statistiek
Economie en Samenleving
Daling ondernemingsfaillissementen houdt aan
Het aantal faillissementen van ondernemingen is gedaald tot bijna 3.200 in de
eerste drie kwartalen van 2006. Dit is vijftien procent minder dan in dezelfde
periode van 2005. Deze daling is in alle provincies zichtbaar. De relatief grootste
daling is zichtbaar in Groningen (29 procent) en Flevoland (31 procent).
Bij de eenmanszaken is het aantal faillissementen over de eerste drie kwartalen,
na enkele jaren van stijging, nu vrijwel stabiel en uitgekomen op iets meer dan
1.300. Het aantal failliete eenmanszaken stijgt in sommige provincies en daalt
in andere. Opvallend is de stijging van het aantal gefailleerde eenmanszaken in
Zuid Holland met elf procent.
In bijna alle onderscheiden bedrijfstakken daalde het faillissementscijfer van
ondernemingen, eenmanszaken en instellingen. In de industrie en financiële instellingen, verhuur en zakelijke dienstverlening zette de daling, die in 2004 werd
ingezet, zich voort. Het sterkst daalde het faillissementscijfer in de industrie met
twintig procent.
De faillissementscijfers van de bedrijfstakken vervoer, opslag- en communicatie
en bouwnijverheid, die van 2004 op 2005 nog stegen, laten nu ook stevige
dalingen zien, met veertien en dertien procent.
Alleen in de landbouw en horeca stegen de faillissementscijfers, met respectievelijk zes en 25 procent. De horeca laat al sinds begin 2003 stijgende faillissementscijfers zien. Die stijging is geheel in lijn met de economische krimp in die
sector over de periode 2002–2004.
Rudolf Timmermans (CBS)
Ook over de laatste maand zet de daling van het
aantal ondernemingsfaillissementen sterk door. Het
voortschrijdend driemaandgemiddelde daalde van
331 in augustus tot 318 faillissementen in september, wat op een gunstige ontwikkeling van de conjunctuur duidt. Dit cijfer bereikte in juni 2003 nog
een toppunt van 468 faillissementen.
Uitgesproken faillissementen van ondernemingen,
eenmanszaken en instellingen naar bedrijfstak
Onderwijs, gezondheidszorg,
milieu en overige dienstverlening
Financiële instellingen en verhuur
en zakelijke dienstverlening
Vervoer, opslag- en communicatie
Horeca
Reparatie van consumentenartikelen en handel
Bouwnijverheid
Industrie
Landbouw en visserij
200
kwartaal 1 t/m 3 van
400
2005
2004
600
1000 1400 1800
800
1200
1600 2000
aantal faillissementen
2006
Bron: CBS
Monetaire Zaken
Nog weinig Nederlandse directe belangen in China
De internationale belangstelling om in China te investeren is groot. Het aanhoudend
hoge groeicijfer (rond tien procent), de omvang van de afzetmarkt (meer dan 1,3
miljard consumenten) en de lage lonen, maken van China een aantrekkelijk investeringsland. Bovendien stimuleert de Chinese overheid buitenlandse investeringen
door onder andere belastingvoordelen te bieden aan hightech ondernemingen. Door
de investeringen in hightech te bevorderen verschaft China zich toegang tot nieuwe
technologieën en kennis. Mede dankzij deze regelingen bedroegen de totale buitenlandse investeringen in China sinds 2000 gemiddeld circa 45 miljard euro. Ook in
2005 werd weer voor 48,5 miljard euro geïnvesteerd, waarvan zestig procent door
in Azië gevestigde ondernemingen. Daarbij vergeleken zijn de Nederlandse investeringen in China nog zeer bescheiden, afgemeten althans aan de bedragen die daar
rechtstreeks vanuit Nederland worden geïnvesteerd. In het eerste halfjaar van 2006
kochten Nederlandse multinationals voor slechts 142 miljoen euro nieuwe belangen
aan (heel 2005: 465 miljoen euro). Daardoor groeide de totale waarde van de
(direct aangehouden) belangen tot twee miljard euro. Dat is slechts 0,4 procent van
de totale Nederlandse investeringen in het buitenland. Overigens zit Nederland met
deze investeringsomvang op het Europese gemiddelde.
