Ga direct naar de content

Schatgraven in eigen regio

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juni 10 1993

Schatgraven in eigen regio
IJ. Boeckhout en A.W. Verkennis*

I

n bet Europa zondergrenzen strijden steden en regie’s om degurist van bet
bedrijfsleven. Toch wordt voor de regionale ontwikkeling nog onvoldoende gebruik
gemaakt van depotenties van reeds aanwezige bedrijven en instellingen. Een
regionaal platform, waarin alle betrokken partijen een gemeenschappelijk
overeengekomen koers uit helpen zetten, kan bier verandering in brengen. Daarbij
verdient financiele ondersteuning van bet Rijk via een bedrag ineens de voorkeur.
Tot slot is profilering van bet regionale potentieel onontbeerlijk.

‘De wereld als marktplaats’ doet steeds meer opgeld.
Kortere levenscycli van produkten, hogere o&o-uitgaven, continue aanpassingen in het produktieproces,
en veeleisende afnemers noodzaken tot afzetvergroting ten einde de stijgende kosten door hogere omzetten te compenseren. Dit proces van schaalvergroting
krijgt op verschillende manieren vorm: concentratie
op kernactiviteiten, intensivering van toelevering en
uitbesteding, het ontstaan van diverse samenwerkingsvormen, en het doorvoeren van een ruimtelijke
scheiding van functies bij internationaal opererende
ondernemingen.
Deze trends zijn weliswaar het meest evident in
de Industrie, maar ook in de zakelijke dienstverlening
zijn dergelijke processen zichtbaar. Tegelijkertijd
neemt het belang van dienstverlenende activiteiten
binnen de Industrie toe. De meer traditionele indeling in sectoren verliest daardoor aan betekenis.
De bovenbeschreven ontwikkelingen hebben op
de een of andere wijze een regionale neerslag. Het
doorvoeren van een ruimtelijke scheiding van functies kan leiden tot het sluiten van bedrijfsonderdelen
in de ene regio, terwijl daar in een andere regio uitbreiding tegenover staat. Hetzelfde geldt voor de
mate waarin bij het afstoten van niet-kernactiviteiten
deze in dezelfde regio worden uitbesteed.
In al deze gevallen is dit vooral een zaak van
ondernemers. Maar bij de uiteindelijke locatiekeuze
is de kwaliteit van een regio van groot belang.
Belangrijke vragen daarbij zijn hoe de aantrekkelijkheid als vestigingsplaats voor bestaande of nieuwe
activiteiten kan worden vergroot, welke strategische
visie daartoe ontwikkeld moet worden, en hoe deze
strategic moet worden uitgevoerd. Aan de hand van
ervaringen in de regio Eindhoven en andere gebieden in Europa wordt in dit artikel betoogd dat juist
de uitbuiting van het aanwezige potentieel in de
regio oftewel het ‘schatgraven in eigen regio’ de
belangrijkste basis is voor een succesvolle regionale
ontwikkeling. Tevens wordt aangegeven op welke
wijze zo’n aanpak vorm zou kunnen worden gege-

