Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: augustus 29 2013

.

ESB Statistiek

Sprongen in het renteverschil op staatsleningen

ook Duitsland een nieuwe tienjaars-staatslening uitgeeft met een langere
resterende looptijd, zal het Nederlandse renteverschil ten opzichte van
Duitsland ceteris paribus weer afnemen.
Het renteverschil tussen twee referentieleningen is eigenlijk een vergelijking tussen appels en peren. Ten behoeve van economische analyse is het
zuiverder om door middel van interpolatie de exacte tienjaarsrentes met
elkaar te vergelijken. ■ Teun van der velden (ministerie van financiën)

Spread tienjaarsrente Nederland en Duitsland
60

Spread tienjaarsrente Nederland boven
Duitsland in basispunten

S

inds het uitbreken van de Europese schuldencrisis is er veel aandacht voor de renteverschillen op staatsobligaties van verschillende landen. Zo gebruiken diverse Nederlandse media het renteverschil tussen Nederland en Duitsland als indicator voor relatieve
kredietwaardigheid en economische kracht. Deze vergelijking moet echter wel worden gemaakt met voldoende oog voor de karakteristieken van
de onderliggende leningen.
De figuur laat het renteverschil zien tussen de meest recent uitgegeven
tienjaars-staatsleningen van Nederland en Duitsland. Opvallend is dat
dit renteverschil op 20 maart 2013 met zeventien basispunten is toegenomen. Dit zou tot de conclusie kunnen leiden dat beleggers de Nederlandse kredietwaardigheid plotseling een stuk lager inschatten dan die
van Duitsland. Echter, deze beweging is grotendeels technisch van aard
en wordt verklaard door de uitgifte van een nieuwe Nederlandse referentielening op 19 maart 2013.
De nieuwe referentielening heeft andere karakteristieken dan de referentielening die vóór deze uitgifte werd gebruikt. Zo loopt de nieuwe
staatsobligatie af op 15 juli 2023. De oude referentielening heeft een
resterende looptijd die één jaar korter is en dit verklaart het voornaamste deel van de plotse opwaartse sprong. Daarnaast was er van de oude
lening ongeveer 15,2 miljard euro uitgegeven, terwijl de uitgifte van de
nieuwe lening op 19 maart slechts 6,5 miljard euro groot was. Ook dit
had een klein opwaarts effect op de rente. Als het renteverschil was berekend aan de hand van de oude referentielening was op die dag het renteverschil met Duitsland zelfs met drie basispunten afgenomen. Zodra

internationaal

50
40
30
20
10
0
19 okt

19 nov 19 dec
2012

19 jan

19 feb

19 mrt

19 apr
2013

W

518
518

19 jun

19 jul

Bron: Bloomberg

Pensioenfondsen grootste beleggers in hedgefondsen
ereldwijd is het beheerd vermogen van hedgefondsen –
volgens cijfers van Hedge Fund Research – in het tweede
kwartaal van 2013 met 40 miljard Amerikaanse dollar gestegen tot een recordhoogte van 2410 miljard dollar ofwel 1843 miljard euro. Het aantal hedgefondsen nam toe tot meer dan 10.000 en
bevindt zich op het hoogste niveau sinds 2006. Een verklaring voor de
populariteit van hedgefondsen is de aanhoudende diversificatie van de
beleggingsportefeuille door beleggers om zodoende het risicoprofiel van
de totale portefeuille te verlagen. In de eerste helft van 2013 behaalden
hedgefondsen – volgens de HFRI Fund Weighted Composite Index –
een rendement van 3,6 procent, terwijl de S&P 500-index (Amerikaanse
aandelen) met 12,6 procent steeg. Circa de helft van de hedgefondsen
is gevestigd op offshore-locaties, voornamelijk de Kaaimaneilanden,
terwijl de overige helft met name is gevestigd in de VS en Ierland. Het
beheer van de hedgefondsen wordt echter grotendeels verricht vanuit
de VS en in mindere mate het VK. Het fondsvermogen van hedgefondsen die gevestigd zijn in het eurogebied bedraagt – volgens cijfers van
de ECB – 150,2 miljard euro in het eerste kwartaal van 2013. Nederlandse hedgefondsen hebben een fondsvermogen van 21,4 miljard euro
en nemen na Ierland (91,2 miljard euro) de tweede plaats in binnen het
eurogebied (figuur). De 103 Nederlandse hedgefondsen zijn voornamelijk fund-of-hedgefunds en beleggen vooral in andere buitenlandse
hedgefondsen met verschillende hedgefondsstrategieën. De activa van
de Nederlandse hedgefondsen bestaan voor circa 73 procent uit beleggingen in andere hedgefondsen, 19 procent uit aandelen en 8 procent

