Ga direct naar de content

Suriname

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 30 1980

/ Suriname
Steeds meer mensen uit Suriname
komen naar Nederland. Kennelijk is
de onafhankelijkheid geen onverkort
succes. Als de bevolking uit een land
wegtrekt, is dat een teken dat het
niet floreert.
Het is niet eenvoudig om een inzicht
in de Surinaamse problemen te krijgen.
D dekolonisatie is nog te vers om were
kelijk afstand te kunnen nemen en om te
wegen en te beoordelen. Toch is het
bitter nodig om althans te proberen
enige helderheid te scheppen, omdat
alleen op basis daarvan bijstelling van
beleid kan plaatsvinden. Welnu, de huidige situatie lijkt veroorzaakt te zijn
door ten minste zes factoren.
Ten eerste heeft Nederland nagelaten
tijdens de koloniale periode in Suriname
een evenwichtige en produktieve economie op te bouwen. Na het vervallen van
de plantages bleef er weinig over dan een
patronagesysteem rond bauxietroyalties,
importhandel en hulpgelden. Alle derdewereldethiek en ontwikkelaarspretenties
ten spijt vergat Nederland de derde
wereld dicht bij huis.
Ten tweede is er nooit gepoogd om
van de Surinamers Surinamers te
maken. De halfbakken dekolonisatie die
Suriname in 1954 onderging met de totstandkoming van het Koninkrijksstatuut gaf de inwoners geen Surinaamse
nationaliteit, maar de Nederlandse met
paspoort en al. Dat was een beleid tegen
het getij van de geschiedenis in.
Ten derde is Suriname niet onafhankelijk geworden op het moment dat het
zelf vond dat het daaraan toe was.
Nee, de beslissing werd in feite genomen
op het congres van de PvdA dat het verkiezingsprogramma voor 1973 formuleerde. Het daarna vaststellen van de
exacte datum door de Surinaamse regering redde het Surinaamse gezicht, maar
was historisch gezien bijzaak.
Ten vierde is Suriname bij de onafhankelijkheid geen hulp gegeven voor
bepaalde activiteiten of projecten, maar
werd een naar internationale maten zeer
groot bedrag zonder duidelijke bestemming beschikbaar gesteld. Zo’n massa
onbestemd geld werkt corrumperend en
heeft sinds de onafhankelijkheid tot
eindeloos geruzie tussen Nederland en
Suriname geleid over de besteding.
Aan Surinaamse zijde ontstond concurrentie tussen de verschillende departementen om zo snel mogelijk zo veel
mogelijk geld voor zich te reserveren. Er
ontstond een allocatie-koorts, waarbij
de aandacht voor de uitvoering van de
projecten naar de achtergrond verdween. Aan Nederlandse kant werd -in
tegenstelling tot hetgeen voorafgaand
aan de onafhankelijkheid in het voorESB 30-1-1980

uitzicht was gesteld – getracht tot in
detail mede te beslissen over de besteding
van de hulpgelden.
Ten vijfde heeft Nederland nagelaten
bij de aanwending van de hulpgelden
Surinaamse participatie te bedingen in
de vorm van medebetaling van de uit te
voeren projecten en adequate interne
beleidsmaatregelen. Daardoor heeft Suriname geen eigen verantwoordelijkheid
gekregen voor zijn eigen ontwikkeling.
Ten zesde werd bij de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 nagelaten om
helder en duidelijk een scheiding tussen
Nederlandse en Surinaamse nationaliteit
aan te brengen. Er werd een soort grijze
zone van vijf jaar ingesteld, waarin in
feite iedere Surinamer alsnog naar Nederland kon komen.
Dit alles heeft tot de situatie geleid
zoals die nu is. Onlangs hebben eerste
bijstellingen van het beleid plaatsgevonden. Zo zijn afspraken gemaakt tussen de Surinaamse minister Cambridge
en minister De Koning waardoor alle
nog niet gecommitteerde hulpgelden zijn
verdeeld over de verschillende sectoren.
Ook zijn afspraken gemaakt over de financiering van het West-Surinameproject. O p deze wijze zal er een einde
komen aan het tot nu toe gevolgde
systeem van goedkeuring per project, zonder adequate samenhang en
zonder inzicht in de gevolgen voor de
totale verdeling van de hulpgelden.
In de komende tijd zal het erom gaan
de uitvoering van de projecten te versnellen. Daarom is Surinaamse inspanning nodig zowel qua medefinanciering
als interne sociaaleconomische maatregelen. Zonder die maatregelen zal het
niet mogelijk zijn de ontwikkeling succesvol te laten verlopen.
Intussen blijven de Surinamers komen. In een interview met Aad Wagenaar heeft een anonieme Surinamer
bondig en bloemrijk de toestand als volgt
gekarakteriseerd 1):
,,Kijkw, zegt de man, ,,waar het Surinamer aan ontbreekt zijn ,,rootsw- hij

is in dit land niet geworteld! Hij is hier
eeuwen geleden uit Afrika naar toe gesleurd, later hebben jullie Hollanders
ons in India geronseld en o p Java, de
Chinezen zijn vanzelf wel gekomen en de
Indianen heb je weggejaagd. Heb je er
één volk van gemaakt? Nee! Ook niet
toen in 1869 de slavernij werd afgeschaft – je was het láátste land trouwens, dat dit deed! – en Óók niet indeze
eeuw toen je een beetje fatsoen begon te
krijgen. En Óók niet toen je ons door het
Statuut een beetje zelfstandigheid had
gegeven.
J e hebt nooit gewild dat er een
Surinamer ging bestaan; je hebt ons opgevoed met Nederland, Nederland, Nederland! Hoe kan je nou gaan wortelen
als ze je maar gaan blijven zeggen dat het
over de zee is, waar je baas woont? Dan
ga je steeds naar dáár zitten staren,
op je hurken en je kont kan zo niet in de
aarde kruipen om vast te maken. Zo is
het, man!
En toen gingen jullie van ons af willen. Net als jullie ons in 1945 wilden
vásthouden, want je was je mooie OostIndië kwijt en voor je status in de wereld
moest je toch nog iéts van een rijksdeel
overzee hebben! J e wilde meetellen
onder de mogendheden. Maar twintig
jaar later raakte je wéér in de war over
je status als mogendheid, want in Afrika
en Azië raakten allerlei kolonies van
Engeland en Frankrijk onafhankelijk en
het leek er op dat jij straks als enige
land ter wereld met dat Suriname nog
ten koloniale mogendheid zou zijn! Dat
kán toch niet voor jouw gezicht, mi
bakra 2). Mi geliefde bakra, want ik
houd van je! Dat kán toch niet voorjouw
gezicht, joe Joop den Uyl, joe Jantje
Pronk! En dan heb je ons weggeschopt
met schamele drie miljard. Ga je wortels
zoeken, was je laatste boodschap. Te laat
man!”
,,En daarom blijven ze naar Nederland gaan komen”.

I) A. Wagenaar, Je laatste boodschap kwam
:e laat, mi bakra, Haagsche Courant, 27 oktober 1979.
2) Nederlander.

Auteur