ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
Sociocratische tendensen
,,Mogelijke problemen in de toekomst terugbrengen tot
politieke meningsverschillen in het heden”, dat is in een
zin samengevat de bedoeling van de Wetenschappelijke
Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in zijn Beleidsgerichte toekomstverkenning 1). Het rapport, dat enkele
maanden geleden verscheen, vormt een vervolg op de Algemene toekomstverkenning die in 1977 onder de titel De
komende vijfentwintig jaar werd uitgebracht. Maar terwijl de WRR toen nog probeerde ons — weliswaar in twee
varianten — de meest waarschijnlijke toekomst voor te
spiegelen, is de Raad nu tot de conclusie gekomen dat die
voorspellingen toch niet zoveel praktische betekenis hebben. Hoewel nog geen vier van de vijfentwintig jaar zijn
verstreken zouden bij veel onderwerpen de accenten nu al
heelanders worden gelegd. Het is wel mogelijk consistente
toekomstscenario’s uit te werken, maar veel meer dan
gedachtenspinsels zijn dat toch niet. Waar het om gaat is
hoe op dit moment, op basis van nu aangehangen maatschappijvisies en toekomstbeelden, op voorzienbare toekomstige ontwikkelingen wordtingespeeld. Datteverhelderen is het doel van de Beleidsgerichte toekomstverkenning.
Daarmee komen we direct terecht in het domein van de
politieke keuzen. Van oudsher zijn er in Nederland drie
hoofdstromingen te onderscheiden die uitgaan van conflicterende waarden en met elkaar strijden om de politieke
macht: het liberalisme waarinde individuele wilsvorming
centraal staat in het menselijk handelen, het socialisme
dat de invloed van maatschappelijke structuren op het gedrag van de mens benadrukt en het confessionalisme
waarin het maatschappelijk gedrag mede wordt bepaald
door een externe inspiratiebron.
Deze traditionele driedeling blijkt echter niet toereikend om alle verschillen in politieke keuzen te classificeren. De WRR signaleert een geheel andere onderscheiding
die misschien wel van nog grotere betekenis is voor de politieke keuzen die worden gemaakt en die dwars door de
genoemde politiek-ideologische stromingen heen loopt.
Dat is het vertrouwen resp. wantrouwen dat men heeft in
technocratische oplossingen voor maatschappelijke problemen (sturing en planning in hierarchisch verband op
basis van wetenschappelijke kennis) en daarnaast het vertrouwen dan wel wantrouwen in Sociocratische oplossingen (sociale beheersing door onderlinge beinvloeding op
basis van gelijkwaardigheid).
Ongetwijfeld is de WRR daarmee op het spoor van een
onderscheid dat de politieke geesten — dwars door politieke partijen heen — scherp verdeeld houdt. De actuele
Nederlandse politick levert voorbeelden te over van het
belang van deze tegenstelling. De hele kwestie van het bewapeningsvraagstuk, die in de PvdA — en in mindere
mate in andere partijen — al wekenlangdediscussie overheerst, is in belangrijke mate te herleiden tot een tegenstelling tussen degenen die een oplossing in technocratische
dan wel in Sociocratische richting zoeken. In de discussie
over de toekomstige energievoorziening staan beide opvattingen eveneens lijnrecht tegenover elkaar: enerzijds
degenen die crop vertrouwen dat technische oplossingen
voor het energievraagstuk kunnen worden gevonden,
anderzijds degenen die een maatschappelijke bezinning
op het gehele energievraagstuk noodzakelijk achten en
vertrouwen op een sociale beheersing van het energieverbruik door aanpassing van gedrag. Ook in de welzijnssector, de gezondheidszorg en het onderwijs zijn zonder al te
veel moeite beide stromingen te herkennen.
Wat de WRR in zijn Beleidsgerichte toekomstverkenning nu beoogt, is te achterhalen hoe een technocratisch
dan wel sociocratisch beleid van liberale, socialistische of
confessionele signatuur er uitziet. Vervolgens zouden deze
beleidsopties met elkaar moeten worden vergeleken en geconfronteerd. De Raad zelf werkt een voorbeeld — de liberaal-technocratische visie — zo prikkelend mogelijk
uit, om op die manier maatschappelijke groeperingen uit
ESB 28-1-198!
te dagen daartegenover nun eigen alternatieven af te zetten. Deel 1 van de Beleidsgerichte toekomstverkenning
heeft dan ook als ondertitel: Een poging tot uitlokking.
