o
ntwikkeling
Regeren is vooruitzien
Het ontwikkelingsproces is het afgelopen jaar niet versneld, ondanks
het eigen belang dat westerse landen hebben bij het geven van meer
ontwikkelingsh ulp.
Het World development report 19901,
droeg als titel ‘Poverty’. Blijkbaar
heeft de gezaghebbende Wereldbank het nodig gevonden voor het
armoedeverschijnsel nog eens extra
aandacht te vragen. Met behulp van
de gegevens in dit rapport wil ik de
vraag beantwoorden, of er veel veranderd is sedert ik in ESB van 7 november 1990 een andere belichting
probeerde te geven van de vooruitzichten van de onderontwikkelde
landen 2 . Ik trachtte de tijdsduur te
schatten die het bereiken van inkomensgelijkheid van arme en rijke
landen zou vragen, als het huidige
tempo van de ontwikkelingssamenwerking gehandhaafd zou blijven en
of daarin veel verandering zou worden gebracht als de omvang van de
ontwikkelingshulp werd verhoogd.
Is er een verandering ten goede vast
te stellen? Heeft de wereld – en vooral de ontwikkelde wereld – geluisterd naar de Commissie-Brandt, die
zich uitgesproken heeft in 1980 en
19833?
Laten wij eerst de basisgegevens vergelijken die uit het World development report 1990 blijken. Tabel 1
geeft een overzicht. Wij zien daaruit
dat de bevolkingen der twee landengroepen gestegen zijn met 2,16% in
de arme landen en 0,9% in de rijke.
Volgens de hier gegeven cijfers zijn
de inkomens per hoofd met 10,3% in
de arme en met 18,4% in de rijke landen gestegen. Deze cijfers houden
echter geen rekening met de prijsverschillen tussen arme en rijke landen
en tussen de jaren 1987 en 1988.
Beginnen wij met de huidige toestand, waarbij 0,35% hulp verleend
wordt. Het aantal jaren nadat de gemiddelde inkomens van onderontwikkelde en ontwikkelde landen aan elkaar gelijk zullen zijn (de ‘duur’ van
de ontwikkeling) zal, volgens de cijfers van 1987 197, 117 of 315 jaren bedragen, als men de relatieve groeicijfers van het inkomen per hoofd
achtereenvolgens op drie wijzen
meet. Die drie methoden zijn het gemiddelde 1,02, het maximum van vier
alternatieve cijfers en het minimum.
Deze cijfers worden in het ESB-artikel
van 1990 vermeld. Met de data voor
1988 vinden wij respectievelijk 201,
116 en 304 jaren, gemiddeld 2,67% lager, dus een lichte verbetering4.
De duur van de ontwikkeling bij
0,7% hulp, de bekende ‘norm’ van
de Verenigde Katies en de OESO, bedraagt 192, 114 en 307 jaren volgens
het ESB ’90-artikel, en 195, 115 of
310 bij de juiste berekening. Dat be-
Tabel 1. Basisgegevens voor 1987 en 1988
1987
Bevolking (miljoenen)
arme landen (P0)
rijke landen (Q0)
Inkomen per hoofd ($_)a
arme landen (X0)
rijke landen (Y0)
1988
2.823
777
2.884
784
290
14.430
320
17.080
1,054-1,061
1,026-1,037
1,054-1,064
1,028-1,037
1,02
1,034
1,0125
1,02
1,035
1,0125
Ontwikkelingssnelheid bnp
arme landen (sb)
rijke landen (rb)
Relatieve Ontwikkelingssnelheid
gemiddelde (s/r)
maximum (s/r)
minimum (s/r)
a. In dollars van het beschouwde jaar.
b. Hoogste en laagste groei van het bruto binnenlands produkt.
Bron: World development report 1990.
ESB 28-8-1991
tekent 2,3% hoger als gevolg van de
foute methode. Met de cijfers van
1988 worden de cijfers respectievelijk 198, 114 en 315, dat wil zeggen
ook gemiddeld 2,33% hoger, als gevolg van het jaar tijdsverschil, ditmaal hoger, dus ongunstiger dan
voor 1987.
Ten slotte de cijfers bij een norm van
2%. Hier worden voor 1987 gevonden de cijfers 184, 109 en 299, gemiddeld 2% hoger dan de in 1990 gepubliceerde cijfers. De juiste cijfers
voor 1988 zijn nu 187, 111 en 298,
dat is 2,33% hoger, dus ongunstiger.
