Ga direct naar de content

Schuld en boete

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: maart 30 1989

Schuld en boete
Met de lancering van het plan-Brady lijkt het schuldenvraagstuk in een nieuwe fase aangeland. Tot voor kort
bleef men vasthouden aan het principe dat aan de schuldenlanden verstrekte leningen volledig moesten worden
terugbetaald. De groeiende secundaire markt voor leningen aan ontwikkelingslanden toonde echter al geruime
tijd aan dat drt beginsel niet langer houdbaar was. Op
deze markt worden de leningen met een aanzienlijke, per
debiteurenland verschillende, discount verhandeld. Twee
jaar geleden, toen de economic van Brazilie na het mislukken van het Cruzado-plan in het slop raakte en de rentebetalingen geruime tijd werden opgeschort, nam Citicorp als eerste Amerikaanse bank de ingrijpende beslissing om ten laste van de kwartaalwinst forse afschrijvingen te plegen op uitstaande leningen in de schuldenlanden. Daarmee begon het principe van volledige terugbetaling te wankelen. Tegelijkertijd werden de eerste plannen voor schuldvermindering gelanceerd door de Amerikaanse senator Bradley. Deze kregen toen nog weinig
steun; de Amerikaanse regering bleef vasthouden aan het
plan-Baker, dat er op gericht was een escalatie van de
problemen te voorkomen door banken te stimuleren
nieuwe kredieten te verschaffen aan landen die een door
het IMF of de Wereldbank ondersteund aanpassingsbeleid voerden.
Vorig jaar September ten tijde van de jaarvergadering
van het IMF en de Wereldbank in Berlijn kwam de toenmalige Japanse minister van financien Miyazawa met
concrete voorstellen voor schuldvermindering, maar de
Amerikanen bleven zich nog steeds tegen het idee verzetten. De recente voorstellen van de Amerikaanse minister
van financien Brady kunnen dan ook als een ommezwaai
in het Amerikaanse beleid worden beschouwd. Zij betreffen een vermindering van de schuldenlast en rentebetalingen van een aantal grote Latijnsamerikaanse debiteurenlanden over een periode van drie jaar met ongeveer
20%. Centraal in de voorstellen staat de rol van het IMF en
de Wereldbank. Deze instellingen worden geacht tegen
een forse korting op de nominale waarde kredieten van de
banken over te nemen, dan wel garanties te verschaffen
voorterugbetaling doorde schuldenlanden.
Zoals gezegd hebben financiele markten het vertrouwen in een volledige terugbetaling van de Latijnsamerikaanse schulden al lang verloren en hebben banken hun
strategic gewijzigd. Van officiele zijde echter liet de erkenning dat de economieen van de schuldenlanden niet snel
genoeg konden groeien om de rente- en aflossingslast
volledig te dragen nog steeds op zich wachten. Natuurlijk,
voor een deel kan de te lage groei geweten worden aan
mismanagement van de economieen in Latijns-Amerika,
maar overheden en banken in de westerse industrielanden hebben net zo goed bijgedragen aan het uit de hand
lopen van de problemen. De banken door hun grote zorgeloosheid in het verstrekken van leningen, die na augustus 1982 omsloeg in grote terughoudendheid. De overheden doordat zij in 1979 een restrictief monetair beleid inzetten dat tot hoge rentes en tot een recessie in de industrielanden leidde. Daardoor kelderden de grondstoffenprijzen en zakte de uitvoer van de schuldenlanden in.
Voor een duurzame oplossing van de schuldenproblemen zal een beleid gericht op lage rentes en verhoging
van de invoer uit deze landen centraal moeten staan.
Gezien de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de
problemen is het gewenst dat ook de lasten gezamenlijk
gedeeld worden. Dit zal de komende maanden nog tot
moeizame onderhandelingen leiden, waarbij westerse
overheden, commerciele banken en schuldenlanden ieder vanuit hun eigen invalshoek zullen trachten de geza-

