Ga direct naar de content

Stemmachines beïnvloeden verkiezingsuitkomst niet

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 19 2007

binnenland

Stemmachines beïnvloeden
verkiezingsuitkomst niet
Gezien alle ophef is het verbazend dat de invloed van
stemmachines op de uitkomsten van verkiezingen nooit
systematisch is onderzocht. Gebeurt dat wel, dan blijkt dat
er nauwelijks enig effect is.

Een andere conclusie met beleidsrelevantie is dat de
verkiezingsopkomst duidelijk afhangt van het gemak
waarmee stembureaus bereikbaar zijn.
Voor zover bekend is het enige eerdere onderzoek in
Nederland dat van Ter Weel (2006). Hij vergelijkt
de verandering in de opkomst en de uitkomst bij
de verkiezingen voor de Tweede Kamer in de 35
gemeenten waarvan de stemcomputer in 2006 was
afgekeurd met die in andere gemeenten. De uitkomst is dat er geen significante verschillen bestaan.
Het huidige onderzoek is breder. Het richt zich op
de gevolgen van veranderingen in de stemmethode:
zowel de invoering van stemmachines als de afschaffing hiervan. Alle verkiezingen voor de Tweede
Kamer en voor gemeenteraden in de periode 1994–
2006 worden onderzocht. Bovendien wordt gebruik
gemaakt van demografische controlevariabelen, en
van controlevariabelen die betrekking hebben op het
verkiezingsproces.

D

e stemmachine ligt onder vuur. Nadat een
actiegroep aantoonde dat stemmachines
slecht zijn beveiligd, moesten diverse gemeenten bij de Tweede Kamerverkiezingen
van 2006 al teruggrijpen naar het rode potlood. En
in reactie op het rapport van de Adviescommissie
inrichting verkiezingsproces kondigde de staatssecretaris kortgeleden aan dat de bestaande machines
niet meer zullen worden gebruikt.
Het is opvallend dat de introductie en het weer
schielijk afschaffen van stemmachines in Nederland
– en daarbuiten – nooit is vergezeld van een systematisch onderzoek naar de eventuele effecten van de
gebruikte apparatuur op de verkiezingsuitkomsten.
Los van de betrouwbaarheid van specifieke apparaten
zou bijvoorbeeld de opkomst kunnen worden beïnvloed. Immers, wellicht laten bepaalde bevolkingsgroepen (ouderen?) zich door vermeend ingewikkelde
machines eerder afschrikken dan andere. De vraag
naar de betrouwbaarheid van de tot nu toe gebruikte
stemmachines wordt hier buiten beschouwing gelaten. In plaats daarvan worden de feitelijke gevolgen
onderzocht van de invoering van deze apparatuur
op de opkomst, de uitslag en het aandeel ongeldige
of blanco stemmen. De uitkomsten zijn gegeven de
huidige opwinding over het gebruik van stemmachines
opmerkelijk. Er is namelijk nauwelijks enig effect.

Hoe stemt Nederland?
In Nederland zijn gemeenten verantwoordelijk voor
het stemproces. Zij bepalen of met het potlood
wordt gestemd of met een stemmachine. In de laatste decennia zijn bijna overal stemmachines ingevoerd (tabel 1). De datum waarop wordt gestemd is
ook bij gemeenteraadsverkiezingen landelijk uniform,
behalve bij herindelingsgemeenten. Die zijn buiten
het onderzoek gebleven. Het onderzoek bestrijkt
alle 319 gemeenten die in dezelfde vorm bestonden
gedurende de onderzoeksperiode. Hier woont twee
derde van alle kiesgerechtigden. Voor de gemeenteraadsverkiezingen konden slechts 288 gemeenten

tabel 1

Het gebruik van stemmachines in Nederland

Gemeenteraadsverkiezingen ­­
(288 gemeenten)
Aandeel
s
­ temmachines

MAARTEN ALLERS
EN PETER KOOREMAN
Medewerker COELO
en Rijksuniversiteit
G
­ roningen, en hoogleraar
Universiteit van Tilburg

628

ESB

Aandeel introductie
stemmachines
Aandeel dat terugvalt op potlood
Aantal stembureaus
per 1000 kies­
gerechtigden
Aandeel met stemmen in willekeurig
stemlokaal

