r
Toets op taak
Privatisering van financiering
van infrastructuurprojecten:
nu of nooit?
DRS. P. HOFHUIS*
1. Inleiding
Van verschillende zijden wordt sinds
medio vorig jaar de gedachte geopperd investeringen van de overheid, met name die
in infrastructuurprojecten, te financieren
met kapitaal dat rechtstreeks op de kapitaalmarkt wordt aangetrokken. Tot nu toe
is echter van de discussie over dit onderwerp weinig gepubliceerd. In dit artikel
zullen we ingaan op het fenomeen private
financiering, alsmede op de discussie daarover in ons land. In paragraaf 2 wordt de
achtergrond van de discussie geschetst, in
paragraaf 3 wordt een relatie gelegd met de
theorievorming over privatisering en
wordt private financiering daarin ingepast. Paragraaf 4 behandelt enkele concrete vormen van financiering en paragraaf 5
tracht de tot nu toe gevoerde discussie in
beeld te krijgen. Het artikel sluit af met de
aanbeveling zorgvuldig de mogelijkheden
van private financiering na te gaan.
2. Twee ontwikkelingen
De discussie over rechtstreekse financiering van infrastructuurprojecten van de
overheid met kapitaal uit de particuliere
sector kan worden gezien tegen de achtergrond van een tweetal ontwikkelingen. De
eerste betreft de bouwwereld. Al enige jaren wordt de – Internationale — bouwwereld geconfronteerd met een daling van de
investeringen in bouwwerken. De Nederlandse ontwikkeling is in vergelijking tot
een aantal andere Europese landen weergegeven in label 1.
Tabel 1. Relatieve wijziging van bouwinvesteringen 1980-1982 (in constante
prijzen)
Procentuele wijzi ging
bouwinvesterin; en
Belgie
Groot-Brittanie
Nederland
– 22
West-Duitsland
–
5
Zwitserland
–
7
– 9
– 11
Bron: Federation Internationale Europeenne de la
Construction, Use of private finance for construction
work, Parijs, 1984.
ESB 25-7-1984
De dalende ontwikkeling in de bouwihvesteringen in het algemeen treedt eveneens op bij de overheid. Zowel het volume
overheidsinvesteringen als het aandeel
daarin van bouwwerken is de laatste jaren
gestadig teruggelopen 1). De toenemende
druk op de overheidsbudgetten heeft mede
invloed gehad op het niveau van overheidsinvesteringen, zij het dat het opzetten van
werkgelegenheidsprogramma’s de neergaande ontwikkeling in de bouw enigszins
lijkt te hebben afgeremd. Het is duidelijk
dat in de internationale bouwwereld grote
bezorgdheid
bestaat
over
deze
ontwikkeling.
Deze rubriek wordt verzorgd door het
Instutuut voor Onderzoek van
Overheidsuitgaven te ‘s-Gravenhage
Een tweede ontwikkeling die in dit verband genoemd meet worden betreft een
tendens die zich begin jaren tachtig heeft
voorgedaan op de kapitaalmarkt. We beperken ons in dit geval tot de Nederlandse
situatie. Bezien we de totale ontwikkeling
op de kapitaalmarkt van 1981 tot en met
1983 dan valt op dat het netto aanbodtekort voor de binnenlandse kapitaalmarkt
in 1981 van ca. f. 1 mrd. is omgeslagen
naar een netto aanbodoverschot van f. 3,3
mrd. 2) in 1983. Oorzaak hiervan is een per
saldo stijging van het aanbod van gezinnen
en bedrijven, fondsen en spaarbanken en
geldscheppende instellingen. Deze stijging
maakt de toename van het beroep van het
rijk op de kapitaalmarkt meer dan goed.
Te constateren is daarnaast een groeiende
honorering van netto buitenlands beroep
op de Nederlandse kapitaalmarkt van f. 1
mrd. in 1981 tot f. 3,2 mrd. in 1983 3). Met
andere woorden, er is in deze jaren sprake
van een toenemend verdwijnen van lange
financieringsmiddelen naar het buitenland.