Evenals in 1990 is ook berekend hoeveel hulp nodig zou zijn om de duur
te reduceren tot een eeuw, toen ‘halvering’ genoemd. Deze cijfers luidden 0,285, 0,049 en 0,476. Voor 1988
•worden gevonden 0,291, 0,044 en
0,482. De gemiddelden zijn voor
1987 0,270 en voor 1988 0,272, een
kleine ongunstige stijging.
Voor het gemak van de lezer zijn de
besproken resultaten in tabel 2 samengevat.
Ten slotte enige conclusies. Het geheel kan met Den Uyls uitdrukking
‘smalle marges’ worden gekarakteriseerd. Zowel de invloed van een jaar
latere gegevens als die van de fout is
van de orde van enkele procenten
verschil. Prettig voor de auteur, maar
niet voor de betrokkenen. De direct
betrokkenen zijn de burgers met
lage inkomens in de onderontwikkelde landen.
Ondanks de betogen ten gunste van
een intensievere ontwikkelingssamenwerking, al in 1980 door de commis1. World Bank, World Development Report 1990, Washington D.C., Oxford University Press, 1990.
2. J. Tinbergen, De tijdsduur van het ontwikkelingsproces. ESB, 1 november 1990,
biz. 1053-1054.
3. Behalve dat er nieuwere cijfers beschikbaar gekomen zijn is er nog een andere
reden om nieuwe becijferingen aan te bieden. Geen der lezers van mijn artikel in
1990 heeft de fout gepubliceerd die daarin is gemaakt. Mijn bedoeling is dit nu
zelf te doen. In het genoemde artikel
wordt aangenomen dat de daarin gebruikte cijfers de toestand zonder ontwikkelingshulp, die bij 0,7% en die bij 2% hulp
weergeven. Daarbij is over het hoofd gezien dat er in de laatste jaren een hulp
van 0,35% wordt verstrekt. Een tweede
doel van dit artikel is dan ook om deze
fout te herstellen en te zien of de conclusies gewijzigd moeten worden.
4. De Ontwikkelingssnelheid is in dit artikel gebaseerd op het totale inkomen der
beschouwde landengroepen. Zou men
als basis nemen het inkomen per hoofd,
dan worden de tijdsperioden nog meer
dan twee maal zo lang.
871
ECONOMIE
Tabel 2. Duur van het ontwikkelingsproces injaren en vereiste ontwikkelingshulp otn die duur tot een eeuiv te beperken
Omvang hulp
in % bnp
Jaar van
onderzoek
Gemidd.
Maximum
Minimum
Duur van het ontwikkelingsproces injaren
0,35% bnp
0,7% bnp
2% bnp
Relatieve snelheid ontwikkelingsproces
1987
1,02
1,034
1988
1,02
1,035
Duur ontwikkelingsproces
1987
197
1988
201
1987
195
1987 (ESB’90)
192
1988
198
1987
184
1987 (ESB’90)
184
1988
187
117
110
115
114
114
109
109
111
Hulp in % bnp nodig om duurproces lOOjaar te maken
1987
0,285
0,049
1988
0,291
0,044
1,0125
1,0125
315
304
310
307
315
299
293
298
0,476
0,482
sie-Brandt geformuleerd, is er nauwelijks lets veranderd. Naar deze betogen is niet geluisterd. De Wereldbank
vindt de aanhoudende armoede wel
belangrijk en heeft deze tot hoofdonderwerp van het World development
report over 1990 gemaakt. Zelfs de
kleur van de omslag, die het beste als
die van modder kan worden aangeduid, symboliseert de uitzichtloze situatie, ‘shameful’ genoemd, als er
geen verandering in de tegenwoordige politick wordt gebracht. Na een
diepgaande analyse wordt een reeks
voorstellen gedaan op de gebieden
van gezondheid, voeding, family planning en onderwijs. Natuurlijk zijn er
grote verschillen tussen continenten,
waarbij Afrika de grootste problemen
heeft. Als de genoemde voorstellen
worden uitgevoerd, wordt tegen het
einde van deze eeuw verbetering mo-
gelijk geacht.
Er zijn ook betrokkenen in de rijke
landen. Dat zijn de buren van de ar-
men afkomstig uit onderontwikkelde
landen. Deze immigranten worden
steeds talrijker, omdat zij niet zo
lang willen wachten voordat zij in eigen land wat meer welvaart deelachtig worden.
Aan deze immigratie zou meer aandacht moeten worden gegeven: er
moet voor hen werkgelegenheid in eigen land gegeven worden, door meer
ontwikkelingshulp. Verlicht eigenbe-
lang voor wie naar de toekomst kijkt.
En, gouverner c’est prevoir!
J. Tinbergen
872