De Nederlandse investeringen in China waren tot nu toe vooral gericht op de
industriële sectoren (zestig procent), al neemt het aandeel van de handel en
dienstensector (nu veertig procent) gestaag toe. Vooral de financiële instellingen
(inclusief banken) weten hun weg naar China te vinden: zij vestigen zich vooral
in Sjanghai en treden veelal via een (door de Chinese overheid verplichte) joint
venture toe tot de Chinese markt. Toegang wordt in ongeveer gelijke mate verworven door joint ventures en nieuwe bedrijven (zogenoemde greenfields). Fusies
en overnames door Nederlandse ondernemingen hebben echter nog nauwelijks
plaatsgevonden. De waarde van de Nederlandse belangen in de elektronica
624
ESB 1
december 2006
Olga Aarsman (Divisie Statistiek &
informatie DNB)
Nederlandse belangen in China ultimo juni 2006 naar
bedrijfstak (totaal EUR 2 miljard)
Voedingsmiddelen
21%
Aardolie/
Steenkool
6%
14%
Chemie/
Rubber en
kunststof
16%
24%
19%
China exclusief Taiwan en Hongkong
Electrische
machines en
apparaten
Banken en
overige fin.
instellingen
Overig
Bron: DNB
(19 procent ofwel 0,4 miljard euro) en de aardolieverwerkende industrie (veertien procent ofwel 0,3
miljard euro) zouden de komende jaren verder kunnen toenemen wanneer Nederlandse multinationals
profiteren van de groeiende (binnenlandse) vraag
naar LCD-schermen en energieproducten (grafiek).
Ook stelt de Chinese overheid de exploratie en ontwikkeling van off-shore olievelden geleidelijk open.
Voorts staat het buitenlandse ondernemingen vanaf
dit jaar vrij een groothandel uit te baten in onder
andere aardolie en gerelateerde producten.
Financiële Markten
Frank Griffioen (FDA)
Britse inverse rentestructuur
voorbode Eurozone?
Om de inflatie terug te brengen richting de langetermijndoelstelling heeft de Bank of England (BoE) het
officiële korterentetarief in november met 25 basispunten verhoogd tot vijf procent. Hiermee is de base
rate aanbeland op het hoogste niveau in bijna vijf
jaar. Opvallend verschijnsel is evenwel dat de Britse
kapitaalmarktrente niet tot nauwelijks reageert op
Rentestructuur in VK en Eurozone
5.5
%
VK
Eurozone
5
4.5
4
3.5
3
0
5
10
15
20
looptijd in jaren
25
30
monetaire verkrappingen. De Britse rentecurve kent daardoor een sterk invers
verloop. Zo staat de tweejaarsrente momenteel op vijf procent, ligt de tienjaarsrente rond de 4,5 procent en bedraagt de dertigjarige rente circa vier procent.
Normaliter ligt de lange rente hoger, aangezien beleggingen in langlopende
obligaties gepaard gaan met meer risico, waarvoor beleggers een vergoeding
eisen. Klaarblijkelijk nemen beleggers – en niet alleen in het VK – door de overvloedig aanwezige mondiale liquiditeit genoegen met een geringe risicopremie.
Daarnaast is het vertrouwen in centrale banken toegenomen en zijn de inflatieverwachtingen stevig verankerd op lage niveaus.
