Ga direct naar de content

Monetaire ontwikkelingen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 30 1985

Geld- en kapitaalmarkt

overheidsschuld in handen van het bankwezen ruim 15%.
De relatief sterk gestegen kredietverlening aan de overheid hangt voor een belangrijk deel samen met het omvangrijke
overheidsberoep op de kapitaalmarkt.
Naar schatting werd in de periode januarijuli bijna 70% van het totaal voor 1985
verwachte beroep op de kapitaalmarkt
aangetrokken.
De totale kredietverlening aan de private
sector en overheid, het zogenaamde bruto
geldscheppend bedrijf, nam in de beschouwde twaalfmaandsperiode met ruim
7,5% toe, een lichte versnelling ten opzichte van 1984(6,7%). Een en ander is samengevat in tabel 1.

Monetaire ontwikkelingen
DRS. P.M. FEENSTRA

Inleiding

De economische groei in Nederland is
duidelijk aangetrokken. De uitvoer neemt
relatief krachtig toe. Ook de binnenlandse
bestedingen vertonen een herstel; de particuliere consumptie en de bedrijfsinvesteringen nemen weer toe. Bij de investeringen van bedrijven in outillage is zelfs sprake van een krachtig herstel.
Ook de kredietverlening door banken
lijkt enigszins aan te trekken. Van een
krachtig herstel evenwel, is tot nu toe nog
geen sprake. Opvallend is de sterk toegenomen liquiditeitscreatiedoor het bankwezen
indeperiodeaugustus 1984-juIi 1985. Omdat ook de toevloeiing van liquiditeiten uit
het buitenland omvangrijk was, nam de totale liquiditeitenmassa in deze periode
sterk toe.
In het navolgende wordt ingegaan op de
oorzaken van de opgetreden liquiditeitscreatie. Daarnaast zal ook aandacht worden geschonken aan de voor het resterende
jaar te verwachten monetaire ontwikkeling. Indien de verwachting bewaarheid
wordt, zal de liquiditeitsquote in 1985 wederom verder stijgen.
Kredietverlening
De totale kredietverlening aan de private
sector door geldscheppende instellingen
nam in de afgelopen 12 maanden tot en met
juli met ca. 5,5% toe. Dat is een versnelling
ten opzichte van de groei in 1984, die ca.
4,5% bedroeg. De korte kredietverlening
vertoonde daarbij in deze periode een zeer
wisselvallig verloop. Na een zeer zwak
eerste kwartaal trok de groei in de daarop
volgende maanden fors aan. De totale korte kredietverlening nam met ca. 6,5% toe,
een duidelijke versnelling ten opzichte van
de4,5% groei in 1984. Deze groei deed zich
zowel voor bij de sector gezinnen en bedrijven als bij de fondsen en spaarbanken.
Daarbij zullen met name institutionele beleggers – in anticipate op een verdererentedaling – in sterkere mate kort zijn voorgefinancierd. In de toegenomen korte kredietverlening aan de bedrijven weerspiegelt
zich wellicht het conjunctuurherstel en de
daarmee samenhangende toename van
voorraadfinanciering.
De groei van de (middel)lange kredietverlening aan de private sector bedroeg in
deze twaalfmaandsperiode 5%, een lichte
1118

