In het kort
Net zoals het bij bedrijven niet alleen om de aandeelhouderswaarde gaat, gaat het bij de overheid niet alleen om de economische groei in termen van het bruto binnenlands product. Dit besef heeft de afgelopen jaren het politieke en maatschappelijke debat veranderd, en de Monitor Brede Welvaart heeft daaraan een belangrijke bijdrage geleverd.
Maar het proces om tot dat besef te komen was taai. Dat begint al met de vele vragen die er opdoemen bij de vaststelling van de indicatoren die we belangrijk vinden. Wat is brede welvaart? Hoe meten we wat we op korte termijn willen als het gaat om gezondheid, welzijn en duurzaamheid? Welke relatie is er tussen de verschillende indicatoren die hier iets over zeggen? Hoe wegen we de korte termijn tegenover de langere termijn, en welk gewicht kennen we toe aan de gevolgen voor andere landen? Want dat is waar de Monitor Brede Welvaart over gaat – de welvaart nu en in de toekomst, hier en elders in de wereld.
Toch worden er hiertoe stappen gezet. De bijdragen van onze planbureaus en het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn belangrijk, net als het werk dat op universiteiten en bij bedrijven wordt gedaan.
Maar naast de statistische vragen doemen er ook politiek-bestuurlijke vragen op. Zo hechten wij in het parlement veel belang aan de nieuwe Comptabiliteitswet. Artikel 3.1 van die wet geeft de regering de opdracht om bij ieder voorstel, bij iedere wet aan te geven wat het doel is van het beleid, wat de doelmatigheid ervan is en de doeltreffendheid. Dat is een belangrijke wet, want de overheid is er niet goed in om het doel te definiëren, en al helemaal niet goed in het bedenken van wat een doelmatige en doeltreffende manier zou zijn om die doelen te bereiken.
Die vragen en toelichtingen zijn saai, en daarmee is het lastig scoren. Vaak leren regering en Kamers maar weinig. Nadat er schande is geroepen en een schuldige is aangewezen, gaat het debat al heel snel over nieuw beleid, over nieuwe maatregelen – zonder dat we weten wat werkt en welke instrumenten effectief zijn. Terwijl leren wel nodig is. We moeten leren van het verleden om de vraag te kunnen beantwoorden hoe we de doelen doelgericht en trefzeker kunnen realiseren.
Dit alles vergt grote ambtelijke inzet – door ministeries bij de voorbereiding en uitvoering van wetten en taken, maar ook bij de evaluatie ervan. Om beleid te evalueren, heeft Nederland een uitgebreide infrastructuur met planbureaus en adviesraden, de Algemene Rekenkamer en beleidsdoorlichtingen. Ook is daarom vorig jaar de operatie Inzicht in kwaliteit gestart (MinFin, 2018).
De inrichting van de begroting is daarbij een goed voorbeeld. In de verplichtingen/kas-systematiek van de rijksbegroting kijken we eigenlijk alleen maar naar de uitgaven in het lopende begrotingsjaar. Niet naar de kosten over de gehele levensduur of de afschrijvingstermijn. Bruggen, onderzeeërs of gebouwen die goedkoop in de aanschaf maar duur in het onderhoud zijn, worden daardoor erg aantrekkelijk. Goedkoop is duurkoop.
Dit versterkt de kortetermijnfocus van de politiek. Wellicht moet dus de inrichting van de begroting anders. Met een baten-lastenstelsel krijgen we beter zicht op wat de uitgaven en investeringen van de overheid betekenen op langere termijn. Ook op wat de waarde is van ons nationale kapitaal. En daarmee krijgen we, bij de kapitaalbenadering van de Monitor Brede Welvaart, een betere aansluiting op de doelen die we willen bereiken.
Dit klinkt allemaal taai en saai en ambtelijk – maar het gaat hierbij wel om de kern en de kwaliteit van onze democratie. Wat vragen we als samenleving van de politiek? Hoeveel belastinggeld mag dat kosten? En hoe kunnen we ervoor zorgen dat wat we beloven ook gerealiseerd wordt?
Literatuur
MinFin (2018) Operatie inzicht in kwaliteit. Kamerbrief, kenmerk 2018-0000111694. Ministerie van Financiën.
Auteurs
Categorieën