Als de uitdaging wordt aanvaard moeten aan de hand van
de readies uit de maatschappij in een vervolgrapport de
andere toekomstbeelden worden ontwikkeld.
Het liberaal-technocratische model is niet willekeurig
als voorbeeld gekozen. Het is in de westerse gei’ndustrialiseerde landen in feite de overheersende ideologic. Enigszins gechargeerd geschetst is het het scenario van de voortgezette hoge economische groei, het technologisch optimisme, het economisch liberalisme en een ontwikkeling
van normen en waarden die het voorgaande niet in de weg
staat. De politieke besluitvorming is gericht op depolitisering van maatschappelijke problemen en het voorkomen
van verstarring ten einde het economisch proces soepel te
laten verlopen. Als uitgangspunt heeft de WRR scenario
A van het Interfutures-prpject van de OESO gebruikt en
dat voor Nederland verbijzonderd. Als we zien hoe in de
economisch-politieke werkelijkheid de kaarten zijn geschud en niet erg tevreden zouden zijn met de verdeling,
worden we door de WRR uitgenodigd alternatieven te
formuleren.
De grootste vraag daarbij is, wat precies de betekenis is
van de Sociocratische denkrichting. Ran die worden beschouwd als een consistente, doordachte visie waaruit logische beleidskeuzen voortvloeien of is het veeleer een reactie op een al te verdoorgeschoten technocratic; een twijfel aan de vanzelfsprekendheid waarmee voor elk probleem naar een eng-wetenschappelijke oplossing wordt
gegrepen? Op het symposium Beleidsgerichte toekomstverkenning dat op23januarijl. door de WRR wasgeorganiseerd op basis van zijn rapport, kon de laatste opvatting
worden beluisterd: Sociocratische tendensen zijn veeleer
een protest tegen de heersende ideologic dan dat zij gebaseerd zijn op een eigen, nieuwe ideologic. Het zal dan ook
niet meevallen een samenhangend sociocratisch toekomstbeeld te schetsen en de richting van een bijpassend
sociocratisch beleid aan te geven. Dat probleem wordt
nog versterkt doordat allerminst duidelijk vastligt wat nu
eigenlijk onder sociocratie en technocratic moet worden
verstaan. Beide begrippen zijn eerder sfeerbepalend dan
dat zij concrete inhoud hebben. Technocratic als de koele,
afstandelijke, emotieloze benadering — wie laat zich
graag een technocraat noemen? — en sociocratie als het
knusse, met-zijn-allen-onder-elkaar, en misschien ook wel
het kneuterige. Al met al weinig houvast voor een beleidsgerichte toekomstverkenning.
Maar wat ook onder sociocratie moet worden verstaan,
het toenemend verzet tegen ,,de macht van deskundigen”
is wel een belangrijke politieke realiteit. Wetenschappelijk
gefundeerde beleidsuitgangspunten worden minder dan
voorheen als vanzelfsprekend aanvaard en dienen aan een
sociale toetsing te worden onderworpen. Het gezag dat
veel beleidsmakers plegen te ontlenen aan hun specifieke
deskundigheid kalft af. Dat is een gunstige ontwikkeling
voor zover het democratisch gehalte van politieke beslissingen erdoor wordt verhoogd — en op dat gebied valt
nog heel wat te verbeteren —, maar kan aan de andere
kant de slagvaardigheid en doeltreffendheid van het beleid ondermijnen: kennis en inzicht zijn nu eenmaal niet
pondspondsgewijs over de bevolking verdeeld. Het is de
kunst in politieke beslissingen beide aspecten voldoende
tot hun rechtte laten komen. De poging van de WRR daar
met zijn Beleidsgerichte toekomstverkenning toe bij te
dragen verdient alle steun.
L. van der Geest
1) Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Beleidsgerichte loekomstverkenning, deel 1: Een poging tot uitlokking,
Rapporten aan de regering nr. 19, Staatsuitgeverij, VGraven-
hage, 1980.
77