19 mei

monetair

uit overige activa (voornamelijk deposito’s en liquide middelen). Nederlandse hedgefondsen maken nauwelijks gebruik van vreemd vermogen.
De passivazijde van de balans bestaat vooral uit uitgegeven participaties
(97,5 procent). De opgenomen leningen maken circa 1,5 procent van de
totale passiva uit en de overige passiva 1,0 procent. Vooral Nederlandse
pensioenfondsen beleggen in Nederlandse hedgefondsen. Zij hebben
90,5 procent van de uitgegeven participaties van de hedgefondsen in
bezit. Het resterende deel is in handen van beleggingsinstellingen (5,0
procent), verzekeraars (4,0 procent) en Nederlandse huishoudens (0,5
procent). â–  kees schultz (dnb)

Nederlandse hedgefondsen
25

In miljard euro

120

20

110

15

100

10

90

5

80

0
mrt-’09

mrt-’10

mrt-’11

Fondsvermogen (linkeras)

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

mrt-’12

70
mrt-’13

Aantal hedgefondsen (rechteras)

Bron: DNB

Jaargang 98 (4667) 30 augustus 2013

28-8-2013 12:33:38

Statistiek ESB

Werklozen 2012 drie maanden later

I

n 2012 was het aandeel werklozen per kwartaal dat drie maanden
later nog steeds werkloos was gemiddeld 51 procent. Dit percentage lag 5 procentpunten hoger dan in 2011. Deze toename ging
vooral ten koste van de uitstroom naar betaald werk. Behoorde in 2011
ruim 24 procent van de werklozen drie maanden later tot de werkzame
beroepsbevolking, in 2012 was dit percentage gedaald tot 21. De uit-

Arbeidspositie werklozen drie maanden na
peilmoment
In procenten
Totaal werklozen

60

Lager opgeleiden

Middelbaar
opgeleiden

Hoger opgeleiden

50
40
30
20
10
0

Werk- Werk- Niet- Werk- Werk- Niet- Werk- Werk- Nietloze zame
loze zame
loze zame
beroepsbevolking
beroepsbevolking
beroepsbevolking

2011

Werk- Werk- Nietloze zame
beroepsbevolking

arbeidsmarkt
stroom naar de niet-beroepsbevolking nam minder af. Deze daalde met
bijna anderhalf procentpunt naar 28 procent.
Lager opgeleide werklozen zijn drie maanden later minder vaak nog
werkloos dan middelbaar of hoger opgeleide werklozen. Dat komt met
name doordat ze zich vaker van de arbeidsmarkt terugtrekken dan middelbaar en hoger opgeleiden. In 2012 was 35 procent van de lager opgeleide werklozen drie maanden later niet meer actief op de arbeidsmarkt,
tegenover 27 en 20 procent bij respectievelijk middelbaar en hoger opgeleiden. Lager opgeleide werklozen vinden ook minder vaak werk binnen
drie maanden. In 2012 had slechts 16 procent van hen drie maanden
later betaald werk van ten minste 12 uur per week. Hoger opgeleide
werklozen hadden drie maanden later met 28 procent het vaakst betaald
werk in 2012.
Met name onder middelbaar opgeleide werklozen nam het percentage
dat drie maanden later nog steeds werkloos was toe. Dit percentage steeg
van 46 procent in 2011 naar 54 procent in 2012. Deze sterke toename
komt vooral door een relatief sterke afname van de uitstroom naar betaald werk. In 2011 had ruim een kwart van de middelbaar opgeleide
werklozen drie maanden later betaald werk, in 2012 was dit gedaald
tot minder dan éénvijfde. Onder hoger opgeleide werklozen daalde het
aandeel werklozen dat uitstroomde naar de werkzame beroepsbevolking
minder hard, van 30 naar ruim 27 procent. â–  Bart Loog (CBS)

