Niet-routinematige en communicatieve vaardigheden worden steeds belangrijker op de Nederlandse arbeidsmarkt. Handvaardigheid blijft belangrijk, zolang het niet-routinematig is.
ESB Arbeidsmarkt
arbeidsmarkt
Veranderende
vaardigÂheden op de
Nederlandse arbeidsmarkt
De koppeling van gegevens over beroepen en de bij die beroepen
benodigde vaardigheden laat zien dat in ons land steeds minder
routinematig werk wordt verricht. Daarentegen wordt er steeds
meer werk verricht waarvoor niet-routinematig analytische en
interactieve vaardigheden nodig zijn. Handvaardige arbeidskrachten blijven nog wel in ons land aanwezig, maar nemen geleidelijk
af in aantal.
Frank
den Butter
Hoogleraar aan de
Vrije Universiteit
Amsterdam
Emil Mihaylov
Promovendus aan
de Vrije Universiteit
Amsterdam en
gastonderzoeker
aan de Wageningen
Universiteit
618
G
lobalisering en informatisering hebben
in de afgelopen tien jaar tot aanzienlijke
verschuivingen in de samenstelling en benodigde vaardigheden van de Nederlandse
beroepsbevolking geleid. Codificeerbare
werkzaamheden kunnen tegenwoordig makkelijk door de
computer worden verricht. Het gevolg van deze informatisering is dat routine-arbeid snel verdwijnt en wordt vervangen door werk dat een niet-routinematig karakter heeft.
Kenmerkend voor de globalisering is het toenemend belang
van internationale handel en arbeidsdeling. Lagere transactiekosten maken het mogelijk dat landen zich specialiseren
op die onderdelen van de productie waar ze goed in zijn en
waar ze comparatieve voordelen hebben. Productieketens
worden steeds verder opgesplitst; deze fragmentatie van productie heeft tot gevolg dat internationale handel niet langer
plaatsvindt volgens de oude ricardiaanse handelstheorie op
het niveau van producten – wijn uit Portugal tegenover laken uit Engeland – maar op het niveau van onderdelen van
producten en van taken (Grossman en Rossi-Hansberg, 2006,
2008; Baldwin en Robert-Nicoud, 2010). Het gevolg is ook
dat het organiseren van de productie steeds gecompliceerder
wordt, zodat op dat gebied via specifieke kennis comparatieve
voordelen zijn te verwerven. Waar in de traditionele groeitheorie de organisatie van de productie in de specificatie van
de productiefunctie buiten beeld blijft, is deze in de moderne
theorie endogeen en uitkomst van strategische bedrijfsbeslissingen (Helpman, 2006; Antràs en Rossi-Hansberg, 2009).
Het ligt voor de hand dat een handelsland als Nederland zijn
comparatieve voordelen in het organiseren van de productie
via internationale handel zo veel mogelijk probeert uit te baten. De regievoering over de productie vormt voor ons land
een steeds belangrijker bron van inkomsten (Berghuis en Den
Butter, 2009; Den Butter, 2012).
De mogelijkheden van informatisering via moderne
communicatietechnologie (ICT) versterken de trend van
globalisering. Kosten van handelstransacties en organiseren
van de productie nemen niet alleen af door lagere transportkosten, maar vooral ook doordat ICT de coördinatie en communicatie vergemakkelijkt. Deze verschuivingen in de economische bedrijvigheid die de globalisering en informatisering
teweegbrengen, hebben belangrijke consequenties voor de
beroepsstructuur in ons land en voor de vaardigheden die nodig zijn om in de toekomst de economische bedrijvigheid in
stand te kunnen houden. Zo vragen in veel, maar lang niet
alle gevallen – denk aan schoonmaak-, reparatie- en onderhoudswerk, maar ook aan werk in de horeca en aan hulp bij
verzorging en verpleging – de niet-routinematige werkzaamheden hogere beroepskwalificaties dan de routinematige. De
banen in de directe productiesfeer – de transformatiebanen
in de terminologie van Wallis en North (1988) – nemen af
terwijl het aantal banen van degenen die in de handel, zakelijke dienstverlening en organisatie van de productie (de
transactiebanen) werkzaam zijn, toeneemt (Berghuis en Den
Butter, 2013). Een analyse van gegevens van het CBS over beroepen, sectoren en de bij de beroepen benodigde bekwaamheden laat zien dat deze verschuiving in het type banen en
beroepen een verandering in de benodigde vaardigheden met
zich meebrengt.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Jaargang 98 (4670) 11 oktober 2013
Arbeidsmarkt ESB
gegevens over beroepen en bekwaamheden
De analyse koppelt twee bronnen van CBS-gegevens en beslaat de periode 2001–2011. In de eerste plaats betreft het
macrogegevens uit Statline over de werkzame beroepsbevolking in Nederland. Tot de werkzame beroepsbevolking worden gerekend alle personen (15 tot 65 jaar) die in Nederland
wonen en betaald werk hebben van twaalf uur of meer per
week. De werkzame beroepsbevolking is onderverdeeld in
beroepsgroepen, -klassen en -niveaus volgens de Standaard
Beroepenclassificatie 1992 van het CBS. Hier worden gegevens op het niveau van beroepsgroepen gebruikt. Dat is het
meest gedetailleerde niveau van deze jaargegevens van het
CBS. Een beroepsgroep verwijst naar de eerste drie cijfers uit
de beroepenclassificatie en wordt gevormd door beroepen die
overeenkomen in niveau, hoofdrichting en richting van de benodigde bekwaamheden (CBS, 2001).
