Internationaal
Turkije aan de grens van de
Europese Gemeenschap
PROF. DR. P.A. CORNELISSE* – B. AKIN**
Op 1 december 1984 washet 20jaargeleden, dat de associatie-overeenkomst tussen
Turkije en de EG in werking trad. Er was
echter geen aanleiding voor een uitbundige
herdenking. De relatie met de Europese
Gemeenschap is sinds de militaire interventie van September 1980 minder goed
dan beoogd werd tussen de partijen in een
overeenkomst, die er op gericht was tot een
douane-unie te komen en die zelfs repte
over de mogelijkheid van toetreding van
Turkije tot de EG De uitvoering van de
associatie-overeenkomst ondervond daarvan inmiddels de gevolgen. In dit artikel
wordt bezien in hoeverre Turkije economisch profijt heeft gehad van de overeenkomst. Daarna wordt de toekomst van het
associatieverdrag in het kort besproken en
vervolgens wordt een poging gedaan de gevolgen voor Turkije te beoordelen van de
toetreding van Griekenland, Portugal en
Spanje tot de Europese Gemeenschap.
De gastarbeiders
In 1964 was de migratie van Turkse arbeiders naar de landen van de EG maar
juist op gang gekomen en kon niet worden
voorzien welke omvang de stroom zou
aannemen en wat de gevolgen zouden zijn.
Maar in 1967 werden er al 200.000 Turkse
gastarbeiders geteld en in 1973 zelfs bijna
800.000. Daarna trad een lichte daling in
en vervolgens weer een stijging tot ongeveer 1 miljoen in recente jaren 1), dat is ongeveer 6 procent van de Turkse civiele arbeidsbevolking. Dezelfde periode gaf ook
een drastische verandering te zien in de
houding van de ontvangende landen, die
omsloeg van actieve recrutering in de beginfase naar maatregelen die beogen remigratie te vergemakkelijken of zelfs, zoals
in de laatste jaren, te bevorderen.
Twintig jaar associatie
De economische betrekkingen tussen
Turkije en de landen van de Europese Gemeenschap kunnen ruwweg in drie categorieen worden ingedeeld: de relaties verband houdend met de aanwezigheid van
Turkse gastarbeiders in die landen; de kapitaalstromen uit de EG naar Turkije en de
handelsstromen. In deze paragraaf wordt
elk van deze categorieen kort besproken.
* Hoogleraar
Ontwikkelingsprogrammering
aan de Erasmus Universiteit Rotterdam; van
1965 tot 1967 werkzaam bij het Turkse Planbureau in Ankara.
** Medewerker aan het Building Research Institute, Ankara; ten tijde van de voorbereiding van
dit artikel gastmedewerker aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
1) Verschillende bronnen geven uiteenlopende
schattingen, o.a. vanwege de moeilijkheid het
aantal illegale gastarbeiders vast te stellen.
Tabel 1. Fasten op de Turkse lopende rekening 1965-1984; overmakingen door arbeiders
vanuit het buitenland, goederenuitvoer en goedereninvoer, in miljoenen dollars.
1965
Overmakingen
Uitvoer
Invocr
70
464
572
1966
115
490
718
1967
141
537
1970
1971
1972
1973
1974
273
588
948
471
677
740
885
1183
1317
1426
1532
1171
1563
2086
3777
1983
1984a)
496
764
1978
1979
1980
1981
1982
983
1694
2261
2071
2910
2187
1554
1885
7909
5746
8843
5905
8895
7389
5096
2490
4703
8933
1976
1977
1312
1401
982
1960
5129
982
1753
4738
107
1969
93
523
685
1975
Overmakingen
Uitvoer
Invoer
1968
5796
2288
4599
a) Voorlopigc cijfcrs.
Bron: OECD Economic Surveys, Turkey, diverse uitgaven.
801
10331
Een belangrijk deel van de lonen die de
sen vanuit de rijen der werklozen werd op-
gastarbeiders ontvingen, werd door hen
gevuld. Voor zover dat het geval was moet
overgemaakt naar Turkije. De omvang
dan de geringere werkloosheid tot de voordelen van de emigratie worden gerekend.
Verder is daardoor ook het produktieverlies per saldo waarschijnlijk kleiner dan
het produkt van emigrantenbevolking en
gemiddelde produktiviteit.
De officiele kapitaalstroom van de Gemeenschap naar Turkije is geregeld in
opeenvolgende financiele protocollen, elk
met een werkingsduur van 5 jaar. De Europese Investeringsbank speelt daarbij een
belangrijke rol. Het eerste protocol regelde
van jaar op jaar soms heftige schommelin-
Hiermee is een beoordeling van de gevol-
de lening van een bedrag van 175 mln. re-
gen. De cijfers gepresenteerd in Tabel 1 illustreren dit. In die label zijn, ter vergelij-
gen van emigratie voor de Turkse econo-
keneenheden. In het vierde protocol was
dat bedrag inmiddels opgelopen tot 310
king, ook opgenomen de waarden van de
mic echter nog niet kompleet. Als nadelig
effect geldt nog de verhoogde neiging tot
goederenuit- en invoer. Het valt op, dat de
consumptie van luxe goederen die door re-
mln. rekeneenheden, mede vanwege de uitbreiding van de Gemeenschap. Overigens
door de arbeiders vanuit het buitenland
migranten bij tijdelijke of blijvende terug-
werd dit vierde protocol, dat in 1981 in
overgemaakte gelden sinds het eind van de
werking zou treden, slachtoffer van de verkilde relatie na de militaire staatsgreep in
Turkije van September 1980. Het werd niet
ter goedkeuring aan de EG-Ministerraad
voorgelegd en werd, in afwaching van betere tijden, voorlopig terzijde gelegd.
De leningen die tot 1980 werden verleend, waren tamelijk zacht. En, uitgaande
van die overmakingen bleek gevoelig te
zijn voor conjunctuurschommelingen in de
EG-landen en voor de wisselkoers die de
Turkse monetaire autoriteiten de gastarbeiders aanboden. Het verloop vertoonde
rekening van de Turkse betalingsbalans in
keer naar Turkije daar massaal werden
geintroduceerd. Maar aan de andere kant
van de balans moeten dan weer worden ge-
belangrijke mate hebben bepaald en dat in
noteerd de schaarse middelen die bin-
de periode 1972 tot en met 1975 die post
zelfs de waarde van de goederenuitvoer bij-
nenslands vrijkomen, doordat de migranten er niet langer beslag op leggen. Van
na evenaarde. Sinds 1981 vertonen de
weer een andere factor, namelijk de verbe-
transfers een dalende tendens, maar daar
terde scholing die de arbeiders in het buitenland, naar aanvankelijk werd verwacht,
zouden ontvangen, is in de praktijk het
voordelig effect tegengevallen. Hetzelfde
zestiger jaren het aanzien van de lopende
tegenover staat een zeer snelle toename
sinds dat jaar van de spaarfondsen die de
arbeiders in het buitenland op een Turkse
rekening aanhouden. Deze laatste stroom
komt administratief terecht op de kapitaal-
rekening.
Het lijdt geen twijfel, dat de bedragen
die de gastarbeiders gezamenlijk naar Turkije overmaakten een gunstige invloed op
de economische ontwikkeling van dat land
geldt voor de investeringen die in Turkije
met hun spaargeld werden gefinancierd.
Bij gebrek aan particuliere- en overheidsinitiatieven die ertoe hadden kunnen bijdragen die besparingen in levensvatbare
ondernemingen om te zetten, ging een
groot deel ervan verloren in mislukkingen
De kapitaalstromen
van de schaarste aan kapitaal in Turkije,
kan veilig worden aangenomen, dat de officiele kapitaalstroom uit de EG een
gunstige invloed heeft gehad op de economische groei. Maar de bijdrage moet niet
worden overschat; in feite is die stroom per
jaar nooit meer geweest dan twee en vaak
minder geweest dan een procent van de
binnenlandse investeringen in vaste activa.
Maar ook de omvang van de directe,
particuliere investeringen vanuit de landen
van de Gemeenschap in Turkije is steeds
hebben gehad. Tot voor kort slaagde Turkije er niet in meer dan een zeer klein deel
van de nationale produktie aan het buitenland te verkopen. Zonder aanvullende inkomsten uit transfers zou buitenlandse valuta nog schaarser geweest zijn dan reeds
of in verhoging van de prijs van land.
migratie, die als referentie moet dienen,
moeilijk, zo niet onmogelijk te maken.
het geval was en zou men de strenge maat-
slechts kan worden geconstrueerd op basis
van verreikende veronderstellingen, en ten
tweede, omdat de diverse overwegingen in
Maar ook in het algemeen bestond een zeer
gereserveerde houding van beleidsmakers
en -uitvoerders tegenover buitenlands particulier kapitaal. Van de bevordering van
investeringen vanuit EG-landen in Turkije, zoals in het associatieverdrag was af-
regelen ter beperking van de importen nog
verder hebben moeten aanscherpen. Het
Een beoordeling van de gevolgen voor
de Turkse economic van de emigratie van
de afgelopen twintig jaar is speculatief van
aard. Ten eerste, omdat de situatie zonder
ligt voor de hand dat de groei van de econo-
verschillende termen zijn uitgedrukt en
mic daaronder geleden zou hebben.
