492Jaargang 100 (4716) 27 augustus 2015
ESB Statistiek
00
,5
1,0
1
,5
2,0 2
,5mrtmei
2014 2015
jul
mrtmeijul
sep nov
0
,0 5
0
0
,10
0
,1 5
0
,20
0
,2 5
0
,30 In procentpunten
In procenten
Sta n daard devia tie ( lin ke ra s)E ffe ctie ve t ie n ja ars re n te ( r e ch te ra s)
4 8 7
9
6
5
5
2
52 2
1
3
5
4
8
0
In procenten 20 40 60 80 10 0
R
e n te p erc e n ta ge d o orlo pend k re d ie t
R
e n te p erc e n ta ge h yp o th eek
R
e n te p erc e n ta ge s p aarte g oe d
V
a ste k o ste n b eta alp akke t
JaNee
N
a het rentebesluit van de ECB op 3 juni gaf ECB-president
Mario Draghi zoals gebruikelijk een persverklaring af. Na een
periode van historisch lage marktrentes liepen deze vanaf hal –
verwege april flink op. Draghi gaf de hogere inflatieverwachtingen en de
verbeterde economische groeivooruitzichten als mogelijke verklaringen.
Ook ging hij in op een vijftal technische redenen, waaronder verhoogde
volatiliteit op obligatiemarkten.
Wat houdt hogere rentevolatiliteit precies in en waarom is deze recent
gestegen? Rentevolatiliteit betreft de intensiteit van rentebewegingen.
De figuur toont de effectieve tienjaarsrente en de volatiliteit weergege –
ven door de gecentreerde voortschrijdende twintigdaagse standaarddevi-
atie. De sterke pieken in de figuur zijn geen eenmalige uitschieters. Een
stijgende lijn impliceert een aanhoudend oplopende volatiliteit.
Ook de intradag volatiliteit is sterk toegenomen. Gedurende de tweede
helft van 2014 was het gemiddelde verschil tussen de hoogste en laagste
prijs op een dag 4,5 basispunten (ofwel 0,045 procentpunt). In de eerste
helft van 2015 is dit verschil opgelopen tot 6,8 basispunten. Dit verschil
is voor handelaren van groot belang , want zij verkopen aangekochte obli-
gaties vaak weer binnen een dag.
Er zijn tal van verklaringen voor de hogere rentevolatiliteit. Een daarvan
is de onzekerheid in de markt over het verloop van het kwantitatieve-
verruimingsprogramma van de Europese Centrale Bank. Een andere
verklaring is het programma zelf. Door het opkoopprogramma zijn er
minder vrij verhandelbare obligaties op de markt. Door deze lagere liqui-
diteit hebben de keuzes van andere, reguliere, investeerders om te kopen of verkopen een grotere impact op de prijzen.
Volatiliteit is een vorm van risico. Investeerders verlangen voor dit risico
hogere compensatie, met als gevolg hogere rentes en lagere prijzen. Van
–
daar dat Draghi volatiliteit noemt als een van de technische verklaringen
voor hogere rentes. Voor Draghi is verhoogde volatiliteit echter geen re –
den om het beleid aan te passen. Hij ziet deze slechts als factor om in de
huidige marktomstandigheden rekening mee te houden: “We should get
used to periods of higher volatility.” ■
FLEUR VAN AMELSVOORT (MINISTERIE
VAN FINANCIËN)
Hogere volatiliteit in obligatiemarkteni n t e r n at i o n a a l
Kennis over bankproducten m o n e ta i r
G
oede kennis over de kosten en opbrengsten van bankproducten
is van belang voor het nemen van verstandige financiële beslis-
singen. Zo is het slim te weten hoeveel rente je ontvangt over
jouw spaartegoed om in de gaten te kunnen houden of het aantrekkelijk
wordt om over te stappen naar een andere bank of een ander product.