Voorwaarden op regionaal niveau

Verbetenng bedrijfsklimaat
De concurrence tussen regie’s neemt toe. Regie’s
weten zich daarbij in meerdere of mindere mate gesteund door nationale overheden, en in een aantal
gevallen ook door de EG. Deze hogere overheden
bepalen in belangrijke mate de kaders voor sociaaleconomische ontwikkeling in algemene zin.
Op regionaal niveau wordt deze concurrentie
gevoerd door het creeren van zo gunstig mogelijke
locatievoorwaarden. Uit recent onderzoek kan worden afgeleid dat het toekomstig concurrerend vermogen van een regio voor een groot deel wordt bepaald
door het reeds aanwezige type bedrijfsleven . Daarnaast speelt de rijksoverheid een belangrijke voorwaardenscheppende rol op het gebied van de scholing, de verkeersinfrastructuur en het stimuleren van
de technologische ontwikkeling. De rol van de lagere
overheden ligt vooral op het procedurele vlak en bij
het beheer van de fysieke omgeving.
De toekomstige kwaliteit van elk van deze factoren wordt met name bepaald door wat nu reeds aanwezig is. Dit zijn geen factoren die van de ene op de
andere dag kunnen worden gewijzigd. Het is daarom
essentieel dat het goede van nu benut wordt en behouden blijft. Door de toenemende concurrentie bij
het aantrekken van buitenlandse bedrijven wordt
deze waarheid wel eens uit het oog verloren .
‘Schatgraven in eigen regio’ is de basis voor verdere
regionaal-economische ontwikkeling.
* De auteurs zijn hoofd respectievelijk projectleider van
de afdeling Regionale en Stedelijke Ontwikkeling van het
Nederlands Economisch Instituut (NEI) te Rotterdam. Dit
artikel is gebaseerd op het pre-advies Regio Eindhoven:
ambitieus in kennis dat is opgesteld voor de NV Regionaal
Economische Dienst voor de regio Eindhoven (REDE).
1. Zie bij voorbeeld NEI, New location factors for mobile
investment in Europe, 1992; NEI/BCI, Mainport Schiphol:
definitie, randvoorwaarden, concurrentie-anatyse en uitstralingseffecten, 1993.
2. Zie onder andere NEI, Lokatiebeleid en grensregio’s, 1993.

Effectieve coordinate
Bij deze verdere regionaal-economische ontwikkeling zijn verschillende partijen actief. Binnen de overheidssector zijn dit vooral gemeenten, samenwer-

kingsverbanden van gemeenten en provincies, en

Figuur 1. Aandeel o&o-tverkgelegenbeid in totale iverkgelegenbeid
in Noordwesteuropese regio’s

MEER DAN 1,5%

verschillende intermediaire instanties die aan de over-

heid zijn gelieerd. Binnen het bedrijfsleven gaat het
om bedrijven, branche-organisaties en belangengroe-

TUSSENO,5EN 1,5%

peringen.
De Internationale trend van schaalvergroting in

het bedrijfsleven gaat ook aan de overheidssector
niet ongemerkt voorbij. Met betrekking tot regionaaleconomische ontwikkeling is vast te stellen dat op
gemeentelijk niveau niet meer adequaat kan worden
geopereerd. De (voorgenomen) regiovorming in het
kader van de rijksnota Bestuur op Niveau is hierop
beter toegesneden.
Thans houden zoveel instanties zich met regionaal-economische ontwikkeling bezig, dat onvoldoende duidelijk is wie wat doet, en hoe dit op elkaar is
afgestemd. Een beter op elkaar afgestemde aanpak is
vereist om te bewerkstelligen dat het ‘schatgraven in
eigen regio’ ook werkelijk succes kan opleveren.
Ook in de ons omringende landen kent men een
zelfde situatie en komt men tot vergelijkbare initiatie-

ven om de neuzen in dezelfde richting te krijgen. In
agglomeraties als Leeds (Leeds Initiative), Bristol
(Western Partnership) en Lille (Club des decideurs)
zijn daarom platforms van de grond getild waarin
overheid, bedrijfsleven en kennisinstituten en/of
universiteiten gezamenlijk de regionaal-economische
ontwikkeling vorm gaan geven. In het geval van Bristol heeft het platform zelfs de bevoegdheid voor de
coordinate van het regionaal-economische beleid
gekregen.