19 oktober 2007

Verkiezingen voor de Tweede Kamer
(
­ 319 gemeenten)

1994
0,361

1998
0,722

2002
0,917

2006
0,962

1994
0,373

1998
0,734

2002
0,922

2003
0,937

2006
0,937

0,188

0,354

0,184

0,017

0

0

0

0,016

0,031

0

0

0

0

0

0

0,034

0,805

0,774

0

0,549

0
0,897

0

0
0,832

0

0,907

0

0,841

0

0,811

0

0,804

0

0,781

0,621

worden onderzocht. Dat komt doordat gemeenten die
in 2007 werden heringedeeld in 2006 geen verkiezingen hielden, en doordat gemeenten die in 1993
werden heringedeeld in 1994 geen verkiezingen
hielden.
Elke gemeente is gevraagd of, en zo ja, wanneer
stemmachines werden gebruikt bij de gemeenteraads- en de Tweede Kamerverkiezingen in de
periode 1990–2006. Gegevens over verkiezingsuitslagen en het aantal stembureaus zijn afkomstig van
het CBS, net als de gebruikte demografische controlevariabelen. Gegevens over het aantal stembureaus
in 2006 zijn door de onderzoekers zelf verzameld.
Voor gemeenteraads- en Tweede Kamerverkiezingen
worden afzonderlijke regressievergelijkingen geschat.
Voor beide typen verkiezingen worden drie aspecten
van de verkiezingsuitslag geanalyseerd: de opkomst,
het aandeel van linkse partijen, en het aandeel
blanco of ongeldige stemmen. Elke schatting bevat
drie soorten verklarende variabelen. De eerste soort
betreft het stemproces. Er wordt een dummy opgenomen voor het gebruik van stemmachines en een
voor de introductie van stemmachines. Door een
dummy op te nemen voor de introductie van stemmachines kan worden nagegaan of een eventueel
effect tijdelijk of permanent is. Immers, de eerste
keer dat stemmachines worden gebruikt gaat vaak
gepaard met de nodige publiciteit en met een gemeentelijke voorlichtingscampagne. Bovendien is het
mogelijk dat sommigen zich de eerste keer nog laten
afschrikken door een stemmachine, maar dat bij latere verkiezingen gewenning optreedt. De (tijdelijke)
effecten daarvan moeten worden onderscheiden van
het permanente effect van de stemmethode zelf.
Er wordt ook een dummy opgenomen voor gemeenten waar burgers bij een stembureau naar keuze
konden stemmen (Stemmen in een willekeurig
stembureau). Deze optie bestond, als experiment,
voor het eerst bij de gemeenteraadsverkiezingen
van 2006. Ruim de helft van de gemeenten deed
hieraan mee. Verder wordt rekening gehouden met
het aantal stembureaus. Omdat stemmachines
duur zijn, verminderden gemeenten vaak het aantal
stembureaus op het moment dat ze stemmachines
aanschaften. Daardoor moeten kiezers gemiddeld
een grotere afstand afleggen naar een stembureau
dat gemiddeld drukker is. Dat kan de opkomst (en
daardoor ook de uitkomst) beïnvloeden.
De tweede soort verklarende variabelen betreft
demografische kenmerken van gemeenten (aandeel
vrouwen, personen tussen achttien en dertig jaar,
65-plussers, gescheidenen, alleenstaanden en de
bevolkingsdichtheid). Ten slotte nemen we jaardummies en gemeentespecifieke vaste effecten op.
Hiermee controleren wij voor gemeentelijke kenmerken die in de loop van de tijd niet veranderen, en
voor landelijke trends in kiezersgedrag. We vergelijken dus niet de situatie in gemeenten met en zonder
stemmachines. We vergelijken de veranderingen
in gemeenten die stemmachines invoeren met de
veranderingen in gemeenten die dat niet doen. De

tabel 2

Stemtechniek en verkiezingsopkomst

Tweede Kamer

Gemeenteraad

1

2

3

4

5

6

Stemmachine

1,45
(2,1)

1,96
(3,5)

1,50
(2,8)

–0,17
(–0,6)

–0,23
(–0,9)

–0,43
(–1,7)

Verandering
s
­ temtechniek

0,52
(1,2)

Aantal stembureaus per
1000 ­ iesgerechtigden
k

5,23
(3,9)