ESB 29-3-1989

menlijke aanpak te sturen. Voor de crediteuren houdt
schuldvermindering verschillende gevaren in. Slecht beleid door schuldenlanden dreigt beloond te worden. De
prikkel om politiek onaantrekkelijke maatregelen te treffen
ter bevordering van de structured groeicapaciteit van de
economie zal afnemen. De impliciete beloning voorslecht
beleid gaat niet alleen in tegen overwegingen van rechtvaardigheid, maar kan ook de bereidheid van de Latijnsamerikaanse regeringen verminderen om in de toekomst
het eigen politieke lot te wagen voor het treffen van impopulaire maatregelen.
Het gevaar dat landen er bewust naar zullen streven
om van de last van de buitenlandse schuld af te komen
door schuldvermindering is niet denkbeeldig. In de jaren
1930-1932 voerde Duitsland onder Rijkskanselier Briining bewust een deflatoir beleid om zodoende Frankrijk,
Engeland en Amerika ervan te overtuigen dat het niet in
staat was te voldoen aan de na de eerste wereldoorlog
opgelegde herstelbetalingen1. Deze strategic was succesvol. In 1931 kondigde president Hoover een moratorium af waarbij de VS de oorlogsschulden van Frankrijk en
Engeland voor de periode van een jaar opschortten onder
voorwaarde dat deze landen hetzelfde zouden doen met
de herstelbetalingen van Duitsland. Een jaar later werd
overeengekomen de herstelbetalingen volledig kwijt te
schelderr. Hoewel de oorzaak van de schuldenproblemen nu uiteraard een geheel andere is dan in de jaren dertig zijn er toch wel overeenkomsten met de huidige situatie in Latijns-Amerika. Politieke instabiliteit, weinig vertrouwen in de toekomst van de democratic en grote ontevredenheid bij diverse groepen in desamenleving overde
verdeling van de lasten van het aanpassingsbeleid houden grote gevaren in. De recente onlusten in Venezuela
tonen nog eens de smalle marges aan waarbinnen de regeringen in Latijns-Amerika kunnen opereren.
In de voorstellen van Brady houdt inschakeling van IMF
en Wereldbank in dat beslag gelegd wordt op de schaarse middelen van deze instellingen waardoor uiteindelijk
de belastingbetalers in de crediteuren landen voorde lasten moeten opdraaien. Een aanvullend bezwaar is dat de
mogelijkheden om het ontwikkelingsproces te stimuleren
in landen die niet voor schuldvermindering in aanmerking
komen afnemen. Aan de andere kant is er ook wel een argument dat pleit voor inschakeling van deze instellingen.
Laat men de schuldvermindering volledig over aan de
vrije marktwerking, dan ontstaat het ‘free-rider’-probleem.
Banken die niet meedoen aan de schuldvermindering genieten evenzeerde voordelen van een verbetering van de
kwaliteit van hun uitstaande leningen als de banken die
wel een deel van hun vorderingen kwijtschelden.
Schuldenlanden hebben verklaard dat zij de plannen
niet ver genoeg vinden gaan. De komende maanden zullen zij ongetwijfeld terughoudend zijn bij het voldoen aan
hun schuldverplichtingen. Binnenlandse politieke druk zal
de bereidheid om in afwachting van mogelijke kwijtschelding aan de verplichtingen te voldoen, vender doen afnemen. Het is dan ook van het grootste belang dat de onderhandelingen over hoe de schuldvermindering in praktijk
gestalte moet krijgen spoedig tot resultaten komen. Hoewel schuldvermindering zeker bezwaren met zich brengt
en zonder aanvullend beleid de problemen niet kan oplossen, lijkt er nauwelijks nog een andere uitweg.

______________________A.J. Wolters
1. S. Haffner, Van Bismarck tot Hitler. Het Duitse Rijk 1871-

1945, Gotmer/Becht, Haarlem, 1988, biz. 124-126.
2. C.P. Kindleberger, The world in depression 1929-1939, Penguin, Harmondsworth, 1987.

305

Auteurs