stijging ten opzichte van de 4,2% groei in
1984. Vooral bij de grote zakelijke kredieten, met een limiet van boven de f. 2 mln.,
was sprake van een relatief forse toename,
te weten gemiddeld met ca. 6%. De stijging
was het grootst bij de sector chemie en
aardolie (+ 14%). Ook de sectoren handel
en verkeer ( + 4%) en bouw ( + 4%) droegen aan deze stijging bij. Ook bij kredietverlening aan gezinnen was sprake van een
lichte opleving, zo blijkt uit CBS-cijfers.
Er was sprake van een lichte toename van
de hypothecaire kredietverlening. Deze
opleving houdt mogelijk verband met het
– zeer beperkte – herstel van de markt
voor koopwoningen. Ook de gestegen
oversluitingen van bestaande hypotheken
tegen een lagere rente is een mogelijke verklaring. Opmerkelijk was voorts de licht
gestegen produktie van consumptief krediet voor het eerst sinds jaren van teruggang. Vooral in het tweede kwartaal nam
de produktie van consumptief krediet met ruim 8% – fors toe. Totaal werd in de
eerste helft van dit jaar voor f. 3,4 mrd.
aan consumptief krediet verstrekt, ongeveer 3,5% meer dan in dezelfde periode
van vorig jaar. Vooral de produktie van
geldleningen ( + 7%) en doorlopend krediet ( + 5%) nam toe; het financieringskrediet daarentegen nam met bijna 15% fors
af.
De kredietverlening aan de overheid
nam in de twaalfmaandsperiode tot en met
juli met ruim 20% toe. Hoewel iets lager
dan de gemiddelde groei in 1984, is deze
groei nog steeds erg fors. De netto aanwas
van overheidsschuld bij het bankwezen bedroeg in deze periode ruim f. 7 mrd. Naar
schatting bedraagt het aandeel van de vaste

Liquiditeitscreatie door het bankwezen
De liquiditeitscreatie door het bankwezen – perdefinitiegelijkaandemutatiein
het netto geldscheppend bedrijf – wordt
bepaald door de groei van de korte kredietverlening aan de private sector en (middel)lange kredietverlening aan private sector en overheid, verminderd met de mutatie in de zogenaamde lange passiva. Ruim
de helft van deze lange passiva wordt gevormd door het eigenlijk spaargeld bij
geldscheppende instellingen.
In de twaalfmaandsperiode tot en met
juli bedroeg de totale groei van de lange
passiva 4,3%, een afzwakking ten opzichte
van de 6,6% groei in 1984. Vooral in het
tweede kwartaal van dit jaar was sprake
van een achterblijvende groei van de lange
middelen. Deze vertraging deed zich zowel
voor bij het eigenlijk spaargeld als bij de
overige lange middelen. De toename van
het eigenlijk spaargeld viel in de periode
januari-juli terugtotca. 5%, tegen 7,1% in
1984; de groei bij de overige lange middelen viel terug tot 3,5% (6% in 1984).
De combinatie van een terugvallende
groei van de lange passiva en de wat aangetrokken groei van het bruto geldscheppend
bedrijf resulteerde in een forse toename
van het netto geldscheppend bedrijf met
ca. 13%. Dit is bijna een verdubbeling ten
opzichte van de groei in 1984. Uit het bo-

* De auteur is verbonden aan het Economisch
Bureau van de Amro Bank. Het artikel is op persoonlijke titel geschreven.

Tabel I. Monetair bedrijf van geldscheppende instellingen, in procentuele veranderingen
per jaar.
Stand in juli 1985
t.o.v. juli 1984

1981
Bankkrcdict aan dc private
sector
w.v. – kort
– lang
Lang krediet aan de overheid
Totaal lang krediet
Bruto geldseheppend bedrijf
Lange passiva
w.v. – eigenlijk spaargeld
– overig lang passief
Netto geldseheppend bedrijf

1982

1983

1984

5

3

4

4,4

5,6

4,6
5

0,9

2,6
4,9
26

4,7
4,2
23,1

6,6
5,0
20,1

8,3
6,0
1,5

7,7
6,7
6,6
7,1
0,6
6,8

8,1
7,6

19
7,5

6
8,5
12,8
3
2,8

4
42

8,6
6
2,7

2,2

– 2,2

3
11,8

6,0
14,7

4,3
4,9
3,5
13,0

Bron: DNB, Jaan’ers(at> 1984, label 2.1 en tabcl Oorzaken van de veranderingen in de liqiiidileitenmussu, juli 1985.