5,48
(4,0)

Stemmen in willekeurig
stemlokaal

1,33
(2,6)

1,34
(2,6)

1,43
(3,2)
2,28
(3,1)
1,27
(2,4)

2,29
(3,1)

1,11
(5,0)

1,25
(5,2)

1,25
(5,2)

Afhankelijke variabele: verkiezingsopkomst (uitgebrachte stemmen als percentage van aantal kiesgerechtigden).
Robuuste t-waarden tussen haakjes. Een effect is significant als de t-waarde in de tabel groter is dan 2 of kleiner dan –2. De kans dat het effect nul is, is dan verwaarloosbaar. Alle schattingen bevatten vaste effecten op
gemeenteniveau, jaardummies en andere controlevariabelen (zie tekst).

regressies zijn uitgevoerd met de methode van de gewogen kleinste kwadraten,
waarbij de aantallen kiesgerechtigden in 1998 als gewichten zijn gebruikt.

Effecten stemmachines
Bij verkiezingen met stemmachines ligt de opkomst gemiddeld lager dan bij
verkiezingen met potlood en papier. Maar dat zegt niets over de causaliteit. Er
spelen immers ook andere factoren mee. Tabel 2 laat zien dat het gebruik van
stemmachines een significant positief effect heeft op de opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen. Meteen na invoering ligt de opkomst twee procentpunt hoger
dan bij de voorgaande gemeenteraadsverkiezingen. Een deel van dit effect is
echter tijdelijk. De permanente verhoging van de opkomst bedraagt anderhalf
procentpunt. Bij verkiezingen voor de Tweede Kamer is zo’n effect echter afwezig. Het (tijdelijke) effect van de verandering van stemtechniek op de opkomst
bij de kamerverkiezingen is wel significant, maar dit is gebaseerd op een klein
aantal gemeenten. In veruit de meeste gevallen zijn stemmachines namelijk
voor het eerst gebruikt bij gemeenteraadsverkiezingen (tabel 1). Zoals verwacht
heeft het aantal stembureaus per duizend kiesgerechtigden een positief effect
op de opkomst. Het effect is significant, maar niet groot: bij een verdubbeling
van het aantal stembureaus zou de opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen met
zo’n vijf, bij de Tweede Kamerverkiezingen met zo’n twee procentpunt kunnen
stijgen. Een goedkopere manier om de opkomst te bevorderen is toe te staan
te stemmen in een willekeurig stemlokaal. Zowel de opkomst van de gemeenteraadsverkiezingen (die bij de onderzochte verkiezingen gemiddeld 65 procent
bedraagt) als die van de kamerverkiezingen (gemiddeld 81 procent) neemt dan
ruim één procentpunt toe.
Het is denkbaar dat het gebruik van stemmachines de verkiezingsuitslag beïnvloedt. Dat kan direct (door fraude) of via de opkomst, als bijvoorbeeld linkse
kiezers worden afgeschrikt maar rechtse kiezers juist worden aangetrokken
door stemmachines. Hiervoor zijn echter geen aanwijzingen gevonden (tabel 3).
Hoewel de coëfficiënt van de stemmachinedummy negatief is, wijkt deze in geen
van de varianten significant af van nul. Ook de andere verkiezingsvariabelen hebben geen meetbaar effect op het aandeel van linkse partijen.
Zoals te verwachten was, daalt het aantal ongeldige of blanco stemmen wel
significant na introductie van stemmachines. Met een papieren stembiljet zijn
fouten mogelijk. Het biljet kan ook moedwillig ongeldig of blanco worden ingeleverd. De beschikbare gegevens over verkiezingsuitslagen maken dit onderscheid
helaas niet. Bij gebruik van een machine is het niet mogelijk per ongeluk ongeldig te stemmen. Blanco stemmen kan wel, daar is een aparte knop voor. Zowel
bij gemeenteraadsverkiezingen als bij verkiezingen voor de Tweede Kamer daalt

ESB

19 oktober 2007

629

tabel 3

Stemtechniek en het aandeel van (landelijke) linkse partijen

Gemeenteraad

Tweede Kamer

1

2

3

4

Stemmachine

-0,52
(-0,4)

-0,21
(-0,2)

-1,00
(-1,8)

-0,99
(-1,8)

Verandering stemtechniek

0,59
(0,7)