Beide boven geschetste ontwikkelingen
vormen de achtergrond voor de discussie
over rechtstreekse financiering van bouw-,
c.q. infrastructuurprojecten van de overheid met kapitaal uit de particuliere sector.
Van verschillende — ook internationale zijde is dit idee gelanceerd. 4) Wij zullen
ons in dit artikel verder beperken tot de dis-
cussie zoals die in Nederland wordt gevoerd.
Het kan mede als verdienste van de Adviescommissie inzake de voortgang van het
Industriebeleid (commissie-Wagner) worden beschouwd dat momenteel wordt getracht de twee ontwikkelingen met een derde tendens — de daling van overheidsinvesteringen — samen te bundelen en om te
buigen door middel van het zoeken naar
nieuwe
infrastructuurprojecten
die
rechtstreeks (mede-) kunnen worden gefinancierd door particuliere kapitaalverschaffers. De opzet is duidelijk: stimuleren
van de bouw, benutten van de beschikbare
ruimte op de kapitaalmarkt voor binnenlandse investeringen, alsmede het stimuleren van overheidsinvesteringen ter versterking van de nationale economie.
3. Theoretische vingeroefening
Alvorens nader in te gaan op enige concrete vormen die voor private financiering
zouden kunnen worden gehanteerd, zoeken we aansluiting bij de theorievorming
over privatisering van overheidstaken. In
de literatuur over privatisering worden
overheidsactiviteiten onderscheiden in drie
functies (ook wel aspecten of fasen genoemd): planning, financiering en produktie. Al naar gelang een of meerdere functies aan de verantwoordelijkheid van de
overheid worden onttrokken zijn een aantal vormen van privatisering te onderkennen: contractueel, gesubsidieerd, en gereguleerd uitbesteden en afstoten 5). Doorgaans gaat de privatiseringsdiscussie over
activiteiten van de overheid in de uitvoerende sfeer. Privatisering van investeringsactiviteiten heeft tot nu toe niet zoveel aandacht getrokken en past niet geheel in de
tot nu toe ontwikkelde theorievorming. De
indeling in planning, produktie en financiering en vooral het begrip ,,produktie”
van een investering leveren daarbij problemen op.
Uiteenrafeling van het proces van het tot
stand komen en in stand houden van een
* De auteur is de heren R. de Brouwer (voorheen werkzaam bij het Ministerie van Economische Zaken), J. van Doom en J. van Muiswinkel
(De Nationale Investeringsbank) erkentelijk
voor de gesprekken die hij met hen over het onderwerp heeft kunnen voeren.
1) Zie o.a. C.P. Maan, Overheidsinvesteringen,
ESB, 27 oktober 1982, biz. 462-465.
2) Kwartaalbericht 1984/1, juni 1984 en Jaarverslag 1983, mei 1984, De Nederlandsche Bank
N.V., Amsterdam.
3) Idem.
4) Federation Internationale Europeenne de la
Construction, Use of private finance for
construction work, Parijs, 1984; en F.A.M. de
Vilder, toespraak tijdens de jaarvergadering van
het Algemeen Verbond Bouwbedrijf, 29 november 1983, Arnhem.’
5) Zie o.a. P.J.M. Hofhuis, Doen en laten; een
onderzoek naar verzelfstandiging van overheidsdienslen, Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven, Den Haag, april 1983 en: P.B.
Boorsma en N.P. Mol, Privatisering, Stichting
Maatschappij en Onderneming, Scheveningen,
1983.
677
Figuur. Privatiseringsvormen naar situering van verantwoordelijkheid voorfuncties
re sector financiert (bankwezen), voert de
constructie uit (aannemerij) en verwerft
Binnen overheids-
verantwoordelijkheid
onder bepaalde voorwaarden de toestemming tot exploitatie van het project (be-
Buiten overheids-
verantwoordeli j kheid
heersmaatschappij). De voorwaarden voor
concessieverlening kunnen bij voorbeeld
Ontwerp
Financiering
Real i sat ie
I project/
managementmarkt
betrekking hebben op het geven van inspraak aan de overheid in de vorm en het
niveau van gebruikstarieven (to!, huur of
pacht). Ook kan de overheid de concessie
verlenen voor een beperkte periode, bij
voorbeeld voor de – vooraf berekende –
Exploitatie
terugverdienperiode van het project.
