Ga direct naar de content

Reactie op: sociale nv beter dan privatisering

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: april 4 2008

Barbara Baarsma
en Jules Theeuwes
Adjunct directeur en
d
­ irecteur van SEO Econo­
misch Onderzoek

In hun commentaar in ESB 4531 op ons artikel over
de verwarde onderneming (Baarsma en Theeuwes,
2008) voeren Hamilcar Knops en Jelle Nijland twee
kritiekpunten op. Ten eerste dat wij de kritiek in ons
artikel hebben gericht “op een idee dat oud-PvdAKamerlid Ferd Crone enkele malen heeft voorgesteld†over de sociale vennootschap. Ten tweede
dat het nuttig is om maatschappelijke instellingen
in te richten en te waarborgen dat ze “hun rol voor
het publiek belang naar behoren vervullenâ€. In het
artikel van Ferd Crone en Piotr van Rij worden we
op onze wenken bediend wat betreft Crone’s ideeën.
In hun artikel komen verder dezelfde argumenten in
iets andere bewoordingen terug. We richten ons in
deze reactie dan ook alleen op het tweede punt.
Het uitgangspunt van ons artikel is dat het beleid
van marktwerking in Den Haag heeft afgedaan. Dat
betekent dat men niet meer, zoals bij vorige regeringen het geval was, waar mogelijk en nuttig wil
overgaan van overheid naar markt. Men zoekt nu (in
de woorden van Crone en Van Rij) “naar oplossingen in het grijze gebied tussen markt en overheidâ€.
Zowel de maatschappelijke onderneming (die in de
reactie van Knops en Nijland wordt benadrukt) als
de sociale onderneming (die veel aandacht krijgt van
Crone en Van Rij) wordt gezien als hybride tussenvorm. De huidige regering hoopt dat zij het publieke
belang kan verankeren in de juridische vormgeving
van deze hybride ondernemingen. Ze hoopt dat ze de
doelstellingen, die eerdere regeringen nastreefden
met marktwerkingbeleid, eenvoudiger kan bereiken
door ze simpelweg op te leggen aan een hybride
bedrijf. In ons artikel pleiten wij er niet voor om alles
naar de markt te brengen. Ons argument is dat het
alleen maar tot verwarring leidt als de keuze niet
duidelijk wordt gemaakt. Crone en Van Rij vinden
onze tweedeling te simpel en willen een verkenning van het gebied tussen markt en overheid. Een
verkenning, schrijven ze, “die des te meer van pas
komt nu grote sectoren aan de beurt komen, zoals
zorg, onderwijs en volkshuisvesting, en sectoren die
een meer infrastructureel nutskarakter hebben, zoals
energie, water, openbaar vervoer en afvalâ€. Vroeger,
voor de val van marktwerking, zouden we een onderscheid maken tussen wat het karakter van een natuurlijk monopolie heeft en wat geschikt is om naar
de markt te brengen. Het natuurlijk-monopoliedeel
werd in een gereglementeerd publiek bedrijf ondergebracht. De andere onderdelen werden, in een concurrerende marktomgeving gezet. Crone en Van Rij
willen dat niet meer. Ze willen voor de bedrijven in
die sectoren een permanente tussenvorm. Terwijl het

niet duidelijk is dat het eerdere beleid van marktwerking zo heeft gefaald (zie het recente rapport
Onderzoek marktwerking dat door het Ministerie van
Economische Zaken half februari naar de Tweede
Kamer is gestuurd) dat we nu moeten besluiten om
het overboord te gooien.
Crone en Van Rij hechten in hun artikel groot belang
aan het in eigendom houden door de overheid om
het publiek belang te borgen. Als het daarbij gaat om
(gereglementeerde) publieke bedrijven die volledig
eigendom van de overheid zijn (dat is bijvoorbeeld
nuttig voor natuurlijke monopolies) dan hebben we
daar geen enkel probleem mee. Maar Crone en Van
Rij pleiten voor vormen van gedeeltelijke eigendom.
Hun argument is dat wetgeving onvoldoende is om
het publieke belang te beschermen en dat in eigendom houden door de overheid noodzakelijk blijft. Het
lijkt ons dat in hybride bedrijven, waarbij de overheid samen met private partijen aandeelhouder is,
het toezicht en daarmee het bereiken van publieke
doelen alleen maar moeilijker wordt. Een belangrijk
argument in ons artikel is dat een bedrijf met meervoudige doelstellingen en meerdere belanghebbenden minder goed presteert. Een soortgelijk argument
is te vinden in de recente discussienota van het
CPB (Bovenberg en Teulings, 2008). Stapelen van
doelstellingen en uitbreiden van de kring van belanghebbenden is wat Crone en Van Rij, en Knops
en Nijland doen in hun ontwerp van de sociale en
de maatschappelijke onderneming. Crone en Van Rij
geven aan dat de definitie van het publieke belang
in de loop van de tijd zal veranderen. Wij vrezen dat
een hybride bedrijf zo de speelbal zal worden van
de wisselende politieke voorkeuren in Den Haag.
Daarenboven is de sociale en maatschappelijke
onderneming een eindstation. Het altijd onvolmaakte
specifieke toezichtmodel krijgt daardoor voor deze
ondernemingen een permanent karakter. Dit staat
in schril contrast met ons pleidooi om waar mogelijk
een gereglementeerd bedrijf in de markt te zetten.
In een concurrerende omgeving is toezicht niet meer
nodig (behalve dan het generieke toezicht van de
NMa). Maar wie, zoals Crone en Van Rij in hun laatste zin aangeven, vreest dat marktfalen groter is dan
overheidsfalen, zal aarzelen om die stap te zetten en
zal blijven steken in het niemandsland tussen markt
en overheid.
Literatuur
Baarsma, B. en J. Theeuwes (2008) De verwarde onderneming.
ESB 93(4528), 68–71.
Bovenberg, L. en C.N. Teulings (2008) Rhineland Exit. CPB
Discussion Paper, nr 101, maart.

ESB

4 april 2008

203

reactie

Reactie op commentaar van Hamilcar Knops en Jelle Nijland
(2008) en op het artikel ‘Sociale nv beter dan privatisering’ van
Ferd Crone en Piotr van Rij (2008).

Auteurs