Ga direct naar de content

Bancaire kredietrentes minder rigide

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 11 2002

Bancaire kredietrentes minder rigide
Aute ur(s ):
Bondt, G.J. de (auteur)
Europese Centrale Bank, Capital Markets and Financial Structure Division. Renske Oort en Adrian van Rixtel worden bedankt voor nuttig
commentaar. (auteur)
Gab e.De_Bondt@ecb .int
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4378, pagina 732, 11 oktober 2002 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
geldw ezen

Sinds de euro reageren de meeste bancaire kredietrentes sneller op marktontwikkelingen. Concurrentie- en kredietrisicooverwegingen spelen hierbij een rol.
“Recente ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt hebben tot de renteverlaging geleid”. Dit is de geijkte verklaring van
hypotheekverstrekkers in Nederland om een nieuwe korting voor hun klanten te introduceren. Ook voor het eurogebied blijkt dit te
gelden, zoals figuur 1 laat zien. Andere overwegingen kunnen evenwel ook ten grondslag liggen aan een wijziging van bancaire
kredietrentes. Te denken valt aan een scherpere prijsstelling door banken, om marktaandeel te winnen. De concurrentieverhoudingen
op de verschillende segmenten van de bancaire kredietmarkt worden ook bepaald door de mate van passief gedrag van leners, die vooral
tot uiting komt in de rentegevoeligheid van leners met betrekking tot het aanvragen van bancair krediet. Een derde belangrijke factor
is de (verwachte) blootstelling aan kredietrisico en andere risicopremies. Tevens kunnen relaties tussen bank en lener alsmede
administratiekosten van prijsveranderingen een rol spelen bij het tijdstip waarop banken hun kredietrentes wijzigen.

Figuur 1. Hypotheek- en marktrentevoet in het eurogebied,in procenten per jaar
Monetaire transmissie
Tegen deze achtergrond worden in dit artikel de rol van bovengenoemde determinanten voor het prijszettingsgedrag van banken in het
eurogebied bestudeerd. Dit is een belangrijk vraagstuk voor het monetaire transmissieproces: veranderingen van de officiële
rentetarieven van de Europese Centrale Bank werken, meestal met vertraging, door in de rentes die banken in het eurogebied vragen op
kredieten. Deze financieringskosten beïnvloeden vervolgens de bedrijfsinvesteringen en consumptieve bestedingen door huishoudens.
Vier kredietvormen staan centraal, te weten hypotheken en langlopend bedrijfskrediet – die elk goed zijn voor circa eenderde van de
totale bancaire kredietverlening in het eurogebied – en consumptief krediet en kortlopend bedrijfskrediet, die elk ongeveer eenzesde van
de totale kredietverlening beslaan.

Marktontwikkelingen
De ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt, die de marktconforme financieringskosten van bancair krediet reflecteren, zijn cruciaal
voor de vaststelling van de rentes door banken, zoals figuur 1 illustreert voor hypotheken. Om nader inzicht in de doorwerking van
marktrenteveranderingen op bancaire kredietrentes te verkrijgen, is een regressie-analyse uitgevoerd. Hierbij is een onderscheid gemaakt
tussen de onmiddellijke en de uiteindelijke aanpassing van bancaire kredietrentes aan marktrentevoeten met een vergelijkbare looptijd 1.
Volledige aanpassing?
De regressie-uitkomsten bevestigen dat er een lange-termijn relatie tussen bancaire rentetarieven en marktrentevoeten bestaat en dat
bancaire kredietrentes uiteindelijk volledig reageren op de ontwikkelingen in de geld- en kapitaalmarktrentevoeten.
figuur 2 geeft een overzicht van de geschatte onmiddellijke aanpassing, dit wil zeggen de mate waarin de bancaire kredietrente in
dezelfde maand reageert op een verandering in de marktrentevoet, en de geschatte snelheid waarmee de uiteindelijke aanpassing bereikt
wordt. De resultaten zijn gebaseerd op een dataset van drie jaar voor en één van drie jaar na de invoering van de euro, zodat inzicht
verkregen wordt over een mogelijke wijziging in het aanpassingsproces van bancaire kredietrentes sinds de introductie van de euro.

