Ga direct naar de content

Vlaams vrijmaken

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 11 2002

Vlaams vrijmaken
Aute ur(s ):
Schinkel, M.P. (auteur)
Universitair Docent, Universiteit Maastricht (auteur)
m.schinkel@algec.unimaas.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4378, pagina 728, 11 oktober 2002 (datum)
Rubrie k :
Beleid Wereldw ijd
Tre fw oord(e n):
liberalisering

In de vrije Belgische elektriciteitsmarkt is verordonneerd dat elk elektriciteitsbedrijf de aangesloten huishoudens een deel van de
stroom gratis moet leveren. Maar wordt de burger daar wel beter van?
Volgens het liberaliseringsbeleid dat de Europese Unie voert ten aanzien van traditionele staatsmonopolies als openbaar vervoer,
telecommunicatie en nutsvoorzieningen wordt sinds enige tijd ook de Belgische elektriciteitsmarkt – in goed Vlaams – ‘vrijgemaakt’.
En dat leek ook wel tijd te worden: Belgische huishoudens betaalden vorig jaar aanzienlijk meer voor hun elektriciteit dan gezinnen
in andere West-Europese landen – van zestien procent meer dan een Nederlands huishouden voor 3500 kWh in 2001, tot zestig
procent meer dan die hoeveelheid in het Verenigd Koninkrijk kostte 1. Daarbij verdenkt de Europese Commissie de dominante
elektriciteitsmaatschappij Electrabel van machtsmisbruik en twijfelt zij aan de vlijt waarmee in het gecompliceerde stelsel van
Belgische controlecommissies toezicht wordt gehouden op de prijzen.
Gratis stroom
België lijkt er dus verstandig aan te doen zich aan te sluiten bij de Europese integratiebeweging in de elektriciteitsmarkt. Er is echter één
aspect aan de Belgische liberalisering dat maakt dat er sprake is van een heuse ‘Vlaamse Vrijmaking’. Naar het idee van de charismatische
socialist Steve Stevaert, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, succesvol burgemeester van Hasselt én
kroegbaas, heeft de Vlaamse regering bepaald dat elke aanbieder die zich per 1 januari 2002 op de Belgische elektriciteitsmarkt wil
begeven, of reeds actief is, de ‘openbaredienstverplichting’ heeft jaarlijks per huishouden gratis en voor rekening van de aanbieder 100
kWh plus 100 kWh per ‘op het aansluitadres gedomicilieerd persoon’ te leveren 2.
Op zichzelf is dat een heel mooi gebaar – en ook geen klein: voor een gemiddeld Belgisch huishouden van vier personen scheelt de 500
kWh gauw zo’n vijftien procent op de energierekening. De bijzondere logica achter het elektriciteitsdecreet, door Stevaert met verve
uitgedragen in zijn publieke optredens, is dat het vooral de grootverbruikers zijn die dankzij hun monopsonistische macht op een
geliberaliseerde elektriciteitsmarkt kunnen profiteren van de toegenomen keuzevrijheid. Ook is het een winstmarkt voor de nieuw toe te
treden aanbieders. De burgerlijke huishoudens zouden, als onbeduidende prijsnemers, echter weinig directe voordelen van de vrijmaking
kunnen verwachten. Het gratis energiepakket dient hiervoor te corrigeren. Tenslotte denkt de minister dat de maatregel ook een positief
milieueffect zal hebben, omdat kleinverbruikers rationeler met elektriciteit om zouden springen en van het bespaarde geld groene stroom
zouden kopen.
Elke economenwenkbrauw zal nu wel zeker fronsen. Het is immers niet onredelijk van de door de liberalisering aangetrokken concurrentie
een drukkende werking op de prijzen, alsmede een verhoogde kwaliteit van dienstverlening te verwachten voor álle Belgen, ook de
gewone. Zolang het gratis energiepakket kleiner dan het gemiddelde totaalverbruik blijft, zodat het marginaal verbruik nog altijd geprijsd
is, hoeft niet direct voor verspilling van de gratis stroom te worden gevreesd. Wel is het erg rooskleurig gedacht dat het inkomenseffect
van Stevaert’s gift aanleiding zou geven tot een substitutie naar groene stroom.
Minder toetreding
Er zit echter nog een veel dieper probleem in deze Belgische aanpak. De hoeveelheid gratis energie die een toetreder tot de
elektriciteitsmarkt leveren moet aan de aangesloten huishoudens is een kostenpost voor de producent, die goedgemaakt dient te worden
met opbrengsten uit de vraag van industriële grootverbruikers en het gezinsverbruik groter dan het basispakket. Los van problemen in
de dekkingsgraad van het stroomaanbod aan huishoudens, die kunnen ontstaan indien aanbieders zich hierdoor alleen op
grootverbruikers wensen te concentreren, vormen de kosten van de gratis elektriciteitspakketten derhalve een toetredingsbarrière tot de
elektriciteitsmarkt. Het opwerpen van zo’n barrière staat volledig haaks op de Europese liberaliseringsgedachte. Immers, hoe minder
bedrijven in de markt, hoe minder concurrentie. Daarnaast belemmert het decreet de Europese integratie, daar Belgische huishoudens
veel minder snel geneigd zullen zijn bij buitenlandse aanbieders, die niet onder de gratis leveringsplicht vallen, stroom af te nemen.
Hogere prijs
In een interessante doctoraalscriptie laat (inmiddels doctorandus) Ruben Driesen zien hoe de hoogte van het gratis energiepakket