Hiertegenover staat natuurlijk het ver-
zich dus moeilijk met elkaar laten vergelijken. Onze indruk, dat de voordelen – dat
gering geweest. Een van de belangrijkste
oorzaken was het Turkse beleid om overmaking van winsten naar het buitenland
lies aan arbeidskracht van de emigranten
zijn: instroom harde valuta, verlichting
gesproken, is dan ook in de praktijk maar
voor de Turkse economic. Onder de veron-
werkloosheid en lastenvermindering vanwege geringere bevolkingsomvang – gro-
weinig terecht gekomen. Pas sinds kort is
de houding van de Turkse overheid in dit
opzicht veranderd en stijgt ook de import
van particulier kapitaal boven het niveau
derstelling dat de emigranten, gemiddeld
genomen, een bijdrage aan het nationaal
produkt geleverd zouden hebben gelijk aan
de gemiddelde arbeidsproduktiviteit van
de achterblijvende beroepsbevolking, zou
bij voorbeeld voor 1974 het verlies bij benadering 670.000 x $ 2.150 = $ 1.440mil-
joen hebben bedragen. Maar dan is er nog
niet met enkele andere overwegingen rekening gehouden. Enerzijds blijken de emigranten, zoals in bijna alle gevallen van mi-
gratie op grote schaal, Turkije te hebben
verlaten op een leeftijd die met een hoge arbeidsproduktiviteit correspondeert. Verder suggereert hun bereidheid de vertrouwde omgeving te verlaten een instelling die
dynamischer is dan die van de achterblij-
vers. En ook de scholingsgraad van de migranten blijkt, in het algemeen gesproken,
hoger te zijn. Deze overwegingen wekken
de indruk, dat het jaarlijks verlies groter is
dan als hierboven aangegeven. Maar an-
derzijds moet worden bedacht dat de werkloosheid in Turkije zelfs gedurende de ze-
ventiger jaren dicht tegen de 15 procent
lag. En hoewel de substitutie niet volledig
zal zijn geweest, mag toch worden aangenomen dat in feite een groot deel van de als
gevolg van emigratie opengevallen plaatESB 6-11-1985
ter zijn geweest dan de nadelen – dat zijn:
produktieverlies en verhoogde consumptie
door het demonstratie-effect — staat hier
van enkele tientallen miljoenen dollars per
dan ook met enige schroom genoteerd.
jaar, dat voorheen gebruikelijk was.
Tot slot nog een kanttekening. Ten aanzien van de aanwezigheid van Turkse arbeiders in EG-lidstaten is vooral van belang artikel 12 van de associatieovereenkomst, dat de doelstelling van de vrijheid
van beweging van werknemers beschrijft.
Op de ontwikkeling van het migratieverschijnsel heeft dit artikel echter weinig invloed gehad. In het toegevoegde protocol
van 1970, dat een nadere uitwerking geeft,
wordt gesteld, dat vrijheid van beweging
tussen 1976 en 1986 moet zijn bereikt.
Maar zover is het tot op heden niet gekomen en het is zelfs hoogst onwaarschijnlijk
geworden dat dit voornemen nog zal worden gerealiseerd. Dit neemt natuurlijk niet
weg dat de aanwezigheid van gastarbeiders
een zeer belangrijk onderdeel vormt van de
relatie tussen Turkije en de Gemeenschap.
Hier wordt echter geconstateerd, dat het
migratieverschijnsel die relatie veel sterker
heeft beinvloed dan andersom het geval
was.
