Openheid, overschot en distributie
Aute ur(s ):
Gorissen, I. (auteur)
De auteur is werkzaam b ij het Centraal Bureau voor de Statistiek. Hij dankt Jeanet Exel en Michiel Vergeer voor hun commentaar en Kees van der
Ende, Wiel Packb ier en Arij in ‘t Veld voor het leveren van de gegevens igsn@cb s.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4412, pagina D3, 4 september 2003 (datum)
Rubrie k :
Dossier: monitor
Tre fw oord(e n):
Hoe open is Nederland nu eigenlijk? Met welke landen drijven we handel en wat voeren we in en uit? In hoeverre is het buitenland
vertegenwoordigd in onze bestedingen? Welke bedrijfstakken zijn sterk exportgericht en welke minder?
Nederland is vanouds een open economie. In 1900 was de buitenlandse handel zelfs nog belangrijker voor ons land dan nu. De invoer
was toen echter hoger dan de uitvoer. Vijfentwintig jaar later bedroeg de invoer 52 procent van het bruto binnenlands product (bbp) en
de uitvoer 45 procent. Er was dus een handelstekort van 7 procent van het bbp. Tot het begin van de jaren vijftig kende Nederland
voortdurend een tekort op haar handelsbalans. Vervolgens was er een dertigtal jaren sprake van afwisselend handelstekorten en overschotten. Pas vanaf 1981 is er continu een positief saldo op de handelsbalans.
Openheid neemt toe
De uitvoer in Nederland lag in 2002 op 63 procent van het bbp en de invoer op 58 procent. Voor de huidige Europese Unie met vijftien
landen als geheel liggen de in- en uitvoer rond de 35 procent van het bbp. Met andere kleine lidstaten als België, Luxemburg en Ierland
behoort Nederland dan ook tot de meest open economieën van de Europese Unie. Nederland is aanmerkelijk opener dan andere kleine
eu-landen zoals Denemarken, Portugal en Griekenland.
In het afgelopen decennium is het aandeel van de internationale handel in Nederland toegenomen, net als in bijna alle andere eulidstaten. De economische teruggang in het begin van deze eeuw heeft een grotere weerslag gehad op de internationale handel in
Nederland dan in de meeste andere landen. Toch staat Nederland nog vierde op de ranglijst van EU-landen met de meest open economie.
Het Nederlandse marktaandeel in de EU-handel ligt op tien procent. Het is daarmee tweemaal zo groot als het aandeel in het EU-bbp.
Internationale handelsstromen
De andere lidstaten van Europese Unie samen zijn goed voor meer dan de helft van de invoer en zo’n driekwart van de uitvoer van
Nederland. Daarnaast wordt een aanzienlijk deel van de handel gevormd door de invoer uit de Verenigde Staten en Azië. Ruim veertig
procent van de Nederlandse invoer en uitvoer bestaat uit chemische producten en machines. Computers en computeronderdelen vormen
binnen de machines de grootste categorie. Veel goederen zijn afkomstig uit de vs en Aziatische landen en zijn bestemd voor het
Europese achterland. Dit is dan ook een belangrijke oorzaak van het handelstekort met de landen buiten Europa en het handelsoverschot
met de EU-landen. Zo komt de helft van de ingevoerde computers uit Azië (met name uit China, Taiwan, Japan en Singapore), terwijl
negentig procent van de uitgevoerde computers voor het Europese achterland bestemd is. Van de invoer van chemische producten is
ruim vijftien procent afkomstig uit de Verenigde Staten. De handel in voedingsmiddelen is grotendeels een Europese aangelegenheid.
Toch is ruim een kwart van de invoer van voedingsmiddelen van elders afkomstig. Het gaat daarbij voor een belangrijk deel om vlees en
fruitsappen uit Brazilië en cacao en fruit uit Afrika.
Invoerpenetratie
Van elke euro die in ons land uitgegeven wordt aan fruit, is 85 eurocent bestemd voor fruit afkomstig uit het buitenland. De totale
‘invoerpenetratie’ van landbouwproducten ligt op veertig procent. Voor alle goederen samen is dit 57 procent. De invoerpenetratie is in
de loop der jaren gestegen, al is de toename recent wat afgezwakt door de tanende internationale handelsstromen. De invoerpenetratie
ligt erg hoog bij computers, en farmaceutische en cosmetische producten. Hier is zo’n negentig procent van de producten van
buitenlandse herkomst. Ook een groot deel van de transportmiddelen komt uit het buitenland. Bijna alle personenauto’s, vliegtuigen en
motorfietsen zijn afkomstig uit andere landen. De verhouding tussen binnenlands geproduceerde en ingevoerde goederen ligt bij
zeeschepen daarentegen precies andersom: tien procent is invoer en negentig procent is van Nederlandse makelij.
Uitvoerquote per bedrijfstak
Dat Nederland voor veel bedrijven te klein is blijkt uit de uitvoerquoten. Van de productie in de land- en tuinbouw is ongeveer veertig
procent bestemd voor het buitenland. Voor de tuinbouw is dat zelfs tachtig procent. Daarnaast kent ook een aantal industriële
bedrijfstakken een hoge uitvoerquote. Traditioneel scoren de chemie en de elektrotechnische industrie hier hoog. De transportsector
profiteert, in het kielzog van de goederenhandel, van de externe gerichtheid van ons land. De uitvoerquote ligt hier rond de veertig
procent.
