economentop
Scoren naar behoren
A. Jolink
Hoofdredacteur van ESB
De auteur dankt Corine Struis en alle andere toptellers van
CentER voor de prettige samenwerking.
a.jolink@sdu.nl
Na een hernieuwd elan van de citatietop in ESB vorig jaar, nu
de traditie voortgezet. In dit artikel staat de citatietop over de
periode 1999-2003 centraal.
I
n december 2005 publiceerde ESB de economentop met daarin de rangschikking van voorgedragen economen, gerangschikt naar het aantal publicaties. Sinds 2004 is het gebruikelijk
om deze publicatietop aan te vullen met een citatietop van
Nederlandse economen.
De citatietop is een belangrijk instrument om de draagwijdte
van academische publicaties te meten. Daar waar de publicatietop de nadruk legt op de wetenschappelijke productie, legt
de citatietop de nadruk op de (wetenschappelijke) consumptie.
In de strijd om de aandacht van de lezers geeft de citatietop
aan welke publicaties zijn aangeslagen bij het vervolgonderzoek, welke auteurs in dit onderzoek als maatgevend worden
beschouwd, of welke richtingen van onderzoek als veelbelovend
worden ervaren. Met enige terughoudendheid zou de citatietop
een indicatie van de kwaliteit kunnen geven van de geleverde
academische productie.
Naast de citatietop over vijf jaar is een top gemaakt over het
laatste teljaar, 2003. Deze laatste rangschikking, de tipparade,
kan een indicatie geven van onderzoekers die mogelijk volgend
jaar in de citatietop terecht zullen komen. Tot slot is ook een
rangschikking van de deelnemende instituten gemaakt.
De citatietop
In tabel 1 staat de citatietop voor 2005, gebaseerd op de telperiode
1999-2003. In het tekstkader staat een toelichting op de telmethode.
In de citatietop 2005 staat Geert Hofstede, de emeritus hoogleraar Organisatie Antropologie uit Maastricht, soeverein boven
aan. Hofstede’s werk op het gebied van organisatiecultuur laat
qua citaties met een score van 3240, verreweg alle andere economen achter zich. In vergelijking met 2004 zijn de eerste twee
onderzoekers nieuw in de citatietop, wat grotendeels is toe te
wijzen aan de invulling van het quotum door de instellingen. De
economen op de derde tot en met de vijfde plaats stonden ook
vorig jaar in de top vijf van de meeste citaties.
De tipparade
De tipparade kan worden begrepen als de toplijst van citaties
in het laatste jaar van het telvenster. Hierbij gaat het niet om
recente publicaties maar om citaties naar de betreffende auteur
in het laatste jaar. Vorig jaar werd aangehaald dat een hoge
score in de tipparade van 2004 een goede kans oplevert om in
de citatietop 2005 terecht te komen. Dit blijkt maar gedeeltelijk
uit te komen: de als eerste geplaatste in de tipparade 2004, Stijn
Claessens, daalt in de citatentop 2005 (van 11 naar 13); Eric van
Damme, tweede in de tipparade 2004, daalt in 2005 (van 14
naar 17) en Dick van Dijk, derde in de tipparade, komt nog niet
in de citatentop 2005 voor.
158
ESB  7-4-2006
De citatie-tipparade van 2005 verschilt ten opzichte van vorig
jaar, doordat alleen die onderzoekers zijn opgenomen die niet al in
de citatentop staan. Hierdoor ontstaat een lijst van kandidaten die
nog niet, of niet meer, tot de citatentop behoren maar daar volgend
jaar mogelijk wel aanspraak op zouden kunnen maken.
Topinstellingen
Evenals vorig jaar, staat ook dit jaar de Universiteit van
Tilburg bovenaan in de citatentop. Ten opzichte van vorig
jaar is de Erasmus Universiteit sterk geklommen van de zesde
plaats in 2004 naar de tweede plaats in 2005. Wageningen
Universiteit en de Universiteit Maastricht staan overanderd
op de derde en vierde plaats. De Universiteit van Amsterdam
is ten opzichte van vorig jaar gedaald van de tweede plaats
naar de vijfde plaats, een ontwikkeling vergelijkbaar met de
Tabel 1. Internationale citatietop-30, 1999-2003
plaats naam
affiliatie
2005
Â
Â
1
G.H. Hofstede
2
3
geboorte-
score
jaar
Â
UM
1928
3240
E.K.A. van Doorslaer
EUR
1958
823
A. Maddison
RUG
1926
704
4
M. Wedel
RUG/Michigan
1957
618
5
P.P. Wakker
UvA/UM a
1956
589
6
J.B.E.M. Steenkamp
UvT
1959
543
7
A.A. Dijkhuizen
WUR
1953
501
8
A.L. Bovenberg
UvT
1958
497
9
P. Nijkamp
VU
1946
463
10
J.M.A.Hennart
UvT
1947
454
11
L.L.G. Soete
UM
1950
452
12
J. Hagedoorn
UM
1950
432
13
C.A.M.F. Claessens
UvA/World Bank
1959
407
14
J.R. Magnus
UvT
1948
368
15
H.E. Nusse
RUG
1952
354
16
P.H. Franses
EUR
1963
313
17
E.E.C. van Damme
UvT
1956
277
18
P. Rietveld
VU
1952
273
19
H.G. Barkema
UvT
1957
270
20
J.P.C. Kleijnen
UvT
1940
269
21
H.C. Tijms
VU
1944
266
22
R. Dekker
EUR
1957
262
23
R.B.M. Huirne
WUR
1962
258
24
H. Bleichrodt
EUR
1965
244
25
C.G. de Vries
EUR
1955
227
26
B. Nooteboom
UvT
1942
225
27
J.C.J.M. van den Bergh VU/IVM
1965
218
28
A.W.A. Boot
UvA
1960
215
30
C.H. Hommes
UvA
1960
212
30
R.S.J. Tol
VU/Hamburg
1969
212
economentop
Tabel 2. Internationale citatie-tipparade, 1999-2003
plaats naam
affiliatie
2005
Â
Â
geboorte-
score
jaar
Â
1
S.J. Koopman
VU
1963
60
2
3
G.B. Dijksterhuis
WUR/RUG
1961
52
E.C. Perotti
UvA
1959
45
4
J.W. Gunning
VU
1949
42
5
J. Hartog
UvA
1946
38
6
R.A. Cowan
UM
1959
35
7
W.N.J. Groot
UM
1960
35
8
S.H. Tijs
UvT
1937
33
9
G.J. van den Berg
VU
1962
33
10
F.G.M. Pieters
UvT
1955
32
11
A.H. Kleinknecht
TU Delft
1951
31
12
J. de Haan
RUG
1960
28
13
J.F.Francois
EUR
1961
28
14
M.P. Papazoglou
UvT
1953
28
15
T.E. Nijman
UvT
1957
28
16
J.C. Wortmann
RUG
1950
28
17
S.C.W. Eijffinger
UvT
1953
27
18
A.M. Sorge.
RUG
1945
27
19
E.J. Bartelsman
VU
1960
27
20
Goovaerts, MJ
UvA/KU Leuven
1946
26
herschikking in de publicatietop van december jongstleden.
De Vrije Universiteit, Rijksuniversiteit Groningen en de
Universiteit Utrecht behouden hun relatieve posities onderaan de rangschikking. Nieuw in de instellingentop zijn de
Technische Universiteit Delft (op de achtste plaats) en De
Nederlandsche Bank (op de tiende plaats).
Tabel 3. Instituten Top-10 citaties 1999 – 2003
instituut a
Â
score
1
Universiteit van Tilburg
1556
2
Erasmus Universiteit Rotterdam
1143
3
Wageningen Universiteit and Researchcentre
991
4
Universiteit Maastricht
845
5
Universiteit van Amsterdam
841
6
Vrije Universiteit
805
7
Rijksuniversiteit Groningen
646
8
Technische Universiteit Delft
204
9
Universiteit Utrecht
182
10
De Nederlandsche Bank
84
a
Gecorrigeerd voor aantallen vte’s
Conclusie
Â
De spelregels voor de citatentop maken het lastig om
trends te ontwikkelen op individueel niveau, doordat verschillende onderzoekers per jaar kunnen worden voorgedragen.
Tegelijkertijd bieden de spelregels elk jaar de mogelijkheid om
nieuwe namen te plaatsen tussen de namen die ook in voorgaande edities van de citatentop voorkwamen. Hierdoor ontstaat een goed beeld van de dynamiek van de populatie van economen en het amalgaam van vakgebieden waar ze voor staan. n
Albert Jolink
De telmethode
De uitkomst van de citatietop wordt bepaald door de telmethode. De spelregels voor de telmethode worden, in overleg met
(decanen van de) deelnemende instituten, opgesteld door CentER.
Volgens deze spelregels wordt geteld op basis van de vermeldingen
vanaf 1988 in de Social Science Citation Index, de Science Citation
Index, en de Arts & Humanities Index uit het databestand Web of
Science van Thomson ISI
Het telvenster loopt van 1999 tot en met 2003 en citaties geteld
in tijdschriften die in deze periode zijn verschenen worden opgenomen in de citatietop. Deze citaties mogen op hun beurt verwijzen naar publicaties uit de periode 1988-2003.
Het telvenster verschuift ieder jaar een teljaar. Door een
verschuivend venster wordt er verondersteld dat de leeftijd van
de onderzoekers niet noodzakelijk de kansen in de citatietop
beinvloeden.
De namen van de onderzoekers zijn voorgedragen door de deelnemende instituten. De zes grotere faculteiten (EUR, RUG, UM,
UvA, UvT, VU) leveren elk twintig namen aan terwijl de kleinere
instituten (UU, WUR, DNB, TUD) elk vijf namen voordragen. De
faculteiten van Nijmegen en van Twente doen ook dit jaar niet mee.
In tegenstelling tot vorig jaar doet de TUE dit jaar niet mee, terwijl
de TUD en DNB erbij zijn gekomen. De namen die door de instituten worden aangeleverd vormen de groslijst van economen. De
citatietop vormt aldus een afspiegeling van de rangschikking van de
economen die door de deelnemende instituten zijn voorgedragen.
Sommige economen hebben ook affiliaties met onderzoeksinstellingen die niet deelnemen aan de citatietop. Deze affiliatie is niet
vermeld in de citatietop, met uitzondering van een tweede affiliatie
met een buitenlandse instelling of anderszins bekend is gemaakt. De
onderzoekers zijn in de gelegenheid geweest de selectie van hun citaties te corrigeren, waarna de impact van de complete citatielijsten
kon worden bepaald.
Instellingen kunnen een eigen keuze maken bij het invullen van
de quota (twintig respectievelijk vijf namen). Voor de publicatietop
en de citatietop worden verschillende lijsten aangeleverd, omdat de
instellingen verschillende economen als kanshebbers zien voor een
hoge notering in de verschillende rangschikkingen. Sommige instellingen nomineren alleen voltijders, zodat bijvoorbeeld hoogleraren
met een deeltijdaanstelling buiten de boot vallen. De voorgedragen
personen moeten aan een Nederlandse universiteit zijn gepromoveerd, of elders zijn gepromoveerd maar voor meer dan vijftig procent zijn verbonden aan de Nederlandse universiteit.
Hoewel over Nederlandse universiteiten wordt gesproken, gaat
het meestal om faculteiten economie, of vakgroepen economie.
Onderzoekers van andere faculteiten komen alleen in aanmerking
als daarvoor door de desbetreffende universiteit binnen het quotum
ruimte wordt gemaakt. Ook hierdoor kunnen verschillen optreden
tussen universiteiten waardoor er, bijvoorbeeld, een hoogleraar
economie aan een faculteit sociologie in de ene stad wel wordt meegeteld en in een andere stad niet wordt meegeteld. Bij onderzoekers
die recentelijk van universiteit zijn gewisseld bestaat de mogelijkheid
dat deze onderzoeker noch door de oude noch door de nieuwe universiteit wordt voorgedragen voor de telling.
De volgorde van de geciteerde auteurs (bij co-auteurschap) speelt
in de telling geen rol. Er wordt wel gecorrigeerd voor zelfcitaties, die
niet worden meegeteld, terwijl eventuele citaties van co-auteurs wel
worden meegeteld. De totaal score is een ongewogen optelling van
alle citaties van het werk van de betreffende onderzoeker.
ESB  7-4-2006
159