Ontwikkeling als uitdaging
“There is no magic cure for economic backwardness. There is more than one way to succeed – if
only because there are many different sorts of success”. Het is niet de enige opvallende uitspraak (biz.
49) in het onlangs verschenen World development report 1991 dat onder de titel The challenge of development door de Wereldbank is uitgebracht. Met verfrissende openheid wordt in het rapport een aantal
fundamentele vragen gesteld. Wat heeft de ervaring
van meer dan veertig jaar ontwikkeling geleerd?
Waarom is in sommige landen (in Azie) het levenspeil in die periode met meer dan het vijfvoudige gestegen – een historisch ongekend verschijnsel. Waarom is in andere landen (in Afrika) het levenspeil de
laatste dertig jaar gedaald? Waarom leven er meer
dan 1 miljard mensen in absolute armoede, dat wil
zeggen met minder dan 1 dollar per dag?
Het inzicht in de processen die ten grondslag liggen
aan economische ontwikkeling is de afgelopen
decennia ontegenzeggelijk gegroeid. Feitelijke ervaringen in combinatie met een sterk toegenomen
analysecapaciteit hebben hiertoe in hoge mate bijgedragen. Zo is de betekenis van fysieke kapitaalvorming, hoewel belangrijk, overschat. Landbouw is
ten onrechte verwaarloosd ten gunste van moderne
industrie. Invoersubstitutie en protectie zijn te veel,
uitvoermogelijkheden te weinig benadrukt. Marktonvolkomenheden zijn opgevangen met interventies van overheden, die daartoe nauwelijks geequipeerd waren.
Aangezien deze ervaringen in sterke mate de effecten
van economisch beleid en instituties op het ontwikkelingsproces betreffen, loopt de juiste afbakening van
overheidstaken ten opzichte van de markt als een
rode draad door het rapport. Markten waarin mededinging overheerst, Tcunnen zeer doelmatige instrumenten zijn om het produktieproces te organiseren,
vooral in een open economic. Goed werkende markten vereisen echter instituties, een sociale en fysieke
infrastructuur en voorziening in de basisbehoeften
van de armen. “… price reforms, investment, and institution-building are complementary. Success depends
on getting wrong things right” (biz. 3D.
Onder meer op basis van speciaal voor dit rapport
uitgevoerd onderzoek wordt gepoogd het relatieve
belang vast te stellen van factoren die het succes
van ontwikkeling bepalen. Een eerste analyse laat
zien dat, in tegenstelling tot geindustrialiseerde landen, produktiegroei in ontwikkelingslanden vooral
door de inzet van produktiefactoren (met name kapitaal) en niet door de toename van de totale factorproduktiviteit (TFP) wordt bepaald. Verschillen in
groei tussen ontwikkelingslanden blijken echter
sterk met verschillen in TFP-groei samen te hangen.
Dit geldt evenzeer voor verschillen in groeitempo
tussen verschillende perioden (met sterk negatieve
TFP-groei in Afrika en Latijns-Amerika in het recente verleden). Deze verschillen worden aan de volgende factoren toegeschreven:
– investeringen in mensen (gerichte overheidsinvesteringen in onderwijs – speciaal voor vrouwen -,
gezondheidszorg, voeding en gezinsplanning);
ESB 4-9-1991
– ondernemingsklimaat (vrije-markt- en prijsbeleid
gepaard aan investeringen in infrastructuur en instituties);
– openheid naar buiten (minder beperkingen op
handel en investeringen);
– evenwichtig macro-economisch beleid (laag overheidstekort, lage inflatie, positieve reele rente,
evenwichtige wisselkoers).
Nadere analyse van deze factoren illustreert hoe zij
elkaar wederzijds beinvloeden: beter onderwijs, hogere investeringen en een beleid gekenmerkt door
weinig marktverstoringen leiden gecombineerd tot
aanmerkelijk hogere groei dan de som van de bijdragen van elke factor afzonderlijk. Doelmatig binnenlands beleid kan op deze wijze 1,5 tot 2 procent
meer groei opleveren.
Een interessante micro-economische analyse van de
invloed van macro-economisch beleid is gebaseerd
op ex post-evaluaties van 1.200 door de Wereldbank
en de International Finance Corporation gefinancierde projecten. In een gunstig macro-economisch klimaat blijken deze projecten een rendement op te leveren dat ten minste anderhalf maal zo hoog is als in
situaties waarin het economische beleid ernstig verstoord is. Soortgelijke resultaten worden gevonden
voor projecten die plaatsvinden in een omgeving
waar de overheid voldoende in infrastructuur investeert vergeleken met een situatie waarin dit niet het
geval is. Competent management (‘human capital’) en
effectieve instituties blijken een nog sterkere invloed
te hebben. In alle drie gevallen vertalen geaggregeerde rendementsverschillen zich in een verschil in groei
van ten minste 1 procent per jaar.
Met het pleidooi voor een voorwaardenscheppend
overheidsbeleid trekt dit rapport consistent de lijn
door die in 1990 is ingezet met het World development report over armoede (arbeidsintensieve ontwikkeling en doelgerichte herverdeling), en zet het
ongetwijfeld de toon voor het rapport voor 1992
over het milieu. Daarmee wordt niet alleen thematisch een verschil met de meer ‘sectorale’ rapporten
van de jaren tachtig gemarkeerd. Het huidige rapport is opvallend genuanceerd van toon, verschaft
veel historische context en beargumenteert zorgvuldiger dan enige jaren terug een ‘markt-vriendelijke’
benadering van ontwikkeling. Voorbeelden van
deze genuanceerdheid zijn te vinden in de kaders
over hulpeffectiviteit (biz. 40), interventies in internationale markten (biz. 102-103), snelheid van economische hervormingen (biz. 117), en de kritische
bespreking van structurele-aanpassingsprogramma’s
(hfst. 6).
Nieuw is eveneens een speciaal hoofdstuk over de
rol van de staat in het ontwikkelingsproces met daarin veel aandacht voor de politieke economic van
hervormingen en de rol van democratic, mensenrechten en herverdeling. Voor wie z’n klassieken
kent is de uitkomst overigens niet nieuw: er is geen
koninklijke weg naar welvaart.
A. Kuyvenhoven
877
I