binnenland
Steden verkleinen
inkomensachterstand
huishoudenssamenstelling. Het aldus gestandaardiseerde besteedbare huishoudensinkomen is afgezet
tegen het Nederlands gemiddelde, dat zowel voor
1996 als voor 2004 op honderd is gesteld. Vervolgens
zijn per stadsgewest de verschillen tussen de centrale
steden en de overige gemeenten bepaald (CBS, 2007).
Stadsgewesten Enschede, Heerlen en
Leeuwarden in ongunstige positie
Tussen 1996 en 2004 is binnen stadsgewesten de inkomensachterstand van centrale steden ten opzichte van hun ommelanden afgenomen. De armste centrale steden, Enschede,
Heerlen en Leeuwarden stagneren echter. Bovendien worden
zij omringd door de minst welvarende ommelanden.
tedelijke gebieden staan steeds meer in
de belangstelling bij zowel nationale als
internationale overheden, zoals blijkt uit
het Grote Stedenbeleid in Nederland. Dit
komt doordat steden een belangrijke bron zijn voor
economische groei, maar tevens worden geconfronteerd met grote onevenwichtigheden op sociaal en
economisch gebied (Vliegen, 2005). Het stedelijk
schaalniveau, waarop de meeste onderlinge relaties,
zoals op de woning- en arbeidsmarkt, zich voltrekken,
is dat van het stadsgewest (Van Eck et al., 2006).
Vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw is er onder
invloed van de suburbanisatie een situatie ontstaan
waarin de inkomens in centrale steden gemiddeld
lager kwamen te liggen dan in de naburige gemeenten. Aanvankelijk werd het verschil groter door een
rijker wordend ommeland, later gingen de steden er
zelf op achteruit (de Vries, 2005). Sinds halverwege
de jaren negentig zijn de steden weer in opkomst.
Dit artikel heeft ten doel een actueel beeld van de
inkomenssituaties van stadsgewesten te verschaffen.
Daartoe wordt de inkomensverdeling in stadsgewesten in 2004 beschreven en wordt onderzocht in
hoeverre de inkomensverdeling in de stadsgewesten
tussen 1996 en 2004 is veranderd.
S
De 22 centrale steden hebben ten opzicht van hun
ommelanden een inkomensachterstand. De vier
grootste steden hebben vrij grote achterstanden,
oplopend tot meer dan tien procent in het geval
van Rotterdam. Ook de centrale steden Tilburg
en Arnhem hebben een forse achterstand op de
hen omringende gemeenten. In de stadsgewesten
Zwolle, Apeldoorn en Breda is nauwelijks sprake van
inkomensverschillen tussen stad en ommeland. De
overige stadsgewesten nemen een tussenpositie in.
Een grote achterstand betekent niet noodzakelijkerwijs dat de inkomenssituatie in de centrale stad erg
problematisch is. Figuur 1 laat zien dat de inkomensituatie in de ommelanden van veel Randstedelijke
steden zeer gunstig is, wat een flink deel van de achterstand van de centrale steden verklaart. Rotterdam
heeft de grootste inkomensachterstand en is binnen
de Randstad ook de minst welvarende centrale
stad. Toch zijn er drie centrale steden met een lager
gemiddeld inkomen. Dit zijn Enschede, Heerlen en
Leeuwarden, waar de achterstand ten opzichte van
het Nederlands gemiddelde rond de tien procent
ligt. Deze steden worden bovendien gekenmerkt door
ommelanden met de laagste inkomensniveaus. Waar
de ommelanden van andere stadsgewesten rond of
boven het gemiddelde Nederlandse inkomensniveau
zitten, lopen de achterstanden van de ommelanden
van deze steden op tot ruim zeven procent.
figuur 1
Inkomenspositie centrale steden en
ommelanden (Nederland = 100), 2004
Utrecht
Stadsgewesten en inkomen
JAN WILLEM BRUGGINK
Statistisch onderzoeker
bij het Centraal Bureau
voor de Statistiek
216
ESB
Een stadsgewest is een conglomeraat van één of
meerdere stedelijke agglomeraties en het omliggende
landelijke gebied die door vele relaties met elkaar zijn
verbonden. Bij de afbakening van stadsgewesten
heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek vooral
gekeken naar de relaties op de regionale arbeidsen woningmarkt (Vliegen, 2005). Het stadsgewest
is dan ook een functionele ruimtelijke eenheid.
Nederland telt 22 stadsgewesten, waarin 55 procent
van de Nederlandse bevolking woonachtig is. Voor
dit artikel zijn de stadsgewesten verdeeld in een
centrale gemeente (de centrale stad) en nabijgelegen gemeenten (de ommelanden).
Op basis van gegevens uit het Regionaal Inkomensonderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek is
per gemeente het gemiddelde, besteedbare huishoudensinkomen berekend. Omwille van de vergelijkbaarheid is het huishoudensinkomen gecorrigeerd voor
6 april 2007
Leiden
Haarlem
Den Haag
‘s-Hertogenbosch
Amersfoort
Eindhoven
Amsterdam
Tilburg
Maastricht
Rotterdam
Arnhem
Nijmegen
Dordrecht
Breda
Sittard-Geleen
Groningen
Apeldoorn
Zwolle
Enschede
Heerlen
Leeuwarden
70
80
90
ommeland
Bron: CBS
100
110
centrale stad
120
Enschede, Heerlen en Leeuwarden zijn daarom
de stadsgewesten die er op inkomensgebied het
slechtst voor staan. Een mogelijke oorzaak van deze
situatie is de structuur van de lokale arbeidsmarkt,
met relatief weinig banen voor hoger opgeleiden.
De ommelanden van Utrecht zijn het meest welvarend van alle ommelanden. En hoewel de centrale
stad Utrecht een forse inkomensachterstand heeft
ten opzichte van dit ommeland is het inkomen er
hoger dan het Nederlands gemiddelde. Leiden is de
meest welvarende centrale stad.
Amsterdam en Den Haag maken
de grootste inhaalslag
Tussen 1996 en 2004 zijn de stadsgewestelijke inkomensverschillen veranderd. De meeste steden hebben in deze periode de inkomensachterstand weten
te verminderen. Amsterdam en Den Haag hebben
daarbij de grootste inhaalslag gemaakt, maar ook de
centrale steden Groningen, Rotterdam en Amersfoort
hebben zich relatief goed ontwikkeld. In enkele
stadsgewesten is de achterstand van de centrale stad
toegenomen, zoals in Tilburg, Eindhoven en SittardGeleen. Het totaalbeeld toont echter afnemende
inkomensverschillen binnen de stadsgewesten.
Voor deze gemiddelde afname van het inkomensverschil is een aantal oorzaken aan te wijzen. Allereerst
is na 2001 het aantal immigranten uit niet-westerse
landen afgenomen. Deze immigranten hebben veelal
lage inkomens. Vaak zijn de immigratiestromen
gericht op de grote steden. Ten tweede heeft de
zittende stedelijke bevolking een bovengemiddelde
inkomensstijging doorgemaakt in de periode van
economische bloei eind jaren negentig (Bruggink,
2007). Deze stijging houdt verband met de relatief
ongunstige uitgangspositie van de stedelijke bevolking
figuur 2
Inkomensontwikkeling steden en ommelanden, 1996–2004 (ten opzichte van het
Nederlands gemiddelde)
Amsterdam
Utrecht
Leiden
Den Haag
Nijmegen
Groningen
Amersfoort
Rotterdam
Haarlem
halverwege de jaren negentig. De werkloosheid was toen hoog. Voor de stedelijke
bevolking was er in de daaropvolgende periode van conjuncturele voorspoed dus
veel te winnen. Ten derde slaagt een aantal steden er de laatste jaren beter in
inwoners met hoge inkomens aan zich te binden. Door aantrekkelijke woonmilieus
aan te bieden aan de hogere inkomensgroepen, vertrekken zij minder snel naar
omliggende gemeenten.
Beperkte achteruitgang in ommelanden
Figuur 2 toont de relatieve inkomensontwikkeling tussen 1996 en 2004 van de
centrale steden en de ommelanden. Veel grote steden ontwikkelden zich goed
ten opzichte van het Nederlands gemiddelde, terwijl de ommelanden in veel
gevallen een licht negatieve ontwikkeling doormaakten. De centrale stad met de
grootste inkomenssprong is Amsterdam. De ommelanden van Den Haag maakten
de grootste relatieve daling door. Bedacht moet worden dat veel ommelanden
zich in absolute termen in een gunstige inkomenspositie bevinden.