Voorbeelden van deze privatiseringsvorm
zijn overal ter wereld te vinden bij de aanleg van autowegen, tunnels, bruggen havens en vliegvelden, maar ook bij de produktie en distributie van gas, water en
Ontwerp
II project/
Financiering
operationmarkt
Exploitatie
elektriciteit.
Fondsvorming
Dit alternatief treffen we o.a. in een pu-
blikatie van Bijl 8). Het betreft hier een
vorm van project/managementuitbesteding De overheid ontwerpt, realiseert en
Ontwerp
Financiering
Realisatie
III projectmarkt
Exploitalie
exploiteert en zoekt (gedeeltelijk) financiering bij de particuliere sector. Dit alternatief is een mogelijkheid om private financiering te combineren met eigen financiering van de overheid. Dit kan bij voorbeeld
van belang zijn in situaties waarin particuliere financiers een 100%-financiering niet
acceptabel achten. In zo’n geval zou een financieringfonds bij voorbeeld mede kun-
nen worden gevoed met een bedrag dat gelijk is aan de verwachte contante waarde
investerings- c.q. infrastructuurproject
realiseert en exploiteert (alternatief III). Al
van de bij realisering van het project niet
brengt ons tot een aangepaste vierledige in-
naar gelang de overheid de exploitatie (inclusief eventueel de financiering daarvan),
uit te keren werkloosheidsuitkeringen 9).
Voorbeelden van projectgebonden fonds-
c.q. ook de realisatiefase zelf uitvoert, zou
vorming zijn onder andere te vinden in
kunnen worden gesproken van project/
West-Duitsland bij de bouw van scholen,
operation-markt (alternatief II), resp. pro-
stadhuizen en universiteiten.
ject/management-markt (alternatief I).
penkader zijn we nu in staat om een drietal
Een andere wijze van fondsvorming betreft het creeren van niet-projectgebonden
investeringsfondsen, eveneens met (eventuele) overheidsdeelname. In tegenstelling
tot de projectgebonden fondsvorming
kunnen de aandeelhouders van het fonds
niet (mede)-eigenaar van een bepaald project worden. Zij hebben in dit geval slechts
deel in de rendementen van het fonds naar
rato van hun eigen aandeel daarin. Bijls
voorstel om een ,,revolving fund” te vormen, (mede)gevoed uit de verkoop van
overheidsbezittingen (b.v. domeinen) en
de middelen te herinvesteren in infrastructuurprojecten, past hierin 10). Ook het
pleidooi van het Wetenschappelijk Bureau
Democraten ’66 voor het instellen van een
Europees Investeringsfonds, deels gevoed
door de lidstaten van de EG, deels door de
Europese Investeringsbank en door het be-
tot nu toe in de Nederlandse discussie genoemde alternatieven voor private financiering nader te benoemen en enigszins
systematisch te bespreken.
6) Zie o.a. Sonenblum, Kirlin en Ries, How cities provide services, An evaluation of alternati-
deling: de ontwerpfase, de financiering, de
realisatie en de exploitatie (inclusief het
onderhoud). Meteen wordt zo al duidelijk
dat zich bij privatisering van een investeringsactiviteit extra beslispunten voor kunnen doen. Mogelijke keuzen zijn: de overheid laat de realisatie en de financiering
daarvan aan de particuliere sector over; de
financiering gekoppeld aan de realisatieen exploitatiefase wordt aan de particuliere sector overgelaten, Beide mogelijkheden
leiden tot verschillende vormen van privatiseren. Een derde mogelijkheid betreft het
privatiseren van de financiering met behoud van overheidsverantwoordelij kheid
voor realisatie en exploitatie. Later in dit
artikel zullen we zien dat het mede betrekken van de exploitatie in de totale projectvoering een belangrijk aspect zou kunnen
zijn bij de besluitvorming over privatisering van de financiering. Ter verduidelijking zetten we in de figuur de verschillende
mogelijkheden onder elkaar.
