Ga direct naar de content

Zijn Amerikanen knapper?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 27 1988

Zijn Amerikanen knapper?
Het is weer het seizoen van de hitlijsten, de top-veertig en de top- dertig
van de Nederlandse economen. Aan
die lijsten valt op dat het landschap na
de eerste twee of drie prijswinnaars erg
vlak en plat is. Of je nummer zes of zeven staat, hangt af van een bladzij of
een citaat meer of minder, en je hoeft
over een periode van vijf jaar maar weinig te doen om het erepodium te betreden. Naar Internationale maatstaven
slaan we bij de beoefening van de economische wetenschappen geen goed
figuur. Zo ziet het er ook uit als wij naast
de lijsten van personen de internationale lijsten van centra van economisch onderzoek leggen, die de laatste jaren zijn
verschenen . De rangorde van die centra berust naar beproefd recept op het
publikatievolume in vooraanstaande
tijdschriften. Het resultaat is altijd dat
Amerikaanse universiteiten bovenaan
staan, daarna de andere Engelstalige
landen, en ten slotte de rest van de wereld, waarvan Nederland maar een klein
stukje is.
Het beeld vertoont enige nuances
als wij drie vakgebieden onderscheiden, te weten economie2, econometrie
zonder meer en econometrische theorie3. In label 1 staan naast elkaarde verdeling van de beste 100 en de beste 50
instellingen.
Uil deze label blijkt dat in de min of
meer wiskundige theorie andere landen
dan Amerika nog wal beter kunnen
meekomen dan in de toegepaste economelrie of in de ‘gewone’ economie deze laalsle dan allijd in de Angelsaksi-

J.S.Cramer

sche opvatling, die weinig ruimle laat
voor bedrijfseconomie. Men mag dit
echter mijns inziens niet toeschrijven
aan een andere spreiding van talenlen,
alsof economelrislen in knapheid minder bij hun Amerikaanse college’s achler liggen dan economen. Eerder denk
ik dal de loplijdschriften en de daarmee
verbonden wetenschappelijke cultuur
nu eenmaal een sterk Amerikaans
stempel dragen, en dat behalve kwaliteit ook talenkennis en het gekozen onderwerp de mogelijkheid van- international publikatie sterk be’mvloeden.
Theorelische economelrislen, die tussen hun formules maar een enkel stan-

Tabel 1. Economen in de top-100 en de top-50, naar nationaliteit
Economie

Econometrische
theorie

100

Amerikanen
Andere Engelstaligen
Niet-Engelstaligen
wv. Nederlanders

Econometrie

50

100

50

100

50

76
21
3
0

40
8

66
25
9

34
13
3
0

54
25

29
14
7
3

2
0

4

21
5

label 2. Plaats van de Nederlandse universiteiten op de wereldranglijst
Econometrie
Rotterdam
Amsterdam UvA
Amsterdam VU
Leiden
Groningen
Nijmegen
Tilburg

ESB 20-1-1988

daardzinnetje behoeven, hebben daarvan veel minder last dan andere wetenschappers. Theory travels well’.
Als dit juist is zou men zich voor een
beoordeling van kwaliteit tot de zuivere
theorie moeten beperken. Volgens Portes zijn wij echter in Europa ook op theoretisch gebied en zelfs bij economische
vraagstukken die ons rechtstreeks aangaan, verre de mindere van de Amerikanen4. Volgens hem komt dat doordat
onze postdoctorale opleiding niet deugt
en doordat wij geen markt (laat staan
een Europesemarkl!) hebben voor academische begaafdheid. Dat leidt tot een
oproep tot initiatieven om Europa op dit
gebied uit de versukkeling te helpen.
Met is niet uitgesloten dat die ontwikkeling in Europa inderdaad op gang komt,
en wel zonder dat ons land daar deel
aan heeft.
Ten slotte nog even terug naar de tabel. Ons land slaat bij de econometrie
nog niet zo’n slecht figuur; de universiteiten komen tenminste in de lijstjes van
Hall voor. Nu wil men natuurlijk weten
welke positie zij innemen5. Hun plaats
in de wereldrangorde, met tussen haakjes de plaats in de wereld buiten Amerika, is weergegeven in label 2.
Ten overvloede merk ik op dat deze
plaatsen het werk zijn van een handjevol auteurs en dat de rangorde over vijf
jaar heel anders kan uitvallen. Hall en
Hirsch zeggen wel dat hun lijstjes aankomende studenten steun kunnen geven bij hun keuze van een goede opleiding, maar het beleid is thans in ons
land zo dynamisch en op veranderingen
gericht, dat je er geen pijl op kan trekken of gebleken kwaliteit behouden zal
blijven. Veel betekenis mag men aan
deze lijstjes dan ook niet toekennen.

55
57
79
88
152
159
176

(18)
(20)
(29)
(31)
(59)
(63)
(70)

Econometrische theorie
38
21
40
70
71

92
102

(15)
(6)
(16)
(31)
(32)
(44)
(48)

O

, i
i ,

1. A.D. Hall, Worldwide rankings of research
activity in econometrics, 1980-1985, Econometric Theory, jg. 3,1987, biz. 171-194; B.T.
Hirsch, R. Austin, J. Brooks and J.B. Moore,
Economics departmental rankings: research
incentives, constraints, and efficiency, The
American Economic Review, jg. 74, 1984,
biz. 1131-1141.
2. Hirsch e.a., op.cit.
3. Hall, op.cit.
2. R. Portes, Economics in Europe, European Economic Review, jg. 31,1987, biz. 13291340.

3. Hall heeft, wetend dat er in Amsterdam
twee universiteiten zijn, vanuit het verre Australie ook Leiden en Groningen met twee universiteiten bedacht; ik neb dat naar vermogen pngedaan gemaakt (bij Groningen lukt
het niet helemaal).

71

Auteur