De export naar de EG
De export is – maar misschien moeten
we nu zeggen: waren – traditioneel de
zwakke stee in de Turkse economic. Dit
kwam tot uitdrukking in het aandeel van
de export in het binnenlands produkt, dat,
zelfs wanneer rekening werd gehouden met
de grote omvang van het land en het lage
inkomen per hoofd, steeds zeer bescheiden
was en in de jaren zeventig zelfs nog neigde
te dalen. Maar bovenal was de zwakte
merkbaar in de voortdurende, klemmende
schaarste aan buitenlandse valuta, die
slechts met stringente importbeperkende
maatregelen was in te tomen. Voor een deel
2) ZieTabel49in J.B. Dongesetal., Thesecoml
enlargement of ihe European Community; adjustment requirements and challenges for policy
reform, Tubingen, 1982.
1121
Tabel2. Ontwikkelingen in het Turkse uitvoerpatroon sinds 1979, in procenten
1979
aandccl cxporlcn in B.B.P.
aandecl E.G. in dc uitvoer
1980
3,6
48,5
5,2
42,7
34,7
22,3
36,0
aandccl Midden 0. en N.Afr.
aandccl indusir. prod, b)
1981
1982
32,0
41,1
48,7
30,6
1983
11,0
45,0
59,7
35,1
41,1
63,9
1984 a)
14,2
38,3
40,0
72,1
a) voorlopigc cijfers.
b) inklusicf bcwcrktc landbouwproduklcn.
Bron: OECD Economic Surveys, Turkey, diverse uitgavcn.
lag dat aan het exportpakket. De landbouwprodukten daarin, voornamelijk hazelnoten, krenten en rozijnen, katoen en
tabak, vormden het belangrijkste deel,
duidelijk maken dat de omstandigheden
voor een krachtige ontwikkeling van de
Turkse uitvoer althans tot 1980 niet
gunstig waren. Ook de exporten naar de
maar vertoonden weinig expansiemogelijkheden. De industrieprodukten die wer-
Europese Gemeenschap waren daaraan
onderworpen. Overigens kan uit een bere-
den uitgevoerd, waren traditioneel van
aard en moeilijk aan de man te brengen.
Bovendien was de aanpassing aan de werking van de Internationale marktkanalen
gering. Maar dat het lange tijd daarbij
kening van Donges et al. worden opge-
maakt dat in 1978 de voorkeursbehandeling door de EG van Turkse agrarische
produkten ten opzichte van die uit Griekenland, Portugal en Spanje geheel was
bleef, moet toch vooral worden geweten
uitgehold 2). Van de kant van de EG was de
aan het gevoerde beleid.
Gedurende vele decennia was het Turkse
stimulans voor importen van landbouwprodukten uit Turkije dus gering. Het re-
met Turkije wordt geblokkeerd door de
politieke impasse die is ontstaan na de militaire interventie van 1980. Daarbij kunnen
de posities van Turkije en de Gemeenschap
wellicht als volgt worden samengevat. Van
Turkse zijde wordt erop gewezen, dat de
democratie van voor de machtsovername
uitmondde in anarchic waarbij politieke
moord aan de orde van de dag was, dat inmiddels de orde is hersteld en de weg naar
democratie weer is ingeslagen, maar dat
daarbij grote voorzichtigheid geboden is
om herhaling van ontsporing te voorkomen. Van de kant van de Gemeenschap is
er begrip voor deze argumenten, maar
wordt er anderzijds op gewezen, dat demo-
cratisch gehalte en mate van eerbiediging
van de mensenrechten in Turkije nog niet
op een niveau zijn dat vereist is voor een
voortzetting van uitvoering van het verdrag. Deze verschillen in optiek bij de beoordeling van de politieke situatie in Turkije bepalen de huidige stand van zaken.
Verdere ontwikkelingen in dat land zouden
de verhouding met de EG weer snel kunnen
verbeteren 4).
In dit verband is de ervaring van Griekenland illustratief. Zoals bekend sloot de
ontwikkelingsbeleid naar binnen gericht.
sultaat van een en ander was dat het aan-
De industrialisatie werd gestimuleerd door
deel van de EG in de Turkse uitvoer vanaf
de binnenlandse markt met behulp van im-
het associatieverdrag – na correctie voor de
Europese Gemeenschap reeds in 1962 een
portbeperkingen van buitenlandse concurrentie af te schermen. Een zeer belangrijke
rol in deze ontwikkeling werd ook toebedeeld aan de staatsondernemingen, zoals
dat sinds de jaren twintig op initiatief van
Atatiirk al het geval was. Exporten waren
uitbreiding van de Gemeenschap in 1973 –
associatieverdrag met Griekenland. Ook
dit verdrag belandde enige tijd in de ijskast
vrijwel stabiel bleef op een niveau tussen
de 45 en 50%. In dit opzicht had de beleidsommezwaai van 1980 een verrassend effect, zoals Tabel 2 laat zien.
