kunnen

of mogen aantrekken. In enkele gevallen is dit zelfs wense-

lijk om de thans bestaande te grote eenzijdigheid in de

werkgelegenheid weg te nemen. Het meest sprekende voor-

beeld zijn de plaatsen in de Oostelijke Achterhoek met

een te eenzijdige oriëntering op de textielindustrie.

Het tot ontwikkeling brengen van de bedoelde centra

is een taak, die de mogelijkheden van de gemeentelijke en

provinciale overheid te boven gaat. De gemeenten missen

daartoe de nodige financiële armslag en veelal ook het

daarvoor vereiste technische apparaat. De provinciale

overheid kan ongetwijfeld hulp bieden mits het haar be-

voegdheden bewust en systematisch richt op een verbete-

ring van de vestigingsfactoren. Hulp van de Rijksoverheid

is echter onontbeerlijk voor de investeringen, die boven

de financiële draagkracht der lagere organen uitgaan. Hier-

voor is nodig dat de Rijksoverheid zich niet alleen in grote

lijnen, zoals tot dusver, een beeld vormt van de meest wen-

selijke ontwikkeling, maar daaraan nadere uitwerking geeft.

Alleen op die verdere uitwerking kan een concreet pro-

gramma van noodzakelijke werken worden geënt. Als

deze wens wordt vervuld kunnen we de verdere industriële
ontwikkeling van onze provincie met vertrouwen tegemoet

zien.

Arnhem.

Drs. A. R. VERMEER.

Gegevens voor dit artikel zijn ontleend aan de 2e Algemene Bedrijfstelling,
deel 4, C.B.S. 1956 en ,,De industrialisatie van Gelderland 1948-1956″, E.T.1.-
rapport. Voor een verdere detaillering van het laatste deel van dit artikel
zie: ,,De Gelderse ontwikkelingsmogelijkheden gezien in verband met de
geografische situatie”, ETS-rapport 1958.

16-3-1960

309

F
Amt,rdam

.’.


1

/

A

\.J


1

/
/
Har,d.rwujk



/
1

/
/

)

Ii

/

1

/

-•–


/

/

i•

•HiIvcrum
j
t
ijk.rk

,

t… 1.1

?S. ~
~

r

1Id.

1

/
‘-
1•

1

do
p
T
1
v
Eist

40

1
T
im

1
OP

Herto9,nbo,ch

7′)

310

1
t

bt

ta

nd

.ntworpen

/

AUTOSNELWEGEN

OVERIGE 8ELANGRUKE WEGEN


– –


—-
WATER
t


t”
— _._.
SPOORL’JNEN

/
::
j


Htt.m

.••

/
t

‘t

.-

/
t

‘t

II

/
.\.

1

AImtIo

1
S
/

1
S
OId,tz.aI

/
.
1
/ /
/

•–

sw.A Ir

1

$cI•
dop

10011

fr
S
..

.–
•.
1•
/

t.och.m
:

Zutph.
t
.,

Duren


J

.5..

S
S.

oburg

Stad

1

🙂
Zonnaar

24

T
ib-
Emmë

__•__
,:,

Cieve

sYt4VL

-.5

.-.
Bocholi

S’.


t

-.

S’

(


\•

\.l

1

PROV.PLAN.DIENST VAN GELDERLAND j.nO

311

/

De ontwikkeling van Gelderland

in het bijzonder in verband met de ligging t.o.v. het Westen dés lands,

het Ruhrgebied en Twente

De centrale ligging van de provincie Gelderland tussen

de industriegebieden van het Westen des lands, van de

Ruhr en van Twente, zo duidelijk voor de beschouwer

der geografie van Nederland en van West-Duitsland in
hun samenhang, voert hem als vanzelf tot de gedachte,

dat de economische ontwikkeling van dit landsgedeelte

sterk onder invloed zal staan van deze, dit gebied omrin-

gende industriële zwaartepunten. Deze zich opdriigende
gedachte is geografisch zé solide gegrond, dat men haar

nauwelijks nog disèutabel zou mogen achten. Daarbij moet

evenwel worden bedacht, dat het Gelders gebied is samen-

gesteld uit drie gedeelten, de ,,Drie Kwartieren”, t.w.

,,de Veluwe”, ,,het Rivierengebied” en ,,Oosteljk Gelder-

land”, welke een in velerlei opzicht apart karakter ver-

tonen, dat zowel op historische als op economisch-geo-

grafische gronden kan worden verklaard. En voorts, dat

•deze deelgebieden, zowel als het gehele Gelderse gebied,
niet alleen een verschillende invloed zullen ondergaan, en

reeds lang hebben ondervonden, van de economische

zwaartepunten, in de titel van deze bijdrage vermeld, doch

evenzeer, dat in deze ,,kwartiercn” geheel verschillende

eigen mogelijkheden, eigen krachten, eigen aantrekkelijk-

heden aanwezig zijn, die voor de toekomstige ontwikke-

ling van de grootste betekenis zijn. Hiermede wil gezegd

zijn, dat deze toekomstige ontwikkeling niet uitsluitend

als een produkt te zien is van ,,externe” overwegingen van

een karakter als: het omliggende land ,,loopt vol” en nu

komt dus als ,,next best” de ontwikkeling van Gelderland

aan de orde; deze zal nl. ook een produkt zijn van reeds

lang aanwezige potenties en mede resultaat zijn van

terne” overwegingen.
Zonder te treden in een discussie over de al of niet juist-

heid der ,,promotie” tot onderontwikkeld of totprobleem-

gebièd, en onder reserve van een zekere spijtigheid, dat

,,moeilijke” gedeelten in mogelijk ieder der ,,Drie Kwar-

tieren” nu niet direct de extra hulp zullen ervaren, gelijk

die speciale gebieden, zo is te stellen, dat de eigen waarden

van het Gelderse gebied in voldoende grootte aanwezig

zijn om daarmede zelf ,,van de grond te komen”, hetgeen

dan ook reeds uit de achter ons liggende ontwikkeling –

hier meer, daar minder – is gebleken. Ter completering

hiervan, ter consolidering van de maatschappelijke bases
als startpunt om met de ontwikkeling van de omliggende

gebieden ,,in de pas” te blijven, zal uiteraard de landsover-

heid erop bedacht dienen te zijn deze gebieden niet ,,te

vergeten”.

Globaal gesproken is het Rivierengebied, voor zover

het factoren van ,,externe” belangstelling betreft, aange-
wezen op de grote vaarwegen, die er reeds zijn, doch die

voorzien zullen moeten worden van enige aanloophavens,

hetzij ten algemenen nutte, hetzij ten gebruike door indivi-
duele grote industriële vestigingen, alsmede op grote weg-

en railverbindingen, die reeds gedeeltelijk in aanleg zijn
(Rijksweg 15) of nog tot ontwikkeling dienen te worden

gebracht (een rechtstreekse spoorlijn door de Betuwe van

de Ruhr naar de Europoort). Het is evenwel dringend

nodig, dat er spoedig duidelijkheid komt over de realiseer-

baarheid dezer werken: over hoeveel tijd en op welke plaats,

dus over het ,,wanneer” en ‘,,waar”. Reeds een gering aan-

tal dezer rivierhavens zal ,,het opkruipen langs de rivieren”

van op diep vaarwater aangewezen grote industrieën be-

vorderen en daardoor een ontspanning kunnen geven aan

het gedrang langs de rivieroevers in het Westen des lands.

Deze grote werken, als ,,injecties” nodig, zullen grote

overheidsinvesteringen vragen. Zij zijn echter vereist om

ten volle te profiterén van de geografisch gegeven mogelijk-

heden, die liggen in de rechtstreekse verbindingswegen tus-.

sen het Duitse achterland van de Delta en de Delta-mond.

Het is immers dit ,,kwartier” der drie Gelderse kwartieren,

dat het méést getypeerd wordt als het doortochtsgebied

van West-Europa naar de zee.

In samenhang met deze ,,van buiten komende” stimu-

lantia is het ontwikkelingswerk, dat met betrekking tot de

komgronden aan de gang is, een machtige ,,interne” factor

om dit Rivierengebied gereed te maken voor het vasthouden

der autochtone.bevolking. Immers, alleen door grotere en

vruchtdragender werkgelegenheid in de agrarische bedrij-

ven, alsook door uitbreiding van reeds aanwezige en ves-

tiging van nieuwe industrieën, zal de algemene welvaart

aldaar op hoger peil kunnen worden gebracht.

Op de Noord-West Veluwe liggen de omstandigheden

iets anders. Daar moet het streven om een industrieel leven

te doen ontstaan gezien worden in verband met de af-

vloeiing van arbeidskrachten uit de landbouw en het weg-

vallen van een aantal bestaansbronnen, die aan de kust

van de oude Zuiderzee eertijds bestonden. Voor deze strook

land zal de kortere verbinding, die door (reeds geprojec-

teerde) rechtstreekse wegen met het Westen des lands zal

worden verkregen, een, noodzakelijke, mogelijkheid bieden

om een zich langs de kust van het oude land ontwikkelende

industrie grotere levenskracht te geven. Voor vestiging

daarvan zal dit gedeelte aantrekkelijk te maken zijn door

alvast de wegen op het oude land belangrijk te verbeteren,

in afwachting van het gereed komen van het nieuwe land.

De relatie met het Amsterdamse haven- en industriegebied,

in wisselwerking zo vruchtbaar, ligt voor deze oude kust-

strook in de komende jaren niet meer over de waterweg,

doch over de landwegen, zodat er òp deze verbeterde we-
gen niet lang kân worden gewacht
1).

Toch zou het een onnatuurljke beperking zijn hierbij

alleen naar het Westen te zien. De provinciale samenhang

brengt met zich, dat het versterken van de relatie met

,,overig” Gelderland waarschijnlijk gemakkelijker, althans

sneller, te verwezenlijken is. Ook hier ligt het accent op

de verkeersverbindingen. Een goede provinciale weg be-

ginnende bij de Zuiderzee, die aansluitingen zal geven op de

grote, internationale, autowegen, zal zonder twijfel de

samenhang van alle drie Gelderse kwartieren krachtig be-

vorderen. Samenwerking van industriéën, eventueel als

toeleveringsbedrijven van de ene aan de andere, vestiging

van filialen van ondernemingen uit andere delen der pro-
vincie, uitwisseling van arbeidskrachten, zullen door een

‘) Zie ook blz. 302 en 303.

312

16-3-1960

goede weg tot de mogelijkheden gaan behoren. Een histo-

rische barrière, op enige tientallen kilometers afstand,

parallel aan de oude Zuiderzeekust, zal daarmede kunnen

worden doorbroken. En tegelijkertijd zal daardoor de

Veluwe als doortochtsgebied van het Duitse grensgebied

bij de groeiende samenhang van het Nederlandse gebied

worden betrokken. Komt zulk een weg niet spoedig tot

stand, dan zal daardoor een kans voor de Veluwe worden

gemist. Op overeenkomstige
wijze
zal dat het geval zijn,

indien de aloude Zuiderzeestraatweg niet tijdig naar de

eisen van het huidige verkeer over de reeds bestaande ver-

binding geschikt zou worden gemaakt.

Het is nimmer precies te voorspellen voor welk gedeelte

van de aanlegkosten een weg zijn nut oplevert als door

tochtsweg of als middel tot ontsluiting van een streek aan

het eind van een weg gelegen. Het is daarom van des te

meer waarde, als beide categorieën van nuttigheid. in de

rede liggen. De E-wegen vervullen uiteraard in dit opzicht

eveneens beide functies. Zij zullen op groter afstand de

mogelijkheden, die er liggen in de groeiende Westeuropese

gemeenschap, grjpbaar maken. De betekenis voor de Ve-

luwe van de E-wegen nrs. 8, 35 en 36 is daardoor niet spoe-

dig te hoog aangeslagen. De weg E 36, beter bekend als

Rijksweg 12, in de wandeling het Hazenpad genoemd,

vervult reeds thans de functie van verkeershartader tussen

Ruhr en Europoort en hij zal deze functie op steeds sterker

wijze gaan uitoefenen. Het aanleggen van goed geoutil-

leerde zijwegen, zoals die zijn opgenomen in de plannen

voor rijks- en provinciale wegen, zal het gehele Gelderse

gebied, dat niet zelf aan Duitsland grenst, de ontwikke-

lingsvoordelen verschaffen, die er door de éënwording in

economisch opzicht van West-Europa in de naaste toe-

komst liggen.

Het gebied, waarin Rijksweg 12 zich bevindt, is ten

naaste
bij
aan te duiden als de Zuid-Veluwezoom, alwaar

reeds een krachtige ontwikkeling van het economisch leven

te onderkennen is. Het beeld is hier mede beïnvloed door

de grote mogelijkheden, welke hier uit anderen hoofde

aanwezig zijn. Er komt duidelijk door naar voren, van

welk een enorme betekenis voor het ecônomisch leven in

het algemeen de aanwezigheid is van factoren, die het ,,bij

komende” industriële klimaat bevorderen. Men zou de

neiging voelen opkomen om te zeggen, dat dit ,,zoom-

gebied” ook reeds ,,aan het vollopen” is
2).
Het zal gewenst

zijn, dat nieuwe industriële vestigingen zich allereerst op

buiten deze zoom gelegen gedèelten gaan oriënteren. Zij
zullen daarmede de nauwe contacten met de grote indus-

triële zwaartepunten buiten Gelderland niet behoeven te

ontberen, door de toch op korte afstand ter beschikking

staande grote Europese en nationale verkeersaders. Er zal

bovendien ook door op korte afstand van Arnhem en

Nijmegen gevestigde ondernemingen kunnen worden ge-

profiteerd van de grote culturele en commerciële voordelen,

welke door deze steden worden geboden.

In dit zoomgebied is het vooral de verbetering van de

vestigingsfactoren, op het allerhoogste culturele niveau,

2) Zie ook blz. 29213, alsmede blz. 32112.

A0 1788.

AMSTEkPAMS.CHE

WORD U1TGEGEVIN BY..

1\1AANDA

EXTRA-COURANT,

I1ENDRÏK L’INSEN

DF.N
8
SEP TMI3ER.

A

MSTERD’Mden scptein&er, ,, nonzetwee vnergan-‘ Ï. » aeteeaigcrneie t’et geb1der vah ‘t G
,
Cut verdno,2 h-b.
iW

den vn den n en 4 >
gaven
wy
dtg Lezâreéne .1

, ben: xeede geduiende dcn ganfcheti da w:*nDége»igcnen’
Kn

,e Sc,’;cts van
het een en pider, waar n’ete
derr .

