Langer doorwerken lijkt een logische oplossing in een vergrijzende samenleving. Hierdoor dalen enerzijds de uitgaven aan pensioenuitkeringen en stijgen anderzijds de premiebetalingen. Het is echter de vraag of langer doorwerken voor iedereen mogelijk is. Met name bij zwaardere beroepen zou men eerder kunnen uitstromen via andere vormen van sociale zekerheid.
In mijn proefschrift onderzoek ik het effect van beleidsmaatregelen om langer doorwerken te stimuleren op de arbeidsparticipatie van ouderen. Zo bestudeer ik allereerst de verhoging van de AOW-leeftijd. Bij deze hervormingen stond het bevorderen van de individuele arbeidsparticipatie centraal. Ik analyseer deze hervorming vanuit een extra invalshoek: wat er gebeurt met de arbeidsparticipatie van de jonge partner wanneer de oudere partner in een huishouden de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. De resultaten laten zien dat het bereiken van de AOW-leeftijd door de oudere partner niet alleen de eigen netto-arbeidsparticipatie negatief beïnvloedt, maar ook een negatief effect heeft op de netto-arbeidsparticipatie van de jongere partner. Daarmee suggereren deze bevindingen een structureel hogere netto-arbeidsparticipatie als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd. Daarnaast hebben jonge partners uit huishoudens met een hoog inkomen meer flexibiliteit bij hun pensioenbeslissing in vergelijking met jongere partners uit een huishoudens met een laag inkomen.
Ook analyseer ik het effect van het generatiepact (GRP) bij de 32 grootste gemeenten in Nederland. Een van de doelen van het GRP is om uitval van ouderen te voorkomen voordat ze de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. In mijn proefschrift analyseer ik of deze doelen bereikt worden. De resultaten laten zien dat het effect van het GRP per inkomensgroep verschilt. Bij de lage inkomensgroep heeft het GRP geen effect op de arbeidsparticipatie. Bij midden- en hoge inkomens is er een positief effect op het aantal gewerkte uren van respectievelijk zes en elf voltijdsweken. Daarmee lijkt het GRP een regeling die beter bemiddelde oudere werknemers de mogelijkheid biedt om gefaseerd vervroegd uit te treden.
Al met al laten deze resultaten zien dat de rol van financiële prikkels in het uittredingsgedrag in belangrijke mate kan verschillen tussen inkomensgroepen.
Op dit moment is Albert Rutten economisch onderzoeker bij SEO Economisch Onderzoek, in het cluster Arbeid.
Auteur
Categorieën