Samenvattend kan worden gesteld dat
het rechtstreeks financieren van investerings-(infrastructuur)projecten
van
de
overheid door de particuliere sector kan
worden toegevoegd aan de reeds bekende
,,markt”-vormen” 6) van privatisering.
Deze vormen kunnen worden omschreven
als een verbijzondering van gereguleerd
Gereguleerd uitbesteden en ons alternatief III lijken het meest op elkaar. Bij gereguleerd uitbesteden wordt echter doorgaans de verantwoordelijkheid voor financiering en produktie aan een organisatie
uitbesteed. Het verschil met privatisering
van investeringsprojecten is nu juist dat in
dergelijke situaties wordt gezocht naar een
private financier, en een private constructeur en private exploitant niet noodzakelij-
kerwijs dezelfde organisatie hoeven te zijn.
De alternatieven I en II ontbreken in de
theorievorming nog geheel.
4. Enkele concrete mogelijkheden
Met behulp van het ontwikkelde begrip-
ve delivery structures, Ballinger Publishing
Private financiering met concessieverlening
ject”-markt: de overheid ontwerpt (,,pro-
Deze mogelijkheid is o.a. genoemd door
de commissie-Wagner 7). In onze terminologie is dit een vorm van projectuitbeste-
jects”) en de particuliere sector financiert,
ding. De overheid ontwerpt, de particulie-
uitbesteden; conform onze indeling in de
figuur zijn te onderscheiden: de ,,pro-
678
Company, Cambridge, (VS), 1977.
7) Adviescommissie inzake de voortgang van
het industriebeleid, Verslag van Werkzaamheden 4, Den Haag, 1983, biz. 27.
8) Ir. M. Bijl, Infrastructuur en economise*
herstel, ESB, 12 oktober 1983, biz. 928-931.
9) Idem, biz. 931.
10) Idem.
drijfsleven valt onder deze vorm van priva-
te financiering 11). Bij de aanwending van
dit fonds zou vooral in de richting van de
technologische en infrastructurele projec-
ten moeten worden gedacht, aldus het Wetenschappelijk Bureau.
Leasing
Deze derde vorm wordt o.a. terloops genoemd door de commissie Wagner, met de
mededeling dat ,,deze op zijn praktische
merites wordt onderzocht door de rijksoverheid” 12). Leasing is zeker voor in-
frastructuurprojecten nog nauwelijks een
vant in het zoeken naar mogelijkheden om
een groter gebruik te maken van particuliere financiering. Binnen onze terminologie
door financiers gestelde conditie kunnen
betekenen dat voor de afdekking van het
risico door de overheid middelen zouden
kan financiele leasing van infrastructuur-
moeten worden vrijgemaakt. Ergo: gevaar
projecten van de overheid worden aangeduid als een voorbeeld van project/management-uitbesteding. De overheid kan via
het sluiten van een lease-contract een bepaald project voor 100% extern financieren, vooropgesteld dat de lessor voldoende
rendementsverwachting aanwezig acht. De
betalingsverplichting kan worden verdeeld
voor een aanslag op het budgettair beleid,
conflict tussen voorstanders van het op sta-
pel zetten van nieuwe projecten (bouwwereld, vakdepartementen)en het Ministerie
van Financien en kans op een veto van de
minister van Financien.
Het plan om over te gaan tot fondsvorming met deelname van de overheid daarin
over een groot aantal jaren, met als maxi-
lijkt een poging om uit dit meningsverschil
mum de economische levensduur van het
object.
te geraken. Echter, zodra beslissingen
moeten worden genomen tot herbestem-
bekend fenomeen. Het instrument wordt
In Nederland zijn ons vooralsnog geen
ming van niet uitgekeerde werklo.osheids-
o.a. gebruikt bij de bouw van grote kanto-
voorbeelden van deze vorm van privatise-
gelden, danwel tot verkoop van domeinen,
ren in opdracht van de Rijksgebouwendienst. Wij zullen hier wat meer aandacht
ring bekend, althans in de sfeer van infrastructurele projecten. Italic’ en vooral
wordt de discussie nog ingewikkelder dan
aan het begrip als zodanig besteden.