0,71
(0,9)

-0,70
(-0,8)

-0,74
(-0,8)

Aantal stembureaus per 1000
kiesgerechtigden

0,37
(0,1)

1,50
(0,5)

-0,99
(-0,8)

-1,10
(-0,9)

-0,22
(-1,8)

Opkomst
Stemmen in willekeurig
s
­ temlokaal

-0,49
(-0,44)

-0,20
(-0,18)

Wel daalde het aandeel ongeldige of blanco stemmen.
Dit betekent niet dat de bestaande stemmachines
geen gebreken hebben. Het relativeert wel de huidige
ophef over deze apparaten.
Verder blijkt dat de opkomst toeneemt met het aantal stembureaus per duizend kiesgerechtigden. Dit
aantal is de afgelopen periode gedaald. Ook wanneer
mag worden gestemd in een stembureau naar keuze
ligt de opkomst hoger. Deze informatie is van belang
voor beleidsmakers die de verkiezingsopkomst willen
bevorderen.

0,03
(0,6)
0,63
(1,42)

0,60
(1,4)

Afhankelijke variabele: percentage linkse partijen (stemmen op PvdA, SP, GL en D66 als percentage van totaal
aantal geldige stemmen). Robuuste t-waarden tussen haakjes. Alle schattingen bevatten vaste effecten op gemeenteniveau, jaardummies en andere controlevariabelen (zie tekst).

tabel 4

Stemtechniek en aandeel ongeldige of blanco stemmen

Gemeenteraad

Tweede Kamer

1

2

3

4

-0,45
(-5,5)

-0,53
(-4,9)

-0,13
(-6,8)

-0,13
(-6,9)

Verandering stemtechniek

0,03
(0,6)

0,00
(0,1)

0,04
(0,8)

0,05
(0,9)

Aantal stembureaus per 1000
kiesgerechtigden

0,13
(0,7)

-0,14
(-0,6)

0,12
(2,3)

0,13
(2,4)

Opkomst

-0,05
(-6,8)

Stemmen in willekeurig
s
­ temlokaal

0,05
(0,6)

Stemmachine

0,004
(1,8)
-0,02
(-0,16)

-0,02
(-2,0)

-0,02
(-1,8)

Afhankelijke variabele: percentage ongeldige/blanco stemmen (ongeldige stemmen als percentage van totaal
aantal uitgebrachte stemmen). Robuuste t-waarden tussen haakjes. Alle schattingen bevatten vaste effecten op
gemeenteniveau, jaardummies en andere controlevariabelen (zie tekst).

dan ook het aandeel ongeldige of blanco stemmen nadat stemmachines zijn
ingevoerd. Deze daling is permanent.
Bovenstaande analyse is uitgevoerd met gegevens op gemeenteniveau. Als
controle voor de robuustheid van de uitkomsten is ook gebruik gemaakt van
enquêtegegevens over stemgedrag. Deze enquête, op basis van een representatieve steekproef van 1.632 kiesgerechtigden, is uitgevoerd door Centerdata. De
respondenten is gevraagd of en hoe zij hebben gestemd bij de kamerverkiezingen in 2003 en 2006. Omdat ook de postcode van de ondervraagden bekend
is, konden wij deze gegevens koppelen aan gegevens over de stemmethode. De
uitkomsten zijn vergelijkbaar met die van onze eerdere analyse. Het gebruik van
stemmachines heeft geen meetbaar effect op de opkomst of op de keuze voor
een linkse of een rechtse partij. Ook onderzoek in de Verenigde Staten (Moretti
en Card, te verschijnen) wijst hierop.

LITERATUUR
Adviescommissie inrichting verkiezingsproces (2007) Stemmen
met vertrouwen. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken
Moretti, E. en D. Card (te verschijnen) Does voting technology
affect election outcomes? Touch-screen voting and the 2004

Conclusie
De invoering van stemmachines heeft niet of nauwelijks gevolgen gehad voor de
opkomst of de uitslag van verkiezingen voor gemeenteraden of de Tweede Kamer.

630

ESB

19 oktober 2007

presidential elections, Review of Economics and Statistics.
Weel, B. ter (2006) Verbod op stemcomputer beïnvloedt Tweede
Kamerverkiezingen niet, ESB 91(4500), 664–666.

Auteurs