Regio Eindhoven in perspectief
Een van de regie’s waar de hiervoor geschetste problematiek zich duidelijk manifesteert, is de regio Eindhoven. Deze regio, die geheel Zuid-oost Brabant beslaat, was tot voor kort een van Nederlands meest
dynamische regie’s. De werkgelegenheid nam sterk
toe, hetgeen leidde tot een relatief lage werkloos-

Bron: B. Minne, 1992.

men van werkgelegenheid vertoont de regio Eindhoven ten opzichte van Nederland een duidelijke oververtegenwoordiging van industriele activiteiten (33%
tegen 20%) en een aanzienlijke ondervertegenwoordiging van de overige dienstverlening (25% tegenover
34%). Kleine en middelgrote ondernemingen leveren
daaraan een belangrijke bijdrage. Onderzoeks- en
ontwikkelingsactiviteiten (o&o) zijn in de regio sterk
vertegenwoordigd.
Voorts is sprake van technologische clustervorming van kleine en middelgrote ondernemingen
rondom de grote bedrijven met hun o&o-voorzienin-

gen, de TU Eindhoven en de Hogeschool Eindhoven.
Samen met Noord-Limburg scoort de regio zowel
nationaal als internationaal hoog qua o&o en kennisintensiteit, zie figuur 1 .

heid. Er werden veel nieuwe bedrijven gevestigd,
waarvan een aanzienlijk deel van buitenlandse origine. Tevens was sprake van een hoge uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen en werd veel nieuwe kantoor-

ruimte gerealiseerd.
Recent is in deze voorspoedige ontwikkeling enige kentering gekomen. Belangrijke aanpassingen in
een aantal dominerende grote industriele ondernemingen (Philips, DAF en NedCar) hebben niet alleen
bij deze bedrijven maar ook bij toeleveranciers tot
werkgelegenheidsverlies geleid. Weliswaar is de
afhankelijkheid van deze grote bedrijven de afgelopen jaren verminderd door de doelbewust nagestreef-

Bedrijfsklimaat
Niet alleen qua economische ontwikkeling en structuur, ook qua bedrijfsklimaat staat de regio er ten
opzichte van andere regio’s in Noordwest-Europa in

het algemeen goed voor. De regio beschikt over vele
voor het bedrijfsleven relevante faciliteiten als kennisinstituten, goede infrastructurele voorzieningen inclusief een goed geoutilleerde luchthaven, in principe
voldoende ruimte, een goed opgeleide beroepsbevolking, en een steeds beter wordend niveau van commerciele en niet-commerciele voorzieningen. Dit wil
niet zeggen dat er in de regio geen knelpunten zijn.

de diversificatiestrategieen van overheid en toeleve-

Deze zijn echter niet alarmerend te noemen, alhoe-

ringsbedrijven, doch geheel ongeschonden hebben
deze recente aanpassingen*de regio niet gelaten.

wel er ten aanzien van de weginfrastructuur behoefte

Economiscbe structuur

positie, CPB-memorandum 94, 1992; A. Kleinknecht en

Ondanks genoemde diversificatiestrategieen blijft de
regio een duidelijk industrieel karakter houden. In ter-

ESB 9-6-1993

3. B. Minne, Technologic en economie: de Nederlandse
T.P. Foot, Do regions matter for R&D, Regional Studies,
nr. 3, 1992.

is aan uitbreiding: stilstand geldt hier duidelijk als
achteruitgang.

De vraag is wel of de aanwezige faciliteiten
optimaal worden aangewend. Voor kleine en middelgrote bedrijven blijkt de toegangsdrempel tot de universiteit en kennisinstellingen vaak aan de hoge kant.
De cultuur van kennisinstituten sluit lang niet altijd
aan bij de praktijk van alledag. Deze constatering
doet overigens ook opgeld voor een andere regio
met een hoge kennisintensiteit, te weten Munchen/
Neurenberg.

