Patricia van
Echtelt en
Mariëlle Cloïn
Wetenschappelijk
medewerkers bij het
Sociaal en Cultureel
Planbureau
Plantenga stelt de vraag of de Nederlandse
vrouw resistent is voor het arbeidsmarktbeleid
dat erop gericht is de arbeidsdeelname en
arbeidsduur van vrouwen te verhogen. Willen
vrouwen gewoonweg niet, met andere woorden, is het een kwestie van preferenties, of
is er wel degelijk sprake van restricties die
met beleid weggenomen kunnen worden? Wij
delen haar mening dat het nogal kort door de
bocht zou zijn om de verschillen in arbeidsparticipatie tussen mannen en vrouwen en in
internationaal perspectief toe te schrijven aan
een kwestie van preferenties en het hierbij te
laten. Anderzijds lijkt het ook te eenvoudig
om de keuzes die mensen maken ten aanzien
van hun arbeidsparticipatie alleen te schetsen
in termen van financiële prikkels. Uit diverse
onderzoeken blijkt dat de invloed van andere
factoren, zoals gezondheid en sociale motieven, niet moeten worden onderschat (Van der
Lippe, 1993). Met beleidsresistentie doelt
Plantenga hoofdzakelijk op het geringe effect
van financieel beleid. Belangrijk is echter te
achterhalen welke andere factoren een motiverende of juist belemmerende rol spelen bij de
keus om niet (meer) te werken. Uit de preferenties van vrouwen die nu niet of in deeltijd
werken blijkt dat er inderdaad nog onbenut
participatiepotentieel is. Onder bepaalde
voorwaarden zou een groot aantal niet en in
deeltijd werkende vrouwen de arbeidsduur
willen uitbreiden (Cloïn en Hermans, 2006).
Maatregelen die te maken hebben met flexibilisering van de werktijd blijken daarbij belangrijker te zijn dan gratis kinderopvang. Aan de
andere kant zijn er relatief weinig vrouwen die
voltijd willen werken: de (grote) deeltijdbaan is
het meest populair (Portegijs en Keuzenkamp,
2008).
Het zijn niet alleen moeders met jonge kinderen die voor deeltijdbanen kiezen, integendeel.
In Nederland werken vrouwen met kinderen
nauwelijks vaker in deeltijd dan in andere
Europese landen, maar het zijn de vrouwen
reactie
Reactie op: De arbeidsmarktparticipatie
van vrouwen
zonder kinderen die het verschil maken
(Portegijs en Keuzenkamp, 2008). Het heeft
dan ook weinig zin om de deeltijdcultuur toe
te schrijven aan een doe-het-zelfcultuur of
zorgideaal dat in Nederland meer dan elders
zou heersen, aangezien veel vrouwen zonder (jonge) kinderen ook in deeltijd werken.
Nederland kent ook meer mogelijkheden om in
deeltijd te werken dan veel andere Europese
landen, mede door de Wet aanpassing arbeidsduur (Portegijs en Keuzenkamp, 2008).
Op basis van een economische analyse en
kleine elasticiteiten voor de arbeidsduur
concludeert Plantenga dat het vergroten van
het aantal per persoon te werken uren een
taai proces zal zijn, maar zeker niet geheel
onmogelijk. Onderzoek naar de preferenties
van vrouwen komt tot diezelfde conclusie.
Plantenga introduceert haar betoog met de
vraag hoe de arbeidsparticipatie van vrouwen
in Nederland verhoogd kan worden. Hier geeft
het artikel helaas geen pasklaar antwoord
op en dat kan ook niet, omdat de analyse
grotendeels toegespitst is op economische
afwegingen. Vrouwen zijn dan wat betreft hun
arbeidsduur wellicht minder gevoelig voor
financiële prikkels, dat maakt ze nog niet beleidsresistent. In het artikel worden normatieve
en institutionele factoren wel genoemd, maar
verder nauwelijks uitgewerkt, terwijl juist daar
de (extra) ruimte lijkt te zitten om de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen te vergroten.
Literatuur
Cloïn, M. en B. Hermans (2006) Onbetaalde arbeid en
de combinatie van arbeid en zorg. In: Portegijs, W.,
B. Hermans en V. Lalta. Emancipatiemonitor 2006. Den
Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 100–140.
Lippe, T. van der (1993) Arbeidsverdeling tussen mannen
en vrouwen. Een interdisciplinaire studie naar betaald en
huishoudelijk werk binnen huishoudens. Amsterdam:
Thesis Publishers.
Portegijs, W. en S. Keuzenkamp (red.) (2008) Nederland
deeltijdland. Vrouwen en deeltijdwerk. Den Haag: Sociaal
en Cultureel Planbureau.
ESB
april 2008
47