,, b.yMhip
algemeen; ‘t
ÏY:sapelaocrttni Y pmiktt uwi
Srzas1
qi,uetl,
het vetblyfvanHOlLLCC ‘WE

t .
»
!: !gt’ in top gehaaiJ, en

zag men

van min.
EN. KONINGLYI( IIOOCHI1DEN , dnnen me
Vewn

1

,, de-e Vaarulgen bi de
itad,
Vooral der Zeeuwfche Schuiten,
getracht helh , op alLende

m veraangcoïiwil. llet

1

,, n de hin/e Grngr ligtênde. -‘ Na het
eerfje
hewon voi..g
, de fluaoa.s

J.1!!LY1.,LgÎeu4e
allerlei rant en (LenI . Ii
de ow;tpeeklykfte

en î’a
DE ECONOOM EN DE BERICHT GE VING
,,
Ia:zdçbe lroau’
,, WE’ÏTIGE OTEJI
hunne Ainfpraak
gin

De berichtgeving anno 1788 bood weinig
Leurven
geleden, ree
17k en wy
zyn ‘er
.J

economisch nieuws. Plaatselijke gebeur-
,, otize gegeven
.Schets
d

tenissen waren toen nog aanleiding tot
,, gen aan ia vuten we
geg:o zyn en verzeld

een ,,extra-courant”

,. Zo r mnéo ondrv
1

Onze eeuw geeft daarentegen een geheel
âar de ERFSTAOUO

ander beeld te zien en berichten op
herwaands ilond te
VU
Zu
JIt) tUÇ •v*.ziy
1

DE
Tw
E NTS CH E BAN K

tui,en,, dat de tracee
Van
Gobsnnr.rst ee Vay

160
kantoren in Nederland

,,
rech:v.mrd:heden , 1 l(
LXK HUIS ga edaq


——

–b

fchesfte alg ok ondt anderen daardoor,
4x
Za,td.v 1farrefl

.

,,
gemnaklft
te malien ,vrditn den dankbarcn lot’ der !ntezetenn.

de
3
t
Aiguatua, een snenklyk

By
betuisflappcn
uisdeK
3e1(en.
wind
hit IlGezel(ili:p

———–
,.

R.Iun d

IfdeD ,

, door de bovcnenoemde twee feeen

financieel-economisch terrein verschijnen

dagelijks.

Ook De Twentsche Bank heeft haar eigen

actuele berichtgeving op zakelijk en

financieel terrein. Onze kantoren verschaf-

fen U hierover gaarne nadere inlichtingen
16-3-1960.

313

die de aandacht moge hebben. Hierbij is te bedenken, dat

de nieuwe Europese verbindingen niet alleen mogelijk-

heden bieden voor uitwisseling van commerciële waarden,

doch evenzeer van culturele. Wil men langs dit Zuid-Ve-

luwse gedeelte nog iets overhouden van wat vroeger de

Utrechts-Gelderse-lustwarande zo beroemd deed zijn, dan

zal er op korte termijn, in boven-gemeentelijk overleg,

moeten worden gekozen, zowel in de richting der industrie,

als in die der ,,recreatie”, de culturele daaronder begrepen.

Aan de overzijde van de IJssel ten opzichte van Arnhem

is er nog ruimte, die tot dusver n.m.m. al te zeer buiten

het gezichtsveld der industriële vestigingsmogelijkheid is

gehouden. Ook van daaruit zal men kunnen profiteren

van het grote-stads-karakter van Arnhem en het hier be-

staande hoge culturele niveau van het maatschappelijk

leven, dat een natuurlijke vestigingsgrond, is
bijv.
voor

een hier te vestigen inrichting van Hoger Onderwijs.

Een historische, slechts in de periode tussen de beide

wereldoorlogen verbioken doch geleidelijk aan weer op-

gevatte, samenhang, zowel industrieel, commercieel als

cultureel, over de rijksgrens heen, is te onderkennen in

dat derde Gelderse kwartier dat, onder verschillende

namen bekend is. Men noemt het wel de Graafschap en

Liemers, samenvattend ,,de Achterhoek” of Oost-Gelder-

land. Van oudsher leefde dit gebied in nauwe samenhang

met het Westfaalse en Munsterse land en was daarmede

door Oost-West lopende verbindingswegen, de Hessen-

wegen, verbonden. V66r 1914 bestond de rijksgrens slechts

op papier. De grensbevolking rekende evenzeer in Reichs-

marken als in guldens. Men sprak elkanders of hetzelfde

dialect; er bestonden grensoverschrijdende familierelaties

en vlak over de grens in Duitsland kende men filiaalfabrie-

ken van Nederlandsen huize, aldaar gevestigd uit hoofde
van douanevrijheden. Er was een intensief grensverkeer,

waarvan de hoofdrichting bepaald werd en wisselde naar

gelang van het prijsverschil der goederen en van de hoogte
der lonen aan.deze en gene zijde van de grens.

De relatief grote intensiteit van dit verkeer is terug te

vinden in de ontwikkeling der Oost-West gerichte wegen;

die immer een grotere betekenis hadden dan de Noord-

Zuid verbindingen. Deze laatste hadden aan de oostzijde

van de grens veelal een strategische betekenis, die aan de

westzijde geen stimulans was voor het projecteren ervan.

Integendeel, men heeft hier sedert eeuwen vestingsteden

gehad, die de Oost-West verbindingen afgrendelden. Doch

dit is oude historie. Een reële en vooral ook psychologisch

belangrijke belemmering waren de moeilijke rivierover-

gangen, waarvan die te Doesburg, een schipbrug, tot voor

kort een voorbeeld was.

V&5r 1914 was daardoor de afstand tot de beide Hol-

landen belangrijk groter dan tot Munster en Dusseldorf,

voôral ook op cultureel gebied. Doch ook dit is historie.

De vaste oeververbindingen over de Gelderse IJssel hebben

deze ,,Achterhoek” tot een gewoon gewest van Nederland

gemaakt, zodat dit gebied sedertdien op evenredige wijze

deel heeft aan het maatschappelijk en economisch leven

van het Koninkrijk. Toch heeft de betrekkelijke afgesloten-

heid dezer streek in zeker opzicht haar stempel op de eco-

nomische ontwikkeling aldaar gedrukt, vooral hierin tot

uitdrukking komend, dat de ijver en de ondernemingszin
der autochtone bevolking een veelheid van kleine indus-
triële bedrijven heeft tot stand gebracht, die, geënt op de

produkten van eigen bodem, individueel niet spectaculair

zijn, doch ,,in opgeteld gewicht” van groot belang, een

voortreffelijke basis gevend aan een voortgaande iidus-

trialisatie. Het inspelen op een situatie, waarin douane-

grenzen zullen zijn weggevallen of althans douanebarrières

zullen
zijn
verlaagd; is hier een min of meer herstellen van

een historisch bekende omstandigheid.

Het naar elkander toegroeien van Hollands en Duits

industrieel potentieel, over de nog weinig geïndustriali-

seerde gebiedsstrbok tussen Ruhr en rijksgrens heen, is

dan ook een, in de eerstvolgende decennia, natuurlijker-

wijs te verwachten gebeuren. Zowel de. ,,eigen” industria-
lisatie als de importindustrialisatie vinden hier, aan weers-

kanten _van de grens, een vruchtbaar gebied, dat aan de
Gelderse zijde reeds enige tientallen van jaren ontsloten

is door een dicht net van wegen, bedekt met relatief zeer

frequent rijdende openbare middelen van vervoer, die ook
het grensoverschrijdende vervoer, zowel van pers6nen als

goederen, op goede wijze verzorgen. De mogelijkheden

van het weg- en railvervoer
zijn
nog gecompleteerd, sedert

de Oude IJssel vrijwel in volle lengte voor zeeschepen

(coasters) bevaarbaar is gemaakt.

Als een soort anachronisme worden in deze streek de
in aantal nog te geringe of de te weinige uren geopende

grensovergangen gevoeld. Tussen Nijmegen en de Gelders-

Overjsselse grens zijn deze nog al te zeer belemmeringen

voor een natuürlijke ontplooiing der potentiële mogelijk-

heden, want ook al weet men zich in de praktijk aardig te
re’dden, een psychologische barrière is
bij
de ontluiking

van de ondernemersgedachte nimmer te onderschatten.

Een voorbeeld van het omgekeerde is te onderkennen

in de samenhang van het noord-oostelijk gedeelte van het

Oost-Gelderse Kwartier met Twente. Een provinciale grens

als die tussen Gelderland en Overijssel, is, een geheel uit

het bewustzijn des dagelijksen.levens weggevallen gegeven.

Zelfs zo, dat m’en de samenhang tussen
bijv.
de textiel-

gebieden van Twente en Winterswijk intenser acht dan zij

in cijfermatige benadering blijkt te zijn. De invloedssfeer

van het Twentse industriegebied beperkt zich tot een rela-

tief smalle strook, die zich weliswaar geleidelijk aan ver-
breedt, als gevolg van de grotere reikwijdte der verkeers-

middelen en door de grotere mobiliteit der bevolking.

Deze laatste is stellig nog niet in iedere Gelderse gemeente

een vanzelfsprekendheid. Doordat er hier en daar nog een

verkapte werkloosheid bestaat, als nevenverschijnsel van

de voortgaande rationalisering in het agrarisch bedrijf,

zal deze mobiliteit beïnvloed en gestimuleerd dienen te

worden. Vooral door methoden van individuele voorlich-

ting, zoals daarvan
bij
de komgronden in het Rivieren-

gebied zulke voortreffelijke voorbeelden worden gegeven.

De invloedssfeer van Twente op Gelders territoir zal
zeer vergroot worden door de verwezenlijking van een

provinciale of Rijksweg, die het Oost-Gelderse gebied zal

doorkruisen, aansluitend op de Rijkswegen 12 en 15 van

Zevenaar naar Twente. Deze weg zal als eerste fase van

Zevenaar tot’Doetinchem worden voltooid. Aan de pro-

vinciale weg Doetinchem-Lichtenvoorde-Twente is een af-

takking. gedacht van Lichtenvoorde over Aalten naar Bb-

cholt. In samenhang met wegen op Duits territoir zullen

door het totstandkomen van het geschetste – wegenstelsel
internationale contacten te leggen zijn over zeer grote af-
standen, zowel in Noord-Zuid richting als van het Neder

lands-Duitse textielindustriegebied naai de Europoort
3).

Het spoedig aanleggen van déze weg is een levensbelang

voor deze
nijvere
streek, aan wier bevolking in het eerst-

3)
Zie hierover ook blz. 317 en 319:

314

.

16-3-1960

komende decennium nog werkgelegenheid bezorgd zal

moeten worden voor vele tienduizenden, wil ook dit ge-

bied niet een nog sterker expulsiegebied worden dan het

nu reeds is.
Voortbouwende op de in vrijwel in elk der drie Gelderse

kwartieren reeds aanwezige industriële bases, rekenende

op de aanwezigheid van een arbeidzame, evenwichtige en

goedhartige autochtone bevolking, meer en meer begun-

stigd door regionale, nationale en internationale verbin-

dingen, is
bij
beschouwing der toekomstige ontwikkeling

van Gelderland in economisch opzicht plaats voor opti-

mistische verwachtingen, vooral indien daarbij aan de

eigen ontplooiing van reeds aanwezige ondernemingen
,,ruimte” gelaten wordt voor een ,,natuurlijke” groei en

daarnaast aan nieuwe ondernemingen uit andere delen

des lands duidelijk wordt gemaakt welk een verscheiden-

heid van uitermate gunstige vestigingsfactoren in deze

provincie aanwezig is.

Het reeds aangeduide verschil in karakter der drie kwar-

tieren maakt een genuanceerde bevordering der industri-

alisatie nodig. In het Rivierengebied en de Noord-West

Veluwe zullen meer overheidsmaatregelen nodig zijn om
een industrieel leven op gang te brengen dan in Oostelijk

Gelderland, waar reeds van oudsher veel industrie aan-

wezig is. In de eerstgenoemde gebieden zullen de rijks- en

provinciale overheid industrievestigingen over bepaalde

,,drempels” heen moeten helpen; in het laatstgenoemde

kwartier zullen het vooral de plaatselijke overheden moëten

zijn, van wier samenwerking het zal afhangen of ten volle

geprofiteerd kan worden van de mogelijkheden, die er

reeds zijn op vaderlands gebied en die zich aandienen aan

weerszijde van de rijksgrens. Er zijn hier, zoals trouwens

elders, boven-gemeentelijke belangen te behartigen door
boven-gemeentelijke organen, wier taak zal zijn coördi-
nerend ,,onder elkaar” op te treden.

Het is een gelukkig verschijnsel, dat reeds een begin

van zulk een ,,elkander vinden” te onderkennen is. Daar-

door zal het ook voor een uit algemener gezichtspunt ter

hand genomen of.nog te nemen planmatige bevordering

van het industriële en algemene welzijn gemakkelijker zijn

om, in een evenwichtig samenspel van provinciale en van

per regionaal gedeelte coöpererende lokale overheden, al-

gemene richtlijnen te geven, die zonder zulk een samen-

spel mogelijk meer als een belemmering dan als een stimu-

lans zuden worden gevoeld.

De problemen van Gelderland, ook die met betrekking
tot
zijn
omgeving, gelet op zijn bijzondere ligging tussen

het Westen des lands, de Ruhr en Twente, zijn niet zodanig

van aard, dat hier van een ,,probleèmgebied” moet worden

gesproken. Zij zijn veeleer die van het leiding geven aan

de groei van een gezond en levenskrachtig organisme,

waarbij als vanzelf het beeld van de wijze tuinman zich

opdringt, die de voorwaarden voor een harmonische, na-

tuurlijke groei weet te scheppen, zonder nochtans het han-

teren van snoeischaar en leidraad te schuwen.

Doetinchem.

Ir. H. VIS.

—’-.r-.’-

16-3-1960

315


r

uw Direktie met

staff unktionarissen

It


II

onze Direktie met

staff unktionarissen

Een top conferentie is in de eerste

pIats wenselijk voor hendie

1 e :hun reclame wensen te vernieuwen,

2e hun reclame wensen te vereenvoudigen,

I

3e rond lopen met plannen, maar daaraan

nog geen gestalte gaven.

Reclame Adviesbureau B. VAN BORSSUM WAALKES

Erk. Advertentiebureau sinds 1921

•Julianalaan 11

Tel. 2245

Baarn

316

S

S

16-3-1960

De verkeerssituatie in Gelderland

Het wegennet in Gelderland wordt gekenmerkt door
het overheersen van de Oost-West verbindingen boven

die in Noord-Zuid richting. Er zijn verschillende fac-

‘toren, welke hiertoe hebben geleid. De ligging van

Gelderland in het deltagebied van Rijn en Maas is hier-

van de belangrijkste. Zowel aan de riviermonden (het

Westen des lands) als verder stroomopwaarts (het

Ruhrgebied) hebben zich grote bevolkingsgroepen en

belangrijke industrieën ontwikkeld, waartussen een aan-

zienlijke vervoersstroom moet plaatsvinden. Deze ver-

voersstroom loopt voor een groot deel over de rivier,

maar daarnaast moet het vervoer kunnen geschieden via

een wegenstelsel, dat parallel loopt’ aan de rivieren, dus

Oost-West is gericht.

