Zorgen om zekerheid
De verzekeraars maken zich zorgen. Tijdens de recente watersnood is hun opnieuw — net als na de overstroming van de Maas eind 1993 en de aardbeving in
Roermond – verweten dat natuurrampen in ons land
niet of nauwelijks te verzekeren zijn. Bij de privatisering van Ziektewet en WAO zijn ze met het kabinet
in aanvaring gekomen over waar nu precies de grenzen van ieders verantwoordelijkheid liggen. En op
het terrein van de aansprakelijkheid vrezen zij voor
Amerikaanse toestanden die ook hier de verzekeringsmarkt ernstig kunnen ontregelen. Op verschillende fronten tegelijk zijn de grenzen van de verzekerbaarheid in zicht gekomen. Wat zijn hiervan de oorzaken en hoe wordt uiteindelijk het risico verdeeld ?
Aan het groeiende probleem van de (on)verzekerbaarheid ligt een complex van oorzaken ten grondslag. Bij natuurrampen zijn de problemen vooral van
verzekeringstechnische aard. De grote omvang van
de mogelijke schade, de onberekenbaarheid van
eventualiteiten en het verschijnsel van de anti-selec. tie (alleen bedreigde groepen zullen zich verzekeren
zodat de ‘wet van de grote getallen’ niet opgaat) zorgen ervoor dat natuurrampen haast niet particulier
verzekerbaar zijn. Bij de aansprakelijkheidsverzekering zijn de problemen vooral van juridische aard: de
jurisprudence gaat steeds meer in de richting van
slachtofferbescherming en er is een verschuiving van
schuldaansprakelijkheid naar risico-aansprakelijkheid, die tot een sterke stijging van claims en toegekende bedragen kan leiden. Bij de privatisering van
de sociale zekerheid spelen de hoogte van de collectieve lasten en de onbeheersbaarheid van het beroep
op de sociale zekerheid een doorslaggevende rol.
De problemen van de onverzekerbaarheid zijn
echter ook symptomen van een dieper liggende maatschappelijke ontwikkeling, die door Schuyt is omschreven als de paradox van verzorging en verzekering2. Schuyt doelt daarmee op de opkomst van de
verzorgingsstaat die via een groot aantal collectieve
regelingen de risico’s van een moderne samenleving
zoveel mogelijk van de burgers heeft overgenomen.
Tegelijk werd door de opzet, indenting en controlemechanismen van de succesvolle verzekeringssystemen de eigen verantwoordelijkheid van de burger
steeds meer aan het zicht onttrokken. Calculerend gedrag deed zijn intrede. “Eerst hebben burgers en verzekerden zich van bepaalde toegekende rechten weten te verzekeren, daarna zijn ze crop gaan rekenen
en nog weer later zijn ze gaan berekenen”, aldus
Schuyt. Hoezeer het – onvoorziene – beroep op collectieve voorzieningen is gestegen, is overbekend.
Maar tegelijk kregen in dezelfde periode ook particuliere verzekeringsmaatschappijen te maken met hogere aangiftefrequenties en gevallen van individuele
fraude: het aantal verloren zonnebrillen en kleine
aanrijdingen nam hand over hand toe. De systemen
van verzorging en verzekering, die waren opgericht
voor collectieve solidariteit, brachten precies het om-
ESB 22-2-1995
gekeerde teweeg van waarvoor ze bedoeld waren: ze
lokten individuele nutsmaximalisatie uit die de solidariteit ondermijnt.
Om het tij te keren wordt nu geroepen om terugkeer van de eigen verantwoordelijkheid. Collectieve
arrangementen moeten in particuliere handen worden overgebracht. De verzorgingsstaat moet worden
omgevormd naar een verzekeringsstaat. Maar daarmee zijn de problemen van achteloos en calculerend
gedrag die elke verzekering ondermijnen (moral hazard) de wereld niet uit. Evenmin verdwijnt daarmee
het in de afgelopen decennia gevormde en gekoesterde verwachtingspatroon dat de overheid er is om
voor alle maatschappelijke problemen een oplossing
te bieden. Burgers en verzekerden staan helemaal
niet toe dat de overheid zich van verzekeringsmarkten terugtrekt; integendeel, zij wordt voortdurend gevraagd zich intensief met de risicoverdeling in de samenleving bezig te houden.
Hoe moeilijk het voor de overheid is om zich van
inmenging in verzekeringsmarkten te distantieren, is
gebleken bij de pogingen tot stelselhervorming op
het terrein van de ziektekostenverzekering (Dekker,
Simons). Ook daar moesten meer eigen verantwoordelijkheid en marktwerking worden ge’introduceerd.
Maar de overheid ontkwam er niet aan zich vergaand
met de polisvoorwaarden te blijven bemoeien. Denk
aan de acceptatieplicht, het verplicht voorschrijven
van verzekeringspakketten, het ingrijpen in de premiestelling (minima en maxima), het gelijkstellen van
premies voor risicodiverse groepen, het verbod op
bepaalde vormen van selectie, het verbieden of voorschrijven van vormen van eigen risico enzovoort, enzovoort. De publiek/private samenwerking op het terrein van de ziektekostenverzekering kan moeilijk
anders dan een mislukking worden genoemd. Het is
nog maar de vraag of het bij voorbeeld bij de privatisering van de WAO beter zal gaan.
De omvorming van de verzorgingsstaat naar een
verzekeringsstaat is niet minder dan een verandering
van de economische orde, die gepaard moet gaan
met een verandering van de spelregels voor de verdeling van verantwoordelijkheden tussen burgers, overheid en particuliere organisaties (in dit geval verzekeraars). Het vraagstuk van de onverzekerbaarheid
hangt daar ten nauwste mee samen. Het gaat om
nieuwe spelregels die cruciaal zijn voor de verdeling
van risico in de samenleving en daarmee voor de welvaart van de burgers.
I_ van der Geest
1. Het vraagstuk van de onverzekerbaarheid was onderwerp van een symposium van het Verbond van Verzekeraars “Onverzekerbaarheid? Wie neemt het risico” op 16 februari jl. te Amsterdam. In samenwerking met het Verbond
heeft ESB een bijzondere uitgave aan dit symposium gewijd. Deze uitgave is voor/ 8,50 verkrijgbaar bij ESB.
2. Zie C.J.M. Schuyt in de bovengenoemde uitgave.