Figuur 2. Onmiddellijke aanpassing van bancaire kredietrentes aan marktrenteveranderingen en de snelheid van de uiteindelijke
aanpassing
Op korte termijn reageren bancaire kredietrentes in het euro-gebied onvolledig en vertraagd op veranderingen in de vergelijkbare
marktrentevoeten (zie de linkerhelft van figuur 2). Een vertraagde aanpassing van bancaire kredietrentes aan de marktontwikkelingen
vindt bijvoorbeeld plaats vanwege de eerder genoemde administratiekosten van rentewijzigingen of zoals kredietverstrekkers zeggen “we
willen niet te vaak de rente wijzigen, omdat er anders een onrustig beeld ontstaat”. Het aandeel van een verandering in de marktrente dat
binnen één maand doorwerkt in de bancaire kredietrente is minder dan twintig procent voor de jaren 1996-1998 en ongeveer 45 procent
voor 1999-2001, uitgezonderd de bancaire rente op consumptief krediet die aanmerkelijk minder sterk reageert. Het verschil tussen de
twee steekproefperioden suggereert dat de onmiddellijke aanpassing van bancaire kredietrentes aan rente-ontwikkelingen op de geld- en
kapitaalmarkten is toegenomen sinds de introductie van de euro.
Aanpassingssnelheid
De aanpassingssnelheid is voor alle bancaire kredietrentes, uitgezonderd die op consumptief krediet, sinds januari 1999 toegenomen (zie
de rechterhelft van figuur 2). De aanpassingssnelheid van de bancaire rente op consumptief krediet van ongeveer acht maanden is veel
lager dan de aanpassingssnelheid van de overige bancaire kredietrentes van ongeveer drie maanden gedurende de eerste drie jaar van
het bestaan van de euro.
Concurrentiepositie
Zowel vanuit de aanbod- als de vraagzijde van de kredietmarkt in het eurogebied zijn de concurrentieverhoudingen in de afgelopen jaren
eerder toe- dan afgenomen. Deze ontwikkeling is een mogelijke verklaring voor de snellere doorwerking van marktontwikkelingen in
bancaire kredietrentes.
Aanbodzijde
Het aantal kredietinstellingen in het eurogebied lag eind 2001 bijna vijftien procent lager dan bij de start van de monetarie unie. Dit is
indicatief voor de herstructurering van de bankensector, mede genoodzaakt door een toegenomen concurrentie, die in de afgelopen jaren
heeft plaatsgevonden in de landen van het eurogebied. De daling van het aantal kredietinstellingen suggereert een toegenomen
concentratiegraad in de bankensector. De empirische relatie tussen de concentratiegraad van de bankensector en de mate van
concurrerend prijszettingsgedrag van banken is echter nog steeds onderwerp van debat 2. Niettegenstaande de gestage jaarlijkse daling
van het aantal kredietinstellingen zijn nieuwe (buitenlandse) spelers, zoals bijvoorbeeld internetbanken, actief geworden op de
verschillende segmenten van de kredietmarkt. Banken in het eurogebied ondervinden ook steeds meer concurrentie van andere financiële
intermediairs zoals verzekeraars en pensioenfondsen.

intermediairs zoals verzekeraars en pensioenfondsen.
Vraagzijde
Vanuit het perspectief van de vraagzijde lijkt ook sprake te zijn van toegenomen concurrentieverhoudingen, die het gevolg zijn van een
sterkere rentegevoeligheid van bancair krediet, mede vanwege de sterk gedaalde nominale rentevoeten en van een ruimere
beschikbaarheid van alternatieve financieringsbronnen, tenminste voor bedrijven. De markten voor het in euro luidende ‘commercial
paper’ en bedrijfsobligaties zijn in omvang sterk toegenomen. Zo financierden niet-financiële ondernemingen in de periode voorafgaand
aan de introductie van de euro minder dan tien procent van hun totale financieringsbehoefte met kortlopende schuldbewijzen en
obligaties, terwijl dit eind 2001 is opgelopen tot ruim twintig procent. De financiering door niet-financiële ondernemingen middels (bank)
leningen is navenant teruggelopen van ruim zestig procent eind 1998 tot vijftig procent eind 2001.
Kredietrisico’s
Het niveau en beloop van het ecart tussen bancaire kredietrentes en marktrentevoeten met een vergelijkbare looptijd worden mede
bepaald door het kredietrisico, hetgeen suggereert dat een afname in het verschil in de perceptie van het kredietrisico tussen banken en
leners een mogelijke verklaring is voor de toegenomen marktconformiteit van de prijszetting.
Het niveau van het ecart tussen de bancaire rente op consumptief krediet en de vergelijkbare marktrentevoet ligt circa driehonderd tot
ruim vierhonderd basispunten boven die van de andere kredietvormen, hetgeen mede het hoge kredietrisico van dergelijke leningen
weerspiegelt. Het rente-ecart op hypotheken is veel lager door het onroerend goed als onderpand en banken hebben in het algemeen
beter inzicht in het kredietrisico van bedrijfskredieten, bijvoorbeeld aan de hand van jaarrekeningen.
Beloop ecart
Opmerkelijk aan het beloop van het ecart tussen de rente op bedrijfskrediet en een vergelijkbare marktrentevoet sinds de monetaire unie
is dat dit tot medio 2000 een dalende tendens vormde en daarna een stijgende. Dit reflecteert de toename in het kredietrisico, zoals
gesuggereerd door het beloop van het ecart tussen het rendement op bedrijfsobligaties met een bbb-rating en overheidsobligaties, die
beschouwd kan worden als een benadering voor het kredietrisico op langlopend bedrijfskrediet (zie figuur 3).