Een andere factor is, dat het overschrijden van de

rivieren technische moeilijkheden en hoge kosten mee-

brengt. Het is nog geen dertig jaren geleden, dat de

enige mogelijkheid om bij ijsgang op de grote rivieren

van Arnhem naar Nijmegen te rijden, bestond in een

tocht van 140 km over de Rijnbrug in Wesel. Naast

enkele schipbruggen (Arnhem, Deventer, Doesburg)

moest het verkeer zich behelpen met gierponten en enige

vrijvarende ponten. Eerst in de jaren dertig hebben

bruggen te Vianen, Zaitbommel, Hedel, Arnhem en

Nijmegen een wat soepeler Noord-Zuid gericht weg-

verkeer mogelijk gemaakt.

Er zijn nog meer omstandigheden te noemen, welke

tot het primaat van de Oost-West verbindingen leidden.

Zo bijv. de situatie ten opzichte van -het economisch

centrum van Nedèrland- en de betrekkelijk nauwe door

gang tussen enerzijds de grote rivieren en anderzijds het

IJsselmeer.’ De wegen; welke van het Westen uitstralen

naar de verschillende centra in de andere landsdëlen,

spreiden zich eerst na passage van die doorgang, welke

tussen Nijkerk en Heerewaarden ca. 50 km bedraagt.
In die engte zullen binnenkort 9 grote vérkeerswegen

liggen, waarvan er 3 tot het Europese wegennet behoren,

ni. de E
35
van Amsterdam naar Bremen en Hamburg,

de E 8 van ‘s-Gravenhage over Osnabrjck naar

Hannover en Berlijn, en de E 36 van Hoek van Holland

over Utrecht en Arnhem naar het Ruhrgebied. –

De toeneming van het ,verkeer niet alleen in aantal

maar ook in gewicht en afmetingen van de motorvoer-

tuigen maakt een regelmatige aanpassing van de ver-

keerswegen noodzakelijk. De wegen, die in dit kader de

eerste urgentie kregen, zijn weer de Oost-West ver-

bindingen. In dit verband kan worden genoemd Rijks-

weg nr. 12 (E 36), het zgn. Hazenpad, welke weg tot

Arnhem gereed is en waarvan het gedeelte van Arnhem

tot aan de Duitse grens met inbegrip van de brug over

de IJssel in uitvoering is. Mede ter ontlasting van de

Maastunnel in Rotterdam, is de doortrekking van Rijks-

weg nr. 15 weer opgevat. Deze weg, oorspronkelijk ge-

dacht van het havengebied van Rôtterdam-Zuid tot aan

Ressen aan de weg van Arnhem naar Nijmegen, was

v66r de oorlog gereed tot Meteren, aan de oude Rijks-

weg van Zaitbommel naar Geldermalsen, zij het nog

– met slechts, één rijbaan.

Deze weg is, eveneens eenbanig, doorgetrokken tot

aan het Amsterdam-Rijnkahaal bij Tiel en op 8 februari

1960 door de Directeur-Generaal van de Rijkswaterstaat

voor het verkeer geopend. Intussen is het inzicht gerijpt,

dat, beëindiging van deze weg bij Ressen de moeilijk-

heden voor het verkeer in Arnhem en Nijmegen nog zou

vergroten en de bruggen over de Rijn en de Waal zou

overbelasten. Daarom is besloten de weg van Ressen

door te trekken in oostelijke richting en deze via een

brug over het Pannerdens Kanaal aan te sluiten op de

bovengenoemde Rijksweg nr. 12 in de nabijheid van

Zevenaar. Op deze wijze wordt het Rotterdamse haven-

gebied buiten alle stedelijke bebouwingen om recht-

streeks in. verbinding gebracht met het Ruhrgebied.

Een enkele blik op de kaart maakt echter duidelijk,

dat een verbinding tussen het belangrijke kruispunt bij’
Zevenaar en het’ industriegebied van de Achterhoek en

Twente in de rede ligt.

Als derde verbinding is in uitvoering genomen de

zgn. Zuiderzeestraatweg tussen Zwolle en Amersfoort.

Deze voor Noord-Oost-Nederland zo belangrijke weg

was zodanig overbelast’ en het doorgaande verkeer werd

zo ernstig gehinderd door het plaatselijke verkeer’ tussen

de langs de weg gelegen dorpen, dat vervanging van de

bestaande weg door een autosnelweg noodzakelijk was.

In verband met de stimulering van de werkgelegenheid
en de industrialisatie van Noord-Oost-Nederland, werd

een versnelde uitvoering mogelijk gemaakt door extra

financiële hulp van het Ministerie van Economische
Zaken. In tegenstelling tot de beide vorengenoemde

wegen wordt deze Zuiderzeestraatweg uitgevoerd van

Oost naar West; verwacht mag worden, dat in juli 1960

de weg van Zwolle tot ‘t Harde bij Elburg voor het

verkeer kan worden vrijgegeven.

Als vierde in deze opsomming van Oost-West verbin-

dingen kan de ontworpen vernieûwing van de’ route

Amersfoort-Apeldoorn-Twente worden genoemd, welke

vernieuwing in de komende jaren in uitvoering zal wor-

den genomen.
Het is duidelijk, dat naast deze Oost-West verbindin-

gen een goede Noord-Zuid verbinding steeds meer on-

misbaar wordt. nl
. een weg, die de ten opzichte van de

grote havensteden perifeer gelegen landsdelen onder-

ling zal verbinden; een noodzakelijk complement dus van

het gegroeide radiale wegennet. De bestaande verbin

ding Nijmegen -Arnhem -Apeldoorn – Hattem – Zwolle is

hiervoor ten enen male onvoldoende, omdat deze route

behalve stadskernen ook de bebouwde kommen van

een groot- aantal dorpen doorsnijdt. Ondanks pogingen
van Rijk, provincie en gemeenten om deze weg een ca-

paciteitsverbetering te geven, is een nieuwe autosnelweg

urgent. Deze autosnelweg zal zijn beginpunt moeten
vinden in de omgeving van hët complex Eindhoven-

Helmond, ten Westen van Nijmegen de Maas en de

Waal moeten kruisen met nieuwe bruggen, eveneens

met een nieuwe brug de Rijn moeten kruisen in de

omgeving van Heteren ten Westen van Arnhem, waarna

ten Noorden van de Rijn de weg kan worden gesplitst in

16-3-1960

317

een tak over Otterloo, Voorthuizen en Nijkerk in de

richting van Amsterdam en de IJmond en in een andere

tak, welke ten Noorden van Arnhem ombuigt in de

richting van Apeldoorn en doorgaat naar de omgeving

van Hattemerbroek waar hij aansluit op de hiervoren

genoemde Zuiderzeestraatweg van Amersfoort naar

Zwolle.
Werd in het voorgaande in het bijzonder gewezen

op de activiteiten en de behoeften met betrekking tot

de aanleg van de rijkswegen, thans zal de vraag moeten

worden gesteld, wat de provincie en de gemeentebe-

sturen doen om in de noden en behoeften van het ver-

keer te voorzien.
Hoewel de provincie Gelderland nog steeds één van

de twee provincies is, die geen eigen provinciale wegen

heeft, werd in. de periode 1950-1960 een bedrag van

f. 30 mln. voor de verbetering van de bestaande en de

aanleg van nieuwe wegen uitgegeven. Opgemerkt zij, dat

het Gelderse systeem voor het beheer en onderhoud van

de belangrijkste secundaire wegen, bij de ontwikkeling

van het verkeer zoals men die na de oorlog heeft te

zien gekr&gen, niet meer geheel bevredigt en dat het
Provinciaal Bestuur een wijziging van het systeem in

studie heeft genomen en hierover reeds contact heeft

opgenomen met enige wegbeherende gemeentebesturen.

Inmiddels was reeds overgegaan tot het zoveel mo-

gelijk concentreren van de beschikbare financiële mid-

delen op enkele doorgaande wegen. De belângrijkste

wegen, die in uitvoering zijn genomen of tot stand zijn

gebracht, zijn de Van Heemstraweg van Nijmegen door

het land van Maas en Waal en de Bommelerwaard langs

Zaltbommel naar de Andelse Afsluitdijk, vanwaar deze

weg door een korte verbinding door het Land van

van Heusden en Altena wordt aangesloten op de weg

van Tilburg naar Gorinchem (nieuwe brug over de Mer-

wede).

Als tweede belangrijke weg is aangelegd, in samen-

werking met de provincies Utrecht en Noord-Brabant,

de verbinding tussen Veenendaal en Oss, waardoor te-

vens een koppeling is ontstaan tussen de autosnelweg van

‘s-Gravenhage naar Arnhem en de Rijksweg van Grave

naar ‘s-Hertogenbosch. Door een vruchtbare samen-

werking met het Rijk is bij de aanleg van deze weg

gelijktijdig door het bruggenbureau van de Rijkswater-

staat een brug over de Rijn gebouwd bij Rhenen. Deze

brug blijkt van bijzonder groot belang te zijn voor de

ontsluiting van de Betuwe, wat o.a. mag worden afge-

leid uit de ruim 2.500 motorvoertuigen, die nu reeds

deze brug per dag passeren. Hoewel de Waal bij Ochten

met behulp van twee zeer wendbare en snelle ponten

ROTTERDAMSCHE BAN

317
.vestigingen
in Nederland

waarvan

46
vestigingen in
.

45 plaatsen in Gelderland

Ook hier: waar U ook woont of werkt, de

ROTTERDAMSCHESANK
is altijd binnen Uw bereik.

16-3-1960

318

kan worden gekruist, is deze Noord-Zuid verbinding

vooral wat het zuidelijke deel betreft verre van ideaal te
noemen door het ontbreken van een goede oeververbin

ding over de Maas bij Megen. De vervanging van het
ter plaatse aanwezige rijkskabelveer door een brug is

wenselijk.

Aansluitend op het kruispunt van Rijksweg nr. 15

en Rijksweg nr. 12 bij Zevenaar zal een weg moeten
worden aangelegd door de Achterhoek naar Twente.

Zolang een autosnelweg nog niet kan worden gereali-

seerd, is het voor de ontsluiting van de streek ten behoe-

ve van de industriële ontwikkeling nodig een weg van

secundaire, orde tot stand te brengen. Deze weg zal

Doetinchem-Varsseveld-Lichtenvoorde-Groenlo en Ei-

bergen zowel met het verkeersknooppunt bij Zevenaar

als met het industriegebied in Twente in verbinding

moten brengen. In dit verband moge erop worden ge-

wezen, dat het voor de industriële ontwikkeling van de

Achterhoek van belang is, dat niet alleen een goede

verbinding wordt verkregen met het Westen maar tevens,

dat de verbindingen met Duitsland, in het bijzonder met

het gebied ten Noorden van de Ruhr, tot stand worden

gebracht (weg Lichtenvoorde-Aalten-Bocholt).

In het algemeen is het streven erop gericht de ver-

schillende delen van de provincie langs de kortst mo-

gelijke wegen in verbinding te brengen met de autosnel-

wegen en de andere Rijkswegen. Dit is ook het streven

op de Veluwe, waar in de toekomst de autosnelwegen

Utrecht-Arnhem-Ruhr, Amersfoort-Twente en de Zui-

derzeeweg de Veluwe v’an West naar Oost zullen door-

kruisen en de autosnelwegen Arnhem-Apeldoorn-Zwolle

en Planken Wambuis-Voorthuizen-Amsterdam in Zuid-
Noord richting. Bovendien zal een secundaire weg wor-

den aangelegd die een rechtstreekse verbinding tussen

Harderwijk en Arnhem tot stand zal brengen (Flevo-

weg). Deze wegen zullen een concentratie van het ver-

keer veroorzaken, zowel van het civiele als van het

militaire verkeer, waardoor de overige wegen op de

Veluwe zullen wrden ontlast. Dit zal het vakantie- en

recreatieverkeer in dit gebied zeker ten goede komen.

De verkeersmogelijkheden in Gelderland zijn niet uit-

sluitend gebonden aan de landwegen. Ook de water-

wegen spelen een rol, al zal het vervoer te water in

hoofdzaak lange-afstandvervoer zijn. Het is duidelijk,
dat een vervoer van 60 mln, ton per jaar op de Rijn te

Lobith, waarvan rond 42 mln, ton stroomopwaarts en

ongeveer 18 mln, ton stroomafwaarts, niet voor de pro-

vincie Gelderland bestemd kan zijn, maar wel van be-

lang. Het is slechts verwonderlijk, dat behalve de nodige

werfactiviteiten niet veel meer industrie langs de oevers

van de grote rivieren is gevestigd. Het is echter te ver-

wachten, dat in de komende jaren de industrievestiging

langs de riiieren in versneld tempo zal gaan nu vooral

voor de kleinere bedrijven de vestigings- en produktie-

factoren moeilijker worden in de onigeving van Rot-

terdam.

Deze industriële ontwikkeling zal zich waarschijnlijk

kunnen aftekenen in plaatsen als Zaltbommel, Culem-

borg, Tiel, Arnhem en Nijmegen, wanneer ten minste
tijdig de outillage en zo mogelijk ook het goede ,,kli-

maat” in deze plaatsen worden geschapen. Een rol kan

hierbij uiteraard spelen het totstandkomen van de Rijn-

kanalisatie, waardoor het stroomopwaarts vervoer zich

16-3-1960

meer zal gaan verplaatsen naar de Lek en de Rijn ten

koste van het vervoer over de Waal. In het bijzonder

kunnen hiervan Culemborg en Arnhem gaan profiteren.

De gunstige ligging van Tiel en Nijmegen aan de mond

van resp. het Amsterdam-Rijnkanaal en het Maas-Waal-

kanaal zal hierdoor echter niet worden aangetast.

Van uitermate groot belang zal het totstandkomen van

de Rijnkanalisatie zijn voor de steden langs de IJssel en

van de plaatsen langs de met de IJssel in verbinding

staande vaarwegen, de Oude Ijssel, het Apeldoorn-

Dierense kanaal en het Twentekanaal. Gedurende droge

perioden ondervindt de scheepvaart op de IJssel grote

moeilijkheden, die echter worden opgeheven als met

behulp van de stuw in de Rijn bij Driel de hoeveelheid
door de IJssel af te voeren water kan worden vergroot.
Hierdoor zullen plaatsen als Doetinchefti en Ulft langs

de Oude IJssel of Apeldoorn aan het Dierense Kanaal

steeds voor schepen bereikbaar zijn, terwijl de moeilijk-

heden bij de invaart van het Twentekanaal tot het ver-

leden zullen behoren.

Maar niet alleen de rivieren en kanalen samenhan-

gend met de Rijn zijn voor de provincie Gelderland van

belang. Ook de Maas zou in de toekomst wel eens uiterst

belangrijk kunnen worden, niet alleen voor het kolen-

vervoer uit de Limburgse mijnen, doch ook als belang-

rijke vervoerder voor het benodigde zand en grind. Te

verwachten is immers dat de Gelderse uiterwaarden
langs de gote rivieren mettertijd zullen ophouden de

grote zandproducenten van Nederland te zijn en dat

een concentratie van zandwinning zal moeten plaats-

vinden in de Maasvallei. De Maas zal dan de grote

transportader voor deze zand- en grindwinning worden.

Als derde belangrijke factor in het vervoer zullen

de Nederlandse Spoorwegen moeten wordén genoemd.

Ook hier is een stelsel van verbindingen totstandgeko-

men, dat een sterke Oost-West tendentie heeft. Heel

duidelijk komt dit tot uiting in het ontbreken van een

rechtstreekse spoorverbinding tussen Arnhem en Apel-

doorn, de tweede en derde stad van Gelderland naar

het aantal inwoners gerekend. Maar ook de spoorver-

binding naar het Zuiden, Venlo, de mijnstreek en Maas-

tricht is van de hoofdstad van Gelderland uit, vooral

voor personenvervoer, weinig aantrekkelijk.

En toch blijft ook voor de Oost-West verbinding nog

iets te wensen op het gebied van de spoorverbindin-

gen. Het is immers opvallend, dat een goede doorlopende

spoorlijn van bijv. Elst tussen Arnhem en Nijmegen

in westelijke richting’ naar het zuidelijke havengebied
van Rotterdam ontbreekt. De bestaande spoorlijn door

de Betuwe sluit slechts aan bij Dordrecht op de zwaar-

bezette lijn van Roosendaal naar Rotterdam, waardoor

een vlotte doorverbinding naar het havengebied ten

zuiden van Rotterdam nauwelijks aanwezig is. Toch

laat het ziéh aanzien, dat bij tijdig handelen de moge-

lijkheid kan worden gevonden om een rechtstreekse

verbinding te maken tussen Geldermalsen en het haven-

gebied van Rotterdam zonder de Merwede te kruisen.

Het veiligstellen van een kruising met de Noord zal dan
echter dringend noodzakelijk zijn.

Moge een harmonische ontwikkeling van het ver-

keer, zowel te water als over de weg en per spoor, de

verhoging van de welvaart en de werkgelegenheid in

Gelderland gunstig beïnvloeden en stimuleren.

Arnhem.

Ir. A. BURGER.
Ir. W. MOLS.

319

Iç-,

!!

1

1

t —

I–

/
1

1•


0

Na 1947 vestigden zich o.a.

A NEDERLANDSE BEDRIJVEN

• Scheepswer Gebr. v.d. Werf nv.
Nationale Apparaten en
Machineindustrie nv.
nv.J. H.. Groot. Metaalbewerking
Philips Gloeilampenfabriek nv.
nv. Confectiefabriek Huesen
Textiel veredelings Industrie
.

.,de Kievit’S nv.
nv.. Rhenania
nv. Papierfabriek .,Gelderland
n.v. Constructie werkplaatsen en
werktuigenfabriek De Nederlandse
Staalindustrie

B AMERIKAANSE BEDRIJVEN

Hyster nv.
Controls Maatschappij Europa n.v.
Friden Holland n.v.
Coleman Verwarmingsapparaten
Industrie nv.

Kresno-Stamm Europa n:v.

• . OOK VOOR UW BEDRIJF

IS NOG PLAATS

in”de meest ideale industriestad van


Gelderland

NIJIIEGE

J •

• de werk- en woonstad.

320

16-3-1960

De stedelijke concentratiegebieden in

Gelderland mede in verband met het

streekpianwerk

Inleiding.

In Gelderland vindt een geleidelijke maar gestage ver-

stedelijking plaats. Het percentage van de Gelderse bevol-

king, dat in grotere steden en dorpen woont, neemt voort-

durend toe en blijkens onderzoekingen van het E.T.I. is het

slechts een beperkt aantal plaatsen en streken, dat deze

groei voor zijn rekening neemt. Hoewel ook de andere

delen van de provincie hun planologische problemen op-

werpen, doen deze zich in de stedelijke concentratiegebieden

toch wel in meer geconcentreerde vorm voor, zowel als

gevolg van de snellere groei als van de grotere bevolkings-

dichtheid. Het lijkt daarom wel verantwoord, aan deze

gebieden een afzonderlijke beschouwing te wijden.

De voornaamste stedelijke concentraties in Gelderland

zijn de zuidelijke Veluwezoom, het Rijk van Nijmegen en

Apeldoorn; daarop volgen de Oude Ijsselstreek, Ede,

Zutphen, Tiel, Winterswijk en Harderwijk. .Onderscheidt

men deze concentratiegebieden naar hun gemeentelijke

indeling, dan zijn de zuidelijke Veluwezoom, het Rijk van

Nijmegen en de Oude IJsselstreek vooral de gebieden,

waarbij verscheidene gemeenten zijn betrokken, terwijl in

Apeldoorn, Ede, Zutphen, Tiel, Winterswijk en Harderwijk

de ‘ontwikkeling geheel of voornamelijk kan plaatsvinden

binnen de grenzen van één gemeente.

De eerstgenoemde concentraties vragen daardoor meer

zorg en aandacht van de prdvinciale oveiheid, o.a. in de

vorm van een streekplan, dat waakt over de bovengemeen-

telijke belangen van de gehele streek. In dit artikel zal

voornamelijk aandacht worden geschonken aan de eerst-

genoemde groep, o.a. omdat aan een viertal plaatsen uit de

tweede groep nog een afzonderlijk artikel is gewijd. De

afgeronde inwonertallen an de hierna te bespreken streken
en plaatsen zijn in tabel 1 samengevat.

TABEL 1.

Inwonertal van de besproken concentraties in Gelderland

1920
1

1956

1

1980

Ct. van

Ct. van
p
1
inwoners inwoners p 1920

inwoners

1920

Rijn en Ijssel
147.000
250.000
171
371.000
254
Rijk van Nijmegen
96.000
165.000
173
250.000
.
262
Reeks Doetinchem-
Gendringen
19.000
34.000
180
67.000
350
Apeldoorn (dorp)
34.000
73.000
214 118.000
345
Ede (dorp)
5.000
23.000 460
50.000
960
Provincie
Gelderland
730.000
1.185.000
162
1.675.000 229

Voor de zuidelijke Veluwezoom en voor het Rijk van

Nijmegen zijn op het ogenblik streekpiannen in bewerking.

Tussen deze beide gebieden bestaat op verschillende punten

analogie. In beide gevallen gaat het om het vinden van een

goede toekomstige vorm van een stedelijke streek, bestaan-

de uit een middelgrote stad, omgeven door, een aantal

kleinere plaatsen. Daarbij zal de werkgelegenheid waar-

schijnlijk voor het grootste deel in de centrale stad worden

gevonden, maar men kan van mening verschillen over de

vraag, of ook de woongelegenheid, zoveel mogelijk in die

stad geconcentreerd dient te zijn dan wel over vrijliggende

buurten, voorsteden of verderaf gelegen plaatsen zou

moeten worden verspreid. In beide gevallen is voorlopig
aangenomen, dat deze steden nog niet groot genoeg zijn

om tot vorming van vrij zelfstandige satellietsteden over

te gaan en dat de omvang van het gebied daarvoor ook

te klein is.

Dit neemt niet weg, dat aan een aantal der omliggende

plaatsen wel een grotere woonfunctie en aan soinmige

van deze ook een bescheiden werkfunctie is toegedacht.

Het ontwikkelen van een verantwoorde visie op deze

verhoudingen is niet alleen een interessante, maar ook een

moeilijke bezigheid, vooral in een periode, waarin ten

gevolge van de woningnood de vrije voorkeur van de

inwoners voôr stad of voorstad niet duidelijk kan worden

afgelezen. De verschillen tussen beide streken blijken

duidelijker uit een afzonderlijke beschrijving.

Rijn en Ijssel.

.

/

De weinigzeggende naam Rijn en IJssel is gegeven aan

het streekplan voor de zuidelijke Veluwezoom, toen dit

nog werd uitgebreid met een aantal gemeenten aan de

overzijde van de rivieren. Het omvat thans de gemeenten

Arnhem, Duiven, Elst, Heteren, Huissen, Renkum, Rheden,

Rozendaal, Wageningen, Westervoort en Zevenaar, als-

mede het gedeelte van de gemeente Ede, dat gelegen is ten

zuiden van het Hazenpad (dit gedeelte omvat het dorp

Bennekom en een deel van het landelijk gebied, maar niet
het hoofddorp Ede).

Dit gebied, dat met zijn 250,000 inwoners (in 1956) een

der grootste stedelijke concentraties buiten het Westen

vormt, raakt meet en mee? met het Westen geïntegreerd

en vertoont als
bijzonderheid een Vrij sterke, ontwikkeling

mde dienstensector
1).
De Landbouwhogeschool met haar

instituten, vele particuliere en overheidskantoren, research-

instellingen en ôpleidingsinstituten vormen daarvan de

voorbeelden.

Indien deze ontwikkeling aanhoudt, zal het inwonertal

in 1980 het anderhalfvoud bedragen van dat in 1956 en in

2000 misschien bijna het dubbele, waarvoor dan, in ver-

band met de daling van de gemiddelde woningbezetting,

bijna het drievoud van de huidigewoningvoorraad nodig

zal zijn. De kunst is nu, om daarvoor een plaats te vinden

in de vorm van niet te kleine woonwijken, binnen een

redelijke af-stand van de werkcentra en zonder al te ernstige

aantasting van het karakter van de streek. De moeilijkheid

is daarbij, dat de reeks van steden en dorpen, die zich uit-

strekt van Wageningen tot Dieren, reeds thans zeer beperkte

tussenruimten vertoont, waaraan op vele punten niet

zonder groté bezwaren verder kan worden geknabbeld.
Uitbreiding in noordelijke richting stuit op vele punten

op kostbdre natuurterreinen, terwijl uitbreiding in zuidelijke

richting in vele plaatsen vastloopt tegen de uiterwaarden

en de rivieren. Geschikte terreinen voor nieuwe woonwijken

kunnen daardoor slechts met grote zorg en na afweging

van velerlei belangen worden gekozen.

1)
Zie in dit verband ook blz. 293.

16-3-1960

321

In enkele gevallen kan overschrijding van de rivier uit-
,
Een andere reden oni de stichting van woongelieden ten

komst bieden. Arnhem is daarmee reëds in de jarendertigbe-
zuiden van de rivieren te beperken of uit te stellen is de

onnen en zal terwille van een,evenwichtige verdeling van de
waarde van de grbnd voor de landbouw. De geologische

woonwijken rondom de oude stad, vooral in het zuiden nog
opbouw van de Betuwe heéft ertoe geleid, dat in het alge-

!

verder, moeten gaan. Ook voor Wageningen komt er mis-
meen juist langs de rivier’en de meest waardevolle landbouw-

schien een tijd, dat, zowel terwille van de. centrale positie
.
gro’nden liggen,.en juist die zouden bij rivieroverschrijding

van de oude stad alsook uit een gebrek aan ruimte op de het eerst voor bebouwing in aanmerking moeten komen.
.

noordelijke oever, de sprong over de rivier dient te worden
Het ziet er echter naar uit dat voor de woningbehoefte van

gewaagd. Deze sprong is in de tegenwoordige tijd niet meer
,
de eerstkomende twintig jaren een bevredigende oplossing
.

denkbaar zonder ten minste én vaste brug, en de kosten
kan worden aangewezen, die ook nog, enige vrijheid over-

daarvan zijn zo hoog, dat pai voor ‘een Vrij omvangrijke
laat voor de daaropvolgende periode.

nieuwe stadswijk een dergelijke ingrijpende oplossing in
.

:
.’

aanmerking komt. Gemakkelijker ligt de zaak, wanneer
Rijk van Nijmegen.

aan een rivierbrug,. die uit anderen hoofde toch nodig zou
, Het streekgebied Rijk van Nijmegen omvat de gemeenten
.

zijn, met

bescheiden kösten
. eeii

oeververbinding voor
Beuningen,

Groesbeek,

Heumen, .Mihingen a/d Rijn,

plaatselijk verkeer zpu kunnen worden toegevoegd, bijv. Overasselt, Nijmegen, Ubbergen en Wijchen. Het gebied

in de vorm van ‘een parallelweg. De mogelijkheid lijkt niet telde in 1956 ongeveer 165.000 inwoners Deze streek lijkt,
i’

uitgesloten

dat een dergelijke oplossing in de verdere
wat de ligging van de Waal aan de noordzijde betreft wel

‘toekomst de groei van Heteren zou kunnen bçvorderen..
,
enigszins het spiegelbeeld van de zuidelijke Veluwezôom,.

Uit een oogpunt win verkeersverbindingen in het alge-
maar is. minder symmetrisch in Oost-West richting. Een

L
,.meeii en van openbare vèrvoerlijnen in het bijzonder is het
‘ander vérschilpunt is, dat de benodigde expansiewaarschijn-

echter weinig aantrekkelijk (gesteld ,dat het mogelijk zou
lijk ook aan de zuidzijde van de Waal kan worden gevonden,

zijn) alle plaatsen üit te breiden met een ,,spiegelbeeld”
zodat het probleem van rivieroverschrijding hier niet

aan de overzijde van de rivier: een langgerekte plaatsen-
speelt.

0

•’

0
reeks langs, één stainweg is in beginsel zeer bevorderlijk
Het natuurgebied, dat als eerste uitloop van dit itedelijke

voor het onderlinge verkeer tussen de verschillende plaatsen,
.
gebied kan dienen, heeft een veél
bei,erkter
omvang dan bij
riaar
bij
twee reeksen. naast ekaar, gescheiden door een

de zuidelijké Veluwezoom en dient daardoor. met nog

rivier en slechtsop enkele punten door bruggen met elkaar

grotere zorg te worden behandeld. Vooral in vroeger jaren

verbonden; is het onderlinge contact meteen een veel moei-
is in deze streek reeds veel natuurschoon door verspreide:,

0

lijker opgaaf geworden.

,

0


bebouwing ontluisterd.

0

0

.
.,

.

0

0

,

.

0

,

0

(.,4dvértentie)

0

Iii 2 moderne fabrieken wordt het

0

Loma golfearton

gemaakt, ‘in vIe’ kwaIiteitn.

0

(Ltchfoto KLM.)

/

‘N.’T/. de Deventer Tap ijifabriek

,
.GOED VERPAKT .PAKT GOED UIT’

v/h MAURITS PRINS.’

LOIHL
ô1îcarton n.v.

DINXPERLO

,0

LOENEN VELUWE – TEL. (06765) 341 (5 Iijen)

322

0

.

0

,

16-3-1960

1

Het hoofdprobleem in deze streek is uiteraard de ont-

wikkeling van Nijmegen. Hoewel deze stad, alleen reeds

op grond van de snel groeiende R.K. Universiteit, zeker

niet uitsluitcnd als een industriestad mag worden beschouwd,

is de industriële ontwikkeling vooral in de jaren na 1945

nogal voorspoedig geweest en mag voor de toekomst een

verdere ontwikkeling in die richting worden verwacht.