Voor heel Nederland geldt dat van elke tien gemaakte producten er twee voor het buitenland bestemd zijn. Hierbij dient echter bedacht te
worden dat diensten een groot deel van onze productie uitmaken. Deze kunnen vaak niet of niet gemakkelijk op grote schaal op
buitenlandse markten gesleten worden (denk daarbij aan horeca, overheidsbestuur, zorg). Toch zit juist in de commerciële
dienstverlening de nodige beweging. Zo nam de uitvoerquote van het bankwezen toe van twee á drie procent in het midden van de jaren
negentig, tot ruim vijf procent in 2002.
Distributie
Nederland heeft mede dankzij haar gunstige ligging een mainport- en distributiefunctie voor Europa. De mainports Rotterdam en
Schiphol zijn middelpunten van de Nederlandse logistieke bedrijvigheid. Een substantieel deel van de ingevoerde producten is bestemd
voor andere landen. Ze worden zonder verdere bewerking of na slechts geringe bewerking weer uitgevoerd. Dit is kenmerkend voor de
rol van Nederland als distributieland.
Rond de veertig procent van de uitgevoerde goederen zijn dergelijke goederen. Een kwart van deze wederuitvoer bestaat uit computers
en een kwart uit andere machines en apparaten. Een andere grote wederuitvoerpost wordt gevormd door de chemische producten. Het
belang van Nederland als distributieland heeft de afgelopen jaren een flinke vlucht genomen. De wederuitvoer is sinds het begin van de
jaren negentig meer dan verdrievoudigd, terwijl de goederenuitvoer uit Nederlands product in deze periode ‘slechts’ in waarde
verdubbelde. In de huidige laagconjunctuur moet echter vooral de wederuitvoer het ontgelden. In 2002 was er zelfs een afname van de
wederuitvoer. Toch blijft de positie van Nederland als distributieland sterk. Voor buitenlandse ondernemingen is Nederland een
aantrekkelijk distributiecentrum voor de rest van Europa.
Conclusie
Nederland is een van de meest open economieën in de Europese Unie. Een belangrijk deel van onze handelsstromen loopt van de
Verenigde Staten en Azië naar het Europese achterland. De distributiefunctie van ons land wint sinds het begin van de jaren negentig
steeds meer aan belang.
Ivo Gorissen
tabel 1
Tabel 1. Invoer en uitvoer van goederen naar landen en goederengroepen, in miljarden euro’s, 2002. Invoer en uitvoer van
goederen naar landen en goederengroepen, in miljarden euro’s, 2002
machines
comp. overige
(incl. onderdelen)
eu (15)
invoer
7
uitvoer 20
overig
invoer
1
Europa
uitvoer 3
vs
invoer
3
uitvoer 1
Azië
invoer 11
uitvoer 1
rest v/d invoer
0
wereld
uitvoer 0
totaal
invoer 22
uitvoer 25
vervoer- chemische voedingsmiddelen producten en genotmiddelen
19
25
2
4
4
3
13
9
1
1
1
1
13
4
1
2
40
37
17
28
1
4
4
2
1
1
0
1
16
13
14
28
1
2
1
2
2
3
1
2
25
38
brand- overig
stoffen
9
11
5
1
0
0
1
2
4
2
20
36
38
176
17
19
18
11
9
5
13
10
206
233
55
7
5
5
3
4
0
2
1
20
13
totaal
4
2
63
71
Bron: CBS, Statistiek van de internationale handel.
tabel 2
Tabel 2. Uitvoer als percentage van de productie, 2002
uitvoerquote
landbouw, tuinbouw en visserij
aardolie- en aardgaswinning
voedings- en genotmiddelenindustrie
textiel- en lederindustrie
papierindustrie
aardolie-, chemie – en rubber- en kunststofindustrie
metaalindustrie
machine-, elektrotechnische en transportmiddelenindustrie
vervoer en opslag
overige bedrijfstakken
totaal
41
50
56
50
56
70
44
62
41
6
21
117
41
16
Bron: CBS, Nationale rekeningen.
figuur 1
Figuur 1. De Nederlandse in- en uitvoer, 2002
Dossier: Handel en transactiekosten
M. Scheltema: Handelskapitaal
I. Gorissen: Openheid, overschot en distributie
F.A.G. den Butter en H. Visser: Handel brengt welvaart
H.P. van Dalen en A.P. van Vuuren: Hoe groot is de transactiesector?
M.P. Schinkel: Handelsgeest redt Hollands hachje
E.E.C. van Damme: Intermediair: mens of markt?
R.H.J. Mosch en I. Verhoeven: Meer wereld, meer vertrouwen?
A.E. Steenge en G.J. Hospers: Grenzen aan transactiekostenverlaging
E. Heijting en W. Biegstraaten: De rol van de overheid
O. Douma: Standaard uit de kinderschoenen?
S.P.I. Kappelhof: Oud geld in nieuwe zakken
W.J.J. Manshanden en B. Kuipers: Staat zonder transport ook het buitenland stil?
A. de Grip: Postinitieel onderwijs essentieel
P.T. de Beer: Laat een Arabier niet de onderkant van uw schoenen zien!
W. Jonkhoff: De handel
Copyright © 2003 – 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)