De tweede gegevensbron is de Standaard Beroepenclassificatie 1992, editie 2001 (CBS, 2001). Aan de hand van
deze gegevens kan voor ieder beroep worden vastgesteld
welke werksoorten, kennis en vaardigheden bij het betreffende beroep toebehoren. Op het meest gedetailleerde niveau
onderscheidt de Standaard Beroepenclassificatie 1992 1211
beroepen (beroepscodes op vijfcijferniveau). Deze worden geaggregeerd tot 121 beroepsgroepen (beroepscodes op driecijferniveau), 43 beroepsklassen (beroepscodes op tweecijferniveau) en 5 beroepsniveaus (beroepscodes op eencijferniveau).
Tabel 1 geeft een voorbeeld uit deze beroepenclassificatie.
De koppeling van deze bestanden maakt het mogelijk
voor de periode 2001–2011 te berekenen welke verschuivingen in werksoorten (taken) en de daarbij benodigde kennis
en vaardigheden de trend van globalisering en informatisering
teweeg heeft gebracht. Dat gebeurt via de gemeten veranderingen in het aantal personen dat in een bepaalde beroepsgroep werkzaam is. Kader 1 geeft een overzicht van het verband tussen beroepen, banen, taken en bekwaamheden.
Methode van onderzoek
Om te achterhalen welke verschuivingen in de benodigde
vaardigheden er op de Nederlandse arbeidsmarkt plaatsvinden, zijn de gegevens over de werkzame beroepsbevolking
gekoppeld aan de categorisering van werksoorten (taken) en
daarbij benodigde vaardigheden. Hiertoe is eerst de informatie van de Standaard Beroepenclassificatie over de 128 werksoorten en de beroepen waar deze werksoorten toe behoren
ingedikt naar vijf categorieën. Bepalend voor deze categorisering is de mate van routinematigheid van het werk. Hierbij
is het aan Spitz-Oener (2006) ontleende onderscheid aangehouden: 1. niet-routinematig analytisch, 2. niet-routinematig
interactief, 3. routinematig cognitief, 4. routinematig handvaardig en 5. niet-routinematig handvaardig (tabel 2). Op
deze manier worden alle 128 werksoorten aan een van de vijf
categorieën toegewezen. Vervolgens worden alle beroepen
(vijfcijferniveau) geaggregeerd tot beroepsgroepen (driecijferniveau) en wordt voor iedere beroepsgroep op een schaal van
0 tot 1 berekend in welke mate de taken van de beroepsgroep
al dan niet een routinematig karakter hebben, en al dan niet
handvaardigheid vereisen. In navolging van Antonczyk et al.
(2009) wordt de mate waarin een beroep een routinematig
karakter heeft berekend als:
Jaargang 98 (4670) 11 oktober 2013
Begrippen
kader 1
Beroep: “een verzameling van gelijksoortige takenpakkettenâ€. Onder een takenpakket wordt verstaan: “een verzameling taken, verricht of te verrichten door
een individu in het kader van economische activiteiten†(CBS, 2001).
Baan: op de persoon en specifieke arbeidsrelatie toegesneden samenstel van
werkzaamheden: inhoud hangt van de praktijksituatie af. Een baan kan tot een
bepaald beroep behoren. Beroep omvat een verzameling van banen.
Taak: een vrij precies omschreven werkzaamheid. Een baan kan bestaan uit een
aantal te vervullen taken die tezamen het bij die baan behorende takenpakket
vormen. Het takenpakket van een beroep kan ruimer zijn dan het takenpakket
van een baan die binnen het beroep valt.
