s e r i e â– pen sioenen
Ouderen in het nauw
P. van der Brug, A.J. Hellenthal en L.B.C. Verschuren
De auteurs zijn werkzaam bij de divisie
Macro-economische statistieken en publicaties van het
Centraal Bureau voor de Statistiek.
pbru@cbs.nl
De aanvullende pensioenen van de huidige ouderen verschillen sterk naar etnische afkomst en geslacht. Diverse groepen
ouderen hebben nauwelijks aanvullend pensioen opgebouwd.
P
olitici en beleidsmakers zijn bezorgd over de vraag of en hoe
de oudedagsvoorziening voor alle Nederlanders kan worden
gegarandeerd. De Sociaal Economische Raad (SER) verwacht
dat de inkomensongelijkheid onder ouderen in de toekomst zal
toenemen door het grotere belang van het aanvullende pensioen
in het besteedbare inkomen (SER, 2005). Naar aanleiding van
deze voorspellingen hebben we de tweede pijler pensioenuitkeringen (collectieve, arbeidsgerelateerde pensioenen) en derde
pijler (individueel opgebouwde pensioenen) van de huidige
65-plussers bestudeerd.1 Informatie over de toekomstige individuele aanspraken is nog niet beschikbaar. Inzicht in de huidige
situatie kan niettemin een basis vormen voor toekomstig beleid
met betrekking tot de inkomensvoorzienig van ouderen.
Individualisering
Gezien de voortgaande individualisering van oudedagsvoorzieningen is gekeken naar de door personen ontvangen uitkeringen. Vanwege een groeiend aantal tweeverdieners vervaagt
het klassieke kostwinnersmodel al sinds de jaren zestig. Mede
naar aanleiding hiervan veranderen pensioenregelingen. Zo
wordt de AOW-regeling per 2015 aangepast voor partners wat
betreft de partnertoeslag en schroeven pensioenfondsen het
nabestaandenpensioen terug. De noodzaak om zelfstandig voor
een aanvullend pensioen te zorgen neemt hierdoor toe.
Mannen en vrouwen
De ruim twee miljoen 65-plussers uit de onderzoekspopulatie ontvingen over 2003 een gemiddeld aanvullend tweede en
derde pijler-pensioeninkomen van 6300 euro. Het gemiddelde
aanvullende pensioen voor mannen was 10.400 euro, terwijl
vrouwen gemiddeld 3400 euro ontvingen. Wanneer wordt gekeFiguur 2. Gemiddeld aanvullend pensioen per jaar van alle 65-plussers,
naar herkomstgroepering in 2003, in euro’s
8000
7000
6000
5000
4000
3000
2000
1000
0
Bron: CBS (2003), Sociaal Statistisch Bestand
438
ESB 7-10-2005
autochtonen
westerse allochtonen
Surinamers
Nederlandse Antillianen
en Arubanen
overige niet-westerse
allochtonen
Turken
Marokkanen
Figuur 1. Gemiddeld aanvullend pensioen per jaar van alle 65-plussers
naar burgerlijke staat en leeftijd voor vrouwen in 2003, in euro’s
12.000
ongehuwd
10.000
8000
verweduwd
6000
4000
gescheiden
2000
gehuwd
0
65
67
69
71
73
75
77
79
81
83
85
Bron: CBS (2003), Sociaal Statistisch Bestand
ken naar verdeling naar burgerlijke staat, blijkt dat ongehuwde
vrouwen een relatief hoog aanvullend pensioeninkomen hebben. Dit is in tegenstelling tot getrouwde vrouwen, die een bijna
verwaarloosbaar aanvullend pensioeninkomen hebben. Dit
maakt deze groep kwetsbaar in het licht van de individualisering
van pensioenregelingen.
Allochtonen
De verschillen in aanvullende pensioenopbouw tussen
allochtone groepen zijn groot (figuur 2). Westerse allochtonen
hebben over het algemeen een hoog aanvullend pensioen. Het
gaat hier veelal om personen uit het voormalige NederlandsIndië en tweede generatie westerse allochtonen. De Turkse en
Marokkaanse bevolkingsgroepen hebben het laagste aanvullende
pensioeninkomen. Bovendien hebben deze bevolkingsgroepen
veelal ook een lagere opbouw van de AOW, aangezien velen van
hen zich pas op latere leeftijd in Nederland hebben gevestigd.
Conclusie
Deze korte analyse van de oudedagsvoorziening van de
huidige 65-plussers geeft al een indicatie voor het bestaan van
drie zwakke groepen op pensioengebied, namelijk Turken,
Marokkanen en gehuwde vrouwen. Wil de oudedagsvoorziening voor iedereen gegarandeerd kunnen worden, dan is verder
onderzoek naar de aanspraken op pensioenuitkeringen van
individuen noodzakelijk. â–
Paula van der Brug, Alex Hellenthal en Luc Verschuren
Literatuur
Centraal Bureau voor de Statistiek (2004) De aanvullende pensioenen van 65plussers in Nederland. De Nederlandse Economie, Voorburg: CBS, 166-174.
Sociaal Economische Raad (2005) Advies van alle leeftijden. Publicatie nr. 2,
2005. Den Haag: SER.
1 Dit artikel is gebaseerd op CBS, 2004.