Het ligt voor de hand, daarbij vooral te denken aan nieuwe

haven- en industrieterreinen langs de oevers van het Maas-

Waal-kanaal, hoewel ook elders in de streek wel enkele

aantrekkelijke industrieterreinen van bescheidener omvang

en outillage denkbaar zijn, waardoor een al te sterke concen-

tratie van werkgelegenheid kan worden voorkomen.

De uitwisseling van bevolking met het Westen is hier

minder sprekend dan in de zuidelijke Veluwezoom; in

sterker mate vindt instroming plaats uit het minder stede-

lijke achterland dat zich tot in Noord-Brabant eq Limburg
uitstrekt
2).
Om de overgang van platteland naar stadswijk

te verzachten ware hier op wat grotere schaal naar een

enigszins gemoedelijke voorstadsontwikkeling te streven.

Vooral Wijchen en Groesbeek lijken daartoe wel geschikt.

Tot de voornaamste moeilijkheden van deze stedelijke

concentratie behoort ook weer het sparen van het belang-

rijkste natuurschoon en van de beste landbouwgronden,

voor zover dat met een harmonische ontwikkeling van de

concentratie verenigbaar zal blijken. Een bijzondere moei-

lijkheid ligt in het handhaven van de Nijmeegse binnenstad

als centrum van de agglomeratie, nu de industrieterreinen

reeds overwegend aan de westzijde van de binnenstad

liggen, en nieuwe westelijke woonwijken onvermijdelijk

lijken. –

Belangrijke tegenwichten ten Oosten of ten Noorden

van het centrum lijken echter niet mogelijk; in het Oosten
niet uit landschappelijke overwegingen (de steile rand ten
Oosten van de stad vormt een der mooiste elementen van

de streek), in het Noorden niet vanwege het intensieve

agrarische grondgebruik in en omLent (w.o. veel bloemiste-

rij).

De Oude IJsselstreek.

De Oude IJsselstreek strekt zich uit van Doesburg tot

de Duitse grens. Benedenstrooms van Doetinchem kan niet

van een concentratie worden gesproken, gezien de afstanden

tussen de plaatsen. Bovenstrooms van Doetinchem vindt

men echter op een lengte van 15 kin 8 plaatsen, met een

gezamenlijk inwonertal in
1956
van 34.000, gelegen in de

gemeenten Doetinchem, Wisch en Gendringen. De meeste

tussenruimten daar zijn reeds thans kleiner dan 1 km;

zouden deze verder worden verkleind, dan zou een door-

gaande strookstad ontstaan, waarin de afzonderlijke plaat-

sen hun zelfstandigheid zouden verliezen.

De verdere uitbreiding dient dus in de breedte te worden

gezocht. De snelgroeiende stad Doetinchem maakt op het
ogenblik zowat de helft van het inwonertal van de gehele

reeks uit, maar de samenhang tussen de overige plaatsen

onderling en met Doetinchem is toch wel zo nauw, dat het

ook tijd wordt, deze reeks als een samenhangend geheel

te gaan beschouwen. Een moeilijkheid vormt daarbij op het

ogenblik het grillige, hier en daar zelfs verwarde, beloop

van gemeentegrenzen. In afwachting van een grenscorrectie

zouden de drie gemeenten ook door overleg en samenwer-

2)
Zie ook blz. 293.

king al tot verschillende verbeteringen en tot een duide-

lijker visie op het geheel kunnen geraken.

Het omringende gebied is over het algemeen weliswaar

geen uitgesproken natuurgebied, maar vertoont wel de

eigen charme van het bekende Achterhoekse parkland-.

schap, zodat ook hier de plaatskeuze van de toekomstige

woongebieden met grote zorg dient te geschieden.

Aan de problemen van Doetinchern wordt in een ander
artikel in dit nummer nog nadere aandacht geschonken.

Apeldoorn en Ede.

Als een bijzonder probleem onder de stedelijke concen-

traties moge hier nog worden gememoreerd de stormach-

tige ontwikkeling van de plaatsen Apeldoorn en Ede.

Ondanks de verschillen in aard en grootte worden deze

beide plaatsen hier in één adem genoemd, omdat er in de

problematiek toch een grote mate van verwantschap valt

aan te wijzen, en wel ten aanzien van de vraag hoe een
snel gegroeid dorp zich alsnog kan ontwikkelen tot een

aanvaaidbare stad.

Daarbij rijst het probleem van de oudere verspreide

bebouwing, die de aanleg van ordelijke stadswijken van

behoorlijke dichtheid belemmert, van de vele gelijkvloerse

spoorwegovergangen, die geleidelijk zullen moeten worden

vervangen door een beperkt aantal tunnels, van het vinden

van een goede en duidelijke hoofdwegenstructuur en als

een der moeilijkste vraagstukken dat van de aanpassing

van het oude dorpscentrüm aan de eisen, die de zo snel

gegroeide stadsomvang daaraan gaat stellen. Vooral in de

city zijn meer en grotere winkels en warenhuizen nodig,

kantoren, ‘verkeerswegen van allure, kortom een meer

stedelijke outillage.

Hoewel een dergelijk aanpassingsproces zeker mede zal

moeten worden gesteund door de activiteit van het plaat-

selijke bedrijfsleven, moet de gemeente toch wel zoveel

openbare werken ondernemen om de aanpassing op gang

te brengen of te bevorderen, en tegelijkertijd op zo velerlei

gebied achterstanden inhalen, dat dit vooral op financieel

gebied een buitengewone krachtsinspanning vraagt, en

daartoe zijn juist deze gemeenten niet of nauwelijks in

staat.

Van groot belang lijkt het dan ook juist voor deze ge-

vallen, dat tussen de gemeente eii de particuliere belang-

hebbenden een vorm’ van samenwerking wordt gevonden,

waarbij de gemeenschappelijke belangen ktinnen worden

behartigd, zonder dat ‘dit voor de gemeenten tot ondrage-
lijke kosten leidt.

Besluit.

In het bovenstaande kon slechts summier op de proble-

men worden ingegaan. Er kon slechts weinig aandacht

worden besteed aan plaatselijke details en aan de regionale

belangen van landbouw, recreatie en natuurschoon. Be-

spreking van het ontwerpstreekplan voor natuurbescher-

ming en recreatie op de Veluwe past niet in dit verband
3).

Een aantal plaatsen in ‘Gelderland moest onbesproken

blijven, waarmee niet gezegd wil zijn dat deze plaatsen in

de ontwikkeling van Gelderland niet van belang zouden

zijn. Er is echte een poging gedaan, het licht te laten vallen

op de grootste concentraties en de meest kenmerkende

van de problemen, die zich daar voordoen.

Arnhem.

Ir. R. A. TJALKENS.

3)
Zie het artikel van de heer J. Vet in dit nummer.

16-3-1960

323

L HARDERWIJK

– –
S

U SLrvir

7,9 ho

2ho

sj


INDUSTRI!.’

EI N

Von het industrieterrein is 15 ha gelegen aan de

-.

1
spoorlijn Amersfoort-Zwolle, terwijl voorts 15 ha is

S

gelegen in de onmiddellijke nabijheid von de weg

c.
noor de ljsselmeerpolders. Een hoven bevaarbaar

voor schepen von 1000- ton en kustvoarders van

300 bruto registerton is aanwezig. Een spoorlijn naar

–:::–

-. –

het industrieterrein/haven zal worden aangelegd.

——- –‘

£if1z

II

324

16-3-1960

De vier ontwikkelingskernen
(Doetinchem, Harcierwijk, Tiel en Zuiphen)

Na het doorwerken van zoveel artikelen van algemene

aard, wordt de lezer nu geconfronteerd met lokale pro-

blemen, met de bijzondere ontwikkeling van de mdus-

trialisatiekernen par excellence: Doetinchem, Harderwijk,

Tiel en Zutphen. De vier plaatsen zijn, het is bekend, na

zorgvuldige afweging van interne en externe situatie in

het E.T.I.-rapport over ,,De Gelderse ontwikkelings-

mogelijkheden” – natuurlijk nâ de grote broers Arnhem,

Nijmegen en Apeldoorn – uit de bus gekomen als de meest
waardevolle kernen voor verdere industriële ontwikkeling.

Het zijn plaatsen met veel gemeenschappelijks, en het

lijkt aanlokkelijk om zich gemakshalve te bepalen tot het

opdissen van een soort grootst gemene deler, die onge-

veer neer zou komen op de uitspraak, dat het alle vier

dynamische mdustrieplaatsen zijn van aloude oorsprong,

voortreffelijk gelegen aan even voortreffelijke spoor-,

land- en waterwegen, voorzien van uitmuntende indus-

trieterreinen, eeuwenlang centrumplaatsen met commer-

ciële, culturele en sdciale voorzieningen voor de verre

omtrek. De uitspraak, wij herkennen het cliché v’an de

advertentiepagina’s van onze Nederlandse tijdschriften

en dagbladen, is juist, is inderdaad de grootst gemene

deler van Doetinchem, Harderwijk, Tiel en Zutphen, maar

is zonder nader bewijs weinig interessant. Aan ons de

taak het bewijs te leveren.

Gelderlands ontwikkeling in onze tijd toont eën merk-

waardige herhaling. In de vroege Middeleeuwen lag

het nationale handelscentrum (uiteraard strikt geografisch

bezien) nog niet in het Westen van ons land. Het lag in

het Oosten, voor een deel in Gelderland, waar de Ijssel-

steden bloeiden en de steden aan de Oostoever van de

Zuiderzee. Het was de tijd, toen de vier steden, die ons nu

interesseren – de één wat vroeger, de ander wat later;

Tiel begon er zeer vroeg mee – een aanmerkelijke bijdrage

leverden aan onze economische geschiedenis. Het is

merkwaardig te constateren, dat het nationaal economisch

centrum zich in onze tijd weliswaar niet als in de Middel-

eeuwen aan het verplaatsen is, maar toch wel een zodanige

uitbreiding ondergaat, dat Gelderland er weer deel aan

krijgt. 1ot dusverre geschiedt dit spontaan; het is een

eigen groei, die om feitelijke coördinatie, ook met het

Westen, vraagt. En het is bijzonder opmerkelijk, dat de

nieuwe groei de vier oude steden Doetinchem, Harderwijk,

Tiel en Zutphen weer een rol van betekenis doet spelen.

Verschillende factoren werken daartoe mee: regionale,

provinciale, landelijke en internationale, naast een bij

uitstek gunstige situering aan verkeerswegen.

Regionaal zijn de vier steden zonder twijfel de grootste

centrumplaatsen in Vrij verre omgeving, alle vier van
uitgesproken stedelijke allure, weliswaar nog niet uit-

gekomen boven het kenmerk van provinciestad met be-

perkt bevolkingstal (Doetinchem heeft ruim 26.000 in-

woners, Harderwijk ruim 17.000, Tiel ruim 18.000 en

Zutphen ruim
25.000),
maar zij fungeren als ,,de” steden

in het eigen gebied, in de Zuidelijke Achterhoek, in de

Noord-West Veluwe, in het grootste deel van het Gelderse

Rivierengebied, in de Noordelijke Achterhoek. Zij ver-

zorgen op deze wijze een gebied van een inwonertal,

dat het eigen getal enige malen overtreft, en zij zijn zover

gelegen buiten de zuigkracht van de grote stedelijke

centra, dat een bloeiende eigen culturele en sociale zelf-

standigheid mogelijk is en mogelijk blijft. Door indus-

trialisatie, door handel en verkeer, zijn zij geworden tot

groeiende steden met industrie en handel van vaak inter-

nationale betekenis, in staat om het werknemerssurplus

op te vangen, dat in de agrarische omgeving door ruil-

verkaveling, mechanisatie en rationalisatie âan het ont-

staan is.

Van Gelders standpunt zijn zij van betekenis, omdat

er nu eenmaal – de voorgaande artikelen hebben dit

voldoende aangetoond – in onze provincie sprake is van

expulsiegebieden, gebieden met aanmerkelijk vertrek-

overschot, naast gebieden, waar de bevoilcingsconcentratie

misschien een even benauwend karakter toont als in het

Westen. De groeiende kernen in de expulsiegebieden,

Doetinchem en Zutphen voor de Achterhoek, Tiel voor

het Rivierengebied, zetten het nadelig vertreksaldo om in

een positief, verhinderen te sterke concentratie elders.

De Noord-West Veluwe schijnt het karakter van expulsie-

gebied reeds verloren te hebben; de streekverbetering in

dat gebied dwingt echter tot het opvangen van het poten-

tieel arbeidsoverschot: de bijzondere taak van Harderwijk.

Landelijk bezien is het – hoe men de problemen van

hetgeen genoemd wordt ,,Het Westen” ook beziet – in

elk geval zeker, dat een ontlasting van dat Westen on-

vermijdelijk is. Zonder daartoe op enigerlei wijze ge-

forceerd te worden, draagt Gelderland ertoe bij. Door

ligging zijn als opvangcentra, als ,,voorposten” van het

Westen, in het bijzonder gepredisponeerd: voor het noor-

delijk deel (richting Amsterdam) Harderwijk, voor het

zuidelijk deel (richting Rotterdam) Tiel.

Gelderland ziet, als grensprovincie, naar twee zijden:

naar het westelijk deel van Nederland en naar het zich

in noordelijke richting uitbreidend Ruhrgebied. De beide

steden in de Achterhoek – in de eerste plaats Doetinchem,

maar ook het nabij de Veluweconcentratie gelegen Zutphen

– liggen, vooral na het totstandkomen van de voor-

genomen wegenverbeteringen, dichter bij de grote Duitse
economische centra dan
bij
het Westen. Ook Tiel heeft

een dubbel gezicht: het is zowel vanuit het Ruhrgebied

als vanuit het Westen voortreffelijk bereikbaar.

Ten slotte de verbindingen. Zutphen en Doetinchem

liggen aan de eiste uitwaaiering van de Rijndelta; Doetin-

chem aan de gekanaliseerde Oude Ijssel, Zutphen aan

IJssel en Twentekanaal. Doetinchem komt in de toe-

komst in de onmiddellijke nabijheid te liggen van de twee

grote autowegen naar het Westen (Arnhem-Utrecht en

Tiel-Rotterdam). Harderwijk ligt aan het IJsselmeer-

waterstelseL aan de grote verbinding van Amsterdam
naar het Noorden, en aan een geprojecteerde weg van

Arnhem naar Lelystad. Tiel ligt bij de splitsing van de

Waal – in Prof. Thijsses woorden ,,de straatweg van

Europa” – en het Amsterdam-Rijnkanaal, aan de grote

verkeersweg van West naar Oost (Rotterdam-Zevenaar) en

zeer nabij de grote verbinding Noord-Zuid (Utrecht-
Den Bosch).

Historisch bezien, zijn alle vier de nieuwe kernen plaat-

16-3-1960
325

( .

1

Qt&

Vn C(LL


y.

_•_,4
1

T1

Inderdaad is Zutphen

voor het vestigen van uw

industrie of afdelingen daarvan

een der meest ideale plaatsen

in Nederland.

1

TeL 06750-3141

326

16-3-1960

sen van vermaardheid, waarbij naar alle waarschijnlijk-

heid de eer van de oudste stad toekomt aan Tiel. In de

eerste eeuwen van onze jaartelling, figureren in de Tielse

geschiedenis Merovingische en Karolïngische vorsten met

de sonore namen van Dagobert en Zwentibold; vernemen

wij, dat Tiel was een Rijkshof met Rijkstol, smds 972

keizerlijke hofpiaats en van de 9de tot de 12de eeuw de
voornaamste overslaghaven van West-Europa. Oorzaak

van de bloei was de unieke ligging aan de splitsing van

twee Waal-armen. Oorzaak van achteruitgang het ver-

zanden van de noordelijke Waal-arm, de opkomst van

Keulen, van Dordrecht en ook van Brugge. Tiels betekenis

viel terug tot de, wat opzij van het verkeer gelegen, cen-

trumgemeente, handels- en marktstad, die het tot in onze

eeuw is gebleven.

Van grotere vermaardheid, vooral in de eigen Gelderse

geschiedenis, is Zutphen. Ook Zutphen is bekend als een

‘enige eeuwen later dan Tiel tot bloei gekomen overlad-

haven aan de economisch zo belangrijke Ijssel, maar

kreeg daarenboven het speciale accent van bestuurs- en

vestingstad. Tot Arnhems opkomst in de lSde eeuw

was Zutphen zonder twijfel Gelderlands eerste stad;

zolang er kwartieren waren, hoofdstad van het eigen

kwartier. Ook Zutphen ging achteruit na de verlegging

van het nationale handelscentrum, temeer nog, omdat

de Ijssel m bevaarbaarheid verminderde en bovendien nog

moest gaan fungeren als verdedigingslinie. Desniettemin

bleef Zutphen tot mde 19de eeuw een bloeiende en belang-

rijke stad, bestûurs-, handels- en marktstad, onbetwist

centrum van Graafschap en Achterhoek en dermate rijk, dat

er veel jaren lang geen stedelijke belastingen bekend waren.

De ouderdom van Doetinchem komt die van Zutphen

nabij; ook Doetinchem was handelsstad en evenals

Zutphen, Harderwijk en Tiel, lid van de Hanze, maar

Doetinchems rol in de geschiedenis bleef bij die van Zutphen

achter, eigenlijk tot in onze eeuw, toen het zich kon ont-

wikkelen tot
bijzonder
verkeerscentrum en het verschil-

lende centrumfuncties voor de Achterhoek kon overnemen.

Harderwijk is vanouds de toegangspoort tot de Veluwe

en ook de noordelijke toegangspoort tot Gelderland –

ook vanouds handelsstad, wier internationale betekenis

in later eeuwen verloren ging. Steeds centrumplaats van
betekenis, was het eeuwenlang de zetel van de Gelderse

hogeschool, vermaard door namen als Lmnaeus en Boer-

haave, werd het – en bleef het – militair centrum.

Gaven wij in dit historisch tableau de eer van voorrang

aan de oudste stad,
bij
de bespreking van de huidige toe-

stand beginnen wij met de grootste. Wij kunnen dan

Doetinchem, nog niet zo lange tijd de grootste stad van de

Achterhoek, zien als de stad, gelegen op korter afstand

van het Ruhrgebied dan van de westelijke centra – in

het kader van de toekomstige Euromarkt van bijzondere

beteknis. Daarnaast ligt het niet ver van de in de toekomst

tot Zevenaar door te trekken grote autowegen Arnhem-

Utrecht en Tiel-Rotterdam, waarmee het rechtstreeks zal

worden verbonden door de via Doetinchem lopende

Twente-Zevenaar verbinding. Te water is Doetinchem via

de gekanaliseerde Oude Ijssel bereikbaar voor coasters
tot 600 en voor binnenschepen tot
1.250
ton. Het heeft

industrieterreinen beschikbaar, beschikt over een overslag-
bedrijf en een openbare loswal. Na de ontsluiting ongeveer

1880 is Doetinchem geworden tot het grote verkeerscen-

trum van de Achterhoek, zetel van de Gelderse Tramweg

Maatschappij met nu 600personeelsleden. Het is uit-

gegroeid tot marktcentrum van nationale betekenis

(grootste streekveemarkt van Gelderland; de tiende van

Nederland) en is zetel van grote industrieën (radio-onder-

delen: 700 werknemers; rubberbanden: 900; tal van

bedrijven met tussen 100 en 300 werknemers; één van de

grootste Nederlandse drukkerijen). In de fraaieAchter-

hoek is Doetinchem een centrum, bezit een natuurbad en

sporthal. Bouwplannenvoor een schouwburg fijn in voor-

bereiding. Onder de scholen noemen wij de grote, in wijde

omtrek vermaarde, muziekschool. De stad groeit snel;

in 1980 wordt een inwonertal van 45.000 verwacht.

De cnglomeratie Zutphen is beduidend groter dan de

stad zelf. Duizenden ,,Zutphenaren” wonen in het nabije

Eefde en Warnsveld. Zutphen heeft onbetwistbaar vooral

de kenmerken van béstuurscentrum: Rechtbank, Rijks

diensten. Cultureel is het van de vier steden ook het beste

voorzien: schouwburg met
550,
concertzaal met 800

plaatsen. Het museum zal binnenkort wëer worden ge-

opend. Het is onmiskenbaar, dat Zutphens betekenis

lange tijd is gelegen in de verzorgehde functie vad haar

omgeving, waarbij de stad mede gericht was naar Twente

en naar de Veluwe. Industrievestiging bleef veelal ge-

bonden aan de verzorgende functie, had tot de laatste

oorlog te kampen met terreinmoeiljkheden, de moerassige

inundatiegebieden van de Baakse Overlaat. Na de oorlog

kwam ér aanzienlijke vooruitgang: er vestigden zich 22

nieuwe industrieën, waarbij dan nu de nadruk moet worden

gelegd op de zich uitbreidende papierverwerkeride indus-

trie, op de textielnijverheid en de metaal- en houtverwerken-

de bedrijven. Het aantal wérknemers in verkeer en handel

komt ongeveer overeen met dat in de industrie. Zutphen

ligt aan een kruispunt van spoorwegen en heeft ook

anderszins uitstekende verbindingen met het gehele land.

De gemeente heeft na de oorlog 12 ha nieuw opgehoogd

industrieterrein uitgegeven, maakt thans nieuw terrein

gereed ter grootte van 12 ha; grote terreinen liggen voor

bouwrijp maken gereed. De stad heeft ernstig te lijden
gehad van de oorlog, was daardoor echter in staat ver-

schillende nieuwe verbindingen en een nieuw stratenplan

aan te leggen; het is een centrum van vreemdelingen-

verkeer – zowel door de schoonheid van de oude stad

zelf als door die van de omgeving.Groei tot een stad van

50-60.000 inwoners als regionaal centrum tussen de beide

grotere steden Arnhem en Deventer is volgens het structuur-

plan moe1jk.

Harderwijk was tot voor kort vooral handelsplaats

met visserij en landbouw als neventakken van bestaan;

de industrialisatie is sterk gestimuleerd door de inpoldering

van de Zuiderzee. De industrie is gekenmerkt door grote

verscheidenheid: asbest, cement, vleesextract, sigaren,

metaalwaren, rubber, motoren. De trek vanuit het Westen

is volop aan de gang: een aanzienlijk aantal bedrijven

heeft zich de laatste jaren hier gevestigd. Er is industrie-

terrein beschikbaar en twee industriehavens; een nieuwe

haven wordt aangelegd, zodat Harderwijk bereikt kan

worden met coasters tot 300 en binnenschepen tot 1.350

ton. Het ove’rlaadraccordement wordt uitgebreid. Als

gevolg van bevolkingstoeneming en rationalisatie in de

landbouw zullen in het gebied van de Noord-West Veluwe

jaarlijks naar schatting ca. 400 arbeidskrachten een plaats

zoeken in stuwende bedrijven, van, welk arbeidspotentieel

een aanzienlijk deel ter beschikking komt voor Harder-

wijk
1).
Deze stad, gelegen in de onmiddellijke nabijheid

van Nederlands grootste recreatiegebied, bezit in het

1)
Zie hierover blz. 303.

16-3-1960

327

INDUSTRIE VESTIGING

IN

OOSTELIJK GELDERLAND

Oostelijk Gelderland biedt nog voor vele industrieën uit-
stekende vestigingsmogelijkheden. Oostelijk Gelderland,
omvattende De Graafschap, Liemers en Achterhoek, een
gebied met méér dan 300.000 inwoners, heeft:

• een grote industriële traditie;

• een arbeidzame en vakbekwame bevolking;

• vele bekende industrieën en mogelijkheden op het
gebied van toelevering;

• gunstige ligging tussèn West-Nederland en het
Roergebied;

een steeds beter wordende verkeersontsluiting;

S een dicht netwerk van technischescholen;

• een prettige sociaal-culturele sfeer, zowel voor
leiding als personeel der bedrijven;
• prachtig landschap met ideale woonomstandigheden
voor leiding en kaderpersoneel.

De gemeentebesturen in Oostelijk Gelderland bieden
alle mogelijke hulp bij eventuele vestiging.

Inlichtingen worden gaarne verstrekt door het bureau
van de Stichting Streekbelangen Oostelijk Gelderland,
(directeur Dr. G. R. Krüsel), Lohmanlaan 59, Doetinchem.
Tel. (08340) 47 30.

-.,

ru

r

problemen op het gebied
van regelapparatuur voor wasmachines.
aircondicioning, oliekachels en -haarden worden door onze technische staf met
kennis van zaken opgelost.

cl

Ook de Uwe zijn bij ons in
vakkundigehanden.

COnTROLS mRe1TSCHRPPU EU_POPA nV
Mercuriusstraat 3 – Nijmegen
Dochteronderneming van de Controls Company of America

9555 Soreng Avenue – Schillerpark III. U.S.A.

328

1.’

GEMEENTE

DOETINCHEM

HET CENTRUM

VAN DE
ACHTERHOEK

16-3-1960

vreemdelingenverkeer een belangrijke bron van inkom-

sten. Het bezit door de randmeren van de Ijsselmeer-

polders waterrecreatiemogelijkheden van unieke betekenis.

Er zijn plannen in voorbereiding voor de stichting van een

cultureel centrum. De stichting van een U.T.S. is in voor-

bereiding. Volgens het structuurplan kan de stad binnen

-de huidige gemeentegrens uitgroeien tot 40.000 inwoners.

Er bestaan plannen tot samenvoeging van Ermelo met

Harderwijk, hetgeen zou leiden tot een gemeente van

(thans) 30.000 inwoners. In elk geval kan verwacht worden,

•dat Harderwijk zal worden de grote centrumgemeente

tussen Amersfoort en Zwolle.

Tiel heeft door de aanleg van het Amsterdam-Rijn-

kanaal weer de oude ligging teruggekregen,, waaraan het

vroegere grootheid te danken had. Door zijn ligging aan

en nabij
de grote autowegen ligt het op ongeveer één uur

gaans van alle grote steden van het Westen. Het bezit een

haven aan de Waal (met laad- en loskade en overslag-

bedrijf) en een insteekhaven aan het Amsterdam-Rijn-

kanaal, die belangrijk wordt uitgebreid, beide havens

bereikbaar voor coasters tot 500 â 600 ton, voor binnen-


schepen tot 2.400 â
2.500
ton. Van het grote industrie-

terrein aan het kanaal zijn 24 ha reeds uitgegeven; een

terrein van 20 ha wordt thans bouwrijp gemaakt. Dichter

bij de stad liggen industrieterreinen, waarvan nog 7 ha

beschikbaar zijn. De stad is een centrum geworden van

metaalverwerkende industrieën (ca. 1.600 werknemers).

Daarnaast ligt het zwaartepunt op vruchtenverwerkende

industrieën en de glas- en chemische fabrieken. Verschil-

lende industrieën vanuit het Westen hebben zich na de

oorlog in Tiel gevestigd. In de onmiddellijke omgeving

zijn onder leiding van de Stichting tot Ontwikkeling van

Komgrondengebieden grote streekverbeteringswerken aan

de gang, zodat jaarlijks op een surplus-arbeidspotentieel

van ongeveer 300 kan worden gerekend. De in de oorlog

verwoeste schouwburg wordt in groter luister weer op-

gebouwd; de heropening van het museum is te verwachten.

De mogelijkheid van stichting van een U.T.S. is in studie.

De stad trekt door haar ligging in het schilderachtige

rivierenland temidden van boomgaarden veel vreemdelin-

gen en is een centrum van watersport. Tiels structuurplan

voorziet binnen afzienbare tijd een uitgroei tot 40-50.000

inwoners.

Wij geloven dat hiermee is gedemonstreerd de waar-

heid van de uitspraak, die wij als grootst gemene deler

van Doetinchem, Harderwijk, Tiel en Zutphen, de Gelderse

industrialisatiekernen, in het begin van dit artikel voorop-

stelden. Het is mogelijk te stellen, uiteraard, dat er naast-

deze steden nog andere industrieplaatsen van betekenis en

met goede vooruitzichten zijn. Wij erkennen het gaarne,

maar willen dan toch uitdrukkelijk accentueren, dat het

niet licht zal vallen om de vier industrialisatiekernen,

(met uitzondering uiteraard van de steden, die
wij
de

grote broers noemden) wat ligging, algemene ontwikkeling

en situatie betreft, te evenaren.

Zouden wij tot slot dan van onze kant nog één iraag

willen stellen, dan zij het deze, of het niet juist zou zijn aan

deze vier steden – speciaal vanwege het Rijk – meer

belangstelling – en dan niet slechts platonische – te

geven dan tot dusverre. De steden
zijn
gezonde ontwikke-

lingskernen. Zij verkeren in een periode van snelle groei;

zij kunnen niet anders. Maar anderzijds zijn zij daardoor

aangewezen op groter inspanning dan elders, verkeren zij
in groter spanning, hebben
zij
behoefte aan groter belang-

stelling. Belangstelling, die waarlijk niet alleen de steden

zelf ten goedë zal komen, maar evenzeer een harmonische
ontwikkeling van ons land en onze provincie.

Tiel.

Dr. A. A. H. STOLK (met medewerking van
Mr. 1. M. J. CORNELISSEN, G:J. NUMAN en S. DE JONG.)

T IE
L

GELEGEN AAN DE WAAL EN HET

AMSTERDAM – PUNKANAAL

DE STAD
VOOR
INDLJ5TREV5TIGING IN kET,

CENTRUM ‘JAN DE BETUWE

RECHTSTREEKSE VERBINDINGEN MET DE

GROTE 5TEDEN EN WET BUSTENLAND

INDUSTRIETERREIN
BESCHIKBAAR

_-,

IN DE NAASTE OMGEVING VAN PUK5WEG NO:
15

(
MET DE MOGELU(HEID
VOOR
AANLEG VAN EEN

t
/

1
SPOORWEG PACCORDEMENT.

/

GROOT INDUSTJ?IETEPPEIN

.

‘•.. ® —–
AAN HET
AMSTERDAM
– RJNKANA.AL

BEEJKeAAP MET KU9TVAAPDEP5
EN

GROTE PUN5CI-IEPEN

..

..–……. . /

.4)

INLICHTINGEN B’J DE DIRECTEUR
VAN
WET
GEMEENTEL’Jk

GRONDBEDR!JF OPHEWERTSEDUK
2 – TIEL- TELEFOON 0340 -38.1

16-3-1960

329

1

INDUSTRIETERREINEN

1
te

de
,

De gemeente heeft industrieterrein te koop voor

kleine en middelgrote bedrijven, welke geen

chemisch verontreinigd afvalwater produceren

of stank verspreiden.

De terreinen zijn zeer gunstig

gelegen, niet ver van het

spoor-emplacement,

10 km van groot vaarwater,

met unieke wegverbindingen

naar alle richtingen.

Inlichtingen verstrekt de directeur van het

grondbedrijf, Oude Arnhemseweg 2 te Ede.

Geldermalsen

Centrum des lands – Centrum West-Betuwe

Verbindingen: Knooppunt
Ned. Spoorwegen
Utrecht-‘s-Her-
togenbosch en Dordrecht-Arnhem/Nijmegen. Uurdienst
in 4 richtingen.
Linge:
bevaarbaar tot Geldermalsen voor
schepen tot ± 600 ton.
Rijkswegen 15
en 26.

Industrieën: 1 fabriek van vuurvaste in zuurvaste stenen;
1 meubeifabriek; 1 fabriek van elektrische en huishoude-
lijke apparaten; 1 fruit- en groentenconservenfabriek;
1 jaloezieënfabriek; 1 betonwarenfabriek; 1 sproeimachi-fles- en brandspuitenfabriek; 1 worstfabriek; 1 chemische
reinigingsinrichting.

Agrarische sector: fruitveiling; aan- en verkoopvereniging
voor landbouwprodukten.

Banken: diverse kredietinsteliingen.

Industrieterreinen: ± 20 ha, zowel aan de Linge als nabij
spooriijnen, bijzonder geschikt voor kleine industrieën.
In het algemeen geringe funderingskosten.

Bouwterreinen: zeer aantrekkelijke in de nieuwe woonwijk
nabij het station N.S. (Utrecht: 21 minuten, Den Bosch:
19 minuten).

Onderwijs: diverse iniichtingen voor voortgezet onderwijs.
GELDERMALSEN

GOED OM TE WONEN – GOED OM TE WERKEN

Inlichtingen bij het gemeentebestuur. Telefoon (03455) 6 45.

ZALTBOMMEL

Eist voor uw industrievestiging

Omdat:

Eist een uitstekende spoorwegverbinding heeft naar alle
windstreken.

Eist gelegen is aan de autosnelweg Arnhem-Nijmegen
en de oude Rijksweg tussen deze steden, de geprojecteer

de autosnelweg Rotterdam-Roergebied onder Eist zal
uitkomen en zeer gunstig zal zijn gelegen t.o.v. de ge-
projecteerde, nieuwe Noord-Zuidverbinding.

Eist slechts op 8 km afstand ligt van Arnhem en Nij-
megen, met welke steden frequente trein- en busverbin-
dingen worden onderhouden.

Eist, zelf pim. 14.000 zielen. tellende, het centrum is van
een volkrijke streek met een groeiend arbeidsoverschot.
Eist een zeer gunstig woonklimaat heeft.

De gemeente Eist de beschikking heeft over een indus-
trieterrein, waarop reeds verschillende industrieën ves-
tiging hebben gevonden, dat:

gelegen is in de onmiddellijke nabijheid van het spoor-
wegstation;

van zodanige grondslag is, dat zelfs voor zware ge-
bouwen geen kostbare fundering nodig is;

te koop is tegen zeer billijke prijs.

ELST
……..
gelegen halverwege Europoort en Roer-

gebied.

Inlichtingen worden gaarne verstrekt door de gemeente-
secretaris (telefoon gemeentehuis (08809) 2 41 tim 244).

Centraal gelegen

Uitstekende spoor- en wegverbindirrg

(provinciale en rijksweg)

Industrieterrein van
+
6 ho

(zeer gunstig gelegen)

Onderwijsinrichtingen:

L.T.S., U.L.O., R.H.B.S.

Nutsbedrijven:

Gem. Gasbedrijf, Waterleiding (W.M.G.)

Elektriciteit (P.G.E.M.)

*

Inlichtingen bij het gemeentebestuur

330

16-3-1960

iJe functie van . Gelderland als recreatiegebied

Ons land is het dichtstbevolkte land van de wereld. Ie-

mand heeft eens uitgerekend, dat de Verenigde Staten bij

een dergelijke bevolkingsdichtheid de gehele wereidbevol-

king zouden herbergen. Met een zo illustratief voorbeeld

voor ogen, ligt het wel voor de hand, dat men, sprekende
over recreatie, bij ons de neiging heeft hieraan het woord

,,probleem” te verbinden. De voor recreatie in aanmerking

komende gebieden immers omvatten in de westelijke pro-

vinciën niet veel meet dan 100 m
2
per inwoner. De pro-

vincie Groningen is met slechts 30 m
2
per inwoner zelfs
nog aanzienlijk slechter bedeeld. Gezien in het licht van

1e Nederlandse verhoudingen komt Gelderland er met

ruim 800 m
2
recreatieterrein per inwoner nog zeer goed

af. Dit blijkt ook uit de absolute cijfers, welke aangeven,
dat bijna 30 pCt. van het totale vaderlandse bezit aan re-

creatieterrein zich in deze provincie bevindt. Van bijzon-
dere betekenis is daarbij, dat dit recreatiebezit zich goed-

deels voordoet in de vorm van enkele grote op de Veluwe

gelegen natuurgebieden. Rekening houdend met de enorme

versnippering van natuurterreinen elders in ons land, is

dit bezit van nog enkele echte ,,stilte-reservaten” van on-

schatbare waarde.

Om het behoud van deze natuurgebieden moet strijd

worden gevoerd. Wegenaanleg, stadsuitbreidingen, indus-

trialisering, stellen gerechtvaardigde eisen aan het vader-

landse grondgebruik. Het besef van de hoge waarde van

de natuurterreinen voor ons volk, is daarbij een factor,

welke eerst in de loop van deze eeuw mee is gaan tellen

en ook thans zijn wij nog niet zo ver, dat bij het afwegen

der belangen die van de recreatie steeds voldoende worden
onderkend.

De instelling door Gedeputeerde Staten van een Recre-

atie-Commissie voor de provincie Gelderland zal er zeker

toe kunnen bijdragen, dat een consequenter beleid met

betrekking tot het behoud van ‘onze recreatieve waarden

zal worden gevoerd dan voorheen het geval was. Het ont-

werp voor een facetstreekplan voor de Veluwe, een van

de belangrijkste werkstukken van deze commissie, getuigt

van een ernstig streven in deze kring, rekening te houden

met het verlangen, de recreatieterreinen voor het 1age-

slacht te behouden. Het ligt in de rede, dat het inzicht, dat

een verdere verbrokkeling van de natuurgebieden op de

Veluwe dient te worden tegengegaan, aan het ontwerpplan

een in hoofdzaak reserverende uitslag heeft gegeven. Dit
lijkt te meer verantwoord, daar in de komende
25
jaar op

grond van de toename van de bevolking, de vijfdaagse

werkweek en vooral de toenemende urbanisatie, een aan-

zienlijk groter belangstelling voor de recreatiegebieden

moet worden verwacht. Voor de Veluwe is een groei van
het verblijfstoerisme berekend van tussen 66 en 100 pCt.

ten opzichte van
1954.

Het plan voorziet in de aanwijzing van een aantal grote
complexen natuurgebied, die niet of in geringe mate door

anders gericht grondgebruik zijn aangetast, tot landschap-

reservaten. Daarnaast is getracht de ruimte aan te wijzen

waarin recreatieve activiteit, in de vorm van voorzieningen,

zoals kamphuisjes-bedrijven, zwembaden e.d. kunnen wor-

den geconcentreerd. Hierbij is uitgegaan van het principe
dat deze voorzieningen in een strook langs de landschap-

reservaten zouden moeten worden gevonden, opdat de

kern van de natuurgebieden niet zou worden aangetast.

Op het
bij
dit artikel gevoegde kaartje wordt dit principe

weergegeven, waarbij alle reserverende bestemmingen zijn

samengevoegd, evenals de in het plan onderscheiden be-

stemmingen voor recreatieve voorzieningen. Tevens is, ter

oriëntering, de spreiding van de slaapplaatsen in de toe-

ristische accommodatie over de woonkernen langs de randen

aangegeven (inventarisatie Rijksdienst voor het Nationale

Plan).

Ingezien wordt, dat naast dit in hoofdzaak reserverende
plan ook behoefte bestaat aan constructieve maatregelen.

Op het gebied van de ontsluiting wordt dan ook een brom-

fietspadennet ontwikkeld, terwijl het in de bedoeling ligt,

op de grondslag van het facetstreekplan, partiële ontwikke-

lingsplannen uit te werken. Een dergelijk plan is voor de
kuststreek in ver gevorderde staat van voorbereiding. De

mogelijkheid tot uitvoering van deze plannen is ten nauw-

ste verbonden met de hiervoor beschikbare financiën. Se-

dert kort laten de Rijksbegroting en die van de Provincie

hiervoor enige ruimte, zodat op bescheiden schaal een be-

gin kan worden gemaakt. Het ligt in de bedoeling facet-

streekplannen zoals hiervoor is beschreven voor de Veluwe,

eveneens te maken voor andere delen van Gelderland.

Juist omdat het behartigen van de belangen der recreatie

zo dikwijls afhankelijk is van de samenwerking van in-

stanties, die primair hun taak op geheel ander terreinheb-

ben, achten wij het van zo grote betekenis, .dat de ruimte-

lijke aspecten ervan een eigen plaats krijgen in de provin-

ciale planologie.

Hoe belangrijk het behoud van natuurterreinen voor

de recreatie ook moge zijn, toch zou het verkeerd zijn de

de recreatieve waarde van Gelderland alleen daaraan af

te meten. De Achterhoek bijv. bezit relatief weinig als zo-

danig te kwalificeren recreatiegebieden, doch de cultuur-

gronden hebben, mede dank zij de voorname rol, die de

boom nog in het landschap vervult, er een hoge recreatieve

waarde behouden. Dit geldt eveneens voor bepaalde ge-

deelten van het Rivierengebied en gedeelten van de Gel-

derse Vallei en de IJsselvallei. De moderne ontginningen

echter, benevens de gebieden waar in de laatste tientallen

jaren een ruilverkaveling heeft plaats gevonden, bezitten

weinig toeristische attractie, hetgeen zich uit de zakelijke,-

strakke aanpak van deze werken zeer wel laat verklaren.

Het belang van Gelderland als recreatiegebied voor ons

volk, is zeer groot. Ongeveer 23 pCt. van de toeristische
logiesaccommodatie van Nederland bevindt zich in onze
provincie. Nog sprekender is het cijfer van de zomer- en

vakantiehuisjes. Meer dan de helft van de in ons land ge-

plaatste huisjes bevindt zich in Gelderland. Ook bij een

beschouwing van andere vormen van goedkope accommo-

datie, zoals kamphuizen; vakantiehuizen, kampeer- en

caravanterreinen, ervaart men de voorname rol, welke Gel-

16-3-1960

331

derland v6or de ontspanning van ons volk vervult Over-

treft de accommodatie in deze bedrijven ailengs die in de

hotels en pensions, deze laatste zijn het, die aan het sil-

houet van zovele Gelderse plaatsen het typisch toeristische

karakter verlenen. De economische situatie van een aantal

van deze bedrijven, voornamelijk pensions, is niet roos-

kleurig. De sterk gestegen personeels- en exploitatiekosten

en de geringe resultaten bij het streven naar vakantiesprei-

ding, wreken zich vooral bij de exploitatie van familie-

pensions. Bovendien valt een verschuiving waar te nemen

van de belangstelling van de toerist voor de eerder genoem-

de vakantiehuisjes e.d., waarin men zich minder gebonden
voelt. Het verdient dan ook aanbeveling na te gaan in hoe-

verre een aantal van deze pensionbedrijven aangepast zou

kunnen-worden aan de verlangens van hen, die ,,voor zich-

zelf wensen te zorgen”. Dit zou kunnen gebeurën door

de kamers te voorzien van een eenvoudige kook- en afwas-

gelegenheid.

Wanneer men de ligging van onze proyincie ten opzichte

van de Randstad Holland beziet en rekening houdt met de.

uitstekende verbindingen met de westelijkë,bevôlkingscentra,.

ligt het voor de hand, dat wij, sprekende over recreatie in

Gelderland, wel in de eerste plaats denken aan onze eigen.
landgenoten. Inderdaad ishet beleid van het V.V.V.-wezen

voornamelijk gericht op het aantrekken vail Nçderlands.

publiek. Natuurlijk implicëert dit niet, dat het kweken van

belangstelling in het buitenland voor de Gelderse toeris-

tische inventaris achterwege zou worden gelaten;
zij
con-

332

0

.

16-3-1960

0

1

centreert zich echter wel op bepaalde daarvoor
bij
uitstek

in aanmerking komende gebieden, welke voornamelijk zijn

gelegen in en rônd de grotere steden en aan het Randmeer.

Voor het overige overschatte men de mogelijkheden voor

verblijfsbezoek vanuit het aangrenzende Duitse industrie-
gebied niet. Weliswaar zijn de hotelprijzen in de Gelderse

steden in het algemeen lager dan die in West-Duitsland,

doch de pensionaccommodatie op het Duitse platteland

wordt tegen zeer sterk concurrerende prijzen aangeboden,

terwijl landschappelijk gebieden als het Sauerland, de Eifel,

het Münsterland e.d. zeker met onze provincie kunnen

wedijveren.

Het is bijzonder moeilijk om met enige nauwkeurigheid

te kunnen aangeven, welke de economische resultaten van

het vreemdelingenverkeer in Gelderland zijn.
Bij
een

voorzichtige raming hebben wij enige jaren geleden becij-

ferd dat de toeristische omzetten ten minste f. 100 mln.

per jaar omvatten, doch wij zijn ervan overtuigd, dat de

werkelijke omzet aanzienlijk hoger ligt. Het grootste

probleem bij het ramen van toeristische omzetten vormt

het dagbezoek, dat bijna onvoorstelbare vormen begint aan

te nemen, doch wat
zijn
economische doorwerking be-

treft, vrijwel niet is na te

gaan. Het internationale dag-

bezoek geeft, althans wat de

omvang betreft, in landelijk

verband, enig houvast, zij het

dan, dat ook hieruit moeilijk

financiële consequenties zijn –

te trekken en zulks niet in
ti
1,,t’ztp
laats omdat
wl

De Coöp. Boeenleenbank ,,Stadskanaal” te Stadskanaal

roept wegens pensionering van haar huidige functionaris

sollicitanten op voor de functie van

INRECTEUR

In verband met de vestiging der bank in een zich

snel ontwikkelend industriekerngebied wordt ge-

vraagd een actieve persoonlijkheid in het bezit van

een diploma. 5-jarige H.B.S. en praktijk-diploma

boekhouden.