Leden van het CentERpanel is afgelopen juni een vraag gesteld om hun
kennis over vier verschillende bankproducten te meten. Panelleden met
een betaalrekening is gevraagd of zij uit hun hoofd weten hoeveel zij be –
talen voor het hebben van hun belangrijkste betaalpakket. Daarnaast is
aan spaarders gevraagd of zij weten welk rentepercentage zij ontvangen
over hun belangrijkste spaartegoed. Tot slot kregen panelleden met een
hypotheek en panelleden met een doorlopend krediet de vraag voorge –
legd of zij uit hun hoofd weten welk rentepercentage zij hierover betalen.
De figuur toont de antwoordpercentages.
Een aanzienlijk deel van de respondenten heeft geen parate kennis over
de kosten van bankproducten. 48 procent van de 2185 respondenten
met een betaalrekening weet de kosten voor het hebben van de betaal –
rekening en bankpas(sen) niet uit het hoofd. Een mogelijke verklaring is
het kleine verschil in de kosten die banken in rekening brengen waardoor
parate kennis relatief weinig oplevert. Ook de kennis over de kosten van
een doorlopend krediet is voor verbetering vatbaar; 52 procent van de
188 respondenten weet niet welk rentepercentage er over het doorlo –
pend krediet wordt betaald. Juist voor mensen met schulden is het van
belang grip te hebben op de financiën. De kennis over de kosten van een
hypotheek is een stuk beter. 79 procent van de 1130 respondenten met een hypotheek weet het rentepercentage over de belangrijkste hypothe
–
caire schuld uit het hoofd. Ook ten aanzien van de opbrengsten ont –
breekt bij een belangrijk deel van de mensen parate kennis. 35 procent
van de 1976 spaarders weet niet welk rentepercentage wordt ontvangen
over het belangrijkste spaartegoed.
Significant minder vrouwen dan mannen geven aan parate kennis te heb –
ben over hun belangrijkste spaartegoed en hun belangrijkste hypothe –
caire lening. De lagere financiële geletterdheid bij vrouwen is in lijn met
eerdere studies. ■
CARIN VAN DER CRUIJSEN (DNB)
De tienjaarsrente en de rentevolatiliteit
Bron: Bloomberg
Weet u het volgende uit uw hoofd?
Bron: CentERpanel, juni 2015.
493Jaargang 100 (4716) 27 augustus 2015
Statistiek ESB
0
0,1
0,2
0,3
Kansdichtheid
012345678910
Gekozen hoogte van het stukloon
Nulvariantie-treatment Lagevariantie-treatment
Hogevariantie-treatment
0
2
5
5
0
7
5
1
0 0
1
2 5
1
5 0
1
7 5
2
0 0
0 5
1
0
1
5
2
0
2
5
3
0
2 0 06 20 08 20 10 20 12 20 14 20 16
K oers-wi nstv erh ou din g (lin ke ra s)W aard erin gsin dex (in div id u en , r e ch te ra s)W aard erin gsin dex (in ste llin gen , r e ch te ra s)
B
ijgaande figuur is gebaseerd op een recent door Tom Stolp, Ar –
jan Non en Thomas Dohmen in Maastricht uitgevoerd labora –
toriumexperiment. Aan deelnemers (N = 194) werd gevraagd
hoe ze beloond wilden worden voor het uitvoeren van een bepaalde
taak. Hun beloning bestond uit een vast en een variabel deel, waarbij het
variabele deel lineair afhing van het aantal eenheden dat ze produceren
(stukloon oftewel het prestatieloon). Een hogere variabele beloning ging echter wel ten koste van een lagere vaste beloning. De mogelijke keuzes
varieerden derhalve tussen een volledig vaste beloning (dus nul presta
–
tieloon) en een volledig variabel loon (dus zonder vaste compensatie).
Het aantal geproduceerde eenheden hing echter niet alleen af de eigen
inspanningen van de deelnemers. Ze wisten dat een willekeurig gekozen
percentage bij hun productie opgeteld zou worden, of ervan afgetrok –
ken. Dit percentage verschilde per treatment, namelijk tot maximaal 40
procent in de lagevariantie-treatment, en maximaal 100 procent in de
hogevariantie-treatment. Ter controle was er een treatment zonder een
dergelijke schok (geen variantie).
