Ga direct naar de content

World Development Report 1982

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 17 1982

r

Ontwikkelingskroniek
aantal met 2 mln. steeg, terwijl in de dienstensector deze stijging maar liefst 35 mln.
bedroeg.

World Development
Report 1982
Een sombere toekomst met enige
lichtpuntjes
MR. DRS. K. P. RADE

Inleiding

slaagd. Via een op de export gericht ontwikkelingsmodel hebben deze landen kans
Voor de vijfde maal heeft de Wereldbank gezien om gedurende de jaren zeventig een
onlangs haar jaarlijkse World Development
jaarlijkse groei van 4,7% te handhaven.
Report uitgegeven. In het eerste gedeelte
Het rapport verdeelt de mic’s in twee
van dit rapport wordt een aantal ontwikke- groepen: enerzijds een kleine groep zich
lingen binnen de wereldeconomie ge- snel industrialiserende landen (min of meer
schetst, waarbij speciale aandacht wordt overeenkomend met de z.g. ,,newly indusbesteed aan de repercussies hiervan op de trializes countries”, een begrip dat de Weontwikkelingslanden. Het tweede gedeelte reldbank nauwelijks gebruikt) die door
is geheel gewijd aan de landbouwsector;
middel van een actief exportbeleid en een
het feit dat in veel ontwikkelingslanden toenemende gerichtheid op kennisintensienog 70% van de bevolking of meer afhanve produktie (b.v. schepen, hydro-elektrikelijk is van de landbouw en het vitale besche apparatuur) hun markten zelfs gedulang van een voorspoedige gang van zaken
rende de recessie van 1973-1975 nog hebin deze sector voor de algehele economiben kunnen vergroten, en anderzijds een
sche ontwikkeling van met name de armere aantal ontwikkelingslanden (o.a. Indoneontwikkelingslanden hebben de Wereldsie, Jordanie, Mauritius en Marokko) die
bank ertoe gebracht dit jaar wat dieper in te zich hebben toegelegd op de export van argaan op een aantal landbouwvraagstuk- beidsintensieve produkten en hierdoor het
ken.
gat hebben kunnen vullen dat was ontstaan
In een statistische bijlage verschaft de door het opschuiven van de eerste groep
Wereldbank weer een overvloed aan waar- naar de produktie van technisch hoogstaandeprodukten.
devolle gegevens over een aantal economische en sociale indicatoren. De algemene
De cijfers voor de ,,low income-countoon van het World Development Report
tries” (lie’s: ontwikkelingslanden met een
1982 is vrij somber; de vooruitzichten voor bnp per hoofd van de bevolking van minde jaren tachtig zijn in het recente verleden der dan $ 410) als groep zien er nog niet
verslechterd, hetgeen voor de ontwikke- eens zo ongunstig uit. Een jaarlijkse groei
lingslanden minder hulp, minder export- van 4,5% tijdens het afgelopen decennium
mogelijkheden en hogere rentelasten beteis altijd nog aanzienlijk meer dan de 2,5%
kent. Een analyse van de veranderingen die waarmee de ontwikkelde landen het moeszich de laatste dertig jaar binnen de wereld- ten doen. Indien men echter China en Ineconomie hebben voltrokken, geeft echter dia, waarover het rapport zich opvallend
toch enige reden voor hoop. Deze analyse positief uitlaat, buiten beeld laat en tevens
maakt immers duidelijk dat er wel degelijk de bevolkingsgroei in aanmerking neemt,
vooruitgang zit in de positie van de ontwik- dan ziet het beeld er aanzienlijk minder
kelingslanden. Slechts m.b.t. de minst-ont- rooskleurig uit; het bnp per hoofd van de
wikkelde landen schetst het rapport een bevolking van de lie’s is tussen 1970 en
duidelijk somber beeld, zij het dat ook hier
1980 zelfs in het geheel niet gestegen.
de ,,quality of life” aanzienlijk is verbeOndanks dit sombere beeld ziet de Weterd.
reldbank toch ook enige lichtpunten. Op
het gebied van de ,,kwaliteit van het bestaan” is er zelfs in de lie’s sprake geweest
Het herstel na de oliecrisis
van een soms aanzienlijke vooruitgang. Zo
Hep de kindersterfte in deze landen tussen
Het aan de situatie van de wereldecono1950 en 1979 terug van 28 tot 12per 1.000
mie gewijde deel van het rapport begint kinderen, terwijl de gemiddelde levensvermet een analyse van de mate waarin de ver- wachting opliep van 41 naar 57 jaar. Het
schillende landengroepen zich hebben heranalfabetisme werd ook aanzienlijk terugsteld van de twee oliecrises van de jaren ze- gedrongen. Dat ook de economieen van de
ventig. Uit deze analyse blijkt dat de OECD-landen gedurende de afgelopen ja,,middle income countries” (mic’s: ont- ren grondig van karakter zijn veranderd,
wikkelingslanden met een bruto nationaal blijkt wel uit het feit dat het aantal mensen
produkt (bnp) per hoofd van de bevolking werkzaam in de landbouw tussen 1970 en
van $ 410 of meer) hierin het beste zijn ge1980 met 7 mln. afnam, in de industrie dit
ESB 24-11-1982