Tabel 2. Oorzaken van de veranderingen
in de binnenlandse liquiditeilenmassa,
voor seizoeninvtoeden gecorrigeerd, in
mln. gld.

Liquiditeitscreatie
l.b.v. overheid

Januari-

Januarijuli 1984

juli 1985

-700

-4.900

6.800
4.000
2.800

1.050
950
100

6.650
2.700
3.950

-1.800

-1.300

1984

250

Liquiditeitscreatic
bankwezen
w.v. – kort krediet
– netlo lang
Slatistische
verschillen
Binnenlandse
liquid! teitscreatie

700

opvallende versnelling te zien gaf. In welke

male deze monetaire expansie zich ook in
de resterende maanden van dil jaar zal
voordoen is niel mel zekerheid te voorspellen. Mel betrekking tol het brulo geldscheppend bedrijf van banken geldl de verwachting dat de groei over het gehele jaar
beperkt zal zijn.
De kredietverlening aan de overheid zal
gezien de nog geringe financieringsbehoef-

le weinig verder toenemen. Voor de resterende maanden moet dan ook mel een verdere groeiverlraging bij de kredielverle-

Mede gezien de veranderde beleggingsvoorkeur van particulieren mag niet verwacht worden dat de groei van het eigenlijk
spaargeld bij geldscheppende instellingen
een versnelling te zien zal geven. Verwachl

950

wordl dal de lolale aanwas van eigenlijk

1.050

gehouden. De kredietverlening aan de pri-

spaargeld dan ook zal achlerblijven bij die

vale seclor zal op grond van het conjunc-

van vorig jaar.
Tegenover deze mogelijke vertraging in
de groei van hel eigenlijk spaargeld staat
echter een naar verwachting slerkere toename van de overige lange middelen in
1985. Deze toename heeft onder meer te
maken met hel verlangen van de banken de
eigen-vermogensposilie le versterken. Qua
omvang lijkt deze toename echter onvoldoende om de teruggang bij het eigenlijk

7.000

7.950

5.150

11.750

7.000

6.200

luurherslel wal slerker kunnen loenemen
dan in 1984. De expansie van de lange kredielverlening aan bedrijven zal vooralsnog
geen krachlige opleving le zien geven. De

Bron: DNB, label Ourzaken van de veranderingen in de
liquiditeitenmassa, juli 1985.

loename van de tolale bedrijfsinveslerin-

Toeneming
liquiditcitcnmassa

afgelopen jaren kan daaraan bijgedragen
hebben.

ning aan de overheid rekening worden
4.750

Nationaal
liquidileitsovcrschot

van banken in de slag om de gezinsbesparingen nadelig wordt beinvloed. Daarnaast
is hel echler ook aannemelijk dal de laalste
jaren een groter deel van de totale gezinsbesparingen op de effectenbeurs is belegd.
De hausse op de Amslerdamse beurs in de

venstaande blijkt dat deze sterke liquiditeitscreatie door hel bankwezen vooral
wordt veroorzaakt door de achterblijvende

groei van de lange passiva.
Liquiditeitenmassa

gen is immers nog beperkl en bovendien
beschikl hel bedrijfsleven over relatief veel
liquide middelen.
Uit de CBS-stalistiek liquiditeiten, kort-

lopende leningen en beleggingen van 250

spaargeld te kunnen compenseren. Per sal-

grole Nederlandse ondernemingen 1) blijkl
dat het liquiditeilssurplus, hel verschil lussen liquide acliva en liquide passiva, in de
eersle helfl van dil jaar onverminderd
grool was. Ullimo juni bedroeg hel surplus
ca. f. 12,5 mrd. Hel ligl voor de hand dal

do moet dan ook rekening worden gehouden met enige vertraging in de groei van de
totale lange passiva van geldscheppende
instellingen in 1985.