Figuur 3. Ecart tussen de bancaire rente op langlopend bedrijfskrediet en vergelijkbare marktrentevoet, en tussen het rendement op
bedrijfs- en overheidsobligaties in het eurogebied, in basispunten
Asymmetrische aanpassing?
De laatste hier besproken verklaring voor de versnelde doorwerking van marktontwikkelingen op de bancaire kredietrentes is een
asymmetrische aanpassing van bancaire kredietrentes. Dit wil zeggen dat banken hun kredietrentes sneller naar boven bijstellen dan naar
beneden. Gegeven imperfecte concurrentie kunnen banken door een snellere rente-aanpassing hun winstmarges vergroten bij stijgende
marktrentes, zoals die bijvoorbeeld hebben plaatsgevonden in de loop van 1999 en 2000. Alhoewel deze mogelijkheid niet uitgesloten kan
worden, lijkt het meer waarschijnlijk dat kredietrisico-overwegingen ten grondslag liggen aan een asymmetrische doorwerking van
marktrenteveranderingen in bancaire kredietrentes. figuur 3 biedt ondersteuning voor deze hypothese, aangezien het ecart tussen het
rendement op bedrijfsobligaties met een bbb-rating en overheidsobligaties vooral gestegen is gedurende de eerste drie jaar van de euro.
Stijgende marktrentes blijken, tenminste in de jaren 1999-2001, samen te vallen met een toename in het kredietrisico dat banken vrijwel
direct doorberekenen in hun rentetarieven.
Slotopmerkingen
De onmiddellijke aanpassing van bancaire kredietrentes in het eurogebied, uitgezonderd die op consumptief krediet, aan de
ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkten is toegenomen sinds de introductie van de euro. Ook nam de gemiddelde snelheid toe
waarmee de uiteindelijke aanpassing, die volledig is, bereikt wordt. Toegenomen concurrentieverhoudingen op de bancaire kredietmarkt
dan wel een afname in het verschil in de perceptie van het kredietrisico tussen banken en leners kunnen dit verklaren. Kredietrisicooverwegingen spelen ook een rol voor de in dit artikel besproken mogelijkheid dat banken hun kredietrentes sneller naar boven bijstellen
dan naar beneden.

De hier gepresenteerde bevindingen suggereren dat met name nog integratievoordelen te behalen zijn voor consumptief krediet, althans
volgens de redenering van recente studies die verschillen in de mate van doorwerking van geldmarktontwikkelingen op bancaire
kredietrentes tussen landen van het eurogebied toeschrijven aan verschillen in de mate van integratie van de bancaire kredietmarkt 3.
Meer alternatieve verstrekkers van een dergelijk krediet, een actiever gedrag van leners op renteveranderingen dan wel een efficiëntere
en betere beoordeling van het consumptief kredietrisico kunnen dit bevorderen. Voor bedrijfskredieten en hypotheken schijnen,
tenminste op het niveau van het eurogebied, producenten en consumenten sinds de introductie van de euro reeds te profiteren van
significante integratievoordelen

1 Voor een uitgebreidere beschrijving van de gevolgde methodiek, zie G. de Bondt, Retail bank interest rate pass-through: new evidence
at the euro area level, ECB werkdocument 136, Frankfurt am Main, 2002.
2 Zie reactie en naschrift op J.A. Bikker, Beperkte concurrentie in het bankwezen, ESB, 5 februari 1999, blz. 84-87; en de
literatuurdiscussie in M.F.M. Canoy, M. van Dijk, J. Lemmen, R.A. de Mooij en J. Weigand, Competition and stability in banking, CPB
Document 015, Centraal Planbureau, Den Haag, 2001.
3 F. Heinemann en M. Schüller, Integration benefits on EU retail credit markets – evidence from interest rate pass-through, paper,
Zentrum für Wirtschaftsforschung, Mannheim, 2002; en S. Kleimeier en H. Sander, Consumer credit rates in the eurozone: evidence on
the emergence of a single retail banking market, European

Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur