redactioneel
Sesam, Open U
I
n zijn nieuwjaarsartikel van dit jaar bracht de topambtenaar
van EZ, J.W. Oosterwijk, de liberalisatieboodschap: open
alle markten zodat buitenstaanders voor nieuwe welvaartsgroei
kunnen zorgen (ESB 13 januari 2006). De boodschap leidde
t
 raditiegetrouw tot enige commotie in de media en was voor  
het NRC Handelsblad aanleiding om het embargo te negeren.  
Maar waar ging het allemaal over?
De ervaringen met de introductie van marktwerking in de
afgelopen jaren, bijvoorbeeld in de bouw of in de energiesector,
hebben de ambtenaren van EZ gesterkt in de overtuiging dat
we op de goede weg zitten: zowel de kosten als de prijzen zijn
gedaald en de efficiëntie lijkt verbeterd. Daarnaast zijn er nog
meer sectoren die in het verleden verstoken zijn gebleven van de
werking van de markt. Kortom: werk aan de winkel. Het nieuwjaarsartikel had nog een tweede thema: buitenstaanders vormen
een bron van dynamiek en vernieuwing. Als direct gevolg leidt
het buitensluiten van deze groep tot een lagere welvaartsgroei.
Hoewel de stelling dat buitenstaanders tot meer dynamiek
leiden aanvechtbaar is, biedt het wel een verklaring waarom
gesloten sectoren geopend moeten worden. Alleen open sectoren staan namelijk open voor dynamiek. In het artikel van
Oosterwijk worden met name de semipublieke sectoren, zoals
het hoger onderwijs en de huizenmarkt tegen het licht gehouden. Met een staatssecretaris voor hoger onderwijs die niets
liever wil dan het bestel openbreken, en een nieuwjaarsboodschap vanuit het ministerie van EZ, beginnen de patronen voor
het hoger onderwijs in het Haagse politieke landschap langzaam
duidelijk te worden.
Als we het voorbeeld van het hoger onderwijs aanhouden,
blijft het echter de vraag of het toelaten van buitenstaanders
inderdaad leidt tot een hogere welvaartsgroei. In concreto:
Professor A van Universiteit B besluit zijn eigen universiteit C te beginnen in de plaats D. Het begint al met de naam.
Noemen wij deze nieuwe instelling ‘universiteit’ of is dat slechts
voorbehouden aan de bestaande, erkende instellingen in den
lande? Vervolgens komt het lesprogramma aan de orde. Kan
deze instelling elk ‘pretpakket’ verkopen als universitaire studie, zolang studenten hier intrappen, of zou de samenleving
beschermd moeten worden tegen dergelijke kwakzalverij? En
natuurlijk de financiering. Komt de universiteit C te D ook in
aanmerking voor overheidsfinanciering, conform de huidige
regelingen of moet Professor A zelf maar naar de bank gaan?
Het probleem bij de introductie van de marktwerking in het
hoger onderwijs is dat een verlaging van de kosten, of prijzen,
niet het enige doel zal zijn voor een kennisland-in-spé zoals
Nederland is. Er is meer. Als het doel van de introductie van
marktwerking in het hoger onderwijs het toelaten van nieuwe
instellingen is, dan kun je je afvragen of Nederland niet al
genoeg aanbieders van hoger onderwijs heeft. Hooguit kun je
stellen dat de huidige concentratie van hoger onderwijs bij  
een beperkt aantal instellingen ten onrechte in stand wordt
gehouden onder het mom van ‘schaalvoordelen’. Het is voor te
stellen, naar analogie van de elektriciteitssector, om productie
van kennis (onderzoek) te splitsen van de distributie van kennis
(onderwijs). Maar dan blijkt de huidige opsplitsing in hbo en
universitair onderwijs al voldoende differentiatie in onderwijs
oplevert. Nieuwe toetreders kunnen hier weinig aan toevoegen.
Maar het belangrijkste probleem bij de introductie van
marktwerking in het hoger onderwijs blijft de kwaliteitsbewaking. Terecht stelt Oosterwijk dat accreditatie in het hoger
onderwijs overeind moet blijven. Daarmee wordt de deur weer
dichtgeslagen en zullen buitenstaanders zich eerst maar eens
moeten bewijzen.
Het hoger onderwijs, als semipublieke sector, staat hierin
niet alleen: ook de woningmarkt, maar ook de energiemarkt,
de telecomsector en de financiële instellingen, laten zien dat
deregulering nieuwe regulering oproept. Het lijkt een illusie te
veronderstellen dat markten zonder reguleren zouden kunnen
functioneren. De mededingingsautoriteiten, zoals Dte, Opta, of
AFM, creëren de nieuwe regels van het spel. Door het instellen
van de spelregels worden markten opnieuw geformuleerd maar
niet noodzakelijk open. In het nieuwe spel worden ook nieuwe
insiders en nieuwe outsiders gedefinieerd en de situatie, zoals
door Oosterwijk geschetst, komt in een ander vorm weer terug.
Het is wellicht ook wel hoog gegrepen om de werkelijkheid volledig te zien als betwistbare markten. Laat ik dat dan in ieder
geval betwisten. â–
Albert Jolink, hoofdredacteur
a.jolink@sdu.nl
ESB  27-1-2006
27