Stemvee
Aute ur(s ):
Sijm, S, (auteur)
De auteur is econoom. (auteur)
ssi@b hh.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4372, pagina 610, 23 augustus 2002 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
stemgedrag
Vlak na het begin van de Eerste Wereldoorlog, toen de Verenigde Staten nog neutraal waren, probeerde een Britse officier in Boston
soldaten te rekruteren voor het Britse leger. Toen hij burgemeester J.M. Curley om toestemming vroeg, antwoordde die “Go ahead
colonel. Take every damn one of them.” Deze uitspraak is tekenend voor de vijandigheid van Curley tegenover de sociale klasse in
zijn stad die niet tot zijn achterban behoorde. Boston kende in die tijd grofweg twee klassen: de arme, Ierse immigranten die op
Curley stemden en de rijke Engelse immigranten die op hun eigen partij stemden. Dat Curley het tijdens zijn ambtstermijnen deed
voorkomen alsof hij zich om de armen bekommerde, zal niemand verbazen. Dat de armoede onder de Ierse immigrantenfamilies in
realiteit toenam terwijl zijn populariteit niet afnam, wel.
Curley legde de nadruk op het financieel beschadigen van de kiezers die niet tot zijn achterban behoorden. Hij verhoogde de
belastingen voor de (Engelse) rijken en dirigeerde de opbrengsten naar publieke voorzieningen in Ierse wijken of naar Ierse
organisaties in de vorm van donaties. De effecten van dit beleid zijn niet met zekerheid te bepalen. Een veeg teken is evenwel dat de
bevolking van Boston tussen 1910 en 1950 met slechts 19,5 procent groeide, terwijl de groei in de Verenigde Staten als geheel 63,9
procent bedroeg. Veel Engelse rijken verlieten de stad, terwijl het aantal Ieren slechts licht groeide. Daarnaast waren de meeste Ierse
families in 1950 armer dan in 1914. De populariteit van Curley onder zijn Ierse achterban was kennelijk niet gebaseerd op zijn
duurzame bijdrage aan hun welvaart.
Edward L. Glaeser en Andrei Shleifer hebben aan de hand van deze en enkele andere geschiedenissen een model geformuleerd waarmee
ze een verklaring geven voor de populariteit van dergelijke politici 1. Het Curley-effect, zoals de auteurs het noemen, wordt gedefinieerd
als het vormen van het electoraat door de sociale emigratie van de eigen achterban te voorkomen, de sociale migratie naar de klasse van
de eigen achterban te stimuleren en de geografische emigratie van de achterban van opponenten te stimuleren. Het model heeft als
veronderstellingen dat er een democratie is, dat elke kiezer een even zware stem heeft, dat de achterban van diegenen wier voorman niet
regeert kunnen emigreren en dat de kiezer stemt op zijn eigen voorman.
De voorman bevoordeelt de eigen achterban met lage belastingen en hoge overheidsuitgaven, bijvoorbeeld door donaties of
bouwprojecten in de eigen wijk. De overige kiezers betalen juist meer belasting en ontvangen minder steun. Op langere termijn slaat het
initiële voordeel voor de eigen achterban om in een nadeel. De herverdeling leidt namelijk tot een inefficiënte aanwending van
productiefactoren. Kapitaal en arbeid worden daardoor ingezet op plaatsen waar hun opbrengst lager is. Daarnaast emigreren diegenen
die niet tot de eigen achterban behoren naar een andere politieke eenheid, bijvoorbeeld een andere gemeente. Met deze emigranten
verdwijnt kapitaal en specifieke kennis, waardoor de omvang van de productiefactoren daalt en de welvaart nog meer afneemt.
Een achterban met een kortetermijnhorizon oftewel een hoge discontovoet (traditioneel de lagere sociale klassen) is het gevoeligst voor
het Curley-effect. Voor deze achterban weegt eventueel nadeel op de lange termijn nauwelijks mee bij het bepalen van het stemgedrag. In
termen van de welvaartstheorie leidt dit tot de implementatie van het rechtvaardigheidsprincipe van Rawls: als iemand een samenleving
in mag richten waarbij onbekend is welke positie diegene zelf gaat innemen, diegene het minimuminkomen uit voorzorg zal maximaliseren.
Hebben burgers een lagere discontovoet, dan zal de autoriteit eerder streven naar Pareto-optimaliteit, waarbij niemand zijn welvaart kan
verbeteren zonder de welvaart van een ander te verminderen. De groep van lagere sociale klassen is in veel landen evenwel groter dan de
groep beter bedeelden.
Een hedendaags voorbeeld van het Curley-effect is, aldus de auteurs, president Robert Mugabe van Zimbabwe. Hij is reeds enkele
decennia president, ondanks de verarming van het land onder zijn bewind. In 2000 versloeg de oppositiebeweging mdc Mugabe in een
referendum. Mugabe startte vervolgens een campagne om de armoede van zijn aanhangers te bestrijden door het land van rijke blanke
boeren terug te geven aan het Zimbabwaanse volk. Zijn aanhangers hebben echter nauwelijks geprofiteerd van de onteigeningen. Veel
blanke boeren zijn met hun geld en kennis geëmigreerd of zullen dat nog gaan doen. De onteigende landgoederen worden door het lage
opleidingsniveau van hun beheerders uitgeput zonder dat er nieuwe gronden worden gecultiveerd.
Moeten we in Nederland ook bang zijn voor dergelijke volksmennerij nu het kabinet beoogt de burgemeester te laten kiezen,
waarschijnlijk door de gemeenteraad? Nee, in een land van coalities is dat veel moeilijker. De burgemeester kan zijn herverkiezing het
beste veilig stellen door op te komen voor de belangen van alle partijen. Huidige oppositiepartijen kunnen na de volgende verkiezingen
immers onderdeel zijn van de coalitie
1 E.L. Glaeser en A. Shleifer, The Curley effect, NBER working paper 8942, http://www.nber.org/papers/w8942 .
Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)