In label 2 worden de veranderingen in de

bij een slerke opleving van de invesleringen

binnenlandse liquiditeitenmassa in de peri-

hel bedrijfsleven eersl deze liquidileilen zal

ode januari-juli vergeleken met die van dezelfde periode van vorig jaar. Omdat in de
periode januari-juli sprake was van een
omvangrijke liquiditeitsvernietiging door

aanwenden alvorens een beroep op bankkrediel le doen. Als hel bedrijfsleven er
daarenlegen toe overgaat deze middelen te

gebruiken voor schuldaflossing vindt zelfs

jaar aanzienlijk groter dan vorig jaar.
Hierbij speelt een tweetal factoren. Ener-

liquiditeitsvernieliging plaals.
Bovenslaande onlwikkeling impliceerl
een mogelijke afzwakking van de groei van
de lolale kredietverlening door geldscheppende instellingen in de resterende maanden van dit jaar. Deze ontwikkeling draagt

zijds was het totale overheidsberoep, open-

erloe bij dal de lolale liquidiieitscreatie

baar en onderhands, in deze periode groter
dan in de overeenkomstige periode van vo-

door het bankwezen in 1985, minder groot

de overheid, nam de totale binnenlandse liquiditeitenmassa met slechts f. 1,1 mrd.
toe. De liquiditeitsvernietiging door de

overheid in de periode januari-juli was dit

rig jaar. Anderzijds viel echter ook de omvang van het feitelijk financieringstekort
van de overheid lager uit.

kan zijn dan die welke in de twaalfmaandsperiode lol en mel juli werd gerealiseerd.
De feilelijke liquidileilscrealie zal verder

bepaald worden door de onlwikkeling van

quiditeitenmassa in de beschouwde periode wederom fors toe. Zoals uit label 2
blijkt, is dal mel name hel gevolg van een

de lange passiva.
Op grond van macro-economische overwegingen mag men verwachlen dat de gezinsbesparingen dil jaar verder zullen loenemen. Vooral de relalief forse slijging
van hel overig inkomen, dal traditioneel

omvangrijke loevloeii’ng van liquidileiten

een lagere marginale consumptiequole

uit hel buitenland. Het zeer omvangrijke
overschot in het lopende verkeer werd
maar ten dele gecompenseerd door kapi-

gen verwachten. Hel is echler maar de
vraag of deze loename ook tot uiting komt

taaluitvoer van de niet-monelaire secloren.
Het overschot op de totale betalingsbalans

bij geldscheppende instellingen. Deze on-

Ondanks de per saldo beperkte binnenlandse liquiditeitscreatie nam de totale li-

leidde lot een liquiditeilscreatie ter grootte
van f. 5,2 mrd.
De tolale liquidileilenmassa nam in de
beschoiiwde periode met f. 6,2 mrd. toe
lol f. 157,5 mrd. De seizoengecorrigeerde
liquidileilsquole Hep daarmee op tol ca.

42,5% van het nationale inkomen.

heefl, doel een loename van de besparinin een loename van het eigenlijk spaargeld
dervinden immers bij het aantrekken van
deze spaargelden in loenemende male concurrentie van het zogenaamde conlracluele

sparen. Conlracluele besparingen in de
vorm van kapilaalverzekeringen, lijfrenles
e.d., zijn een steeds groter deel van de tota-

