Ga direct naar de content

Een regio met ambities

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 10 1993

Een regio met ambities
De Nederlandse economic loopt ruwweg op drie benen: een agro-industriele poot (landbouw, voedingsmiddelen en aanverwante bedrijvigheid), een zeehavenpoot (havenactiviteiten, chemische en procesindustrie plus bijbehorende bedrijvigheid) en een
luchthavenpoot (Schiphol met de daaromheen gegroepeerde vervoers-, handels- en distributieactiviteiten). Daarnaast is er in Zuidoost-Brabant en NoordLimburg een relatieve concentratie van ‘high tech’ondernemingen, waarvan Philips, Oce en Daf de bekendste zijn. In Eindhoven en omgeving ziet men
voor de regio een toekomst weggelegd als het derde
zwaartepunt van de Nederlandse economic (naast
Rijnmond en Schiphol). Als die pretentie kan worden
waargemaakt, is dat van groot belang, niet alleen
voor de regio zelf maar voor de hele nationale economic . Maar is een dergelijke ambitie reeel of trekken
de Brabanders hier een te grote broek aan?
Onmiskenbaar hebben Zuidoost-Brabant en
Noord-Limburg heel wat te bieden. De regio beschikt
– zeker voor Nederlandse begrippen – over behoorlijk wat Industrie, vooraanstaande kennisinstituten,
goede infirastructurele voorzieningen en een hooggekwalificeerde beroepsbevolking. Bovendien is er nog
ruimte om wat te ondernemen. Gemeten naar het
aandeel van de R&D-werkgelegenheid in de totale
werkgelegenheid schaart de regio zich (met Parijs,
Beieren en Baden-Wurtemberg) onder de Europese
top. Mede op grond van de gunstige vestigingsvoorwaarden behoorde Zuidoost-Brabant in het afgelopen decennium tot de snelstgroeiende gebieden in
Nederland. Hoewel de problemen bij Philips en Daf
de groeicurve hebben onderbroken, zijn de regionale
ambities allerminst geknakt. Integendeel, de vitaliteit
waarmee de klappen zijn opgevangen, is opmerkelijk. De afslanking van Philips is gepaard gegaan met
het ontstaan van tal van nieuwe ondernemingen en
lokale toeleveranciers hebben zich met succes op
nieuwe markten begeven. Daardoor is het verlies van
duizenden arbeidsplaatsen in de traditionele Industrie
goedgemaakt door nieuwe werkgelegenheid in andere sectoren.
Maar is dit genoeg om uit te groeien tot een internationaal centrum voor moderne Industrie, zoals
Eindhoven wil? Dat wordt uiteindelijk natuurlijk niet
bepaald door de gemeente, de plaatselijke Kamer
van Koophandel of de minister van Economische Zaken, maar door de markt. Voor high-techprodukten
gaat het daarbij veelal om de wereldmarkt. Dat de internationale producenten er nog niet unaniem van
overtuigd zijn dat Eindhoven het Mekka van de high
tech is, blijkt uit het feit dat zich nog betrekkelijk weinig Internationale high-tech-ondernemingen in de regio hebben gevestigd. Hieruit blijkt dat de high-techindustrie rond Eindhoven zich als cluster (nog) niet
kan meten met bij voorbeeld de petrochemische of
de voedingsmiddelenindustrie, waarin internationale
ondernemingen veel sterker vertegenwoordigd zijn.

ESB 9-6-1993

Hoe kan de positie van Eindhoven worden versterkt? Van cruciaal belang voor het ontstaan en functioneren van een cluster van high-tech-activiteiten is
de kennisinfrastructuur. Daarbij gaat het niet alleen
om de hoeveelheid verrichte R&D, maar ook om de
leereffecten en contacten tussen bedrijven . Een goede wisselwerking tussen de ‘kernondernemingen’,
technische universiteiten en overheden is cruciaal
voor ontplooiing van de cluster. In zijn bijdrage aan
dit nummer wijst minister Andriessen crop dat de aansluiting tussen het kennisaanbod van technische universiteiten en instituten als TNO en de kennisbehoeften van het bedrijfsleven vaak nog te wensen overlaat. Ook in de regio Eindhoven wordt die klacht vernomen. Ondanks alle inspanningen om de kloof te
dichten, gaapt er tussen de kennisontwikkeling in de
laboratoria en de -toepassing op de werkvloer, dikwijls nog een aanzienlijk gat.
Een tweede knelpunt is de gebrekkige coordinatie van regionale initiatieven. Het wemelt in Eindhoven en omstreken van de organisaties die allemaal
hun steentje aan de regionale ontwikkeling proberen
bij te dragen. Daaruit blijkt dat de wil tot vernieuwing
ruimschoots aanwezig is. Maar het zou allemaal een
stuk effectiever kunnen. Bovendien is de aandacht te
veel op samenwerking tussen bedrijven, gemeenten
en instanties binnen de regio gericht. Het (potentiele)
high-tech-cluster beperkt zich echter niet tot de regiogrenzen. Samenwerking met andere delen van Brabant, Noord-Limburg en wellicht Belgisch Limburg
verdient aanbeveling omdat deze regie’s elkaar heel
goed kunnen aanvullen om gezamenlijk een zo gunstig mogelijk vestigingsklimaat voor high-tech-ondernemingen te bieden. Daarbij is het niet belangrijk om
nauwkeurig te bepalen op welke activiteiten men
zich precies wil gaan richten. Niet alleen omdat het
oordeel over wat veelbelovend is, uiteindelijk toch
door de markt wordt geveld, maar ook omdat de traditionele scheidslijnen tussen verschillende industriele sectoren en toeleverende diensten steeds meer
zijn vervaagd.
In de regio Eindhoven gist en bruist het. Wie er
rondkijkt en zijn oor te luisteren legt, komt onder de
indruk van de ondernemingslust en vernieuwingsdrang die er heersen. Dat is uiterst belangrijk, want
ook al heeft men alle vestigingsplaatsfactoren perfect
in orde, als het klimaat van vernieuwing ontbreekt,
komt er niet veel van de grond. Aan dit laatste zal het
in Eindhoven niet liggen.
L. van der Geest
1. Dit speciale nummer over de economische mogelijkheden van Zuidoost-Brabant is tot stand gekomen in samenwerking met de N.V. Rede te Eindhoven, die op 9 juni een
jubileumcongres over hetzelfde thema organiseerde.

2. Zie A. Kusters en B. Minne, Technologic, marktstructuur
en internationalisatte: de ontwikkeling van de Industrie,
Centraal Planbureau, Den Haag, 1992, i.h.b. biz. 68.

Auteur