2012

Bron: CBS

Learn2Work versus regulier re-integratietraject

L

earn2Work is een leerwerkproject voor jongeren tussen de 16 en
24 jaar die geen startkwalificatie en geen werk hebben. De jongeren hebben vaak meerdere problemen, zoals verslaving en schulden. Learn2Work heeft als doel deze jongeren binnen een jaar naar werk
of opleiding te laten instromen en helpt hen ook om hun leven op orde
te krijgen. In de tien maanden die het traject gemiddeld duurt doen de
jongeren vier dagen per week, zeven uur per dag mee aan verschillende
onderdelen. Zo krijgen ze wekelijks les in Nederlandse taal en rekenen,
en ontvangen ze leerbegeleiding voor het behalen van een startkwalificatie. Een jobcoach helpt bij het vinden van een baan en sport wordt
gestimuleerd als invulling voor vrije tijd door wekelijks sportlessen aan
te bieden. Daarnaast lopen de jongeren in de laatste zeven maanden van

Resultaten Learn2Work versus regulier traject
Twaalf maanden na start
re-integratietraject
Twaalf maanden na start
Learn2Work (n=25)
Zes maanden na start
re-integratietraject
Zes maanden na start
Learn2Work (n=39)
0
Werk

Geen werk

20

40

60

80

100

economie en samenleving

het traject één dag in de week acht uur stage om werkervaring op te doen.
De gemeente Almere financiert Learn2Work en het project wordt uitgevoerd door welzijnsorganisatie Stichting de Schoor.
De jongeren in Learn2Work zouden ook terecht kunnen komen in een
regulier re-integratietraject voor personen in de bijstand. Learn2Work
leidt echter meer jongeren naar werk dan een regulier re-integratietraject
(figuur). En dat terwijl Learn2Work met 6000 euro per jongere goedkoper is dan een regulier re-integratietraject, en met tien maanden bovendien minder lang duurt.
Bij instroom in Learn2Work heeft niemand werk. Een half jaar na de instroom heeft achttien procent van de jongeren werk. Bij reguliere re-integratietrajecten heeft dan maar zes procent werk. Een jaar na instroom
heeft ruim zeventig procent van de jongeren in Learn2Work een baan,
terwijl bij een gemeentelijk regulier re-integratietraject dan minder dan
dertig procent werkt. Hoewel de resultaten van Learn2Work zijn gebaseerd op statistisch gezien weinig waarnemingen en jongeren niet aselect
zijn toegewezen, zijn ze vergelijkbaar met de resultaten van leerwerkprojecten die in de literatuur uitvoerig zijn onderzocht. Wel zijn de resultaten van reguliere re-integratietrajecten gebaseerd op bijstandontvangers
van alle leeftijden en zijn ook scholingstrajecten hierbij inbegrepen. Dit
heeft een negatieve invloed op het vinden van werk een jaar na instroom.
â–  caroline berden (seo economisch onderzoek)

In procenten

Bron:SEO-rapport, 2013(2); 2010(33)

Jaargang 98 (4667) 30 augustus 2013

519

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

519
28-8-2013 12:33:39

Auteurs