Accent op differentiatie
Zoals van haar verwacht mocht worden heeft de re-

punt is, nog afgezien van de discussies aangaande de
energie-intensiteit van deze activiteiten.
Op grond hiervan tekent zich voor de regio Eindhoven de volgende koers af: generatie en vooral benutting van (technologische) kennis. Dit betekent dat
aanwezige capaciteiten op dit gebied, zowel bij het
bedrijfsleven als bij de verschillende kennisinstituten,
veel meer benut dienen te worden. In nationale optiek lijkt de regio Eindhoven hiervoor de meest aangewezen regio te zijn. Zeker gezien de accenten die
in andere Nederlandse regie’s de laatste tijd worden
gelegd op zakelijke diensten en logistiek, is het van
belang om technologische kennis en de benutting

daarvan in de regio Eindhoven geconcentreerd te

gionale overheid haar langere termijn visie omtrent

houden. In het buitenland is sprake van diverse

de voorgestane regionaal-economische ontwikkeling

regie’s die zo’n keuze ondubbelzinnig maken. Wil

in meerjarenplannen uitgewerkt. Daaruit blijkt dat
vooral ingezet wordt op voorwaardenscheppende
projecten die ten goede komen aan sectoren die nu
nog in de regio ondervertegenwoordigd zijn als zakelijke diensten (de recente groeiers) en transport en
distributie. Dit is in lijn met de geuite wens tot differentiatie van de produktiestructuur. In een vergelijkbare regio als Beieren ziet men evenwel de industrieel-technologische activiteiten als de drager van de
regionale economic.
Beleidsmatig wordt derhalve vooral de versterking van de zakelijke dienstverlening nagestreefd, en
wordt te weinig aansluiting gezocht bij het industriele
imago van de regio c.q. gebruik gemaakt van het kennispotentieel dat in de regio aanwezig is. De vraag is
derhalve of via een gezamenlijk schatgraven in de regio niet meer economisch gewin zou kunnen worden
gerealiseerd.

Nederland op dit terrein blijven meedoen, dan is

Koers voor Eindhoven
Het bepalen van de economische koers van de regio
Eindhoven is een gezamenlijke regionale verantwoordelijkheid. De koers van de regio moet bepaald worden door de sterke punten van de regio, zowel in
termen van produktiestructuur en -kenmerken als in
termen van (fysieke) omgeving. Daarbij dient het te

gaan om sterke punten die (inter-)nationaal onderscheidend zijn. Het genoemde kennispotentieel is
voor de regio zo’n onderscheidend punt.
Het is gevaarlijk om sterke punten in termen van
produktiestructuur direct te vertalen naar bedrijfstakken of clusters. Deze indeling doet te weinig recht
aan de zeer gevarieerde ontwikkelingen op bedrijfsniveau, en draagt de beperkingen van een beleid van
‘picking the winners’ in zich. Het is beter is om een
onderscheid te maken naar produktiekenmerken, te
weten: arbeidsintensief, kapitaalintensief en kennisintensiet.
Internationaal gezien is het duidelijk dat West-Europa voor arbeidsintensieve activiteiten niet meer de
meest geeigende pick is. Ook hiervoor kan Beieren
als voorbeeld dienen. Met lede ogen ziet men daar,
ondanks aanzienlijke investeringssubsidies, veel arbeidsintensieve bedrijvigheid naar het nabijgelegen
Tsjechie vertrekken. Op kapitaalintensieve produktie

zo’n keuze ook noodzakelijk. Daarbij dient de regio
Eindhoven het initiatief te nemen.

Organisatie en uitvoering
Oprichting regionaalplatform
Met het inslaan van bovengenoemde koers begint de
regio Eindhoven niet bij nul. Er is reeds sprake van
een veelheid aan initiatieven en projecten. Het besef

dat gezamenlijk de schouders er onder gezet moeten
worden is, na de recente ontwikkelingen bij Philips,

