economentop
Tilburg leidt, VU rukt op
en UvA zakt!
S.G. van der Lecq
Adviseur ESB en gastonderzoeker EUR.
De auteur dankt Clemens van Diek en de toppentellers van
CentER voor hun substantiële bijdragen aan dit artikel.
vanderlecq@few.eur.nl
De economen van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
en van de Universiteit van Tilburg (UvT) maken de
dienst uit in de internationale publicatietop-40 van
2005 over de periode 1999-2003. De twee instellingen
leveren alleen al 22 van de veertig best publicerende
Nederlandse economen: UvT 12 (13 in 2004) en VU 10
(vorig jaar 7).
D
e VU-economen domineren aan kop met twee ruimtelijke
economen en een milieuonderzoeker bij de eerste vijf, te
weten Peter Nijkamp (op 1), Richard Tol (op 2) en Piet Rietveld
(op 4). Tilburg scoort meer in de breedte met economen, econometristen en marketeers. De best scorende Tilburger is Erwin
Bulte (op 7), een veelbelovende milieueconoom die in 2004 een
VIDI-beurs van NWO in de wacht sleepte en dit jaar tot hoogÂ
leraar werd benoemd.
Tilburg staat cumulatief nog altijd fier aan kop, maar de
vraag is hoe lang de ‘Brabanders’ hun jarenlange hegemonie nog
kunnen vasthouden. Zal de wet van de remmende voorsprong
hun volgend jaar al parten gaan spelen? Hoogleraar marketing Jan-Benedict Steenkamp vertrekt immers in 2006 naar
de Kenan-Flagler Business School aan de University of North
Carolina. En hoe lang blijven de speltheoreticus en wiskundige
Stef Tijs (68) en de simulatie-expert Jack Kleijnen (65) nog in
het vak – en aan Tilburg verbonden?
25 jaar economentoppen
Momenteel heeft ESB alle typen economentoppen in huis.
In het najaar verschijnt de internationale publicatietop, in het
vroege voorjaar de Polderparade en in het late voorjaar de
internationale citatietop. De eerste top verscheen in 1980 in
dit blad, geschreven door een mysterieuze auteur genaamd
A.D.S. de Schuite (1980). Achter dit pseudoniem, zo bleek
jaren later, schuilden de hoogleraren Arie Kapteyn (UvT, nu
RAND) en Tom Wansbeek (RuG). Deze hitlijst was gebaseerd
op wetenschappelijke publicaties in de beste internationale
vakbladen van economen (over de periode 1975-1979).
Wansbeek meldt desgevraagd in een e-mail: “Daarna waren
wij niet meer welkom, en zijn we vanaf 1981 verdergegaan
in Intermediair.†ESB presenteerde vervolgens in 1981 een
andere economentop, maar dan op basis van internationale
citaties (de lijst van Jaap van Duijn (1981), over de periode
1976-1980). Met deze traditie is het blad doorgegaan tot 2002.
De Polderparade van Ocfeb en later SEOR meet citaties van
economen in Nederlandstalige tijdschriften. Intermediair is
inmiddels gestopt met de Economentop op basis van publicaties en heeft de fakkel (weer) overgedragen aan ESB. De cirkel
is weer rond. Met deze editie wordt dan ook het zilveren jubileum gevierd van de economentoppen!
Zijn er economen die zowel in de periode 1980-1981 en in
2005 in de lijstjes opduiken? Jawel. Jan Magnus, toen werkzaam
in het buitenland, prijkte in de eerste top-40 op stek 5 en Peter
Nijkamp (trouwe VU’er) op 16. Wijlen Henri Theil was toen
overigens de winnaar. In de Van Duijn-lijst (met op kop wijlen
Jan Tinbergen) stond Nijkamp op 2 en Magnus op 29.
De telmethode
Uitgegaan wordt van de bestanden van de Science Citation
Index (SCI) en de Social Science Citation Index (SSCI) uit het
databestand Web of Science van Thomson ISI.