Bekwaamheid: kennis en/of vaardigheid die nodig is om een bepaalde taak te
vervullen. Bij een baan als samenstel van taken zijn dus competenties nodig die
behoren bij de uitvoering van alle taken. Veel competenties hebben echter een
algemeen karakter en passen bij verschillende taken. Uiteindelijk kan zo ook een
beeld worden verkregen welke competenties passen bij een beroep.
In de Standaard Beroepenclassificatie wordt ieder beroep getypeerd aan de hand
van maximaal drie werksoorten (er zijn in totaal 128 werksoorten, verspreid over
alle 1211 beroepen). Tabel 1 geeft een voorbeeld uit de Standaard Beroepenclassificatie.
I kj =
het aantal werksoorten in categorie j in beroepsgroep k
het totaal aantal werksoorten in beroepsgroep k
(1)
waarbij j = niet-routinematig analytisch, niet-routinematig interactief, routinematig cognitief, routinematig handvaardig en niet-routinematig handvaardig. k staat voor elk van
de 121 beroepsgroepen. Het totaal aantal werksoorten is de
optelsom van de werksoorten van alle beroepen op vijfcijferniveau in een beroepsgroep. Neem bijvoorbeeld beroep 427
Voorbeeld van beroepenclassificatie
Aggregatieniveau
Code
Beroepsniveau
4
Beroepsklassen
42
Beroepsgroepen
Werksoorten
427
Middelbare docenten
transport-, sportvakken
Middelbare docenten
transportvakken
42701
48, 99
beroepen
42702
8, 48
beroepen
Autorij-instructeur
Rij-examinator
Midelbare docenten
sportvakken
434
43401
Voorbeeld
Middelbare beroepen
beroepen
Beroepsgroepen
tabel 1
100
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Sportinstructeur
(excl. zweminstructeur)
Bron: CBS, 2001
619
ESB Arbeidsmarkt
Categorisering van werkzaamheden
tabel 2
Classificatie
Werkzaamheden
Niet-routinematig
analytisch
Onderzoek, evaluatie en planning, opstellen van
plannen, ontwerpen en construeren, regels formuleren
en uitwerken, interpreteren van regels.
Niet-routinematig
interactief
Onderhandelen, lobbyen, coördineren, organiseren,
leren en onderwijzen, inkoop en verkoop, adviseren van
klanten, adverteren, acquisitie, presenteren, personeel te
werk stellen en begeleiden, leiding geven.
Routinematig cognitief Berekeningen maken, boekhouden, teksten en/of
gegevens corrigeren, meten van lengte, hoogte of
gewicht.
Routinematig
handvaardig
Machines besturen, toezicht houden op
machinebewerkingen, machines opstarten.
Niet-routinematig
handvaardig
Renoveren of repareren van huizen, gebouwen, machines
en voertuigen, restauratie van kunstvoorwerpen en/of
monumenten, dienstverlening, verzorging.
Bron: Spitz-Oener, 2006; Antonczyk et al., 2009; Ariu en Mion, 2010
(middelbare docenten transportvakken) in tabel 1. Het totaal
aantal werksoorten voor deze beroepsgroep is gelijk aan 4
(werksoorten 48, 99, 8 en 48).
Nadat aldus voor iedere beroepsgroep de vijf indices
zijn berekend, worden deze gerelateerd aan de CBS-gegevens
over de werkzame beroepsbevolking per beroepsgroep. Om
de verschuivingen in de benodigde vaardigheden in beeld te
brengen is de mate waarin de werkgelegenheid in ieder van
de beroepsgroepen in de periode 2001–2011 is toegenomen
dan wel afgenomen afgezet tegen de mate waarin specifieke
vaardigheden voor die beroepsgroepen zijn vereist.
Verandering in beroepen en bekwaamheden
Figuur 1 toont hoe in de afgelopen tien jaar de werkgelegenheid in sommige beroepsgroepen is toegenomen en in andere
beroepsgroepen is gedaald, en wat dat voor gevolgen heeft
voor de benodigde vaardigheden volgens de classificatie in
de vijf onderscheiden groepen. Ieder punt in de grafiek staat
voor een beroepsgroep. De verticale assen geven de verandering weer in het aantal werkenden in een beroepsgroep tussen
2001 en 2011. Op de horizontale assen staat de mate waarin
een bepaald type vaardigheden nodig is voor de desbetreffende beroepsgroep. De indices lopen van “0†tot “1â€, waarbij “0â€
betekent dat een beroepsgroep geen werksoorten bevat waarvoor de desbetreffende vaardigheden nodig zijn. Daarentegen
betekent een “1†dat alle werksoorten in de desbetreffende
beroepsgroep ingedeeld worden in de categorie van vaardigheden waar de figuur betrekking op heeft.
De figuur laat zien dat de werkgelegenheid in de beroepsgroepen waar niet-routinematige interactieve en analytische vaardigheden nodig zijn, in de beschouwde periode is
toegenomen. Daarbij is de toename van de niet-routinematige interactieve vaardigheden significant. Hieronder vallen
met name beroepen in de transactiesfeer die een relatief hoog
620
opleidingsniveau vragen. Beroepsgroepen waar vooral routinematige cognitieve, routinematige handmatige en niet-routinematige handvaardige bekwaamheden worden verlangd,
zijn gemiddeld genomen in werkgelegenheid gedaald. Het
blijkt dat het aantal banen in vrijwel alle beroepsgroepen die
routinematige handmatige bekwaamheden vereisen, tussen
2001 en 2011 is gedaald. Toch zijn hier ook flink wat uitzonderingen. Dat geldt voor de banen in de lagere algemeen verzorgende beroepen, de middelbare technische beveiligingsberoepen, de middelbare technisch-(para)medische beroepen,
de hogere werktuigbouwkundige beroepen, de hogere procestechnische beroepen, de hogere transportberoepen (exclusief
technisch) en de hogere technisch-(para)medische beroepen.
Meer in het algemeen laat de figuur zien dat er zich tussen de beroepsgroepen flinke verschuivingen in werkgelegenheid hebben voorgedaan. Terwijl het aantal werkenden
in sommige beroepen meer dan verdubbeld is, is dat aantal
in andere beroepen juist gehalveerd. Beroepen met 100 procent of meer groei zijn de wetenschappelijke onderwijskundige, pedagogische beroepen (176 procent groei), de wetenschappelijke algemeen-economische, commerciële beroepen
(157 procent groei), de hogere verzorgende beroepen (133
procent groei), de wetenschappelijke (technisch-)bedrijfskundige, wiskundig-economische beroepen (105 procent
groei) en de lagere niet-specialistische beroepen (100 procent
groei). Aan de andere kant van het spectrum is de werkgelegenheid in de lagere (technisch-)commerciële beroepen
met 63 procent gedaald, in de middelbare elektrotechnische
beroepen(automatisering) met 54 procent en in de lagere grafische beroepen met 50 procent. Deze verschuivingen in de
werkgelegenheid in de beroepsgroepen blijken omvangrijker
dan de verschuivingen in de benodigde bekwaamheden in termen van de categorisering in vijf groepen.
In figuur 1 zijn er een aantal beroepen die score “1†op
een van de classificaties hebben. Dat zijn dus beroepen waar
de desbetreffende vaardigheid dominant is. Bij de niet-routinematige interactieve bekwaamheden geldt dat bijvoorbeeld
voor beroepen in het onderwijs.
Voor de middelbare economisch-administratieve (para)
medische beroepen blijken de routinematige cognitieve vaardigheden essentieel. Het aantal banen in deze beroepen is
licht gedaald over de periode 2001–2011. De lagere (para)
medische beroepen en de middelbare kunstzinnige beroepen
hebben de hoogste score bij de niet-routinematige handvaardige bekwaamheden. Hier is het aantal banen in de afgelopen
periode toegenomen.
Conclusie
Uit de confrontatie van banengroei en -krimp in de verschillende beroepen met de voor die beroepen benodigde
bekwaamheden blijkt dat niet-routinematige en interactieve
(communicatieve) vaardigheden steeds belangrijker worden.
Dit is in overeenstemming met een recente studie van Ter
Weel en Kok (2013) op basis van een enquête naar het belang voor het werk van 33 verschillende taken, zij het dat in
die studie geen koppeling met de veranderingen in het aantal
banen op macroniveau plaatsvindt. Deze uitkomsten betekenen ook dat de banen kennisintensiever worden. Dit laatste
valt overigens niet alleen af te lezen aan de mate waarin benodigde vaardigheden veranderen binnen de hier gehanteerde
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Jaargang 98 (4670) 11 oktober 2013
Arbeidsmarkt ESB
Relatie tussen groei en krimp in
beroepsgroepen en benodigde
vaardigheden, 2001–2011¹
Niet-routinematig analytisch
Procentuele verandering in de werkzame
beroepsbevolking
200
150
Figuur 1
y = 22,103x + 8,9133
R² = 0,0101
t-waarde = 1,09
typering, maar vooral ook aan de mate waarin de banen in de
sfeer van het onderwijs zijn toegenomen. Toch blijven er ook
banen waar het vereiste kennisniveau niet toeneemt. Handvaardigheid, zeker wanneer deze een niet-routinematig karakter heeft, blijft een belangrijke vaardigheid op de Nederlandse
arbeidsmarkt. Wel is het aantal banen waarvoor deze vaardigheid vereist is, in de afgelopen tien jaar gedaald.
100
50
0
-50
-100
0
0,1
0,2
200
Procentuele verandering in de werkzame
beroepsbevolking
0,3
0,4
0,5
0,6
Niet-routinematig interactief
150
0,7
0,8
y = 43,688x – 7,4243
R² = 0,0953
t-waarde = 4,30
100
50
0
-50
-100
0
0,2
0,4
200
Procentuele verandering in de werkzame
beroepsbevolking
0,6
0,8
1
1,2
Routinematig cognitief
y = -14,888x + 14,607
R² = 0,0049
t-waarde = -1,15
150
Literatuur
100
Antonczyk, D., B. Fitzenberger en U. Leuschner (2009) Can a task-based approach explain
the recent changes in the German wage structure? ZEW Discussion Papers, 08(132).
50
Antrà s, P. en E. Rossi-Hansberg (2009) Organizations and trade. Annual Review of Economics,
0
1(1), 43–64.
Ariu, A. en G. Mion (2010) Trade in services: IT and task content. NBB Working Paper, 200.
-50
Baldwin, R. en F. Robert-Nicoud (2010) Trade-in-goods and trade-in-tasks: an integrating
-100
0
0,2
0,4
0,8
1
1,2
y = -97,255x + 17,804
R² = 0,1238
t-waarde = -7,10
150
Berghuis, E. en F.A.G. den Butter (2013) Labour market effects of international fragmentaInstitute Discussion Paper, 2013(136/6).
50
Butter, F.A.G. den (2012) Managing transaction costs in the era of globalization. Cheltenham:
Edward Elgar.
0
CBS (2001) Standaard Beroepsclassificatie 1992. Editie 2001. Voorburg/Heerlen: Centraal Bureau
-50
Procentuele verandering in de werkzame
beroepsbevolking
lisering. ESB, 94(4555), 134–137.
tion of production; evidence from a survey and case studies in the Dutch industry. Tinbergen
100
-100
framework. NBER Working Paper, 15882.
Berghuis, E. en F.A.G. den Butter (2009) Veranderende wereldhandelspatronen door globa-
Routinematig handvaardig
200
Procentuele verandering in de werkzame
beroepsbevolking
0,6
voor de Statistiek.
0
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
0,7
0,8
0,9
Niet-routinematig handvaardig
200
y = -26,208x + 16,925
R² = 0,0271
t-waarde = -2,29
150
more. Presentatie op het symposium gesponsord door de Federal Reserve Bank of Kansas
City, Juli.
Grossman, G.M. en E. Rossi-Hansberg (2008) Trading tasks: a simple theory of offshoring.
American Economic Review, 98(5), 1978–1997.
Helpman, E. (2006) Trade, FDI and the organization of firms. Journal of Economic Literature,
100
44(3), 589–630.
50
Spitz-Oener, A. (2006) Technical change, job tasks and rising educational demands: looking
0
outside the wage structure. Journal of Labor Economics, 24(2), 235–270.
Wallis J.J. en D.C. North (1988) Measuring the transaction sector in the American economy,
-50
-100
Grossman, G.M. en E. Rossi-Hansberg (2006) The rise of offshoring: it’s not wine for cloth any-
1870–1970. In: Engerman, S.L. en R.E. Gallman (red.) Long-term factors in American economic
0
0,2
0,4
0,6
0,8
1
1,2
¹ De t-waarden in de hebben betrekking op de coëfficiëntwaarde van x.
Bron: StatLine; CBS, 2001
Jaargang 98 (4670) 11 oktober 2013
growth, Cambridge, Mass.: National Bureau of Economic Research, 95–162.
Weel, B. ter en S. Kok (2013) De Nederlandse arbeidsmarkt in taken; eerste bevindingen uit de
Nederlandse Skill Survey. Den Haag: Centraal Planbureau.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
621