Belgie kennen daarentegen wel voorbeelden. In ons buurland komt een speciale
vorm voor van leasing waarin een bepaalde
bank (i.e. Credit Communal) een systeem
heeft ontwikkel waarbij lokale overheden
van minstens twee nieuwe gesprekspart-
gebouwen kunnen leasen 14).
zich niet zou voordoen – bij voorbeeld bij
In de particuliere sector is sinds het mid-
den van de jaren zestig, althans in Nederland, sprake van een toenemende betekenis
van leasing. De grote groei van leasing is
echter pas ontstaan in de periode dat voldoende adequate financiering voor bedrijfsmiddelen ontbrak en de reguliere financiers meer risicomijdend waren gericht
sen twee hoofdvormen van leasing: financiele en operationele leasing. Het onderscheid wordt bepaald door na te gaan wie
het economisch risico van het lease-object
draagt. Indien dit risico bij de lessee (gebruiker) ligt, is sprake van financiele leasing. In alle andere gevallen is sprake van
operationele leasing. Financiele leasing
5. De praktijk: haken en ogen
Alhoewel tot heden niet zo veel bekend is
geworden van de discussies die binnenskamers worden gevoerd, valt uit uitlatingen
van verschillende bewindslieden 15) en
deelnemers aan het overlegcircuit 16) wel
een en ander af te leiden over de verschillende standpunten die worden aangehangen. Ruwweg zijn in de discussie vier par-
tijen te onderscheiden met elk een eigen
verantwoordelijkheid: de bouwwereld, het
kan worden bestempeld als een vorm van
bankwezen, het Ministerie van Financien
financiering. Een financiele lessor (lease-
en de vakdepartementen Verkeer en Wa-
maatschappij) is een financiele instelling
terstaat en Economische Zaken. We zullen
die als voornaamste doelstelling heeft rentewinst te maken. De Nederlandse Vereni-
den voor private financiering in boven-
ging van Leasemaatschappijen (NVL) en
nagaan of de uitdieping van de mogelijkhe-
derling overleg zogenaamde produktdefi-
staande paragrafen aanknopingspunten
biedt om haken en ogen in deze discussie
met elkaar te verbinden, ten einde de gedachtenvorming een mogelijke impuls te
nities met betrekking tot de vormen van
geven.
leasing opgesteld. Financiele leasing is dan
De verantwoordelijkheden voor de overheid liggen behalve bij de taak te streven
de Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland (VFN) hebben in on-
ners: de ministeries van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
In situaties waarin althans dit probleem
een project waarvoor reeds middelen zijn
uitgetrokken in de meerjarenbegroting –
dan clientgericht 13).
In de omvangrijke literatuur over dit onderwerp wordt onderscheid gemaakt tus-
hij al is, namelijk door het binnenhalen
de vorm van financiering waarbij:
1. de leasemaatschappij (de lessor) een
naar een gezonde economische structuur
roerend of onroerend bedrijfsmiddel in
met daarin een gezonde bouwsector (EZ en
eigendom verwerft en dit afstaat aan de
V&W) tevens bij het voortzetten van een
gebruiker (de lessee) voor een periode
ten hoogste gelijk aan de economische
en dat met behulp van particuliere financiering versneld zou kunnen worden uitgevoerd, kunnen de reeds gereserveerde middelen een stukje risico-afdekking vormen
voor de financiers. Echter, een volgend
probleem dient zich dan aan. Wanneer de
deelname in de financiering zich uitstrekt
over een langere periode dan alleen de realisatiefase (dit zal meestal het geval zijn)
zullen in de berekening van de rendementsverwachting gegevens over de exploitatie
van het project mede een rol gaan spelen.