De eerste regel in Tabel 2 illustreert nog
en wel gedurende het zogenaamde kolo-
onder die omstandigheden voor onderne-
eens de ontwikkeling van de Turkse ex-
door toedoen .van Turkije, toen dat land,
mers en handelaars niet bijster interessant
en het land was dan ook slecht toegerust
om de schok van de olieprijsverhogingen
van 1973 op te vangen. Het expansionistische beleid dat daarna werd gevoerd, vergrootte de kloof tussen exporten en importen nog. Zelfs met steun van de overmakingen door de arbeiders in het buitenland en
van de inkomsten uit toerisme kon de kloof
niet langer worden overbrugd. Aldus ontstond een externe crisis. Binnenlands
portopbrengsten in het recente verleden.
De tweede regel is in het kader van dit artikel vooral van belang, omdat daaruit kan
worden opgemaakt, dat de explosieve
in een reactie op bewegingen van Griekenland richting Cyprus, dit eiland deels bezette. Het kolonelsbewind viel, Griekenland verzocht in 1975 te worden toegelaten
groei na 1979 in eerste aanleg aan de han-
tot de Gemeenschap en werd inderdaad in
del met de EG voorbijging. Weliswaar namen de exporten naar de EG toe van $ 1097
mln. in 1979 tot $ 2830 mln. in 1984, maar
1981 vollediglid.
Inmiddelj hebben Turkse ministers bij
kwam de economische spanning tot uiting
in een inflatiecijfer dat tot boven de 100
procent opliep. In 1980 was het dan ook af-
gelopen met het naar binnen gerichte beleid.
Dat jaar was voor Turkije het jaar van
de ommekeer, en wel in meer dan een opzicht. Nog voor de militaire overname ging
de regering-Demirel over op een ontwikke-
lingsstrategie die op exportbevordering
was gericht. De leider bij deze overstagmanoeuvre was Turgut Ozal, de huidige
minister-president. Deze koerswijziging
van een land dat zo lang een strategic van
importsubstitutie had gevoerd – wellicht
langer dan enige andere markteconomie was al uiterst opmerkelijk. Maar evenzeer
opmerkelijk waren de gevolgen voor de
Turkse exporten. Zoals in Tabel 1 valt af te
lezen, liepen ten eerste de exportopbrengsten snel op tot een niveau in 1984
dat, ondanksdehaperingin 1983, een veelvoud was van dat van 1979. Maar ook de
de stijging was onvoldoende om het aandeel op peil te houden. Hierbij kan nog
worden opgemerkt, dat het EG-aandeel in
de Turkse importen (niet in de label opgenomen) ook sterk is gedaald. Dit proces
zette reeds in 1973 in als gevolg van de olieprijsverhogingen, maar ging daarna voort
tot een niveau van onder de 30 procent
sinds 1980. Uit de derde regel blijkt de dynamiek van de Turkse uitvoer in feite samen te hangen met een versterkte orienta-
tie op de landen in het Midden-Oosten en
Noord-Afrika. Tenslotte geeft de onderste
regel nog aan hoe sterk ook de goederensamenstelling van de totale uitvoer veran-
derde sinds 1979. In de voorgaande jaren
was het aandeel van de industriele goederen in de uitvoer bijna steeds tussen de 30
en 35 procent gebleven, maar ook dat percentage deelde na 1979 in de groei. Al met
samenstelling van de Turkse uitvoer af,
hetgeen tot uitdrukking komt in de daling
van de betreffende Gini-coefficient van
0,82 in 1971 via nog steeds 0,82 in 1979 tot
0,73 in 19843).
naar goederen als naar bestemming, veran-
1122
verschillende gelegenheden de wens te kennen gegeven dat ook Turkije lid zou worden van de EG. Diverse belemmeringen
staan de verwezenlijking daarvan voorlo-
pig in de weg. Een ervan werd hierboven al
vermeld, maar verder moet genoemd worden de Europese wens eerst orde op zaken
te stellen ten aanzien van interne problemen aangaande de financiele tekorten en
besluitvormingsprocedures. En hoewel
Griekenland heeft beloofd een eventuele
toetreding van Turkije niet te zullen blokkeren, is er ook huiver omtrent de gevolgen
voor de cohesie van een Gemeenschap met
twee leden die op gespannen voet met elkaar staan. Dan zijn er verder de vrees
voor een nieuwe toevloed van arbeiders uit
Turkije, de reeds lopende inspanningen
om de toetreding van Griekenland ener-
zijds en van Portugal en Spanje anderzijds
te verwerken, resp. te regelen en tenslotte
al nam de eenzijdigheid van de goederen-
samenstelling van het exportpakket, zowel
derde drastisch.
