Warme landen, armoede en competitiviteit
Aute ur(s ):
Vliert, E.van de (auteur)
Kluw er, E.S. (auteur)
Vakgroep Sociale en Organisatiepsychologie Rijksuniversiteit Groningen. Een uitgeb reid verslag van het onderzoek is te vinden in NYFER,
Instituties, waarden, normen en groei, Sdu, Den Haag, 1997, b lz. 141-171.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4131, pagina 924, 3 december 1997 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
normen, w aarden
Landen met een warm klimaat zijn armer dan ‘koude’ landen. De masculiene cultuur die in warmte goed gedijt blijkt daarvoor een
verdedigbare verklaring.
NYFER heeft een vernieuwend en moedig initiatief genomen met het onderzoek naar de verborgen verbanden tussen cultuur en
economie (zie het artikel van Van der Geest e.a.Waarden, normen en economische groei, in deze ESB). Vernieuwend en moedig, omdat
bijkans niemand zich daaraan waagt. Culturele en economische variabelen zijn namelijk met teveel andere factoren verstrengeld om
stevige conclusies te kunnen trekken. Zo kan men vraagtekens plaatsen bij NYFERs hoofdconclusie dat samenlevingen met een sterke
cultuur van onderling vertrouwen hogere economische groei vertonen dan samenlevingen waarin men elkaar minder vertrouwt.
Vertrouwen komt namelijk voor in samenlevingen met kleinere machtsafstanden tussen sociale lagen en binnen hiërarchische
verhoudingen, zodat in werkelijkheid democratischer arbeidsverhoudingen de stengel zouden kunnen zijn van het bloempje van
vertrouwen.
In dit artikel gaan we nog een stap verder door de vraag te stellen waar cultuur, met inbegrip van vertrouwen, eigenlijk vandaan komt.
We verdedigen de stelling dat de cultuur historisch mede bepaald is door de buitentemperatuur en dat dit wel eens zou kunnen
doorwerken in de mate van economische welvaart die men in koudere en warmere gebieden weet te realiseren 1.
Er bestaat geen twijfel aan dat burgers uit landen met warmere klimaten doorgaans armer zijn. Zo zijn IJsland, Noorwegen en Zweden
koud en rijk, Egypte, Haiti en India daarentegen warm en arm. Nederland behoort tot de landen aan de koude en rijke kant van het
spectrum. Gaat het bij dit samengaan van lagere temperatuur en rijkdom om een betekenisvolle relatie of om een schijnverband? Is het
klimaat de bepalende factor, of beïnvloedt het klimaat de cultuur en de cultuur de prestaties?
Buitentemperatuur en competitiviteit
Evolutionair onderzoek suggereert een relatie tussen de buitentemperatuur en culturele competitiviteit, die in een keuze-stelling, een
klimaat-stelling en een gedrag-stelling kan worden weergegeven 2:
» Keuze-stelling: vanuit het gezichtspunt van evolutie en reproductief succes, hebben mannen veel meer keuze dan vrouwen tussen
investering in het verzorgen van een enkel gezin en investering in veel nakomelingen bij meerdere partners. De keuze die mannen maken
is mede afhankelijk van klimatologische omstandigheden;
» Klimaat-stelling: koudere klimaten zijn veeleisender voor het vervullen van de basisbehoeften aan voedsel, veiligheid en zekerheid,
waardoor zich intensieve ouderlijke zorg voor het gezin ontwikkelt. Warmere klimaten daarentegen, waarin overleving betrekkelijk
gemakkelijk is, zetten mannen aan tot ander voortplantingsgedrag dan vrouwen, namelijk mannelijke investering in veel kinderen bij
meerdere vrouwen tegenover vrouwelijke investering in bevoorrading en kinderopvoeding;
» Gedragstelling: intensieve ouderlijke zorg in koudere klimaten vereist opoffering, uitstel van bevrediging en beloning en coöperatief
gedrag van zowel mannen als vrouwen. In warmere klimaten ligt dit heel anders. Daar verschaft de mannelijke investering in het zoeken
van partners onmiddellijke bevrediging, terwijl deze tevens competitief gedrag vereist tegenover mannelijke rivalen en vrouwen die zich
aanvankelijk verzetten. Over vele ge- neraties heen leidde het zoeken van partners daardoor tot meer mannelijke competitie en
dominantie, tegenover vrouwelijke coöperatie en onderdanigheid 3.
Competitiviteit: verband met economische welvaart?
Competitie plaatst men gewoonlijk tegenover coöperatie – de behoefte om eerder met anderen samen te werken dan om van hen te
winnen. Sommigen zien juist coöperatie en niet competitie als de motor achter economisch succes 4. Inderdaad hebben veel
laboratoriumexperimenten en veldstudies ondubbelzinnig aangetoond dat cooperativiteit meer oplevert dan competitiviteit, omdat het
ervoor zorgt dat men zich in anderen inleeft, open communiceert, elkaar helpt, constructief met meningsverschillen omgaat, en dergelijke
5. Deze bevindingen zijn als volgt te koppelen aan de besproken klimatologische verklaring.
De aanname is dat de inwoners van warme landen door de eeuwen heen minder coöperatief, zijn geworden dan de inwoners van koude
landen. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat werkers in warmere landen binnen de eigen groep competitiever optreden, waardoor zij te
verdeeld zijn om het van andere productiegroepen te kunnen winnen. De interne competitie zou de externe competitie ondermijnen.
Omgekeerd zou de grotere cooperativiteit in productiegroepen in koudere landen kunnen bewerkstelligen dat men tegenover
concurrerende groepen sterker staat. De interne coöperatie zou de externe competitie versterken.
Toetsing
Om onze veronderstellingen te toetsen gebruiken we een onderzoek waarin voor 43 landen de mate van competitiviteit is weergegeven 6.
Het gaat behalve om Australië, Canada, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten, om vijftien Aziatische, twaalf West-Europese, vijf ZuidAmerikaanse, vier Oost-Europese en drie Afrikaanse landen. Voor deze landen achterhaalden we wat de gemiddelde dagtemperatuur was
over een periode van dertig jaar, alsook wat het hoofdelijk inkomen was in 1965, 1970, 1975, 1980, 1985, 1990 en 1994.
Het eerste wat opvalt is dat de rangorde van landen op de economische ladder gedurende de laatste drie decennia nauwelijks
verandering heeft ondergaan. Verder bleek dat inwoners van warmere landen inderdaad zowel competitiever zijn als armer. De
belangrijkste bevinding was echter dat het verband tussen temperatuur en hoofdelijk inkomen tot stand kwam door bemiddeling van
competitiviteit. Wellicht heeft zich in warmere gebieden inderdaad geleidelijk meer competitiviteit ontwikkeld, die vervolgens de
gezamenlijke prestaties ondermijnt. In regressie- termen: competitiviteit treedt op als intermediair tussen temperatuur en armoede 7.
Het door NYFER beklemtoonde belang van vertrouwen in de medemens kon niet worden aangetoond. In warmere landen is men behalve
competitiever en armer ook wantrouwender. Als temperatuur, competitiviteit en vertrouwen tegelijkertijd in de regressie worden
opgenomen, blijkt vertrouwen echter in geen enkel peiljaar met rijkdom verband te houden.
Tot besluit
De bijdrage van het hier gerapporteerde internationaal vergelijkende onderzoek naar de buitentemperatuur als mogelijke oorsprong van
economische welvaart is drieledig. Allereerst levert de analyse een onderbouwing van de conclusie dat inwoners van warmere landen
zowel competitiever zijn als armer. Vertrouwen in de medemens speelt daarbij geen rol, zoals NYFER meent. Uiteraard beletten verborgen
alternatieve verklaringen ons om te concluderen dat de buitentemperatuur vast en zeker een oorsprong, laat staan de oorsprong, is van
sterkere competitiviteit en lagere inkomensniveaus.
In de tweede plaats betwist het onderzoek de juistheid van de vrij algemeen geaccepteerde veronderstelling dat competitiviteit dienst
doet als de motor van economische welvaart. De robuuste resultaten geven steun aan de gedachte dat cooperativiteit en
noncompetitiviteit eerder tot economische productiviteit leiden dan competitiviteit.
De derde bijdrage is dat ons onderzoek een advies bevat voor degenen die het verband tussen cultuur en economie willen onderzoeken.
Je kunt er niet zomaar vanuit gaan dat cultuur de uiteindelijke beweger is. Cultuur komt zelf ook weer ergens vandaan, waarbij
atmosferische omstandigheden als temperatuur, barometerdruk en neerslag relevante determinanten zouden kunnen blijken te zijn.
Al met al eindigt ons onderzoek naar de mysterieuze maar ontegenzeggelijke relatie tussen temperatuur en welvaart met de specifiekere
vraag: zijn inwoners van warmere landen echt armer omdat ze een competitiever cultuur hebben en die van de ene generatie aan de
andere doorgeven? Deze vraag benadrukt de waarde van verdere verkenning van de paden waarlangs klimaat van invloed kan zijn op
menselijke gedragingen en prestaties
1 E. van de Vliert en N.W. van Yperen, Why cross-national differences in role overload? Don’t overlook ambient temperature! Academy
of Management Journal, 1996, blz. 986-1004.
2 D.M Buss en P.P. Schmidt, Sexual strategies theory: an evolutionary perspective on human mating, Psychological Review, 1993, blz.
204-232; D.T. Kenrick, Evolutionary social psychology: from sexual selection to social cognition, in M.P. Zanna (red.), Advances in
experimental social psychology, Academic Press, Orlando FL, 1994, blz. 75-121.
3 E.M. Miller, Paternal provisioning versus mate seeking in human populations, Personality and Individual Differences, 1994, blz. 227255.
4 Bijvoorbeeld R. Axelrod, The evolution of cooperation, Basic Books, New York, 1984; A. Kohn, No contest: the case against
competition, Houghton Mifflin, Boston, 1986.
5 Zie D.W. Johnson en R.T. Johnson, Cooperation and competition: theory and research, Interaction Book Company, Edina, MN, 1989;
E. van de Vliert, Complex interpersonal conflict behaviour: theoretical frontiers, Psychology Press, Hove (VK), 1997.
6 R. Lynn, The secret of the miracle economy: different national attitudes to competitiveness and money, Social Affairs Unit, Exeter
(VK), 1991.
7 Gedeeltelijke intermediering in 1965, 1970, 1975 en 1994; volledige intermediëring in 1980, 1985 en 1990; zie voor details Van de Vliert en
Kluwer, 1997, op.cit
Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)