Toekomstperspectieven
Wat betreft de toekomstperspectieven
van de ontwikkelingslanden laat de Wereldbank zich weinig optimistisch uit. Een
aantal externe factoren die tot voor kort
nog een redelijke groei mogelijk hadden gemaakt, zal op korte termijn veel minder
soelaas bieden. De aanhoudende recessie
in de gei’ndustrialiseerde landen zal ertoe
leiden dat de door deze landen gegeven
hulp, die in de jaren zeventig jaarlijks reeel
met 4% is toegenomen, zal stagneren of
zelfs afnemen. De afzetmogelijkheden op
de markten van deze landen zullen onder
druk van de zich bedreigd voelende eigen
producenten beperkt worden, terwijl tevens van de mic’s verlangd zal worden dat
zij hun markten meer openstellen voor
onze produkten.
Ook op het financiele vlak voorziet de
Wereldbank een moeilijke tijd voor de ontwikkelingslanden. Sinds 1978 valt erbij de
commerciele banken een tendens te constateren om in toenemende mate specifieke
exporttransacties of projecten te financieren in plaats van ongebonden leningen te
verschaffen. Deze verschuiving heeft er samen met een stijgende rentelast (het aandeel van deze last in de totale aflossingen
van de ontwikkelingslanden steeg van eenderde in 1979 tot bijna de helft in 1981)
voor gezorgd dat veel ontwikkelingslanden
in liquiditeitsproblemen zijn gekomen,
hetgeen vaak heronderhandelingen over de
aflossingstermijnen noodzakelijk heeft gemaakt. Het teruglopen van de overmakingen van gastarbeiders naar hun land van
herkomst en het inzakken van de grondstoffenprijzen hebben dit proces vaak nog
versneld, en het ziet er niet naar uit dat
deze negatieve ontwikkelingen spoedig een
wending ten goede zullen nemen.
Het Wereldbankrapport maakt bij het
voorspellen van de ontwikkelingen in de
wereldeconomie overigens een duidelijk
onderscheid tussen de mic’s en de lie’s. De
eerste groep landen zal er zelfs in het pessimistische en naar gevreesd moet worden
ook meest realistische scenario (een gemiddelde jaarlijkse groei van 2,8% in de gei’ndustrialiseerde landen tussen 1980 en
1990) nog in slagen om een jaarlijkse groei
in het bnp per hoofd van de bevolking te
handhaven van 2,1%. Voor de lie’s zal deze
groei in dit scenario echter beperkt blijven
tot 0,7%, waarbij voor Afrika ten zuiden
van de Sahara zelfs een teruggang met 1 %
wordt voorzien. Het rapport ziet als belangrijkste oorzaken voor dit verschil in
ontwikkeling tussen mic’s en lie’s de grotere bereidheid bij zowel buitenlandse als lokale investeerders om in de eerste i.p.v. de
tweede groep landen geld te steken en de
slechte vooruitzichten voor de grondstoffenprijzen (waarvan de lie’s nog in grote
mate afhankelijk zijn). Tegen deze achtergrond acht de Wereldbank het gewenst om
de financiele hulpstromen in de toekomst
meer op de lie’s te richten.
1263