Deze uitweiding over de ontwikkeling
van het Turkse economische beleid moet
nelsbewind; in die periode werd Turkije
politick meer gewaardeerd dan Griekenland. Het keerpunt kwam in 1974 mede
De toekomst van het associatieverdrag
De uitvoering van het associatieverdrag
3) Op basis van gegevens op twee-cijferniveau
van de SITC-code uit OECD, Statistics of foreign trade, Annual: Tables by Reporting Countries, diverse uitgaven.
4) Eind oktober jl. heeft het Europese parlement overigens besloten de opschorting van het
parlementaire contact met Turkije een jaar te
verlengen.
de zekerheid dat de complicaties bij eventuele toetreding van Turkije veel groter
zullen zijn.
Maar ook de Turkse economic heeft nog
geruime tijd nodig om een eventueel lidmaatschap van de Gemeenschap te kunnen
verwerken. De bedrijfsvoering zowel in de
particuliere sektor als in de staatsondernemingen, dient dusdanig te worden verbeterd, dat de konkurrentie vanuit de EG het
hoofd kan worden geboden zonder be-
rende waarden in een vergelijking met Portugal en Spanje zijn respectievelijk 0,14 en
0,47 6).
De genoemde waarden zijn overigens
niet rechtstreeks maatgevend voor de omvang van de schade die als gevolg van toetreding van de drie aan Turkije wordt toegebracht. Niettemin blijkt echter een rela-
van groot belang, maar uit het bovenstaan-
de blijkt niet, dat het associatieverdrag zelf
daarop een sterke invloed heeft gehad. Dit
is niet uitsluitend te wijten aan de gestolde
verhouding sinds 1980, want ook voordien
was het effect beperkt. De oorzaak lijkt
mede te liggen bij het Turkse economische
beleid. Aangezien hier inmiddels verande-
tieve verslechtering van de uitvoermoge-
ring in is gekomen, zijn de kansen op
lijkheden van Turkije naar de Gemeenschap als gevolg van de toetreding van
vooral Griekenland zeker niet ondenk-
gunstige resultaten van uitvoering van het
schermende maatregelen ten aanzien van
de binnenlandse markt en zonder privileges voor exporteurs, aangezien zulke steun
niet in overeenstemming is met de EGrichtlijnen. Vooral zal dan ook de marketing moeten worden versterkt.
groot. In het kader van het associatieverdrag heeft Turkije in het verleden de tarief-
Kortom een Turks lidmaatschap van de
den rond de Middellandse Zee hebben die
Gemeenschap is nog lang niet actueel. Inmiddels is het hoe dan ook voor de Gemeenschap van belang, dat de spanning
tussen Griekenland en Turkije wezenlijk
ervaring middels andere associatieverdragen of als gevolg van de algemene liberali-
vermindert en is een bemiddelingsinitiatief
associatieverdrag verbeterd. Ook door de
tweede uitbreidingsronde is het voor Turkije gewenst actief betrokken te zijn bij de
Gemeenschap. De huidige impasse laat dit
neemt niet weg, dat althans in 1978 de in-
gewenst. Indien er voorts een duidelijke
versteviging van de democratic en de mensenrechten kan worden waargenomen, ligt
het voor de hand dat Turkije weer wordt
beschouwd als adspirant-lid, een positie
waaruit het in de loop van de tijd lijkt te
zijn weggegleden.
De gevolgen van de tweede uitbreidingsronde.
De toetreding van Griekenland tot de
Gemeenschap en de aanstaande toetreding
van Portugal en Spanje worden in de literatuur vaak gezamenlijk behandeld. De drie
landen hebben immers diverse kenmerken
gemeen, zoals excentrische ligging, klimaat en relatief laag inkomen per hoofd,
en wijken in die opzichten in meer of mindere mate af van oudere lidstaten. Vanwege onderliggende gemeenschappelijke kenmerken van de drie landen vertoont ook de
samenstelling van hun produktie naar sectoren overeenstemming en zijn ze op de
markten van verschillende produkten elkaars concurrenten. Maar ze concurreren
eveneens met andere landen rond de Middellandse Zee, die nu een verslechtering
van hun positie op de Gemeenschappelijke
markten vrezen.