Geteld worden ‘articles, letters, notes en reviews’ maar geen
‘book reviews, editorials, abstracts’ en congresverslagen. De
score van een artikel wordt gewogen voor het aantal auteurs en
de impactfactor van het tijdschrift.
De volgende formule wordt daarbij gebruikt:
Pi = w (auteur) × w (impact)
Pi = de score van artikel i
W (auteur) = het gewicht van de auteur volgt uit de breuk
2/(1 + aantal auteurs)
W (impact) = het gewicht van de publicatie, de ISI-impactÂ
factor 2003 van het tijdschrift
De zes grote economiefaculteiten (EUR, RuG, UM, UvA,
UvT, VU) leveren elk twintig namen aan en de kleinere faculÂ
teiten (RU, UU en WUR) elk vijf. Dit levert een groslijst op,
waaruit de top-40 resulteert.
Kandidaten moeten aan een Nederlandse universiteit zijn
gepromoveerd, of elders maar dan voor de helft werkzaam zijn
aan een Nederlandse universiteit. Sommige instellingen nomineren alleen voltijders, waardoor bijvoorbeeld hoogleraren met
een deeltijdaanstelling buiten de boot vallen.
ESB  16-12-2005
529
economentop
Tabel 1. Internationale publicatietop-40 1999-2003
plaats plaats naam
2005 2004
affiliatie
1
1
P. Nijkamp
NWO/VU
1946
70
26,78
2
18
R.S.J. Tol
Hamburg/VU
1969
17
26,52
3
–
Wedel
Michigan/RuG
1957
33
25,00
4
5
P. Rietveld
VU
1952
49
21,16
5
–
H.E. Nusse
RuG
1952
8
21,14
6
20
R.B.M. Huirne
WUR
1962
37
20,92
7
16
E.H. Bulte
UvT
1968
31
20,17
8
2
Ph.H. Franses
EUR
1963
49
19,90
9
13
A.A. Dijkhuizen
WUR
1953
36
18,96
10
10
F.G.M. Pieters
UvT
1955
20
18,38
11
22
C.H. Hommes
UvA
1960
6
17,61
12
3
P.P. Wakker
UM/UvA
1956
17
17,24
13
–
G.B. Dijksterhuis
WUR/RuG
1961
19
16,60
14
4
J.E.B.M. Steenkamp
UvT
1959
18
15,54
15
–
D. van Knippenberg
EUR
1966
15
15,52
16
21
J.M. Schumacher
UvT
1951
20
15,23
17
11
G.J. van den Berg
VU
1962
18
13,41
18
–
M. Papazoglou
UvT
1953
16
13,13
19
17
B.F. Heidergott
VU
1963
13
12,85
20
–
O. Janssen
RuG
1960
9
12,12
21
10
H. Bleichrodt
EUR
1965
14
12,00
22
–
J.C. van Ours
UvT
1954
21
11,94
23
–
J.C. Engwerda
UvT
1958
12
11,70
24
15
G.T. Post
EUR
1971
16
11,47
25
25
S.H. Tijs
UvT
1937
32
11,11
26
–
J.C.J.M. van den Bergh
VU
1965
24
10,85
27
–
J.P.J.M. Smits
RUN
1966
12
10,80
28
–
D.R. Wittink (overleden) Yale/RuG
1945
11
10,32
29
–
Y.H. Tan
VU
1958
12
10,24
30
–
A.G.J.M. Oude Lansink
WUR
1967
20
10,00
31
–
E.T. Verhoef
VU
1966
17
9,79
32
–
J. Hagedoorn
UM
1950
13
9,72
33
–
M.J. James
UvT
1949
14
9,14
34
12
J.P.C. Kleijnen
UvT
1940
18
9,06
35
–
A.H.O. van Soest
UvT
1958
14
8,79
36
–
H.W. Volberda
EUR
1964
13
8,77
37
40
J.W. Gunning
VU
1949
14
8,56
38
–
J.G. de Gooijer
UvA
1949
12
8,52
39
24
J.R. Magnus
UvT
1948
13
8,39
40
–
A. Lucas
VU
1969
11
8,00
Groot verloop
geboorte- aantal
jaar
publicaties
score
De publicatietop 2005 wordt gekenmerkt door een groot
verloop. Er verdwenen twintig economen uit de lijst van 2004,
waarvan drie uit de eerste tien. Logisch gevolg is dat de nieuwe
lijst twintig nieuwe namen bevat, waarvan twee rentrees in de
toptien. Deze oude bekenden zijn de marketeer Michel Wedel
en de wiskundig econome Helena Nusse.