De landbouw

Centraal in het tweede, geheel aan landbouw gewijde gedeelte van het World De-

velopment Report 1982 staat het belang
van een stijging van de produktie en produktiviteit in de landbouwsector voor de

ontwikkeling van de economic in zijn geheel. Het bestuderen van de economische
geschiedenis van de huidige ge’industrialiseerde landen leert dat het proces van in-

tensiever dan boeren van grootschalige
landbouwbedrijven, terwijl bovendien het
bevorderen van kleinschalige landbouw
gunstige effecten zal hebben op de werkgelegenheid en de inkomenssituatie va.n de

voorbeelden worden geconfronteerd bij
hun uitvoer naar de gei’ndustrialiseerde

landen eerder toe dan af te nemen. Gevreesd moet worden dat deze tendens zich
de komende jaren versterkt zal voortzet-

armste groepen.

ten. In dit verband kan met name gedacht

Het zou onjuist zijn te stellen dat de Wereldbank het in haar rapport niet heeft

Noord-Zuidgesprek over handel te komen.

aangedurfd om kritische noten te laten horen over het door de overheden van zowel

worden aan de VS-voorstellen om tot een
Doel van dit gesprek zou zijn om de markt-

ontwikkelde als ontwikkelingslanden ge-

toegang tot de nic’s te verbeteren. Uit deze
voorstellen blijkt dat de bereidheid om

dustrialisatie en groei aldaar altijd werd be-

voerde beleid. Het wijzen op de gevaren

voor ontwikkelingslanden uitzonderingen

geleid of soms zelfs werd geleid door een

van een protectionistische handelskoers of

dynamische landbouwsector. Een aantal

het benadrukken van de negatieve effecten

ontwikkelingslanden heeft zich via een

van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EG kunnen in dit verband positief worden gewaardeerd. De nadruk die
wordt gelegd op het belang van de kleine
boer komt zelfs verfrissend over na de betogen die gedurende vele jaren zijn gehou-

op de normale spelregels toe te staan, afneemt.
Ten derde zijn de enige twee lie’s voor
wie de Bank nog een enigszins optimistisch

soortgelijke ontwikkeling enigszins kunnen

opwerken op de economische ladder, hetgeen de Wereldbank ertoe brengt om met
name de lie’s op te roepen meer aandacht

aan hun landbouwsector te besteden. Gezien het feit dat tussen 1970 en 1980 de

landbouwproduktie per hoofd van de bevolking in deze landen is afgenomen met
0,4% lijkt dit geen overbodige aanbeveling.

Bij het streven naar een grotere landbouwproduktie en export zullen de lie’s
volgens het rapport wel worden geconfronteerd met een toenemende protectie in de
gei’ndustrialiseerde landen. Het streven
van deze landen om het inkomen van hun
landbouwers ongeveer op gelijke voet te

toekomstbeeld schetst, India en China, nu

net landen die voor een beleid van ,,selfsufficiency” hebben gekozen en hierdoor relatief ongevoelig zijn voor de ontwikkelingen
op de wereldmarkt.

den over de noodzaak voor ontwikkelingslanden om toch vooral de grootschalige
landbouw te bevorderen.
Bij de behandeling van dit onderdeel van

lukt is om van een ,,low income-country”

de landbouwproblematiek blijkt echter

een ,,middle-income-country” te worden,

ook meteen dat de Wereldbank toch aan

aan dat de invloed van een bepaald over-

zekere grenzen gebonden is bij het geven
van beleidsadviezen. Een werkelijke aanpak van de verhouding kleine boer-grootgrondbezitter zal niet kunnen worden ge-

heidsbeleid op de economische ontwikkeling van een land niet overschat moet worden. M.b.t. de lie’s erkent de Wereldbank
dit overigens ook. Deze constatering on-

Ten vierde toont het feit dat het tussen

1955 en 1980 maar zeer weinig landen ge-

realiseerd zonder wijziging te brengen in de

dersteunt diegenen die in de discussie die

houden met hetgeen in de Industrie of in

eigendomsverhoudingen.