DAF en NedCar, zeker aanwezig. Toch leeft bij de
marktsector nog het gevoel dat ze te weinig inbreng

heeft bij het meebepalen van de toekomst van de regio. In navolging van de eerder aangehaalde buiten-

landse voorbeelden komt dan ook een vrij algemeen
uitgesproken wens naar boven voor het formeren
van een ‘regionaal platform’, samengesteld uit vertegenwoordigers van het in de regio aanwezige bedrijfsleven, lokale/regionale overheid, werknemers,
universiteit/kennisinstituten en de ontwikkelingsmaatschappij. Door middel van dit platform is de zo
belangrijke directe communicatie tussen alle betrokkenen gegarandeerd, hetgeen meer dan nu het geval
is tot een gemeenschappelijke aanpak en uitvoering
van projecten kan leiden.
Dit platform, met als werktitel Raad voor Ontwikkeling van Eindhoven en Regio (Roer), dient elemen-

ten van de genoemde buitenlandse platforms en de
ontwikkelingsraad voor Rotterdam (Rotor) te combineren. Van de buitenlandse initiatieven kan de afbakening van het takenpakket worden overgenomen:
een beperking tot regionaal-economische koersbepaling en project- en instrumentdefinitie. Van Rotor
dient de beperkte looptijd overgenomen te worden.
Aangezien de regio Eindhoven al een groot aantal
overlegorganen kent, moet het gevaar van ‘weer een
extra organisatie’ ondervangen worden. De Roer zou
derhalve voor een periode van een jaar ingesteld kun-

nen worden. In dat jaar moeten, op basis van een gemeenschappelijk gedragen visie, projecten gedefinieerd worden die in de reguliere lijn tot uitvoering
kunnen worden gebracht.

zijn nog steeds vele ogen gericht. De vraag is echter
in hoeverre dit een sterk en vooral onderscheidend

4. P.M.P.J. Merkelbach, Industrie en de regio, lezing, 1993.

Taken en prioriteiten
Ms hoofdtaak dient de Roer een gemeenschappelijke
visie te ontwikkelen op de toekomstige koers voor
de regio Eindhoven, de daarvoor meest geschikte projecten te selecteren, en het meest geeigende instrumentarium te ontwikkelen. In de tweede plaats kan
de Roer de huidige kluwe overheidsdiensten en (bedrijfs- en overheidsgelieerde) intermediaire organisa-

Uiteraard is dit een zaak van lange adem. Wel
dient zich momenteel een unieke mogelijkheid aan
om hiermee een begin te maken: het project Westcorridor. In de huidige opzet ligt de nadruk van dit project te veel op zakelijke diensten, transport en distributie, terwijl de baten voor de Industrie beperkt zijn.

Om het aanwezige kennispotentieel beter te benutten en te profileren, dient Westcorridor omgebo-

ties door laten lichten. De overzichtelijkheid van dit

gen te worden in de richting van een technologiepro-

‘middenveld’ laat te wensen over, vooral in de richting van de uiteindelijke doelgroep, het bedrijfsleven.
Ook kan de Roer een strategische alliantie met midden-Noord Brabant en het noorden van Limburg
stimuleren, een alliantie die eventueel met Belgisch
Limburg kan worden uitgebreid. Regionale ontwikkeling houdt immers niet bij de regiogrenzen op. Zeker

ject. Dit houdt in dat bij de vastgoedontwikkeling het
accent dient te liggen op het ontwikkelen van de
woningen, kantoren en bedrijfsruimten van de toekomst, inclusief de modernste voorzieningen op het
gebied van energieverbruik, isolatie, en de afvoer van
afval. In de regio zijn diverse bedrijven gevestigd die
hieraan een belangrijke bijdrage kunnen leveren. De
regio Eindhoven moet derhalve op alle aspecten van
het stedelijk functioneren de ‘corridor van de toekomst’ worden, niet als louter bezienswaardigheid,
maar als woongebied en werkplek.
Aldus kan de kennisontwikkeling en -toepassing

niet met gebieden met zoveel overeenkomsten (structuur) en mogelijkheden (ruimte, arbeidskrachten).