Winnaar is de ruimtelijke econoom Peter Nijkamp, die
tevens directeur is van de NWO. Hij prijkt al jaren aan de top.
Door de verschuivende periode waarover wordt geteld, vallen
er ieder jaar de nodige publicaties af, maar Nijkamp weet er ook
ieder jaar weer – samen met zijn vele pupillen – pakweg een
dozijn toe te voegen. Met zeventig publicaties over de telÂperiode
530
ESB  16-12-2005
is hij verreweg de productiefste econoom van dit land. De oogst
deelt hij vaak met medeauteurs en ook de bladen wegen niet
altijd even zwaar. Zijn gemiddelde opbrengst (0,383 bij een
totaalscore van 26,78) is dan ook lager dan die van de andere
toppers (op de andere teamschrijver Stef Tijs na).
Milieueconoom Richard Tol, de runner up in zowel deze
top-40 als in de tipparade, is een uitstekende tweede, met een
score van 26,52 voor ‘slechts’ 17 publicaties, die dus per stuk
zwaar wegen. Voor volgend jaar kan deze jonge onderzoeker
(1969) een bedreiging vormen voor Nijkamp.
Rotterdam heeft met Daan van Knippenberg (RSM) en
Thierry Post (FEW) een paar sterke ijzers in het outputvuur.
Toch moet de EUR dit jaar een flinke veer laten, het aankoopbeleid (besliskundige Han Bleichrodt en econometrist Peter
Wakker) ten spijt. Beide ‘toppers’ kelderen in de lijst (respectievelijk van 10 naar 25 en van 3 naar 12). En de al jaren zichtbare
Rotterdamse econometrist Philip Hans Franses zakt van 2 naar
8, zodat de EUR als geheel de stevige tweede plaats in 2004 verliest aan een oprukkende VU (van 4 naar 2).
De UvA krijgt een flinke klap te verduren doordat nog maar
drie onderzoekers de Top 40 halen, terwijl er in de lijst van 2004
nog negen stonden. Jacob Goeree (besliskunde) viel weg uit
de eerste tien, Bleichrodt vertrok naar de EUR en ook Arnoud
Boot (financiering, rechtseconomie) viel af. De econometrist
Cars Hommes (vorig jaar nieuw op 22) is nu de beste UvAonderzoeker op 11 (met een superscore voor een topartikel
in 2002).
Landbouweconomen
Wageningen is relatief goed vertegenwoordigd, met
drie van de vijf aangeleverde onderzoekers in de top-40
(Huirne, Dijksterhuis en Oude Lansink). Maastricht – met
toch een prima reputatie in het OC&W-rapport ‘Kennis in
Kaart’ – blijft op het economische onderzoeksfront toch
enigszins teleurstellend achter. John Hagedoorn moet op
plaats 28 in deze hitlijst (naast Wakker met een gedeeltelijke
UM-affiliatie) de Limburgse eer hoog houden. Groningen
blijft redelijk stabiel en wist een oudgediende toch nog aan
zich te binden. De marketeer Wedel (die in Michigan vertoeft) komt binnen op drie. Met Helena Nusse (nieuw op 5)
levert het Noorden de enige dame in de outputelite. De
Radbouduniversiteit Nijmegen verwerft met VIDI-onderzoeker Jeroen Smits – specialist in kwantitatief vergelijkend
onderzoek – een klassering op.