Onteigeningen

thans in verschillende fora woedt over de

andere sectoren wordt verdiend, heeft geleid tot een toenemende overproduktie en
afgrendeling van de eigen markt. De Wereldbank acht het dan ook noodzakelijk

zullen in veel gevallen de enige manier zijn

vraag of het externe factoren zijn dan wel

om een handelssysteem voor landbouwprodukten op te zetten waarin het comparatieve voordeel een grotere rol speelt in

het besluitvormingsproces dan thans. Het
web van overheidsmaatregelen die de landbouwproduktie of te veel of te weinig stimuleren zou moeten worden aangepakt

zodat meer ruimte wordt geboden aan de

om tot een betere verdeling van het landbouwareaal te komen. In een summiere
passage over het onderwerp landhervor-

ming beperkt de Wereldbank zich echter
tot het benadrukken van de haken en ogen

die hieraan zijn verbonden en tot het doen
van enige voorzichtige suggesties zoals het
uitvoeren van proefprogramma’s of het
heffen van een grondbelasting die is gerelateerd aan de potentiele produkten van deze
grond.

vrije-marktkrachten. Overigens heeft de

overheid volgens de Wereldbank wel degelijk een rol te spelen bij het ontwikkelen

Een exportgericht ontwikkelingsmodel

van de landbouwsector; deze dient echter

voornamelijk van regulerende aard te zijn.
Daarnaast kan de overheid met name in de
beginfase van de landbouwontwikkeling
een nuttige functie vervullen door het
scheppen van een goede infrastructuur, het
uitvoeren van irrigatiewerkzaamheden
enz.
Naast het handelsbeleid van de ontwikkelde landen vormt het ontbreken van een
aangepaste technologie vaak eveneens een

De Wereldbank betoont zich nog steeds
een fervent aanhanger van een exportgericht ontwikkelingsmodel waarbij de

marktkrachten zo min mogelijk in de weg
moet worden gelegd. In haar rapport van
1981 is zij vrij uitvoerig ingegaan op de

voordelen van een dergelijk model, en de
ontwikkelingen die zich sindsdien hebben
voorgedaan in het internationale economische stelsel hebben er niet toe geleid dat zij
deze koers heeft verzet. De vraag kan ge-

het eigen beleid van de ontwikkelingslanden die verantwoordelijk zijn voor de
slechte positie waarin deze verkeren slechts

een marginaal belang willen toekennen
aan het tweede element.
De inkomensverdeling

Een laatste opmerking die zou kunnen
worden gemaakt m.b.t. de door de Wereldbank gemaakte beleidskeuze betreft de interne verdeling van de vruchten van een
snellere groei. In hoeverre moet worden
meegewerkt aan een marktgericht ontwikkelingsmodel voor ontwikkelingslanden
indien de baten hiervan niet of nauwelijks

ten goede komen aan de meerderheid van
de bevolking van deze landen, zeker indien
via een iets anders gericht model deze

meerderheid beter aan haar trekken zou
kunnen komen? Het valt te betreuren dat
de Wereldbank hier niet of nauwelijks op
ingaat, zodat het niet mogelijk is om dit

element te betrekken bij de keuze voor een
bepaald economisch beleid.

hinderais bij het ontwikkelen van de landbouwsector in veel ontwikkelingslanden.
Gezien de positieve resultaten die in een
aantal regie’s zijn behaald met het stimuleren van onderzoek naar efficientere produktiemethoden e.d. acht de Wereldbank
het geboden meerbilaterale en multilaterale fondsen vrij te maken voor onderzoek.

model te propageren, in ieder geval enige

column in ESB van 30 juni jl. besprak Van

vraagtekens te plaatsen bij dit model.
Zo moet ten eerste niet worden vergeten
dat een aantal landen die door de Wereldbank worden opgevoerd als voorbeelden

Dit onderzoek zou voornamelijk op de be-

van een succesvol op export gericht ont-

hoeften van het Afrikaanse continent moeten worden gericht. Tot op heden heeft onderzoek met name in deze regie te weinig
aandacht gekregen. Een stijging van de

wikkelingsbeleid, zich onder druk van hun
slechte financiele positie genoodzaakt hebben gezien aanzienlijke beperkingen te
stellen aan hun invoer en aan de vrijheid

produktiviteit in de landbouw zal volgens

van het geldverkeer (zie bij voorbeeld
Mexico en Brazilie).
Ten tweede blijken de handelsbelemme-