Bijdrage van het Rijk
De inzet van alle betrokken partijen is een noodzakelijke voorwaarde voor het slagen van regionale
samenwerking. In het verleden is, ook in de regio
Eindhoven, een aantal initiatieven doodgebloed van-

wege te grote vrijblijvendheid. Nu is commitering

op regionaal niveau enorm gestimuleerd worden.
Uiteraard vereist een dergelijk project aanzienlijke in-

vesteringen. Voor een aanzienlijk deel kunnen deze
echter worden vrijgemaakt door bij overheid en bedrijfsleven middelen ten behoeve van dit project te
bundelen. Onderzoeks- en ontwikkelingskosten, die
toch gemaakt worden, kunnen direct produktief worden gemaakt. Bovendien zal een dergelijke aanwending aanzienlijke uitstralingseffecten opleveren.

nooit voor 100% te garanderen. Daarvoor is de versnippering te groot. De inzet van alle belanghebbenden kan echter wel gestimuleerd worden.
Van belang is dat de betrokken partijen inzien dat
de regio voordeel heeft van een consistente visie en
strategic. Dit is echter makkelijker gezegd dan aangetoond. In een dergelijke situatie kan een beloning
voor eensgezind optreden behulpzaam zijn. Gezien
het belang van Eindhoven als belangrijkste industrieregio van Nederland, is hier een rol voor het Rijk weggelegd. Dit kan geschieden door een toezegging dat
de regionale projecten die voortvloeien uit de breed

Het schatgraven in eigen regio is bij uitstek een gezamenlijk karwei. Op regionaal niveau is men het best
in staat om dit proces vorm te geven. Daarvoor is het
wel noodzakelijk dat de neuzen van alle betrokkenen
in dezelfde richting staan. Dit kan bevorderd worden

gedragen visie, op financiele steun van het Rijk kun-

door het oprichten van een regionaal platform, met

nen rekenen, ongeacht of het past in bestaande rege-

als belangrijkste taak het formuleren van een econo-

lingen.

mische koers voor de regio en het vertalen van die

Bij het Rijk dienen hiertoe de schotten tussen de

potten verwijderd te worden. Dat dit kan is bewezen

Slot

koers naar concrete projecten en instrumenten. Een
dergelijk platform dient de daartoe nodige werkzaamheden in betrekkelijk korte tijd te verrichten om vol-

bij de uitvoering van het verstedelijkingsbeleid, conform de Vierde nota over de ruimtelijke ordening
extra (Vinex). De grote steden krijgen hierbij een
bedrag ineens ter uitvoering van het rijksbeleid. Het
verschil is dat het in het onderhavige geval om regionaal beleid gaat. Dit mag voor het Rijk evenwel geen
bezwaar zijn aangezien het naadloos aansluit bij het
decentralisatieprincipe. Bij het verwijderen van de
schotten tussen de potten dient het Ministerie van
Economische Zaken het voortouw te nemen. Het

Ter stimulering van dit proces kan het Rijk een
bijdrage leveren door een beloning op eensgezind
optreden in de regio uit te loven. Dit kan door een
rijksbijdrage ineens voor een totaalpakket aan projecten gebaseerd op een eensluidende visie in het vooruitzicht te stellen, in plaats van het budget naar ministerie en doelgroep te versnipperen.
De regio Eindhoven kan, als belangrijkste indus-

regionaal en economisch structuurbeleid is immers

trieregio, wat betreft het gezamenlijk optrekken van

de verantwoordelijkheid van dit departement.

overheid, bedrijfsleven en kennisinstituten het voortouw nemen. In plaats van selectie van sterke punten
naar sectoren of clusters van bedrijvigheid, dienen
daarbij kennisgeneratie en -benutting richtinggevende elementen te zijn. De schatten in eigen regio liggen voor het grijpen, maar vereisen wel doelgerichte
acties. Het initiatief daartoe ligt bij de regio.

Profilering
Voor de Internationale profilering van de regio als
kenniscentrum is het van Jbelang dat de regio een
modern gezicht heeft. In feite moet de regio, met de

doende momentum te behouden.

gemeente Eindhoven voorop, een demonstratieproject van haar mogelijkheden zijn, een visitekaartje
van Internationale allure.

ESB 9-6-1993

Sjaak Boeckhout
Atze Verkennis

Auteurs