De grote vraag van de Britse institutionele beleggers naar lange obligaties heeft
echter eveneens aan het inverse verloop bijgedragen. Deze belangstelling vloeit
voort uit regelgeving die de instituten dwingt de looptijd van hun bezittingen
beter te laten aansluiten bij die van hun verplichtingen. Deze tendens is elders
eveneens waarneembaar, zowel in Europa als de VS. Zo worden de Nederlandse
pensioenfondsen door het nieuwe Financiële Toetsingskader (nFTK) bijvoorbeeld
aangespoord om de duration mismatch van de portefeuilles terug te dringen om
het renterisico dat ontstaat met de afschaffing van de vaste rekenrente te beperken. Niet alleen dwingt dit de pensioenfondsen (met een lage dekkingsgraad) het
aandeel vastrentende waarden in de portefeuille te verhogen, maar tevens om de
duration van de beleggingsportefeuilles te verlengen. Dit kan zowel direct door de
aanschaf van langer lopende obligaties of indirect, door middel van bijvoorbeeld
een renteswap. Het effect is op termijn evenwel hetzelfde: een grotere vraag
naar langlopend papier. Tezamen met verdere renteverhogingen van de Europese
Centrale Bank heeft de rentecurve hier dus eveneens de neiging te inverteren.
Arbeidsmarkt
Job van der Zwan (CBS)
Aandeel deeltijdbanen in Europese Unie, 2005
Europese Unie (25)
Nieuwe lidstaten (10)
Nederland
Verenigd Koninkrijk
Zweden
Duitsland
Denemarken
België
Oostenrijk
Luxemburg
Frankrijk
Finland
Italië
Spanje
Portugal
Griekenland
0
10
20
30
40
50
%
Bron: Eurostat
Nederland deeltijdland
In de periode 1995-2005 is het aantal deeltijdbanen
in Nederland met ruim 1 miljoen gegroeid tot 3,6 miljoen. Deeltijdbanen namen hiermee ruim 97 procent
van de banengroei in deze periode voor hun rekening.
In 2005 was bijna de helft van de banen van werknemers een deeltijdbaan. Van
de banen die door vrouwen bezet werden was zelfs driekwart in deeltijd. Het aandeel deeltijdbanen van mannen blijft hier sterk bij achter, maar is met bijna dertig
procent toch substantieel. Het aandeel deeltijders varieert sterk per bedrijfstak. De
bedrijfstakken zorg en horeca zijn de absolute koplopers met een aandeel van ruim
driekwart. Deze bedrijfstakken worden op ruime afstand gevolgd door de landbouw en de cultuur en overige dienstverlening met ruim vijftig procent deeltijders.
Onderaan de ranglijst bevinden zich de delfstoffenwinning, de bouw en de energiebedrijven met een aandeel van minder dan twintig procent. Opvallend is dat in
vrijwel alle bedrijfstakken de banen van vrouwen voor het merendeel deeltijdbanen
zijn. Dit in tegenstelling tot de banen van mannen die in alle bedrijfstakken, met
uitzondering van de horeca, voor het merendeel door voltijders worden bezet.
Binnen Europa is Nederland met afstand het deeltijdland bij uitstek met bijna één
op de twee banen in deeltijd. Geen enkel land komt bij Nederland in de buurt.
Noorwegen, het land met het op één na hoogste aandeel, komt op minder dan
dertig procent deeltijd. Binnen de Europese Unie ligt het gemiddelde aandeel
deeltijders op achttien procent. In de nieuwe lidstaten is het werken in deeltijd nog
niet ingeburgerd. Minder dan één op de tien banen is in deze landen een deeltijdbaan. In de voormalige EU-15 is één op de vijf banen in deeltijd. Naast Nederland
scoren in deze groep landen ook het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Duitsland,
Denemarken, Oostenrijk en België bovengemiddeld. Hekkensluiter is Griekenland
met een aandeel van slechts vijf procent. Ook in Portugal, Spanje en Italië is het
aandeel deeltijders bescheiden. Door het grote aandeel deeltijdbanen springt de
Nederlandse arbeidsmarkt er bij internationale vergelijkingen ook op twee andere
manieren uit. Enerzijds hebben veel mensen een baan en is de arbeidsparticipatie
dus hoog, anderzijds wordt er per baan gemiddeld korter gewerkt.
ESB 1
december 2006
625
Auteurs
Categorieën