.
ESB Promotie
222Jaargang 100 (4707) 9 april 2015
M
ijn proefschrift is een bundeling
van vijf studies met als doel in –
zicht te krijgen in pensioenop –
bouw, pensioneringsgedrag en de financiële
positie van gepensioneerden. Meer specifiek
gaat het proefschrift enerzijds over de rol die
zelfstandig ondernemerschap en deeltijdwerk
bij pensioneringsgedrag spelen, en anderzijds
over de financiële middelen die bij pensione –
ring beschikbaar zijn.
Verschillende ontwikkelingen hebben bijge –
dragen aan de discussie rondom de houdbaar –
heid van het pensioenstelsel. De veroudering
van de bevolking zorgt voor een toename van
het aantal gepensioneerden ten opzichte van
het aantal niet-gepensioneerden en daarmee
voor een steeds grotere belasting- en premie –
druk op de beroepsbevolking. Deze druk
wordt versterkt door de lage geboortecijfers.
De toename van de gemiddelde levensverwachting zorgt ervoor dat
gepensioneerden gemiddeld genomen langer pensioenuitkeringen
ontvangen. De recente financiële crisis heeft een grote negatieve in –
vloed gehad op de kapitaalreserves van pensioenfondsen, met kortin –
gen op pensioenuitkeringen tot gevolg. De huidige pensioenstelsels
lijken onvoldoende voorbereid te zijn voor deze langetermijnontwik –
kelingen en kortetermijnvolatiliteit.
Veel OESO-landen hebben de afgelopen decennia hervormingen in
de pensioensystemen voorgesteld en geïmplementeerd om de pen –
sioensystemen houdbaar te maken voor genoemde ontwikkelingen.
Veel van deze hervormingen hebben betrekking op het verhogen van
de effectieve en officiële pensioenleeftijd, het verlagen van de pensi-
oenuitkeringen en het verhogen van de pensioenbijdragen. De meest
in het oog springende hervormingen betreffen vermindering van de
aantrekkelijkheid of beschikbaarheid van vervroegde uittreedroutes.
Een van de studies uit het proefschrift vergelijkt landen op de gevol –
gen die een verschuiving naar meer private stelsels voor ze hebben. De
hervormingen in veel Europese landen de afgelopen decennia maken
publieke en private pensioenen minder royaal, waardoor er veel dis-
cussie is ontstaan over de financiële positie van huidige en toekom –
stige gepensioneerden. Er heeft een verschuiving plaatsgevonden van
het belang van publieke pensioenen naar dat van private pensioenen
en van pensioenregelingen met vaste uitkeringen naar pensioenrege –
lingen met vaste bijdragen. Een dergelijke verschuiving reduceert de
druk van een vergrijzende samenleving op de overheidsfinanciën. In
de studie zijn voor vijftien Europese landen tussen 1995 en 2007 de
verschillen vergeleken in de publiek-private mix van pensioenen tus-
sen die landen, alsmede verschuivingen in de tijd. De studie vindt
geen bewijs dat deze verschuivingen per definitie nadelige gevolgen
hebben voor de inkomensongelijkheid of armoede onder ouderen.
Om een beeld te krijgen van het financiële welzijn van ouderen is in het
proefschrift een integrale benadering ontwikkeld. Deze beziet het to –
tale beschikbare inkomen tijdens pensionering , voor zowel huidige als
toekomstige gepensioneerden. Deze benadering is bijzonder omdat ze privévermogen (spaargeld, effecten, bedrijf en
het eigen huis) identificeert, naast het publieke
en private pensioen. Tezamen geven de be
–
schikbare financiële middelen een doorsnee –
huishouden de mogelijkheid om 83 procent
van het bruto-inkomen voor pensioen te ver –
vangen gedurende het pensioen. Desondanks
heeft 31 procent van alle huishoudens een
vervangingsratio van minder dan zeventig pro –
cent – een norm die in de internationale litera –
tuur veelal als toereikend wordt verondersteld.
Groepen die in grotere mate een ontoereikend
pensioen hebben, zijn zelfstandig onderne –
mers en huishoudens waarin iemand ten min –
ste een jaar lang een uitkering ontvangt.
Een andere studie in het proefschrift ont –
wikkelt een nieuwe methode voor het schat –
ten van loonprofielen over de levenscyclus.
Gemiddeld is zo’n 35 procent van het be –
schikbare inkomen tijdens pensionering afkomstig van het werkge –
relateerde pensioen. De opbouw van het werkgerelateerde pensioen
is afhankelijk van het loon gedurende de levenscyclus. Inzicht in het
loonprofiel over de levenscyclus is daarom belangrijk voor de analyse
van het pensioeninkomen. De nieuwe econometrische schatter voor
modellen met paneldata houdt rekening met zelfselectie in werk en
het aantal uren werk. De toepassing van de methode op Nederlandse
administratieve gegevens laat zien dat het belangrijk is te corrigeren
voor zelfselectie in voltijd- en deeltijdwerk om zodoende een correct
beeld van het loonprofiel over de levenscyclus te krijgen.
Een studie die dertien Europese landen in de periode 1995–2008
met elkaar vergelijkt, toont daarnaast dat deeltijdwerk tot minder
vervroegde uittreding op de arbeidsmarkt leidt. Een hogere participa –
tiegraad onder ouderen zou de financiële houdbaarheid van pensioen –
systemen vergroten. Negatieve prikkels tot werken zijn grotendeels
weggenomen door hervormingen van formele (voorheen VUT) en
informele (voorheen WW en WAO/WIA) uittreedroutes sinds de ja –
ren negentig. Tegelijkertijd is er een flinke toename in niet-standaard –
vormen van werk onder ouderen, zoals zelfstandig ondernemerschap
en deeltijdwerk. Beide geven flexibiliteit in het aantal uren dat men
werkt en kunnen daarom gebruikt worden als brug van voltijdwerk
naar volledige pensionering. Het effect op de participatiegraad onder
ouderen wordt dan ook grotendeels verklaard aan de hand van de vrij –
willige keuze voor deeltijdwerk. Echter, zelfstandig ondernemerschap
leidt niet tot minder vervroegde uittreding. Middels drie empirisch
toetsbare hypothesen omtrent de arbeidsmarktdynamiek van ouderen
blijkt dat er bewijs is voor zelfstandig ondernemerschap dat is geboren
uit noodzaak onder ouderen. De keuze voor zelfstandig ondernemer –
schap is daarom niet altijd vrijwillig , maar vaak een reactie op het ont –
breken van alternatieven.
LitEratuur
Been, J. (2015) Pensions, retirement, and the financial position of the elderly. Proefschrift.
Universiteit Leiden.
Promotie
Jim BEEn
Onderzoeker aan de Universiteit Leiden