Mede op grond hiervan mag men verwachten dat de liquiditeitscrealie door het
bankwezen dit jaar maar weinig zal afwijken van die in 1984. Het groeitempo in de
resterende maanden van dil jaar zal evenwel duidelijk afnemen len opzichte van de
twaalfmaandsperiode tot en met juli.
Wat de overheid betrefl was in de beschouwde zevenmaandsperiode sprake van
een omvangrijke directe liquidileilsvernieliging, die aanzienlijk uitging boven die
van dezelfde periode van vorig jaar. Dit
hield verband mel hel relalief grole kapilaalmarklberoep van de overheid in deze
periode. Voor hel gehele jaar wordt verwachl dal de uitkomsl weinig van nul zal
verschillen. Alleen een slerk meevallend financieringstekort zou dit jaar tot een beperkte directe liquiditeitsvernietiging door
de overheid kunnen leiden.
De indirecte monetaire expans: van de
overheid blijft in 1985 overigens zeer omvangrijk. Het grote overheidsberoep op de
kapilaalmarkl leidl immers lot een omvangrijke liquidiieitscreatie door het bankwezen. Bovendien leidt de aankoop van
overheidsobligaties door niet-ingezetenen
tot liquiditeitstoevoer uit het buitenland.
Deze vormen van indirecle monetaire expansie blijven echter in de traditionele monetaire analyse buiten beschouwing.
Samenvattend luidl de verwachting dat
de binnenlandse liquiditeitscreatie dit jaar
omvangrijk zal blijven. Bij een aanhoudend grote liquiditeitstoevoer uit het buitenland dreigt de liquiditeitsquole len opzichle van 1984 verder op te lopen.

le gezinsbesparingen gaan vormen. Voor
de consument biedt dit contractuele sparen

Verwachte monetaire ontwikkeling in 1985

bij pensioenfondsen een levensverzekeringsmaalschappijen grotere fiscale voor-

Uii het voorgaande blijkl dat vooral de

en geldscheppende instellingen. Het is dui-

liquiditeilscreatie door het bankwezen een

delijk dat hierdoor de concurrentieposilie

delen dan het vrije sparen bij spaarbanken

ESB 6-11-1985

1) Bron: CBS, Statistisch bulletin, nr. 40, 3 oktober 1985.

1119

Tot besluit

De groei van de liquiditeitenmassa bedroeg in de eerste zeven maanden van dit
jaar (seizoenvrij) ca. f. 6,2 mrd. De binnenlandse liquiditeitscreatie was primair
het gevolg van de toegenomen monetaire
expansie bij geldscheppende instellingen
en de liquiditeitstoevoer uit het buienland.
De overheid vernietigde liquiditeiten.
De huidige omvang van de liquiditeitsquoteis met een niveau van rond de42,5%
van het nationale inkomen hoog te noemen, zeker in vergelijking met een gemiddeld niveau van 35% in de jaren zeventig.
Uit deze hoge liquiditeitsquote mag echter

niet de conclusie worden getrokken dat Nederland aan de vooravond zou staan van
een periode van oplevende inflatie. Zoals

reeds eerder in deze rubriek 2) werd opgemerkt, lijkt het immers aannemelijk dat de

feitelijke overliquiditeit minder groot is
dan deze traditionele liquiditeitsquote suggereert. Relateert men bijvoorbeeld de binnenlandse liquiditeitenmassa aan de omvang van de totale nationale bestedingen

(nationaal produkt plus invoer), dan is de
toename van deze ,,alternatieve” liquiditeitsquote ten opzicht van het gemiddeld
niveau in de jaren zeventig aanmerkelijk

geringer.
Bovendien is de liquiditeitsaanwas in belangrijke mate bij de bedrijven neergesla-

gen. Verwacht mag worden dat de gestegen
liquiditeit van bedrijven van tijdelijke aard
is. Bij een herstel van de bedrijfsinvesteringen zal een groot deel van deze middelen door invoer van investeringsgoederen via de lopende rekening van de betalingsbalans naar het buitenland afvloeien. Een

dergelijke ontwikkeling zal – op termijn
– een terugkeer naar ,,normale” liquiditeitsverhoudingen mogelijk maken, zon-

der dat daardoor gevaar ontstaat van een
oplevende inflatie.
Tegen deze achtergrond is er weinig reden tot verontrusting over de hoge liquiditeitsquote.
P.M. Feenstra

2) Drs. P.M. Feenstra, De lopende rekening,
ESB, I V a p r i l 1985.

1120

Auteur