Economische theorie voorspelt dat wanneer mensen risicoavers zijn, een
grotere onzekerheid in de productiefunctie een hoog stukloon onaan –
trekkelijk maakt. Dit is niet wat we vinden, zoals de figuur illustreert:
de gemiddelde keuze verschilt niet tussen treatments. Om onduidelijke
reden is de verdeling van gekozen hoogte van het stukloon in de lagevari-
antie-treatment geconcentreerder, maar van een verschuiving naar links
is geen sprake als de variantie groter wordt. Mensen laten hun keuze dus
niet afhangen van het risico in hun omgeving.
Deze bevinding roept de vraag op of potentiële zzp’ers en startende on –
dernemers wel een overwogen keuze weten te maken. In zijn algemeen –
heid kun je de vraag stellen of mensen rationeel met risico om weten te
gaan. Een positieve boodschap is echter dat werkgevers in sectoren met
grote onzekerheid het prestatieloon mogelijk kunnen gebruiken om ri-
sico’s te delen zonder dat ze hierdoor moeite krijgen om personeel aan te
trekken. ■
ARJAN NON (ROA)
Het effect van onzekerheid op de keuze voor prestatieloona r b e i d s m a r k t
economie
en samenleving
I
n oktober vorig jaar waarschuwde De Nederlandsche Bank (DNB)
voor mogelijke zeepbelvorming op de aandelenmarkten, met name
in de Verenigde Staten. DNB wees in dit verband op de verhouding
tussen de bedrijfswinsten per aandeel en de koers ervan. Deze koers-
winstverhouding is voor de Amerikaanse beursindex S&P500 inmiddels
al geruime tijd de 25 gepasseerd, en ligt daarmee weer op het niveau van
voor de crisis (figuur). Bij een aandelenzeepbel stijgt de koers-winstverhouding niet (alleen) door
fundamentele factoren, zoals veranderingen in de rentestand, maar (ook)
door het marktsentiment. Een omslag in het sentiment kan een scherpe
prijscorrectie tot gevolg hebben. Dit roept de vraag op of het marktsen
–
timent onder beleggers gemeten kan worden, iets wat tot nog toe veel
minder gebruikelijk is dan het meten van het consumentenvertrouwen.
Een vooraanstaande vertrouwensindex is de waarderingsindex van Ro –
bert Shiller: het percentage van de populatie dat denkt dat de marktprij –
zen niet te hoog liggen. Aan de basis staat de volgende meerkeuzevraag :
“Aandelenprijzen in de Verenigde Staten zijn – afgezet tegen maatstaven
voor de werkelijke fundamentele waarde of een redelijke investerings-
waarde – (1) te laag ; (2) te hoog ; (3) ongeveer juist; (4) weet niet.” De
waarderingsindex is gedefinieerd als het aantal ondervraagden dat (1) of
(3) kiest, gedeeld door het aantal dat kiest voor (1), (2) of (3). De verge –
lijkende kracht van de index volgt uit het feit dat de vraag elke maand in
exact dezelfde vorm gesteld wordt. De vraag wordt uitgezet onder indi-
viduele Amerikanen met hoge inkomens, en managers verantwoordelijk
voor het vermogensbeheer van Amerikaanse pensioenfondsen.
De waarderingsindices bereikten een hoogtepunt in het voorjaar van
2009. Na de beurskrach stelde toen ongeveer 80 procent van de onder –
vraagden dat de beurs niet meer overgewaardeerd was. Sinds 2012 is een
duidelijk dalende trend in vertrouwen waar te nemen, zowel voor indivi-
duen als voor instellingen. Inmiddels gelooft bijna de helft van de Ame –
rikaanse beleggers dat de aandelenbeurs overgewaardeerd is. ■
DAAN IN ’ T
VELD (SEO ECONOMISCH ONDERZOEK)
Weinig vertrouwen beleggers in aandelenwaardering
Verdeling van de gekozen hoogte van stukloon
per treatment
Bron: Stolp, Non en Dohmen, 2015
Koers-winstverhouding en vertrouwensindices
voor de S&P500
Bron: www.econ.yale.edu/ ~shiller