Conclusie
Tussen 1996 en 2004 zijn de stadsgewestelijke verschillen in inkomensniveau
veranderd. De ongunstige positie die de centrale steden onder invloed van het
proces van suburbanisatie hadden gekregen ten opzichte van hun omringende
gemeenten, is verbeterd. Het Grote Steden beleid, ondermeer gericht op het
aantrekkelijker maken van de stad voor mensen met hogere inkomens, is voor
een aantal steden succesvol geweest.
Problematische inkomenssituaties doen zich echter voor in de stadsgewesten
Leeuwarden, Heerlen en Enschede, waar zowel de centrale stad als de omliggende gemeenten gekenmerkt worden door lage gemiddelde inkomens. Extra
zorgwekkend is dat er binnen deze stadsgewesten geen of nauwelijks inkomensverbetering heeft plaatsgevonden tussen 1996 en 2004.
Vervolgbeleid over stedelijke inkomensproblematiek zou zich moeten richten
op de steden met de zwakste inkomensposities. Daarbij is het nadrukkelijk van
belang om ook de inkomenssituatie in de omliggende gemeenten in ogenschouw
te nemen. Op de korte termijn valt versterkte aandacht voor deze probleemgebieden echter niet te verwachten. In de stedelijke en regionale aanpak worden de
accenten duidelijk anders gezet. De aandacht gaat veelal uit naar de Randstad
als geheel en minder naar de afzonderlijke stadsgewesten binnen de Randstad
en gebieden elders in Nederland.
Dat blijkt onder meer uit het in het coalitieakkoord voorgestelde ‘Randstadoffensief’, waarin een streven naar een betere bereikbaarheid en een beter woon, werk- en leefklimaat in deze regio wordt geformuleerd. Over andere regio’s
wordt niet gerept. Ook wordt, onder regie van het ministerie van VROM, alleen
voor de Randstad een duidelijke toekomstvisie geformuleerd, onder de titel
‘Strategische agenda Randstad 2040’.
Deze conceptualisering van de Randstad als één geheel is echter in tegenspraak
met de recente bevindingen van het Ruimtelijk Planbureau, dat aangeeft dat de
Randstad vooral een verzameling afzonderlijk functionerende stadsgewesten is
(Van Eck et al., 2006). Als binnen de Randstad naar de inkomensontwikkeling
gekeken wordt, zou versterkte aandacht voor de positie van Rotterdam het meest
voor de hand liggen.
‘s-Hertogenbosch
LITERATUUR
Zwolle
Enschede
Bruggink, J.W. (2007) De rol van mobiliteit bij regionale
Eindhoven
inkomensontwikkeling. Sociaal economische trends 2007 (1).
Arnhem
Heerlen/Voorburg: CBS.
Breda
Centraal Bureau voor de Statistiek (2007) Relatieve inkomenspositie
Tilburg
centrale steden en ommelanden. http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/
Maastricht
B279F814-4576-4AD4-A059-FF2A61BDDA7D/0/2004sgwtab.xls
Leeuwarden
Eck, J.R. van, Oort, F. van, Raspe O., Daalhuizen, F. en J. van
Heerlen
Brussel (2006) Vele steden maken nog geen Randstad. Rotterdam/
Sittard-Geleen
Apeldoorn
Den Haag: NAi Uitgevers/RPB.
Dordrecht
Vliegen, M. (2005) Grootstedelijke agglomeraties en stadsgewesten
-3,0 -2,0 -1,0 0,0 1,0 2,0 3,0 4,0 5,0 6,0
ontwikkeling centrale stad
ontwikkeling ommeland
afgebakend. Heerlen/Voorburg: CBS.
Vries, A de, Hamers, B. en J. Latten (2006) Inkomensdynamiek en
achterliggende verhuisstromen. Bevolkingstrends 54 (4). Heerlen/
Bron: CBS
Voorburg: CBS.
ESB
6 april 2007
217