Medio 2014 trad de Code Pensioenfondsen in werking, bestaande uit 83 normen voor de governance van Nederlandse pensioenfondsen. In hun jaarverslag over boekjaar 2014 legden fondsen voor het eerst verantwoording af over naleving van de Code, waarbij naleving is gedefinieerd als toepassing of beargumenteerde afwijking (comply or explain) van de normen.
De naleving over boekjaar 2014 is hoog: gemiddeld wordt bijna 95 procent van de normen nageleefd. Op een aantal thema’s is naleving echter (relatief) laag. Eén daarvan is de diversiteit van de fondsorganen: het bestuur en het verantwoordings- en het belanghebbendenorgaan. De meest concrete normen (67 en 68) schrijven voor dat in deze organen minimaal één vrouw en minimaal één lid onder de 40 jaar zitting nemen. Uit de figuur blijkt dat deze normen door 50 tot 60 procent van de fondsen worden toegepast, waarbij slechts 7 tot 12 procent van de fondsen hierover expliciet is in hun jaarverslag. Conform het comply-or-explain-principe – een fonds hoeft alleen afwijking van normen te rapporteren – moet bij fondsen die in hun jaarverslag niets over een norm opmerken toepassing worden verondersteld (in de figuur: impliciete toepassing).
Kruising van de naleving van beide normen met de omvang van het fonds levert een opvallend contrast op: kleinere fondsen hebben meer moeite om vrouwen in de fondsorganen zitting te laten nemen, grotere fondsen om personen jonger dan 40 jaar zitting te laten nemen. Het onderscheid tussen kleine en grote fondsen wordt gemaakt op basis van het vermogen dat nodig is om aan alle lopende pensioenverplichtingen te kunnen voldoen.
Een andere constatering is dat 20 tot 25 procent van de fondsen gebruikmaakt van de mogelijkheid om gemotiveerd af te wijken van normen 67 en 68, en dat 5 tot 10 procent van hen voornemens is deze normen in de toekomst wél toe te passen. Een dergelijke belofte wordt niet aangemerkt als naleving, tenzij het fonds ook motiveert waarom het thans de normen niet toepast.
Auteur
Categorieën