In vergelijkingen van de samenstelling
van uitvoerpakketten naar de EG blijkt uit
recente studies, dat Turkije meer overeenstemming vertoont met Griekenland
dan met Portugal en Spanje. Voor industriele produkten (op basis van het tweecijferniveau van de NIMEXE-classificatie)
bedraagt de Finger-Kreinin-index voor exportgelijkenis bij een vergelijking van Turkije met Griekenland in 1980 0,60 op een
schaal van 0 tot 1. In soortgelijke vergelijkingen voor andere Mediterrane landen wil
de score nog wel eens hoger uitvallen. Dezelfde index voor Turkije in een vergelijking met Portugal en Spanje bereikt slechts
waarden van 0,34 en 0,10 5). Voor primai-
re produkten (op basis van het drie-cijferniveau van de SITC-code) is de index in een
vergelijking van Turkije met Griekenland
in 1977 0,65, hetgeen relatief hoog is voor
deze produktcategorie. De correspondeESB 6-11-1985
baar. Op korte termijn is dat gevaar niet zo
muren rond de Gemeenschappelijke markt
al zien dalen. Trouwens, ook andere lan-
satie van industriele import uit die landen
echter niet toe. Het is in het belang van beide partijen dat door initiatieven eveneens
van beide partijen aan die situatie een eind
komt.
P.A. Cornelisse
B. Akin
volgens een EG-besluit van 1972. Dit
voertarieven ten aanzien van sommige van
die landen nog aanzienlijk waren 7).
Op lange termijn ligt de zaak anders.
Door de relatief lage lonen hebben Griekenland, Portugal en Spanje een comparatief voordeel ten opzichte van de rijkere
EG-landen in de produktie van de bekende
,,rijpe” industriele goederen als textiel,
kleding en leer- en houtprodukten 8). Dat
zijn ook de produkten waar Turkije en landen met vergelijkbaar niveau van industriele ontwikkeling het nu en in de nabije
toekomst van moeten hebben. Een belangrijk deel daarvan valt in de categoric van
gevoelige produkten waarvan de Gemeenschap de invoer mede regelt door toepassing van niet-tarifaire maatregelen. Het is
nu gemakkelijk denkbaar, dat de nieuwe
lidstaten zich in dit opzicht van een voorkeursbehandeling weten te verzekeren die
wel ten nadele van de andere landen moet
uitvallen. Voor het lot van de uitvoer van
landbouwprodukten naar de EG is het Gemeenschappelijk landbouwbeleid, met z’n
protectionistische toonzetting, een bepalende factor. Dit beleid is echter in hoofdzaak gericht op de produkten uit de gematigde streken. Mediterrane produkten als
tabak en rozijnen vallen er nog buiten en
minimum invoerprijzen worden op verschillende zuidvruchten nog niet toegepast. Zolang deze situatie blijft bestaan, is
het gevaar van handelsverschuivingen ten
gevolge van de tweede uitbreidingsronde
dus niet groot. Het is echter niet uitgesloten dat, door de toenemende deelname van
Mediterrane landen in de besluitvorming
binnen de EG, het landbouwbeleid ook de
produkten van die landen zal gaan omvatten. Hier mag men hopen, dat de grote problemen die dat beleid heeft veroorzaakt
zullen bijdragen tot een terughoudende
aanpak in de toekomst.
5) Zie Tabel 2 in G.N. Yannopoulos, Prospects
for the manufacturing exports of the noncandidate mediterranean countries in a community of Twelve, World Development, Vol. 12,
nummers 11/12, 1984.
6) Zie Tabel 2 in R. Pomfret, The Impact of
EEC Enlargement on Non-Member Mediterranean Countries’ Exports to the EEC, The Economic Journal, jg. 91, September 1981.
7) Zie Tabel 49 in Donges e.a., op.cit.
8) Donges e.a., op.cit., p. 77 e.v.
Conclusie
Terugziend op de economische betrekkingen tussen Turkije en de EG gedurende
de periode sinds 1964, is de conclusie wellicht enigszins ontnuchterend. De relaties
zijn voor de Turkse economic weliswaar
1123