Dit lijkt eveneens problemen op te kunnen
leveren met het uitgangspunt van budgettaire neutraliteit. Immers, het instrument
voor exploitatie van infrastructuurprojecten — tolheffing – is zeker sinds de recente Nederlandse stellingname tegen het
Zwitserse tolbeleid althans voor wegen uit
den boze. Private financiering, gecombineerd met concessieverlening lijkt op
grond hiervan al evenmin een aantrekkelijke oplossing. Tenzij de exploitatie op andere wijze gevoerd zou kunnen worden dan
via tolheffing. Het zou aanbeveling verdienen de mogelijkheden daartoe nader uit te
diepen. Van andere genoemde projecten,
gezond budgettair beleid (Financien).
Hierin lijkt in het kader van ons onderwerp
levensduur van dit goed, waartegen-
reeds stof tot meningsverschillen aanwezig
over de lessee zich verplicht de aan-
te zijn. Gebleken is namelijk dat particuliere financiers slechts dan gei’nteresseerd zijn
in rechtstreekse deelname in overheidsin-
koopsom vermeerderd met kosten en
winst aan de lessor te betalen;
2. de overeenkomst van gebruik onopzeg-
vesteringen wanneer een bepaalde mini-
baar is, zodat de lessee het economisch
mum rendementsverwachting aanwezig is.
risico (waardeveranderingsrisico) van
het goed draagt;
3. de lessee het goed in zijn balans acti-
Deze voorwaarde zou zeer wel in conflict
kunnen geraken met de beleidslijn van
veert onder gelijktijdige vermelding
van de desbetreffende schuld;
ten. Immers de berekening van de rendementsverwachting die de basis is voor de
4. de lessee na de afloop van de overeenkomst het goed kan teruggeven aan de
lessor, respectievelijk dit kan kopen tegen een vooraf in de overeenkomst bepaald gering bedrag of de lease op nader overeen te komen voorwaarden kan
beslissing al of niet deel te nemen, zal worden bepaald door de zekerheid die de overheid wil geven om (een gedeelte van) het financiele risico van de investering op zich te
nemen. In gevallen waarin het een geheel
continueren.
Met name de financiele leasing lijkt releESB 25-7-1984
budgettaire neutraliteit van nieuwe projec-
nieuw project betreft (d.w.z. waarmee nog
geen rekening is gehouden in meerjarenramingen van de Rijksbegroting), zou deze
11) Stichting Wetenschappelijk Bureau Democraten ’66, Een impuls voor Europa, Den Haag,
1984.
12) Adviescommissie, op.cit.
13) A.W.A. Joosten e.a., Facetten van leasing,
Kluwer, Deventer 1984, biz. 13.
14) Federation Internationale Europeenne de la
Construction, op.cit.
15) Minister Smit-Kroes o.a. tijdens de behandeling van de plannen m.b.t. de financiering van
rijkswegen in de Tweede Kamer, november
1983; Minister Winsemius in uitlatingen in Tros-
Aktua-radio, 12 mei 1984.
16) De Interdepartementale Commissie voor
het Economisch Structuurbeleid (ICES) heeft
een werkgroep Private Financiering Infra-
Structuur geformeerd, waarin naast vertegenwoordigers van het ministerie van Economische
Zaken, Financien en Rijkswaterstaat, de aannemerswereld en het bankwezen zijn vertegenwoordigd.