Dam een rede die dr. Witteveen voor de
Amerikaanse Kamer van Koophandel te
Hong Kong heeft gehouden over de positie
van de ontwikkelingslanden. Kern van
deze rede — en van de column van Van
Dam — was dat hoe liberaler en hoe externer gericht een ontwikkelingsland zich
orienteert, hoe sneller het groeit. Op de interne verdeling van deze groei was Witteveen niet ingegaan, doch Van Dam stelt in
zijn column dat uit het Wereldbankrapport kan worden afgelezen dat in het algemeen de door Witteveen geanalyseerde

het rapport ook worden bevorderd door
meer aandacht te besteden aan de kleine
boer. Deze bewerkt zijn grond immers in1264

steld worden in hoeverre het toch niet ge-

Wie hier wel enige tijd geleden aandacht

wenst is om, zonder nu meteen een ander

aan heeft besteed is prof. Van Dam. In zijn

ringen waarmee met name deze succesvolle

ontwikkelingslanden die snel groeien gemiddeld een betere spreiding van het inkomen te zien geven dan de langzaam

groeiende landen. Na kennisname van het
World Development Report 1981 (waarop
Van Dam zich baseert) en het rapport uit

1982 is het mij echter niet geheel duidelijk
waar Van Dam deze uitspraak op baseert.

Immers, wat betreft de door Witteveen bekeken snel groeiende ontwikkelingslanden
(Brazilie, Malawi, Mali, Thailand, Tune-

sie en Zuid-Korea) bevatten deze rapporten slechts m.b.t. drie landen gegevens over
de binnenlandse inkomensspreiding. Deze
gegevens zijn bovendien gedateerd; voor

Brazilie werden cijfers gegeven uit 1972,
voor Malawi uit 1967/1968 en voor ZuidKorea uit 1976. M.b.t. de langzaam
groeiende landen is het beeld nog somberder; slechts m.b.t. een van de zeven door

Witteveen genoemde landen in deze categorie (Argentinie, Jamaica, Madagascar,
Opper-Volta, Senegal, Sierra Leone en
Uruguay) bevat het Wereldbankrapport
cijfers (Argentinie, 1970).

Bekijkt men thans de mate waarin het
inkomen gespreid is in die vier landen
waarover de rapporten statistieken verschaft, dan blijkt dat Argentinie ongeveer
in het midden ligt tussen de drie snel-

groeiers. Zo gaat in Argentinie 35,2% van
het nationale inkomen naar 10% van de

bevolking, tenvijl deze cijfers voor Brazilie,
Malawi en Zuid-Korea respectievelijk
50,6%, 40,1% en 27,5% bedragen. De armste 20% verdienen in Argentinie’ 4,4% van
het nationale inkomen; in Brazilie is dit

2%, in Malawi 10,4% en in Zuid-Korea
5,7%.
Uit het bovenstaande blijkt dat het zeer
moeilijk is om algemene uitspraken te
doen over het verband tussen groei en in-

komensverdeling. Slechts een uitgebreid
onderzoek zou hier duidelijkheid kunnen

verschaffen, al zal de conclusie van een
dergelijk onderzoek hoogstwaarschijnlijk
zijn dat de situatie van elk ontwikkelings-

land te verschillend is om tot algemene uitspraken c.q. beleidsaanbevelingen te kunnen komen.
Een laatste gegeven uit het World Development Report 1982 over dit vraagstuk
van de interne verdeling dat wellicht vermeldenswaardig is, betreft de verdeling van
het bnp in Nederland: uit de desbetreffende statistische bijlage blijkt dat in ons land
de armste 20% van de bevolking relatief
een groter deel van het bnp ontvangt dan in
welk ander land ook (m.u.v. Malawi!).
Misschien een hart onder de riem van al
diegenen die menen dat de afbraak van
onze verzorgingsstaat al in een vergevorderd stadium verkeert.
K. P. Rade

Auteur