Bankervaring vereist. S.P.D. of M.O. economie

strekt tot aanbeveling.
Leeftijd minstens 30 jaar.
,

Salaris en pensioenregeling overeenkomstig de

richtlijnen der Centrale Bank. Ambtswoning be-

schikbaar.

Indiensttreding tegen’ongeveer 1 juli a.s.
Eigenhandig geschreven brieven met uitvoerige inlichtin- –

gen v66r 1 april a.s. te richten aan de secretaris van het

bestuur de heer Sj. Zuidhof, Semsstraat 39, Stadskanaal.

1
§§

SIEMENS

11
1

NEDERLANDSCHE SIEMENS

toeristische grensoverschrj-
1

MA A T S C H A P P Ii N V.
dingen plaatsvinden, doch

1

niet, welk resultaat dit in de

1

eigen provincie geeft. Het

1

roept sollicitanten op voor de functie van

buitenlandse bezoek aan Ne-

1

derland omvatte in 1958,

1

na aftrek van de zgn. grens-

kopers en grensarbeiders.

1
ruim 23,3 mln, personen.

De rol, welke onze grens-

voor haar afdeling

provincie met enkele zeer be-

.

langrijke doorlaatposten als

•ntorrnatieverwerking

Elten en Wyler, daarbij heeft

(Data-pr’ocessing)
vervuld, is zeker een voor-

name geweest, ook al is het

De taak van deze medewerker zal na een in-
economisch effect ervan niet

werkperiode bestaan uit het zelfstandig acquireren
na te gaan. Het is echter

voor informatieverwerkende systemen en reken-
ongetwijfeld belangrijk ge-

installaties(Siemens Informatieverwerkend Systeem
noeg om een krachtige ani-

2002, Selex enz.), en het uitwerken van adviezen
mering van het dagbezoek

op het gebied van attomatische administratie t.b.v.
uit West-Duitsland te recht-

directies van grote en middelgrote bedrijven en
vaardigen: Men houde daar-

instellingen.
bij voor ogen, dat bevordering

van het dagbezoek uit econo-

Academisch gevormden met technisch.commer.

misch standpunt bezien een

ciële ambitie en kennis van resp. belangstelling

zeer aantrekkelijke vorm van

voor administratie- en bedrijfsorganisatie wordt

toerisme is, aangezien het

verzocht sollicitaties – onder .ref. T/NV – te richten

kan plaatsvinden zonderkost-

aan de Directie van de Nederlandsche Siemens

bare en ruimtevergende uit-

Maatschappij NV., Postbus
1068,
‘s-Gravenhage.

breiding der logiesaccommo-

datie.

Arnhem.

J. VET.

academisch gevormd

medewerker

16-3-1960

333

4

TECHNISCHE VOORJAARSBEURS

Utrecht

BOUW EN TRANSPORT

5.14.april 1960′
UITRUSTINGEN VOOR INDUSTRIE
EN OPENBARE DIENSTEN

.11

• Bouwmaterialen

u
Machines en materieel voor het bouwbedrijf, wegen-
1

water-, mijnbouw en grondwerk

Terrein Croeselaan
Interne transportmiddelen

Machines en apparaten voor kchtbehandeling, verwarming,

De beurs is geopend. van 9-5 uur

koeling, stook-inrichtingen

Zondag 10 april gesloten

Vaterzuiverings- en drïnkwaterin3tallaties

Toegangsprijs f 2.50
Straat- en terreinverlichting

\’erbrandingsmotoren

Pompen. compressoren, blaas- en afzuiginstallaties

Machines, gereedschappen en apparaten voor de

metaalbewerking
I. k:

-.-
ivlaciLliles, geieeuiippeit
CII
dJdLdLCIL VUUL UC

houtbewerking

1
Grondstoffen en halifabrikaten

Grootkuken-inrichting

Schoolinrichting
Kantoormeubelen, magazijn , archief- en tek-enkamerinrichting

1

landelsinformaties en Voorlichtingsdiensten

_


£RV

Er is een gratis busdienst tussen het stationen et terrein Croeselaan

334

16-3-1960

Een revolutie in de wijze

van jnformatieverWerkiflg!

Eengrandioze

eUrâpese schepping

voor geIeide!ijkautomiiserîng

• aÇdruksnelheid: minimaal 300 regels per minuut

tèessnelheid: minimaal 300 kaarten per minuut

• p’onssnelhed: minimaal 200 kaarten per minuut

• . elektromagnetisch en/of-elektronisch rekenen

• snelle èlektronische en magnetische gehéugens(50 tot 200.000 posities)

• magnetische banden, indien nodig voor de organisatie

• door produktie in Europasnel leverbaar en laag in prij




r’•

••

LJP

ADMINISTRATIE- EN STATISTIEKMACHINE MIJ., N.V.
NEDERLAND 1 –

1

VLIEGTUIGSTRAAT
26 AMSTERDAM-W
TEL.
020-186555

Kunstzijdespinnerij

NYMA
N.V. Nijmegen

H

NYMA-RAYON ‘

NYMCRYLON

acrylvezel

NYMPLEX

polyetheendraad

NYMCEL
(c.m,c
*,)

carboxy methyl cellulose

NYMBAND.S

viscôse . krimpca,ps.ul.es

zoekt een

EXPORTwMANAGER

om onder de Directie leiding te geven aan de diverse

export-activiteiten. Hiervoor zijn nodig, naast commer-

ciële instelling en ervaring, een behoorlijke technische

feeling en kennis speciaal op elektrotechnisch gebied,

een scherp inzicht in marktsituaties, leidinggeyende ca-

paciteiten ten opzichte van de overige medewerkers op

deze afdeling en een representatieve persoonlijkheid met

tact in de sterk gevarieerde contacten. Kandidaten moe-

ten bereid zijn zich zo nodig aan een psychologisch,

onderzoek te onderwerpen.

Eigenhandig geschreven brieven rhet uilvoerigë much-

tin gen, zo mogelijk met recente foto, te zenden aan

Chef afdeling Personeelszaken, Postbus 1060, Den Haag.

De pandbrief als

beleggingsobject

(Institutionele en particuliere)
beleggers, die zich voor dit
onderwerp interesseren, kunnen
een overdruk van dit artikel
uit , ,E.-S.B.” van 25 november
1959 van de hand van Drs. Th.
M. ,Matthee bestellen door stor-
– ting van
t
0,75 op postgiro:
291839, ten name van Drs. Th.
M. Matthee,, Herfststraat 5,
“Heerlen, onder vermelding van:
,pandbriet.
WETENSCHAPPELIJK


,

ADVIESBUREAIJ
VOOR BELEGGERS
JIEERLEN – Tel. (0440) 4349

Abonneert Ii op

DE ECONOMIST

Maandblad onder . redactie

vap:

Prof. P. Hennipman,

• Prof. A- M. de Jong,

Prof.
Y.
J. de Jong,

• ‘Prof-, P.
A.
Kreukniet,

Prof. H. W. Lambers,

Prof.
J. Tinbergen,



;Prof. G. M. Verrijn Stuart,

Piof.. J. Zijlstra.

*

Abonhëmehtsprijs f. 22,50;
fr.p. post f. 23,60; voor stu-
denten f. 19,—; fr. per post
f. 20,10.
*

Abonneménten worden aan-
genomen door de boekhandel
en door Uitgevers

DE ERVEN F. BOHN TE HAARLEM’

336

16-3-1960

Uw RerningtOn Rand specialist kon U aantonen.
•…dat het vaneconomisch

inzicht getuigt, bijtijds.

de juiste elektriséhe schrijfmachine

aan te schaffen!

v

-.

Brieven en. doorslagen zien er

door de térwijl geen vermoeidheid optreedt. Laat

gelijkmatige aanslag van de Remington U de Remington elektrische schrijfma-
elektrische schrijfmachine correcter uit chine demonstreren en constateer, dat

en hebben een eige.n cachet. Bovendien deze machine uit het oogpunt van pro-

•wordt met deze machine een tijdsbe- ductiviteit en representatie in Uw bedrijf

sparing van meer dan
200/o
verkregen, eeri noodzaak is.

1

• voor dt alles

n

Ilu

TECHNISCHE HOGESCHOOL TË EINDHOVEN

Bij de afdeling der algemene wetenschappen, groep
bedrijfskunde, kan ter assistentie van de hoog-
leraar in cle economie, worden geplaatst een

academisch gevormde econoom

Voor deze functie komen zowel zij, die een macro-
economische studierichting hebben gevolgd, als
economen meteen bedrijfseconomische opleiding
in aanmerking. Voor deze laatsten wordt een er-
varing van enkele jaren in het bedrijfsleven op prijs
gesteld.

Van de betrokken functionaris wordt een grote
mate van , research mindedness” verwacht.

Schriftelijke ‘sollicitaties ‘te richten aan het hoofd van de
centrale personeelsdienst van de technische hogeschool,
Insulindelaan 2 te Eindhoven, onder vermelding van
no. V 483.

Çontinental Carbon Néderland N.V.

New factory presently tinder construction, on
Botlek bas opening for the following:

SENIOR-. ACCOUNIIANT

This position offers a variety of wo’rk as can be
expected in a ,small office. Candidate should be
between
25
and 35 ‘years of age, should have
accounting experience in a general office and an
educational background of S.P.D., M.B.A.’ or
equivalent. Fluent English essential.

Applicant should reply in English, giving resume of
1 education and experience. Also list expected salary and
inciude a recent snapshot.

Send reply to: Continental Carbon Nederland N.V.,
Westblaak
5,
Rotterdam.

N.V. BANK VOOR NEDERLANDSCHEGEMEENTEN

• gevestigd te ‘s-Gravenhage

UITGIFTE VAN

f100.000.000.— 4112 pCt. 25-jarige Obligaties 1960

(Tweede lening)

Grootte der stukken: nominaal f1000.— en f500.—.

Na de toewijzing kunnen’ desgewenst, in de plaats van obligaties,

schuidregisterinschrijvingen groot tenminste nominaal f100.000,— worden verkregen.

Ondergetekende bericht, dat de inschrijving op bovengenoemde

.

uitgifte zal zijn opengesteld op

MAANDAG 21 MAART 1960

van des voormiddags 9 tot des namiddags4 uur

TOT DE KOERS VAN 98 pCt.

$

bij de kantoren te Amsterdam, Rotterdam en ‘s-Gravenhage,

voorzover in genoemde plaatsen gevestigd, van:

Rotterdamsche Bank N.V.

De Twentsche Bank N.V.

AmsterdamscheBank N.V.

Incasso-Bank N.V.

Lippmann, Rosenthal
&
Co.

R. Mees
& Zoonen

Nationale Handelsbank
N.V.

-‘

Nederlandsche Handél-Maatschappij, H.V.

H. Oyens
&
Zonen N.V.

Pierson, Heldring & Pierson

Hope&Co.

alsmede
ten kantore der Vennootschap

op de voorwaarden van het prospectus d.d.
14
mart 1960.

Dooreenleverbaarheid met de obligaties van de bij het prospectus d.d. 29 februari

1960 geëmitteerde 4
1
12
pCt. obligatielening
1960
zal worden aangevraagd.

Prospectussen en inschrijvingsbiljetten, alsmede, In beperkte mate, de siatuteri ‘en

het laatste jaarverslag, zijn bij bovenstaande insch rijvingskantoren vrkrijgbaar.

‘s-Gravenhage, 14 maart 1960.

U.V. Bank vor Nederlandsche Gemeenten.

338

.

16-3-1960

ONDERLINGE VERZEKERINGEN VOOR HET BEDRIJFSLEVEN.

Motorrijtuigverzekering: w.a.-dekking voor alle motorrijtuigeri

WET


RISICO

f. 500.000,- per gebeurtenis

Bedrijfs-w.a.-verzekering.

Ongevallenverzekering voor inzittenden van personenauto’s.

BRAND

RISICO

Brand- en bedrijfsschadeverzekering voor industriële en
andere objecten. Belangrijke besparingen op de premie.

Verzekerd bedrag ruim 2 miljard gulden.

MOLEST

RISICO

Molestverzekering: ingeschreven bedrag ruim 7 miljard gulden.
Stormverzekering: verzekerd bedrâg ruim 1 miljard gulden.

VERVOER

RISICO

Transportverzekering van goederenzendingen in binnen-en buitenland.

PENSIOEN

RISICO

Ouderdoms-, weduwen-, wezen- en invaliditeitsverzekering van
werknemers. Verzekerd bedrag ruim 1 miljard gulden. Belegd vermogen 280 miljoen gulden.

Bos en Lommerplantsoen 1, Amsterdam-West

Telefoon 134971

Postbus 8400

16-3-1960

339

Sluit uw verzekering hij de

Algemeene Friesche Levensverzekering-Maatschappij

VEREENIGING VAN
LEVENSVERZEKERING EN LIJFRENTE’

,,De Groot-Noordhollandsche van 1845″

Algemeene Friesche Brandverzekering-Maatschappij N.V.

LEEUWARDEN, BURMANIAHUIS

AMSTERDAM, VAN BRIENENHUIS

ROTTERDAM – DEN HAAG – UTRECHT – GRONINGEN – HENGELO – HAARLEM

Nationale______

Handelsbank nvo

gevestigd te. Amsterdam sinds 1863

Kapitaal en
!eserves f 66.200.000..

De Natio,ale Handelsbank heeft
een’ ervaring van bijna 100 Jaar op het gebied van alle nationale
en Internationale bankzaken. De
bèhartiging van’ ‘Uw financiële-
en
handelsbelangen Is Jn goede
handen bij de Bank met eigen vestigingen In het buitenland,
bij de Bank dle verbindingen
heeft met correspondenten over
de gehele wereld.

Voor, nationale en inter-

nationale financiering:

Nafionale

Handelsbank’..

gevestîgd te
Amsterdam sinds 1863

‘S-GRAVENHAGE
-.
AMSTERDAM
.
ROTTERDAM

340

Ont breekt

dat
41

laatste

stukje?

1! wilt uw bedrijf uitbreiden of een moderne
uitrusting geven. IJ wilt mee met de eisen van
deze tijd. Maar misschien heeft u daar geen
kapitaal genoeg voor. Misschien ontbreekt
Ltste stukje van uw
financierings-puzzel. Informeer
dan eens bij de Nederlandsche
Middenstandsbank. Wij hebben
namelijk stukjes in alle af

metingen. Wij helpen u door
middel van

N K K R EDIE T

En wij adviseren u tevens hoe
u dergelijke delen het beste
in uw uitbreidings-puzzel kunt
passen. Dat is onze service,!

NEDERLANDSCHE MIDDENSTANDSBANK N.V.

16-3-1960

Auteur