679
zoals het plan Lievense, en het plan Water-
van het project. Het economisch risico
man, lijkt de exploitatie nog zeer moeilijk
in te schatten. Een uitzondering hierop
vormt wellicht inpoldering van landbouw-
lijkt voor de overheid in gevallen van in-
6. Afsluiting
t.g.v. waardeverandering van het object
grond, waarvoor een duidelijk opbrengst
aan pachtgelden of van verkoop aan der-
frastructurele projecten niet zo groot. De
bepaling van de restwaarde na afloop van
het contract (de terugkoopsom) hangt
nauw samen met het rendement op de in-
Zoals duidelijk is geworden lijken op de
weg naar private financiering voorlopig
enkele grote obstakels aanwezig die concretisering van het idee verhinderen. Het
zou jammer zijn wanneer het idee van private financiering in te woelig vaarwater terecht zou komen. Beter ware het op enigs-
den te becijferen valt. Het lijkt erop dat het
geven van voldoende zekerheden voor de
vestering dat de lessor weet te bedingen. Is
exploitatie van een project in veel gevallen
dit voldoende dan zal de restwaarde een re-
eveneens niet budgettair neutraal valt uit te
latief gering bedrag zijn. Aangezien in ons
land nog nauwelijks ervaring is opgedaan
zins afstandelijke wijze verder te zoeken
met financiele leasing door de overheid
voeren. Het nog openstaande spoor van
private financieringsdeelname in alleen de
naar concrete projecten waarvoor bepaal-
ontwerp- en realisatiefase van een project
lijkt het aan te bevelen nader onderzoek uit
de vormen van private financiering in aanmerking zouden kunnen komen. Het ver-
lijkt te kampen met hetzelfde probleem.
te voeren zowel naar de financieel-econo-
dient daarbij aanbeveling dat enkele tot he-
Ook dan zullen extra middelen nodig zijn
om de financiering na realisatie af te kopen. Met uitzondering van projecten met
mische als de juridische aspecten daarvan.
De ervaringen in het buitenland zullen
een zeer lange uitvoeringsperiode (b.v. de
daarin mede moeten worden betrokken.
den onwrikbare stellingnames in de discussie in de toekomst wat zouden worden afgezwakt.
Paul Hofhuis
Oosterschelde) lijkt het reserveren van
middelen daartoe toch een extra beslag op
de financiele ruimte te zullen leggen. Vooropgesteld dat de uitgangspunten van twee
van de vier gesprekspartners (consistent
budgettair beleid en voldoende risicoafdekking) overeind blijven, zullen overwe-
gingen met minder concreet financieel gewicht in de schaal, niet de doorslag geven
voor een beslissing. Gewezen kan worden
op het optreden van ,,spin offs” van het
uitvoeren van nieuwe projecten, een positieve invloed op de werkgelegenheid en
mogelijk andere inverdieneffecten.
In de voorafgaande afweging is eigenlijk
alleen overgebleven de mogelijkheid om
infrastructuurprojecten rechtstreeks te laten financieren wanneer reeds middelen
zijn uitgetrokken die door de financiers
voldoende worden geacht ter afdekking
van (exploitatie)risico’s. Met betrekking
tot de vraag in welke vorm deze financiering dan zou kunnen plaatsvinden, lijken
althans in onze opstelling fondsvorming en
(vormen van) financiele leasing in aanmerking te kunnen komen. Concessieverlening
stuit op problemen van de wijze van particuliere exploitatie. Met betrekking tot
fondsvorming zijn, afgezien van het bud-
gettaire probleem, in het verleden veel discussies gevoerd. Kern hiervan is dat het af-
zonderen van overheidsgelden uit de begroting en het onderbrengen in een minder
goed controleerbaar fonds op veel tegenstand stuit. In onze situatie, waarin het
gaat om een fonds met een garantiebodem
gestort door het rijk en verder gevuld met
particulier kapitaal, lijkt dit bezwaar van
minder belang.
Met betrekking tot leasing lijken afgezien van de juridische aspecten ook mogelijkheden aanwezig. Aantrekkelijk lijkt
vooral de mogelijk lange looptijd van een
contract en het dientengevolge jaarlijks relatief gering budgettair beslag. Vermeden
moet worden dat dit instrument oneigenlijk wordt gebruikt door de spending departments om bezuinigingen te ontlopen.
Natuurlijk zal bij de onderhandelingen bij
het sluiten van een contract de rentewinst
die de lessor wenst te maken een belangrijke rol spelen. Van de zijde van de overheid
zal onder meer een afweging moeten worden gemaakt tussen het nadeel van een relatief kostbare financiering en het voordeel
dat bij het sluiten van een contract direct
middelen beschikbaar zijn voor realisatie
680