Suwi
Aute ur(s ):
Keuzenkamp, H.A.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4198, pagina 261, 9 april 1999 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
sociale, zekerheid
De kabinetsplannen voor de nieuwe Structuur uitvoering werk en inkomen (Suwi) zijn met weinig enthousiasme ontvangen. Volgens
de Volkskrant van 24 maart is zo’n beetje iedereen tegen: een grote meerderheid van de Tweede Kamer, de vakbeweging, werkgevers,
gemeenten, uitvoeringsinstellingen (uvi’s) en, niet te vergeten, wetenschappers.
De vakbeweging klaagt dat ze te weinig invloed krijgt in het Landelijk Instituut voor Werk en Inkomen, LIWI, dat de ruim tweehonderd
Centra voor Werk en Inkomen gaat coördineren. De dertien bestuurszetels worden verdeeld over werkgevers, werknemers, gemeenten en
kroonleden, plus een onafhankelijke voorzitter. “We krijgen kilo’s verantwoordelijkheid voor een ons zeggenschap”, verklaarde een FNV
woordvoerder. Een werkgeverswoordvoerder klaagde dat de overheid teveel macht houdt, doordat WAO-keuringen niet aan de uvi’s
worden toebedeeld. Gemeenten zijn tegen omdat ze het voor het zeggen wilden hebben in de CWI’s en hun zin niet krijgen. SFB, een van
de huidige uvi’s, liet weten dat de aangekondigde privatisering via een veiling van haar aandelen door de staat gelijkstaat met een
vijandige overname. Wetenschapper Romke van der Veen, deskundige op het gebied van de uitvoeringsbureaucratie, noemde het
kabinetsplan in een interview op 27 maart in de Volkskrant “een klinkklare ramp” en “een bestuurlijke gedrocht”. Arbeideconoom Coen
Teulings, in het Vlugschrift van de PvdA van diezelfde dag, vond het instellen van de Centra voor Werk en Inkomen “verspilde energie”.
Ook mijn verwachtingen waren eerlijk gezegd niet hoog gespannen. Maar dat blijkt ten onrechte: Klaas de Vries en Hans Hoogervorst
hebben beter werk afgeleverd dan de vele negatieve reacties suggereren. Het doel van de hele operatie, het verbeteren van de
klantgerichtheid, effectiviteit en efficiëntie van de sociale zekerheid (met name WW, WAO en bijstand), komt wel degelijk dichterbij met
de SUWI.
Wie recht meent te hebben op een uitkering meldt zich vanaf 2001 aan bij een Centrum voor Werk en Inkomen, dat de intake verzorgt, de
uitkering bepaalt (of laat bepalen) en vervolgens afspraken maakt met arbeidsbemiddelaars, gemeenten of uitvoeringsinstellingen over
eventuele reintegratie. Het interessante van de kabinetsplannen is niet zozeer dat er nu ‘één loket’ gaat komen – cliënten zullen immers al
snel uitwaaieren over verschillende balies van het CWI en te maken krijgen met andere instellingen zodra het om reintegratie gaat. Van
groter belang is dat er een duidelijker regie komt, waarbij de uitvoering van begin tot einde is doordesemd van prikkels voor de
verschillende spelers in de sociale zekerheid.
In de sfeer van werkloosheid wordt reintegratie bijna volledig aan de markt overgelaten. De betreffende activiteiten van
Arbeidsvoorziening worden geprivatiseerd, er moet om opdrachten van het CWI geconcurreerd worden met andere instellingen die
verstand hebben van het begeleiden van mensen naar de arbeidsmarkt. De beloning voor een succesvolle reintegratie hangt af van de
afstand van de cliënt tot de arbeidsmarkt: gemakkelijk bemiddelbare zoekers leveren minder op dan moeilijke gevallen.
Bij de arbeidsongeschiktheid valt op dat het LISV wordt opgeheven. Marktwerking gaat nu eenmaal niet samen met een centrale planner
die als enige opdrachtgever voor alle sectoren de contracten voor uitvoering van sociale verzekeringen moet afsluiten. Het decentrale
opdrachtgeverschap wordt bipartiet gemaakt. Werknemers krijgen hierdoor invloed op de keuze van de uvi. Dat is veel belangrijker dan
een zetel meer of minder in het LIWI, zolang dat LIWI zich niet als een nieuwe centrale planner gaat gedragen. De klacht van de FNV
woordvoerder is in dit licht bezien dus misplaatst.
Voor de nieuwe keuzevrijheid zijn wel concurrerende uvi’s nodig. Dat is het volgende positieve punt uit de kabinetsnotitie: de drempels
tot toetreding van de uitvoeringsmarkt worden verlaagd, het oprichten van een uvi wordt aantrekkelijk gemaakt en met de NMA wordt
bezien of GAK opgesplitst moet worden. De met publiek geld ontwikkelde softwaresystemen voor registratie van cliënten komen ter
beschikking aan nieuwe toetreders, het gegevensbeheer wordt gestandaardiseerd om overstappen te vergemakkelijkende. De winst van
een uvi mag vrij worden aangewend, er mag meer met derden worden samengewerkt. De splitsing tussen de publieke en private poot van
een uvi komt te vervallen, maar persoonsgebonden gegevens mogen niet onbeperkt voor commerciële exploitatie worden aangewend. Ze
mogen bijvoorbeeld niet gebruikt worden voor het beoordelen van een aanvraag voor een levensverzekering, tenzij de betrokkene
toestemming heeft gegeven. Hiervoor is specifieke wetgeving aangekondigd. Tot slot blijft de WAO-keuring een publieke taak, maar
deze wordt door CWI-functionarissen bij de uvi uitgevoerd (het ‘loodsmodel’). De dossieroverdracht is zo beperkt.
Het is kortom een en al prikkel wat de klok slaat. Is er dan niets te mekkeren? Natuurlijk wel. De operatie kost bijvoorbeeld meer tijd dan
voorzien, de privatisering van de uvi’s is daardoor een jaar uitgesteld. Dat is echter te overzien. Een serieuzer probleem is het toezicht op
de uvi’s. Dat wordt een rommeltje als ze deel gaan uitmaken van een conglomeraat (een bankverzekeraar): verantwoordelijkheden van
verschillende toezichthouders en ministeries lopen door elkaar, transparantie is gebrekkig. Goede marktwerking kan niet zonder goed
toezicht. Het kabinet ziet dit wel, maar neemt hier een te afwachtende houding aan.
Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)