Afvallers
Vorig jaar stond Harry Barkema (UvT) nog op plaats 6,
in 2005 is hij helemaal uit beeld. De Tilburgers verliezen ook
Jean-Francois Hennart. Zoals vorig jaar al gememoreerd, missen we ook in deze top enkele ‘oude bekenden’, die in hitlijsten
net voor en na de eeuwwisseling beeldbepalend waren, zoals
de Tilburgers Lans Bovenberg (Netspar), Eric van Damme
(TILEC) en Sylvester Eijffinger (REA), die blijkbaar hun publicatiedrift hebben verruild voor beleidsadviezen, opiniewerk en
het managen van hun onderzoeksinstituut. Van andere instellingen ontbreken nu onder anderen Arnoud Boot (UvA), Jacob
Goeree (UvA), Kees Koedijk (EUR, REA) en Coen Teulings
(UvA, REA). Laatstgenoemde staat overigens nog net wel in de
Tipparade. Rotterdam verliest onder meer Mike Wright (in 2004
op 9) en Rommert Dekker (was 14).
economentop
Tipparade
Kijken we alleen naar de productie van de wetenschappelijke
output in het laatste teljaar (2003), dan levert dat de Tipparade
2005 op. Deze belooft veel goeds voor volgende edities voor
Daan van Knippenberg (EUR), Richard Tol (Hamburg/VU) en
enkele UvT-ers (Pieters, Papazoglou, Romme, Engwerda).
De oudste econoom in de lijst, met 68 winters, is Stef Tijs
(UvT), gevolgd door Jack Kleijnen (UvT) en de inmiddels overleden Dick Wittink. Winnaar Peter Nijkamp is vijfde in dit rijtje.
De jongste met 34 lentes is Thierry Post (EUR).
Tabel 2. Internationale publicatie-tipparade 2003
Vorig jaar konden we weinig verassingen melden; deze keer
des te meer. De dynamiek in de toppenlijst is groot. De groep
economen zelf is in beweging en de nieuwe generatie publicatietoppers dient zich nu onmiskenbaar aan. De telmethodes
worden continu verbeterd. Voor suggesties en opmerkingen
houden CentER en de redactie zich aanbevolen. â–
Fieke van der Lecq
Literatuur
Duijn J.J. van (1981) De Nieuwe Nederlandse Economen Top-30. ESB,
18 november, 1143-1146.
Schuite, A.D.S. de (1980) De Top-40 van Nederlandse economen: Theil met
stop op één. ESB, 17 december, 1414-1415.
D. van Knippenberg
EUR
1966
4
7,22
2
R.S.J. Tol
Hamburg/VU
1969
3
5,67
3
F.G.M. Pieters
UvT
1955
5
5,18
4
G.J. van den Berg
VU
1962
3
5,07
5
M. Papazoglou
UvT
1953
6
4,79
6
A.G.L. Romme
UvT
1960
3
4,57
7
R.B.M. Huirne
WUR
1962
7
4,56
8
J.C. Engwerda
UvT
1958
3
4,55
9
P. Nijkamp
VU
1946
13
4,34
10
J.H. Abbring
VU
1970
2
4,23
11
J.C. van Ours
UvT
1954
5
4,19
12
M. Wedel
Michigan/RuG
1957
8
4,13
13
G.T. Post
EUR
1971
3
4,10
14
J.E.B.M. Steenkamp
UvT
1959
3
4,09
15
G.B. Dijksterhuis
WUR/RuG
1961
4
4,07
16
Ph.H. Franses
EUR
1963
11
3,74
17
S.H. Tijs
UvT
1937
10
3,61
18
A.G.J.M. Oude Lansink
WUR
1967
7
3,61
19
J.G. de Gooijer
UvA
1949
4
3,46
20
J.P.J.M. Smits
RUN
1966
4
3,43
21
H. Bleichrodt
EUR
1965
4
3,33
22
H.E. Nusse
RuG
1952
3
3,30
23
E.H. Bulte
UvT
1968
5
2,80
24
G.S. van der Vegt
RuG
1968
2
2,77
25
A. Lucas
VU
1969
1
2,75
26
J.M. Schumacher
UvT
1951
4
2,64
P.P. Wakker
UM/UvAa
1956
2
2,62
J. Hagedoorn
UM
1950
3
2,58
29
E. Sterken
RuG
1945
2
2,50
30
P. Rietveld
VU
1952
6
2,50
31
H. Weigand
UvT
1959
6
2,50
32
D.R. Wittink (overleden)
Yale/RuG
1945
2
2,43
33
O. Janssen
RuG
1960
2
2,41
34
F.O.O. Wagener
UvA
1970
3
2,30
35
E.R. van Dam
UvT
1968
5
2,26
36
A.M. Sorge
RuG
1961
2
2,17
37
Slot
1
28
Opvallend is dat de totale productie van de Nederlandse
economen de laatste jaren lijkt te zijn gekelderd. In 2003 haalden de gezamenlijke instellingen een score van 387,65. In 2004
daalde die tot 333,23 en dit jaar gaat er nog eens 81,91 af. Het
verschil tussen EUR en UvT (de cumulatieve nummer 1 met
een score van 52,18) en tussen EUR en VU (totale score 40,49)
is relatief groter geworden. Maastricht en Utrecht zijn de enige
die een – overigens bescheiden – winst weten te boeken. Over
het geheel genomen is de gemiddelde individuele score met zo’n
twee punten gedaald (81,91 gedeeld door 40). Dat komt vooral
doordat de gemiddelde impactfactor van de tijdschriften tussen
2000 en 2003 in ‘waarde’ is gedaald.
De deeltijdaanstellingen van Peter Nijkamp (0,2 VU),
Richard Tol (0,1 VU) en Michel Wedel (0,0 RuG) zijn te klein
om hen in te zetten voor de Institutentop. In deze lijst wordt
namelijk rekening gehouden met de omvang van de aanstelling
(vte). Andere medewerkers leveren meer punten op voor de
betreffende instelling.
affiliatie
27
Institutentop
plaats naam
2005
geboorteaantal
score
jaar
publicaties
C.N. Teulings
UvA
1958
2
2,16
38
J.C.J.M. van den Bergh
VU
1965
5
2,14
39
P.M. Kort
UvT
1961
5
2,06
40
M.P. Pradhan
VU
1965
3
1,97
a Peter Wakker is per 1 juli 2005 tevens verbonden aan de EUR.
Tabel 3. Institutentop 2005
positie
instituuta
score
score
2005
2005 (2004)
2004
2004 – 2005
2003
1 (1)
Universiteit van Tilburg
52,18
64,29
-12,11
76,8
2 (4)
Vrije Universiteit
40,49
51,46
-10,97
55,78
3 (2)
Erasmus Universiteit Rotterdam
38,28
54,44
-16,16
58,16
4 (3)
Universiteit van Amsterdam
33,88
52,19
-18,31
54,97
5 (6)
Rijksuniversiteit Groningen
29,11
31,16
-2,05
42,35
6 (5)
Wageningen Universiteit en Researchcentrum
20,63
35,30
-14,67
40,39
7 (8)
Universiteit Maastricht
20,37
19,58
0,79
31,53
8 (7)
Radbouduniversiteit Nijmegen
10,34
19,72
-9,38
19,24
9 (10)
Universiteit Utrecht
6,04
5,09
0,95
8,43
251,32
333,23
-83,49
387,65
totaal
a gecorrigeerd voor aantallen vte’s
ESB  16-12-2005
531