theoretisch doorwerken kan op het aantal toetreders tot de elektriciteitsmarkt, en daarmee op de welvaart 3. Het onderzoek modelleert de
(lineaire) marktvraag als bediend door een variabel aantal identieke aanbieders die elk op Cournot-wijze hun aanbodcapaciteit bepalen.
Daarbij houden ze rekening met het feit dat het eerste gedeelte van de marktvraag – te weten de grootte van het basispakket maal het
totale aantal huishoudens gedeeld door het totale aantal aanbieders – om niet dient te worden afgezet. In het lange termijn Nashevenwicht, waarin toetreding de totale winst per elektriciteitsproducent naar nul drijft, dient elke aanbieder op de bovenbasale
elektriciteit precies genoeg winst te maken om het gratis pakket te financieren. Zo wordt het aantal bedrijven in de markt bepaald.
Driesen vindt dat – onder acceptabele condities op de parameters van het model – het aantal toetreders daalt naarmate de omvang van het
basispakket toeneemt. Als gevolg daarvan stijgt de stroomprijs en daalt de evenwichtshoeveelheid energie die bovenop het gratis
pakket geconsumeerd wordt. Hoe groter het basispakket, hoe lager de totale welvaart.
Het is daardoor zelfs niet denkbeeldig dat voor de huishoudens die Stevaert meent te bevoordelen met het elektriciteitsdecreet, grotere
positieve effecten uit liberalisering zónder gratis basispakket zouden voortkomen, dan met het pakket. Dat wil zeggen, het kan zo zijn dat
huishoudens voor hun bovenbasale stroom op een markt met weinig elektriciteitsbedrijven meer geld kwijt zijn, dan voor hun totale
afname op een echt geliberaliseerde markt, met meer toetreders.
Groter aanbod
Het Belgische elektriciteitsdecreet lijkt dus niet zo’n efficiënte manier van herverdelen. Er is echter ook een leuk tegengesteld effect
waarop Driesen stuitte: hoe groter het basispakket, hoe meer energie elke individuele producent aanbiedt in het evenwicht. De reden
hiervoor is dat het dilemma van de monopolist (of de Cournotconcurrent) – dat een verlaging van de prijs leidt tot een verlaging van de opbrengst op alle eenheden, waardoor de totale afzet beperkt
dient te worden om winst te maken – gedeeltelijk wordt opgelost. Doordat het eerste gedeelte van de vraag in het Belgische model gratis
wordt geleverd, wordt daarop niks extra ‘verloren’ bij een prijsdaling. Bijgevolg zijn de marginale opbrengsten van een
hoeveelheidsuitbreiding bij elk productieniveau hoger naarmate het basispakket groter is, en stijgt het aanbod.
De gevolgen van de opgelegde gratis elektriciteitsbundel zijn hieronder grafisch weergegeven voor de monopoliesituatie – die is
inzichtelijker dan het analoge Cournot-geval. De totale hoeveelheid gratis te leveren elektriciteit, Qb, verschuift de vraagcurve (v) naar
links – weergegeven door een verschuiving van de prijs-as naar rechts. De monopolist opereert met vaste kosten plus constante
marginale kosten (mk), zodat de gemiddelde kosten (gk) dalen als de geproduceerde hoeveelheid toeneemt. Op de restvraag kan hij het
beste Qm aanbieden (waar mo=mk), en daarvan Qm-Qb verkopen tegen prijs Pm. Van de winst die hij zo maakt, de rechts gearceerde
oppervlakte pbb, dient het verlies op het basispakket, het links gearceerde pb, te worden afgetrokken om de totale winst te bepalen.
Zonder het elektriciteitsdecreet zou het bedrijf Q’m produceren en tegen P’m verkopen, en daarmee een totale winst maken die is
weergegeven door de verticaal gearceerde oppervlakte in de figuur. Het is evident dat de winst zonder de verplichte levering van gratis
stroom aanzienlijk hoger is dan met die verordening. In het Cournot-geval werkt die lagere totale winst bij een positieve Qb uit in een
kleiner aantal operatieve elektriciteitsbedrijven in de markt. Het hoeveelheidseffect van het decreet, dat Q’m lager is dan Qm, volgt
tenslotte eenduidig uit het feit dat de marginale opbrengstencurven met en zonder gratis pakket parallel lopen en over een afstand Qb uit
elkaar zijn geschoven.
Welk van de twee gevonden tegengestelde effecten in de praktijk domineert, is een vraag van kwantitatieve aard, waaraan in het
voorliggende onderzoek nog nauwelijks is toegekomen. De daling van het totale aantal aanbieders versus de stijging van de
geproduceerde hoeveelheid per aanbieder leidt theoretisch tot een optimale hoeveelheid gratis energie 4. Of Stevaert die juist op 100
Kwh heeft berekend, laat zich nog bezien. Maar toch; Vlaams Vrijmaken, misschien ook iets voor ons?
figuur 1

Figuur 1. De productie neemt toe, en de winst af naarmate het gratis basispakket Qb groter wordt

1 Zie De Morgen,13 april 2001.
2 Zie Beleidsbrief Energie 2002 op: www2.vlaanderen.be/ned/sites/beleidsbrieven/Stevaert/Energie.pdf, of het persbericht op
www.vreg.be/documenten/persberichten_vlaamse_regering/persbericht.191001.pdf.
3 R. Driesen, Liberalizing the Belgian electricity market: how much for free should there be?, doctoraalscriptie, Universiteit Maastricht,
augustus 2002. Zie www.mpschinkel.nl, Thesis Supervision, voor een elektronische versie.
4 Condities die voor het algemene geval tot een welvaartsmaximaliserende opgelegde hoeveelheid gratis aan te bieden product leiden,
worden afgeleid in M.P. Schinkel en J. Tuinstra, Forced Freebies, Meteor Research Memorandum, Universiteit Maastricht, 2002.

Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur