Ga direct naar de content

Waardenvolle economie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 27 2002

Waardenvolle economie
Aute ur(s ):
Bovenberg, L. (auteur)
Hoogleraar algemene economie en directeur van het CentER aan de Universiteit van Tilb urg. Tevens verbonden aan het onderzoeksinstituut ocfeb
van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4376, pagina 679, 27 september 2002 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

Mede dankzij de experimentele economie zijn micro-economen er inmiddels achter dat veel gewone mensen socialer en moreler zijn
dan de egoïstische homo economicus. Mensen waarderen naast consumptie ook eerlijk, moreel gedrag. En dat is maar goed ook. De
recente boekhoudschandalen tonen aan dat een hoogontwikkelde, dynamische samenleving moraliteit behoeft. Normen
internaliseren externe effecten die anders niet of alleen tegen hoge transactiekosten of met een aanzienlijke beperking van de
handelingsvrijheid zouden kunnen worden verholpen. Vrijheid vereist een zekere mate van broederschap, zeker als vrijheid moet
worden verzoend met gelijkheid. Adam Smith erkende het belang van morele sentimenten: mensen beoordelen zowel zichzelf als
anderen vanuit de positie van een neutrale toeschouwer. Het vermogen om zichzelf te verplaatsen in de positie van een ander maakt
de mens tot uniek schepsel en vormt de basis voor ethiek.
Kunnen economen nu ze het belang van waarden en normen erkennen zich maar beter laten omscholen tot sociologen en psychologen?
Nee, dit is niet het laatste nummer van esb. Er blijft voor economen gelukkig volop werk. In de eerste plaats is er de uitdaging van
nieuwe theorievorming betreffende sociale preferenties op basis van empirische plausibiliteit: zijn er modellen van het menselijk
gedrag te construeren die op basis van een beperkt aantal uitgangspunten goede voorspelkracht hebben in uiteenlopende sociale
situaties 1 ? Het verklaren van het gedrag van een markant individu of een unieke groep mensen kunnen economen aan psychologen
en sociologen overlaten. Dat geldt niet voor het formaliseren van gestileerde modellen die bevredigende voorspellingen opleveren van
geaggregeerd economisch gedrag.
Verder is er een gerelateerde uitdaging om de oorsprong te achterhalen van morele en sociale preferenties. Zonder nadere beperkingen
kunnen zulke preferenties gedrag welhaast tautologisch verklaren maar missen ze voorspelkracht. En dat is nu juist de kerntaak van
economen: de invloed van prikkels op sociaal gedrag voorspellen.
Evolutionaire speltheorie is het standaard gereedschap bij het verklaren van preferenties. Deze speltheorie voorspelt dat morele en
sociale preferenties de evolutie niet overleven. Egoïstische agenten die alleen om hun eigen welvaart geven, verdringen andere, sociale
agenten. Dit is de gangbare verdediging van het traditionele mensbeeld van de economie: evenals volledige concurrentie alleen
winstmaximerende ondernemingen doet overleven, produceert de evolutie de homo economicus. Cultuur en ethiek worden uiteindelijk
bepaald door de economie; de onderbouw (de economie) determineert de bovenbouw. Deze materialistische, marxistische visie op
cultuur is echter omstreden. Met name de gangbare veronderstelling van de evolutionaire speltheorie dat selectie plaatsvindt op basis
van materiële welvaart is kwetsbaar want onvolledig.
Preferenties zijn immers niet volledig aangeboren maar worden ook aangeleerd tijdens de opvoeding. De in de preferenties
geïnternaliseerde waarden van hun kinderen zijn de belangrijkste erfenis die ouders achterlaten. Bij de vorming van deze erfenis laten
ouders zich niet geheel leiden door materialistische motieven maar spelen ook andere, culturele of geestelijke argumenten mee. Ouders
voorzien dat moreel gevormde kinderen door hun morele sentimenten een rijker en zinvoller leven tegemoet gaan dan degenen die in een
moreel vacuüm leven en slechts worden gedreven door hun materiële instincten. Rationele ouders zorgen er zo voor dat de evolutie van
de mens mede gedreven wordt door culturele, morele en geestelijke factoren 2. Zijn bewustzijn geeft de mens nu eenmaal het vermogen te
reflecteren op zijn toekomst en dat van zijn kinderen. Economische en culturele ontwikkelingen beïnvloeden elkaar daarom wederzijds 3.
Dit verklaart de pluriformiteit van culturen en de padafhankelijkheid van economische ontwikkelingen. Blijkbaar zijn er tot op zekere
hoogte meerdere evenwichten mogelijk. Deze minder materialistische visie op waarden impliceert dan ook dat economische
ontwikkelingen minder deterministisch worden. De mens beschikt over een zekere mate van handelingsvrijheid en is daarmee mede
verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het menselijk ras. Ook wordt welvaartsanalyse, die traditioneel gebaseerd is op exogene
preferenties, minder eenduidig en waardevrij. Economie keert na een lange dwaalweg weer terug naar de politieke economie van Adam
Smith. Morele sentimenten zijn niet ten dode opgeschreven maar hebben een belangrijke, blijvende invloed op de economie

1 Zie voor eerste aanzetten daartoe de bijdragen van Tirole, Rabin en Fehr in European Economic Review, jrg. 46, nr. 4/5, 2002.
2 Zie G.S. Becker, Nobel lecture: the economic way of looking at behavior, Journal of Political Economy, jrg. 101, 1993, blz. 385-409.
Becker lanceert hierin het idee van rationele, opvoedende ouders. Zie voor een formalisering van een evolutionair model gebaseerd op
dit idee P. Francois, en J. Zibojnik, Culture and development: an analytical framework, CentER discussion paper, nr. 25, Tilburg, 2001.

3 Zie ook R. Inglehart, Culture shift in advanced industrial society, Princeton University Press, 1990.

Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur