Ga direct naar de content

Ontstaan en ontwikkeling van het lllassatoerisllle naar de derde wereld

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 24 1985

Ontstaan en ontwikkeling van-het
lllassatoerisllle naar de derde wereld
DRS. H.L. THEUNS*

Toerisme naar de derde wereld behoort tot de consumptieve verworvenheden van de hedendaagse
welvaartsmaatschappij. Werden tot voor kort de uithoeken der aarde slechts betreden door
veroveraars en handelaren en in hun kielzog bestuursambtenaren. missionarissen en zendelingen.
thans worden zij overstroomd door de ..golden hordes” van toeristen uit de Westerse wereld en zijn zij
ingelijfd in de ..pleasure periphery”‘).
Deze ontwikkeling heeft zich niet van de ene dag op de andere
en overal met dezelfde intensiteit voltrokken. maar is de uitkomst van een geleidelijk proces van
geografische uitwaaiering en zwaartepuntvorming. waaraan een veelheid van factoren ten grondslag
ligt. Aan dit proces. de uitkomsten ervan en de achterliggende factoren zal in dit artikel aandacht
worden besteed.

Het ontstaan van het massatoerisme
zuidwaarts 2)

en de grote Europese trek

Norval spreekt reeds in 1936 over de “tourist movement” als
een “movement of the masses” 3). Toch moet in de jaren dertig
de massaliteit van het verschijnsel toerisme van een geheel andere orde zijn geweest dan in de jaren zestig en nadien. Immers,
vrije tijd was schaars, de inkomens laag en de mobiliteit zeer beperkt. Eerst de naoorlogse welvaartsgroei, toename in gezinsmobiliteit en toename in de vakantieduur maken het voor brede
lagen van de bevolking in toenemende mate mogelijk gedurende
de vakantieperiode te reizen. De nadruk bij de reisdoelen ligt
aanvankelijk zeer sterk op het eigen land en het naburige buitenland. Nog in 1966 constateert Ritter: “In Deutschland liegen
60070und in Frankreich 80% der Urlaubsziele in einer Zone bis
500 km Entfernung vom Heimatsort” 4). Een groeiende minderheid evenwel blijkt, geholpen door het toenemende autobezit, in
staat en bereid een grotere afstand af te leggen. Zij zijn degenen
die de spectaculaire groei van het toerisme in Zuid-Europa, en
met name Spanje en Joegoslavië, mogelijk maken. Hoewel Griekenland en in mindere mate Portugal door hun perifere ligging
ten opzichte van het Europese kerngebied vanaf de aanvang van
hun toeristische ontwikkeling in hoge mate afhankelijk zijn van
relatief duur luchtvervoer slagen de Zuideuropese landen erin
gezamenlijk een groeiend aandeel in de toeristische aankomsten
te verwerven. Hun percentage in het wereldtotaal stijgt van 17,4
in 1950 naar 28,3 in 1966. In deze zuidwaartse oriëntering van
het Europese massatoerisme mani festeert zich een nieuw reismotief dat kan worden aangeduid als het zon-zand-zee-motief. De
voorheen overheersende culturele motivatie wordt er door op de
achtergrond gedrongen. De toeristische ontwikkeling in nieuwe
bestemmingslanden als Spanje, Joegoslavië en Tunesië, is nagenoeg uitsluitend van het “sunlust travel”-type. In traditionele
bestemmingslanden als Italië en Marokko worden de culturele
rondreizen van voorheen – door Gray aangeduid als “wanderlust traveI” 5) – van het eerste plan verdrongen c.q. ontwikkelt
zich daarnaast het nieuwe vakantietype van de strandvakanties. Waar dit bij traditionele bestemmingslanden niet gebeurt,
zoals bij voorbeeld in Egypte en Turkije, vertoont de ontwikkeling van het toerisme een zeer geleidelijk verloop. De verschillen
in ontwikkeling die hieruit voor de Maghreb-landen, Turkije en
752

Egypte voortvloeien zijn af te lezen in tabelLUit
deze tabel
blijkt tevens dat de ontwikkeling van het massatoerisme in de
Maghreb-landen Marokko en Tunesië pas aanvangt na beëindiging van de onafhankelijkheidsoorlog
in Algerije in 1962, d. w .z.
meer dan tien jaar na Spanje en Joegoslavië. In 1963 worden
Marokko en Tunesië bezocht door respectievelijk 287.200 en
104.800 toeristen. Voor Tunesië betekent dit bijna een verdubbeling ten opzichte van het voorgaande jaar, voor Marokko een
stijging met circa 43 %. De Maghreb-landen, Turkije en Egypte,
weten ondanks hun perifere ligging gezamenlijk een groeiend,
zij het bescheiden, aandeel in de toeristische aankomsten te verwerven. Hun percentage in het wereldtotaal stijgt van 0,9 in 1958
naar 1,7 in 1974. Dit resultaat is opmerkelijk gezien de sterke gebondenheid van met name het Tunesische massatoerisme aan
het vervoer door de lucht.
Al in 1968 arriveerde ongeveer driekwart van de toeristen in
Tunesië per vliegtuig. De ontwikkeling van vliegvakanties is bevorderd door de technische ontwikkelingen in de vliegtuigbouw.
De algemene tendens in de vliegtuigindustrie was er een van vergroting van de passagierscapaciteit en verhoging van de kruissnelheid, resulterend in verlaging van de kosten per beschikbare

*) De auteur is wetenschappelijk hoofdmedewerker
aan de faculteit der
Economische Wetenschappen van de Katholieke Hogeschool Tilburg.
I) Louis Turner en John Ash, The golden hordes; International tourism and the pleasure periphery, Constabie, Londen 1975.
2) Bij de in het navolgende vermelde cijfers is een waarschuwing op zijn
plaats. De IUOTO verwoordt deze in 1970 als volgt: “On account of
the different coverage of the various methods employed for the compilation of tra vel statistics, caution should be observed when making
inter-country comparisons. Likewise, the regional and global totals have to be considered as good order-of-magnitude
estimates”. IUOTO,
International Travel Statistics, vol. 24, 1970.
3) A.J. Norval, The tourist movement: A national and international
survey, Sir Isaac Pit man & Sons Ltd., Londen, 1936, blz. 103.
4) Wigand Ritter, Fremdenverkehr in Europa: Eine wirtschafts- und sozialgeographische Untersuchung über Reisen und Urlaubsaufenthalte
dér Bewohner Europas, A. W. Sijthof, Leiden, 1966, blz. 84.
5) H. Peter Gray, International tra vel – international trade, O.C.
Heath and company, Lexington, Massachusetts, 1970, blz. 13.

Tabel 1. Aankomsten

van toeristen in de Maghreb-Ianden,

Turkije en Egypte, 1954-1974, in duizenden a)

1954

1956

1958

1960

1962

1964

1966

1968

1970

1972

1974

Marokko
Algerije
Tunesië
Turkije
Egypte

221,1
21,1
54,4
71,3
114,1

122,3
8,4
52,0
99,4
170,2

140,3 a)
31,7
33,5
114,7
162,8

158,2

201,3

53,5
94,1
285,5

52,8
172,9
291,2

373,6
264,7
138,2
168,1
497,4

424,0
315,3
218,8
382,0
579,0

481,0
137,4
330,3
383,2
317,6

747,0
235,9
410,7
446,4
557,7

1061,9
196,7
780,4
595,3
540,9

1204,7
190,8 b)
716,0
667,7
679,5

Totaal
In procenten
van wereldtotaal

482,0

452,3

483,0

1442,0

1919,1

1649,5

2397,7

3175,2

3458,7

1,3

1,5

1,2

1,4

1,7

Land

0,9

a) Alle landen hanteren de grensregistratiemethode.
b) Schatting.
Bronnen: IUOTO, International Travel Statistics, diverse jaren; Alfred Koch, Problemedes Tourismusfüreinzelne
liehen Gegebenheiten, Deutsches Wirtschaftswissenschaftliches
Institut für Fremdenverkehr an der Universität
World Tourism, 1972; WTO, Economie Review of World Tourism, 1976.

6) Michael Peters, Tourism; the economics and development of the international tourist trade, Hutchinson, Londen, 1969, blz. 275 – 277.
7) E. Gormsen, Thedevelopment ofinternational tourism and its impact
on socioeconomie and cultural change in third wor/d countries, Paper
Working Group “Tourism and Development”,
Fourth general conference of EAD!, Madrid, 3 -7 september 1984, blz. 6.
8) Donaid E. Lundberg, The tourist business, Cahners Books International inc., Boston, Massachusetts, 3e-editie, 1976, blz. 68.
9) Chris Chant en Bill Gunston, Turboprop air/iners, MacDonald Phoebus Ltd.lBPC Publishing Ltd., Londen, 1980, blz. 17.
10) Gerd Wolf, Die Entwicklung des Weltluftverkehrs nach dem Zweiten Weltkrieg, J.C.B. Mohr (Paul Siebeck), Tübingen, 1967, blz. 52.
11) Down co me the fares, The Economist, 15 februari 1969, blz. 65.
12) Monique Dacharry, Géographie du transport aérien, Librairies
Techniques (Litec), Parijs, 1981, blz. 18.

Lange-afstandstoerisme
Het belang van de geschetste ontwikkelingen in het luchtverkeer geldt a fortiori voor zogenaamde “Iong-haul”-bestemmingen in de derde wereld. Lundberg constateert: “The airplane has
made possible the tremendous surge in long-di stance travel” 8).
Naast verhoging van de kruissnelheid en passagierscapaciteit is
daarbij ook van belang de toegenomen reikwijdte. De in 1956
geïntroduceerde Douglas DC-7C is met een reikwijdte van 7.346
km het eerste toestel dat geschikt is voor non-stop intercontinentale vluchten. Met de Lockheed Electra komt een jaar later een
toestel voor de middellange afstand (reikwijdte 4.023 km) op de

van toeristen in Oost-Afrika,

Land

1958

Kenya
Tanzania
Oeganda

40,5
7,0
5,9

Totaal

53,4

50,7

50,7

1958-1978, in duizenden a)

1962

1960

}

Länderdes Millelmeerraumes unler Berüeksiehtigung derörtMünchen, München, juli 1969; IUOTO, Economie Review of

markt 9) dat bij een ongeveer gelijke passagierscapaciteit ruim
20% sneller is. De introductie in 1959 van de Boeing 707-320
voor lange-afstandsvluchten
leidt tot een aanzienlijke reductie
van de vliegduur in vergelijking met de Douglas DC-7C: de vliegduur tussen New Vork en Rio de Janeiro bij voorbeeld vermindert van 17 naar 10 uur, devliegduur opde Madrid-Buenos Aires
en Rome-Singapore route loopt terug van 25 naar 14 uur 10),
d.W.z. op een heen- en terugreis wordt over een afstand van een
kleine 10.000 km een tijdwinst van praktisch twee dagen gerealiseerd.
Behalve een aanmerkelijk.e tijdwinst werd in het langeafstandsverkeer ook in drie jaar tijd een niet onaanzienlijke
kostendaling gerealiseerd. De kosten per beschikbare ton/km
dalen tussen 1956 en 1959 met ongeveer 35 %. Deze ontwikkeling
zet na 1959 door. De variabele kosten in constante prijzen van
1968 dalen tussen 1962 (uitgaande van een turboprop Brittannia)
en 1970 (uitgaande van een Boeing jet 747) met ongeveer 55%
11). Het vliegtuig heeft hierdoor, hoewel het van nature een relatief dure vervoersvorm is – “Ia charge payante n’atteint jamais
le tiers du poids total 12) – in het toeristisch vervoer een aanzienlijke terreinwinst kunnen boeken. De positie van Tunesië,

toni km: een ontwikkeling die het pad geëffend heeft dat leidde
naar een combinatie van een hoge bezettingsgraad en lage tarieven. De introductie in de loop der jaren van verschillende vormen van charterverkeer bood de mogelijkheid deze combinatie
te realiseren. Van grote invloed is met name de ontwikkeling van
de CIT, de “charter inclusive tour”, geweest. Reeds in het begin
van de jaren zestig werd deze vorm van charterverkeer geïntroduceerd, met name in het toerisme naar Spanje. Vanaf 1965
vindt de CIT ook ingang in het toeristenverkeer naar Marokko,
Tunesië, Turkije en Egypte. Voor de ontwikkeling van het toerisme naar Tunesië is deze chartervorm van beslissende betekenis geweest. In 1966 arriveren daar alleen al uit het Verenigd Koninkrijk, West-Duitsland en Scandinavië te zamen ongeveer
60.000 toeristen per cn 6). De relatieve betekenis van deze
CIT’s is in Tunesië met ruim 270/0 van de toeristische aankomsten veel groter dan in Spanje, dat in hetzelfde jaar uit genoemde landen te zamen weliswaar bijna 1,7 mln. CIT’s registreert, maar waar deze slechts circa 100/0van de totale aankomsten uitmaken. In Tunesië arriveert in 1972 al bijna 75% van
alle toeristen per charter, in Spanje is dit minder dan 25%.
Gormsen stelt met betrekking tot Noord-Afrika dan ook terecht: “Because of the di stance and the necessity to cross the sea,
mass tourism only began to flourish here with the introduction
of charter flights” 7).

Tabel 2. Aankomsten

1,7

}

1964

1966

1968

1970

1972

1974

1976

1978

68,1

65,4
5,1
12,6

106,5
13,4
11,7

262,0
42,0
54,0

343,5
64,1
80,4

420,1
97,3
n.b.

370,3
121,4
9,3

446,0
98,0
n.b.

360,6
148,0
15,0

68,1

83,1

131,6

358,0

488,0

501,0

523,6

0,1

0,3

0,3

0,2

0,2

In procenten

van wereldtotaai

a) Alle landen hanteren de grensregistratiemethode
Bronnen: 1UOTO/WTO, International Travel Statistics, diverse jaren; V. Popovic, Tourism in Eastern Afriea, Welt forum Verlag, München, 1972; UN, Statistieul Yearbook,
1979/80 en 1981; IUOTO, Economie Review of World Tourism, 1972; Steve Curry, Thedevelopmenl ofinternationaltourism
and tourism poliey in Tanzania, 1948 – 1976, Project Planning Cent re for Developing Countries, University of Bradford, Discussion Paper or. 66, Bradford, oktober 1981.

ESB 24-7-1985

753

waar in 1964 minder dan de helft en in 1968 al bijna driekwart
van de toeristen per vliegtuig aankomt, vormt daarvan een illustratie. Wat de lange-afstandsbestemmingen
betreft zijn de
kosten- en prijsverlagingen in het vliegverkeer een conditio sine
qua non geweest voor het ontstaan van massatoerisme. Als Evelyn Waugh in 1960 naar Oost-Afrika reist kijkt hij nog met een
zeker dédain neer op de mogelijkheid om per vliegtuig te reizen
13). Hij is een typisch vertegenwoordiger van de bevoorrechte
gegoede klasse aan wie dergelijke verre reizen tot ver in de jaren
zestig nog waren voorbehouden. In 1960 werden Kenya, Tanzania en Oeganda te zamen nog door slechts circa 50.700 toeristen
bezocht.
Het massatoerisme komt in Oost-Afrika pas op gang in 1968,
vijf jaar na de Maghreb-Ianden. Van 1967 op 1968 stijgt het aantal aankomsten in Kenya met 125%. Kenya hoort daarmee onder de ontwikkelingslanden tot de koplopers in het “Iong haul”massatoerisme. De ontwikkeling is in tabel 2, waarin voor de periode 1958 – 1978 het aantal aankomsten staat vermeld, af te lezen. De relatief recente “take off” van het “Iong haul” -massatoerisme komt ook naar voren in de afgrenzing van bestemmingen voor reizen vanuit Europa zoals in 1966 beschreven door
Ritter. Iran is de verste bestemming die door hem afzonderlijk
wordt besproken 14). Over verderafgelegen reisdoelen is hij
kort: “Reisen nach Ãœbersee können normalerweise nur von Leuten unternommen werden, die über unbeschränkte Freizeit und
ausreichende Geldmittel verfügen” 15).

daarmede
getalsmatig
vergelijkbaar
met die van het
Middellandse-Zeegebied exclusief Spanje en Italië. De sindsdien
in Mexico en het Caraïbisch gebied opgetreden ontwikkeling
vertoont een geleidelijk verloop: een duidelijk “take-off”tijdstip ontbreekt. Voor Mexico doet zich hierbij duidelijk de
ruime bereikbaarheid over land gelden. In de VS is in tegenstelling tot Europa reeds kort na de tweede wereldoorlog het auto bezit wijd verbreid. Mexico is daardoor al vroeg voor vele Noordamerikanen een relatief dichtbij buitenland. De grotere mobiliteit
van de Amerikaanse bevolking komt behalve in het wegverkeer
ook tot uitdrukking in het vliegverkeer. In 1964 worden op de
296 km lange New York-Boston-route reeds dagelijks 80 retourvluchten verzorgd, waaronder 49 in pendeldienst. De 1.770 km
lange New York-Miami-route is in hetzelfde jaar goed voor 43
dagelijkse retourvluchten 16). De vroegtijdige ontwikkeling van
het luchtverkeer in de VS heeft als logisch verlengstuk een vroegtijdige ontwikkeling
van het luchtverkeer tussen NoordAmerika en het relatief nabije Caraibisch gebied. De voorsprong
die de VS heeft op Europa in mobiliteits-en inkomensopzicht 17)
bewerkstelligt paradoxaal genoeg niet dat zich eerder dan het
toerisme vanuit Europa naar Oost-Afrika een over het Caraïbisch gebied heen reikende zuidwaartse stroom ontwikkelt naar
landen in Zuid-Amerika. Nog in 1969 constateert Cullinan:
“Perhaps nothing so clearly indicates the gap between potentiality and actuality in Latin America as does its record in tourism”
18). De verklaring hiervoor dient te worden gezocht in de sterke
gerichtheid van het Amerikaanse interregionale toerisme in het
algemeen en het, ,long haul” -toerisme in het bijzonder op Europa. In 1966 ging ruim 32% van de Amerikaanse toeristen die een
interregionale reis ondernamen naar Europa. Binnen de categorie “Iong haul”-toerisme ging in hetzelfde jaar bijna 74% naar
Europa en bijna 12% naar Japan, Hongkong, de Philippijnen,
Thailand, India, Australië en Nieuw-Zeeland. In geheel ZuidAmerika werden in dat jaar nagenoeg evenveel Amerikaanse bezoekers geregistreerd (130.000) als in Israel (123.000). Dit komt
neer op ongeveer 6% van de “Iong haul”-reizigers 19)

De Noord-Amerikaanse trek zuidwaarts
De bezien vanuit Europa verre bestemmingen in de derde wereld waar vóór 1963 het massatoerisme op gang komt danken dit
aan de geografische nabijheid van het rijke Noord-Amerika.
Het betreft Mexico en een aantal eilanden in het Caraibisch gebied. Mexico neemt als over land te bereiken bestemming daarbij een overheersende positie in, zoals is te zien in tabel 3. Meer
nog dan uit de cijfers omtrent toeristische aankomsten blijkt de
betekenis van de geografische positie van Mexico uit het aandeel
dat dit land inneemt in de bruto ontvangsten uit het internationale reisverkeer. In 1966 sleept Mexico bijna 90% van de totale
bruto ontvangsten van Latijns-Amerika en het Caraibisch gebied in de wacht, en legt hiermee beslag op ruim 45070 van de totale bruto ontvangsten uit het internationale reisverkeer van de
gezamenlijke ontwikkelingslanden.
Deze overheersende positie
weet het, mede dank zij een levendig “excursionist” -verkeer, zowel binnen de “western hemisphere” -groep van ontwikkelingslanden als binnen de derde wereld in haar geheel vele jaren
te handhaven. Eerst na 1972 treedt een teruggang in relatieve positie op.
De in tabel 3 genoemde landen nemen in 1954 te zamen naar
schatting circa 80% van de aankomsten in Midden-Amerika en
het Caraibisch gebied voor hun rekening. De positie van het toerisme in de Middenamerikaanse/Caraibische
regio is in 1954

TabelJ.

Aankomsten

13) Evelyn Waugh, A tourist in Africa, Chapman & Hall Ltd., Londen,
1960.
14) Ritter, op.cit., blz. 204.
15) Ritter, op.cit., blz. 218.
16) Wolf, op.cit., blz. 9.
17) Adolf Grünthal, Tourism in under-developed countries of Africa
south of the Sahara, Revue de Tourisme, 16(4), 1961, blz. 177.
18) Terenee Cullinan, Non-tourism in Latin America, Stanford Research Institute, Menlo Park, California, zonder datum, blz. I.
19) IrvingG. Tragen, Tourism:resourcefordevelopment
– a study of
benefits to developing countries from investmets in hotels and motels,
Senior Seminar in Foreign Policy, Washington DC, 1968 -1969, Foreign
Service Institute, Department of State, Washington DC, april 1969, blz.
22.

van toeristen in Mexico en de belangrijkste Caraibische eilanden, 1954-1974, in duizenden a)

Land

1954

1956

1958

1960

1962

1964

1966

1968

1970

1972

1974

Mexico
Bahama’s
Cuba

432,9
109,6
234,2
112,8
125,7

557,7
155,0
300,0
161,4
162,5

640,3
177,9
213,0
169,4
218,8

690,4
305,6
226,9
347,4

833,9
336,0
206,8
796,2

1077,6
399,9
227,4
1072,0

1329,1
531,2
414,9
n.b.

1664,5
1072,2
258,5
n.b.

2245,5
1298,3
309,1
n.b.

2912,2
1443,4
407,8
1172,9

3360,9
929,2

62,0

86,0

132,0

204,1

291,1

n.b.

n.b.

n.b.

n.b.

850,9

n.b.

1077,2

1422,6

1551,4

1774,4

2464,0

6787,2

2,8

2,5

3,0

3,4

Jamaica
Porto Rico

US Virgin
Islands
Totaal

525,7
n.b.

In procenten

van wereld.
totaal

a) Alle landen hanteren de grensregistratiemethode
Bronnen: IUOTO/WTO, International Travel Sta/istics, diverse jaren; L.l. Crampon, Inlernationaltravel
within the Americas, Revue de Tourisme, 19(1), 1964, blz. 5; UN, Sta.
tistical Yearbook, diverse jaren; Arthur D. Liltle Inc., The development ofthe tourism potential: Bermuda, The Bahamas and the islands ofthe Caribbean, zonder plaats of datum
(I 1%8); William D. Pallerson en Somerset R. Waters, The big picture: world traveltrends and markets 1972 -1973; IUOTO, Economic Review of World Tourism, 1972 en
1974.

754

Tabel 4. Bruto ontvangsten uit het internationale reisverkeer per macroregio,
1966-1980, in mln.$ (lopende prijzen) en in procenten a)
1968

1966
Macroregio

abs.

Europa – ontwikkelde landen
– ontwikkelingslanden
N-Amerika
Latijns Amerika
en Cal. gebied
Afrika – ontwikkelde landen
– ontwikkelings-

in procenten

in procenten

abs.

15.812

Totaal ontwikkelde
landen
Totaal
derde wereld
Wereldtotaal

abs.

in pro-

centen

abs.

in pro-

centen

1978

in pro-

abs.

1980

in pro-

abs.

in pro-

centen

centen

centen

65,4

20.927

61,5

27.110

62,0

44.369

65,3

60.278

63,2

176
3.6OOb

0,7
14,9

288
5.531

0,8
16,3

298
7.447

0,7
17,0

446
8.908

0,7
13,1

856
12.800

0,9
13,4

2.00llb

8,3

2.557

7,5

3.553

8,1

5.878

8,7

8.000

8,4

111

0,4

143

0,4

289

0,7

387

0,5

500

0.5

1,6

449

1,9

885

2,6

711

1,6

1.200,

1.8

1.500

1.6

371

2,1

418

1.7

626

1,8

761

1,7

1.092

1,6

1.595

1,7

3,6

829

4,6

1.032

4,3

1.558

4,6

2.439

5,6

3.583

5,3

6.405

6,7

97

0,7

104

0,6

212

0,9

225

0,6

292

0,7

596

0,9

866

0,9

2,2

230

1,7

280

1,6

370

1,5

1.286

3,8

800,

1,8

1.450

2,1

2.500

2,6

10.593

84,7

11.570

83,7

15.044

84,2

20.153

83,3

27.452

80,7

35.899

82,1

55.35.2

81,5

76.039

79,8

1.907
12.500

15,3
100

2.250
13.820

16,3
100

2.816
17.860

15,8
100

4.027
24.180

16,7
100

6.574
34.026

19,3
100

7.801
43.700

17,9
100

12.557
67.909

18,5
100

19.261
95.300

20,2
100

7.940

63,6

8.461

61,3

10.982

61,5

31
2.370

0,2
19,0

62
2.680

0,4
19,4

114
3.500

0,6
19,6

980

7,8

1.240

9,0

1.300

7,3

55

0,5

71

0,5

87

0,5

215

landen

Azië en Oceanië
– ontwikkelde
landen
– ontwikkelingslanden
Midden-Oosten
– ontwikkelde
landen
– ontwikkelingslanden

1.7

219

1,6

293

168

1,3

261

1,9

412

3,3

499

59

0,4

270

a) Exclusief internationale transportdiensten.
b) Schatting.
c) Schatting, exclusief Libanon.
Bronnen: Berekend op basis van IUOTO/WTO,
Yearbook, diverse jaren.

Aandeel

abs.

centen

en ontwikkelingslanden,

1976

1974

1972

1970

in pro-

abs.

verdeeld naar ontwikkelde

Economie Review of World Tourism, diverse jaren; IUOTO/WTO,

International

Travel Statistics, diverse jaren; UN Statistical

Tabel 6. Aankomsten
van toeristen in een aantal landen in
Zuid- en Zuid-Oost-Azië, 1968-1978, in duizenden a)

derde wereld

In aanmerking nemend dat de VS in het interregionale reisverkeer een dominante positie innemen – bijna 60070van de interregionale aankomsten werd in 1967 gegenereerd door de VS – ligt
het gezien de Amerikaanse gerichtheid op Europa voor de hand
dat het aandeel van de gezamenlijke ontwikkelingslanden in het
internationale toerisme gemeten naar aantallen aankomsten in
de tweede helft van de jaren zestig niet bijzonder groot is. Op basis van door de UNCTAD gemaakte schattingen 20) kan worden
berekend
dat
de ontwikkelingslanden,
exclusief
olieexporterende landen, in 1967 en 1968 gezamenlijk respectievelijk 6,5 en 6,9 miljoen aankomsten registreerden. Dit betekent
dat hun gezamenlijke aandeel in deze jaren op 4,7 respectievelijk
4,9% van het wereldtotaal uitkomt. Wordt uitsluitend gelet op
de aankomsten dan wordt de positie van de ontwikkelingslanden
echter onderbelicht. Qua ontvangsten ligt de situatie aanmerkelijk gunstiger. In 1966 bedroegen de bruto ontvangsten uit het internationale reisverkeer voor de gezamenlijke ontwikkelingslanden reeds $ 1.907 mln. of 15,3% van het wereldtotaal. Dit aandeel loopt, zoals in tabel 4 is te zien, geleidelijk op tot 20,2% in
1980. De bruto ontvangsten van de derde wereld belopen in dat
jaar een bedrag van $ 19.261 mln. De opbrengsten die de derde
wereld uit de export van toeristische diensten verwierf zijn derhalve in vijftien jaar tijd, gemeten in lopende prijzen, vertienvoudigd. Bezien we hoe de ontvangsten over de ontwikke-

Land

1968

1970

1972

1974

1976

1978

India
Nepal
Sri Lanka
Thailand
Singapore
Hongkong
Philippijnen
Zuid-Korea

188,8
24,2
28,3
377,3
300,2
618,4
112,7
102,7

280,8
46,0
46,2
628,7
521,7
927,3
133,7
173,3

343,0
52,9
56,0
820,8
880,2
1082,3
150,4
370,7

423,2
89,8
85,0
1107,4
936,2
1295,5
382,6
463,6

533,9
92,4
119,0
1098,4
1162,4
1560,0
615,2
834,2

748,0
156,1
192,6
1451,6
2047,2
2054,7
840,1
1079,4

1752,6

2757,7

3756,3

4783,3

6015,5

8569,7

1,3

1,6

1,9

2,3

2,7

3,3

Totaal
In procenten van
wereldtotaal

a) Alle landen hanteren de grensregistratiemethode .
Bronnen: IUOTO/WTO,
International
Travel Statistics, diverse
TO/WTO, Economie Review of World Tourism, diverse jaren.

jaren:

IUO-

lingslanden, naar macroregio’s gerangschikt, zijn verdeeld (zie
tabel 5) dan valt allereerst op dat Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied te samen de regio met het grootste aandeel vormen.
20) UNCTAD, E/ements of tourism po/icy in developing counlries,
TD/B/C.3/89, Genève, oktober 1971, blz_ 10.

Tabel 5. De verdeling van de bruto ontvangsten uit het internationale reisverkeer binnen de derde wereld, 1966-1980, in procenten
Macroregio
Europa
Latijns-Amerika en Caraïbisch gebied
(Mexico)
Afrika
Azië en Oceanië
Midden-Oosten
Totaal derde wereld

1966

1%8

1970

1972

1974

1976

1978

1980

1,6
51,4
(45,9)
11,3
21,6
14,2
100

2,8
55,1
(50,8)
9,7
22,2
10,2
100

4,0
46,2
(40,2)
10,4
29,4
9,9
100

4,4
49,7
(44,4)
11,1
25,6
9,2
100

4,4
38,9
(31,3)
13,5
23,7
19,6
100″

3,8
45,5
(28,1)
9,1
31,3
10,3
100

3,6
46,8
(29,9)
9,6
28,5
11,5
100

4,4
41,5
(21,5)
7,8
33,3
13,0
100

Bron: Zie tabel 4.

ESB 24-7-1985

755

Een andere opvallende ontwikkeling betreft het snel groeiende
aandeel van de ontwikkelingslanden
in Azië en Oceanië. Het
aantal toeristenaankomsten in een achttal toeristisch belangrijke
Aziatische landen (India, Nepal, Sri Lanka, Thailand, Singapore, Hongkong, de Philippijnen en Zuid-Korea; zie tabel 6)
neemt, mede onder invloed van de opkomst van Japan als herkomstland, van 1968 op 1978 toe met bijna 390%, van 1.752.600
naar 8.569.700. De bruto ontvangsten van alle tot de macroregio
Azië en Oceanië behorende ontwikkelingslanden
stijgen in dezelfde periode nog veel sterker en nemen van $ 499 mln. in 1968
toe tot $ 3.583 mln. in 1978: een stijging met 618010. In de loop
van de jaren zeventig komen ook de verst gelegen bestemmingen
tot ontwikkeling. Er kan sindsdien met recht worden gesproken
van “die kleingewordene Welt” 21).
Tabel7.

Internationaal

reisverkeer a) als deviezenbron

De overheersende positie, gemeten naar bruto ontvangsten,
van Latijns-Amerika en het Caraibisch gebied is toe te schrijven
aan Mexico. De positie van Mexico binnen de groep van derdewereldlanden en binnen de macroregio Latijns-Amerika en Caraibisch gebied is echter aan erosie onderhevig. Naarmate zich
andere bestemmingen in de derde wereld en binnen de eigen macroregio aandienen en tot ontwikkeling komen brokkelt de
Mexicaanse dominantie af. De na 1972 ingezette relatieve daling
is zo sterk geweest dat de relatieve positieverbetering binnen de
derde wereld van de overige Latijnsamerikaanse en Caraibische

21) Die kleingewordene
Welt; Neue Entwicklungen
Loccumer ProtokolIe 14175.

voor een aantal ontwikkelingslanden,

1972
Land

Goederen-

en

Reisverkeer

diensten-

Reisverkeer
van de goede-

export

Goederen-

en

1980

Reisverkeer

diensten-

van de goede-

export

Dominicaanse

Republiek

Mexico

Nederlandse

Antillen

Nicaragua

Panama
Paraguay
Peru
Trinidad en Tobago
Uruguay
Egypte
Ethiopië
Gambia
Ivoorkust

Kenya
Lesotho
Mauritius

Marokko
Senegal
Seychellen
Swaziland
Tanzania
Togo
Tunesië
Oeganda

Goederen- en

Reisverkeer

dienstenexport

van de goederen- en dien-

stenexport

125,2
1.229,0
344,2
412,6

62,5
71,7
29,7
32,9

49,9
5,8
8,6
8,0

691.3
210,1
2.874,7
710,6
851,9

367,7
83,2
188,2
54,7
70,9

53,2
39,6
6,5
7,7
8,3

397,7
64,3
630,0
3.816,3
1.070,5
290,8
495,5
106,4
1.166,1
448,1
352,0

16,9
14,3
134,7
1.492,9
118,6
14,2
87,3
11,1
59,7
50,8
44,8

4,2
22,2
21,4
39,1
11,1
4,9
17,6
10,4
5,1
11,3
12,7

1.007,7
140,9
942,9
7.204,2
3.359,0
629,7
1.230,7
257,8
1.756,0
1.379,7
703,0

65,7
24,6
105,8
2.232,8
190,5
28,2
154,5
14,0
99,3
75,9
68,0

6,5
17,5
11,2
31,0
5,7
4,5
12,6
5,4
5,7
5,5
9,7

1.121,5
247,2
26,8
696,9
580,7

89,7
9,9
2,6
7,9
76,4

8,0
4,0
9,7
1,1
13,2

144,7
945,7
343,1

9,8
195,4
15,2

6,8
20,7
4,4

3.584,7
391,2
56,4
1.979,3
1.130,4
169,7
340,4
1.720,3
703,0
36,4
214,2
632,9
189,6
1.330,0
335,7

473,0
6,0
6,6
40,5
98,2
7,3
27,6
273,6
45,9
22,3
10,6
10,5
8,1
312,9
1,8

13,2
1,5
11,7
2,0
8,7
4,3
8,1
15,9
6,5
61,3
4,9
1,7
4,3
23,5
0,5

Reisverkeer
in procenten

ren- en dien-

stenexport

Grenada
Guatemala
Haïti
Jamaica

Reisverkeer
in procenten

ren- en dien-

Bahama’s
Barbados
Colombia
Costa Rica

1972 – 1980, in mln. $ en in procenten

1976

in procenten

im Ferntourismus,

stenexport

1.156,5
572,7
5.523,7
1.219,2
1.313,2
29,6
1.833,1
307,0
1.421,6
24.718,7
7.194,8

595,3
252,4
356,6
84,9
172,6
10,8
61,6
76,3
240,7
5.202,2
381,6

51,5
44,1
6,5
7,0
13,1
36,5
3,4
24,9
16,9
21,0
5,3

3.621,7
692,7
4.852,1
3.413,3
1.593,7

168,4
90,7
292,8
151,1
298,1

4,6
13,1
6,0
4,4
18,7

9.212,2
572,6

592,2
7,2

6,4
1,3

2.012,5
342,9
578,2
3.270,7

223,7
12,2
42,3
452,9

11,1
3,6
7,3
13,8

88,4
376,7
711,1

51,0
29,2
20,7

57,7
2,9
2,9

3.066,4
334,4

682,0
5,3

22,5
1,6

411,7
81,7
564,6
291,5

16,6
1,3
149,8
9,7

4,0
1,6
26,5
3,3

Cyprus
Jordanië
Malta
Syrië
Turkije
Vemen

329,9
124,9
204,2
471,2
1.266,0

49,9
23,2
23,0
38,0
104,2

15,1
18,6
11,3
8,1
8,2

459,5
590,3
493,8
1.379,6
2.630,0
96,5

50,5
207,5
68,5
100,4
181,3
7,9

11,0
35,2
13,9
7,3
6,9
8,2

1.098,2
1.698,7
1.171,9
2.567,9
3.672,9
351,6

203,0
519,2
328,0
156,2
325,4
71,7

18,5
30,6
28,0
6,1
8,9
20,4

India
Indonesië
Maleisië
Nepal
Pakistan
Philippijnen
Singapore
Sri Lanka
Thailand
Zuid-Korea

2.739,2
1.837,0
1.876,1

46,7
18,5
16,3

1,7
1,0
0,9

742,7
1.479,9
3.247,4
367,6
1.589,4
2.225,7

10,9
121,6
261,7
4,6
130,3
74,9

1,5
8,2
8,1
1,3
8,2
3,4

6.663,9
8.775,5
5.866,1
170,2
1.474,4
3.390,9
9.227,0
632,5
3.620,5
9.464,7

286,3
40,4
137,4
20,7
39,3
92,4
512,6
23,4
195,1
274,8

4,3
0,5
2,3
12,2
2,7
2,7
5,6
3,7
5,4
2,9

22.208,0
14.539,4
271,6
3.302,0
7.869,0
24.697,8
1.340,1
8.201,0
22.585,4

173,1
265,5
63,6
148,4
320,2
1.433,0
99,0
868,1
369,6

0,8
1,8
23,3
4,5
4,1
5,8
7,4
10,6
1,6

151,1
10,6
4,7

44,9
2,8
1,1

29,7
26,4
23,4

256,0
12,2
12,1

84,5
3,2
6,9

33,0
26,2
57,0

585,0

134,2

22,9

20,0

6,2

31,0

Fidji
Samoa
Tonga

a) Exclusief internationale transportdiensten.
Bronnen: Berekend op basis van UNCTAD, Handbook
UN, Statistical Yearbook, 1978.

756

o/international

rrade and devetopment

statistics,

1983, New York, 1983; IUOTO, International

Travel Statistics /972;

Tabel 8. Bruto ontvangsten uit reisverkeer (bor) per hoofd van
de bevolking en per capita inkomen in een aantal landen, 1980,
in $ en procenten
Land

Bevolking
x 1.000

Bnp per
capita

Bor per
capita in

Bor al per
capita

procenten

van het bnp
per capita

Bahama’s
Barbados
Bermuda
Dominicaanse Republiek
Grenada
Haïti
Jamaica
Mexico
Nederlandse Antillen
Panama
Porto Rico

Trinidad en Tobago
Uruguay
Egypte
Gambia
Ivoorkust

Kenya
Lesotho
Mauritius
Marokko
Senegal
Seychellen
Tunesië
Bahrein

Cyprus
Jordanië
Malta
Turkije
Vemen

Hongkong
India
Nepal
Singapore
Sri Lanka
Thailand
Fidji
Tonga

612
244
1.212
2.662
3.361
1.788
4.262
5.251
3.512

2.600
998
4.300
29
110
13
110
74
1.435
89
179
133
102

50,9
30,6
39,1
2,6
18,0
5,3
9,1
2,8
42,7
5,0
4,2
2,5
2,9

41.995
603
7.973
16.402
1.341
995
20.296
5.661
65
6.363

464
405
1.315
426
274
1.002
876
513
1.938
1.372

14
30
8
14
9
43
22
12
785
107

3,0
7,4
0,6
3,3
3,3
4,3
2,5
2,3
40,5
7,8

302
651
3.190
340
45.346
5.926

9.159
3.230
911
3.341
1.254
548

497
312
163
965
7
12

5,4
9,7
17,9
28,9
0,6
2,2

4.801
693.887
14.256
2.427
14.871
47.674

4.503
230
137
4.525
281
702

274
1
4
590
7
18

6,1
0,4
2,9
13,0
2,5
2,6

619
96

1.974
531

217
65

11,0
12,2

229
253
60
5.946
98
5.817
2.192
69.994
266
1.897
3.438
1.139
2.925

5.105
3.261
11.000
1.106

a) Exclusief internationale transportdiensten.
Bronnen: Berekend op basis van UNCTAD, Handbook of Internotional
Development Statistics, 1983 en: UN, Statistical Yearbook, 1981.

Trade and

landen niet heeft kunnen voorkomen dat het aandeel van de macroregio als geheel aanzienlijk afnam. Toch is Mexico in 1980
nog steeds het derde-wereld land dat qua bruto ontvangsten uit
het internationale reisverkeer het hoogst scoort.

Positie van individuele derde-wereldlanden
Dit betekent niet dat onder de derde-wereldlanden ook de betekenis van het internationale reisverkeer als deviezenbron voor
Mexico het grootst is. Zoals in tabel 7 is te zien bedroeg in 1980
de bruto deviezenopbrengst uit internationaal reisverkeer voor
Mexico 21070van de totale opbrengst uit goederen- en dienstenexport. In ten minste elf ontwikkelingslanden (Bahama’s, Barbados, Grenada, Haïti, Seychellen, Tunesië, Jordanië, Malta,
Nepal, Fidji en Tonga) is dit percentage hoger. De relatieve bijdrage van het internationale reisverkeer tot de totale exportopbrengst is immers een functie van enerzijds de mate van ontwikkeling van het reisverkeer en anderzijds de mate van algemene
autarkie, dan wel exportgerichtheid. Landen waarin de toeristische ontwikkeling sterk vooruitloopt op de algemene ontwikkeling en met name diè in de exportsector zullen een relatief hoge
bijdrage van het internationale reisverkeer tot de totale exportopbrengsten vertonen. Dat zich dit met name nogal eens in relatief kleine ontwikkelingslanden
voordoet zal geen verbazing
ESB 24-7-1985

wekken. Juist in deze kleine landen immers ontbreekt het doorgaans aan voldoende mogelijkheden tot het in het leven roepen
van een gediversificeerde export van enige omvang. Het toerisme neemt in dergelijke landen bij gebrek aan alternatieven al
snel een zeer belangrijke plaats in het exportpakket in, en ontwikkelt zich in een enkel geval zelfs tot de kurk waarop de economie drijft. Een indicatie van de mate waarin dit het geval is wordt
verkregen door de ontvangsten uit internationaal reisverkeer te
relateren aan het per capita inkomen. Dit is geschied in tabel 8.
Vergelijking van de tabellen 7 en 8 leert dat, met uitzondering
van het zeer autarke en arme Nepal, voor alle hiervoor genoemde ontwikkelingslanden waarin het reisverkeer ten opzichte van
de totale goederen- en dienstenexport hoog scoort tevens geldt
dat de bruto ontvangsten uit reisverkeer per hoofd van de bevolking een relatief hoog tot zeer hoog percentage uitmaken van het
per capita inkomen. Het zeer hoge percentage voor de Nederlandse Antillen, waar het reisverkeer in verhouding tot de totale
goederen- en dienstenexport volgens tabel 7 van relatief ondergeschikte betekenis is (1980: 5,3070), kan worden verklaard door
de aldaar plaatsvindende raffinaderijactiviteiten
en doorvoerhandel.

Regionale vraagverhoudingen
Bezien we voor de verschillende bestemmingslanden waar de
reizigers vandaan komen, dan treden grote verschillen aan het
licht. Het reisverkeer vanuit Europa heeft in het derdewereldtoerisme de overhand in de nabij gelegen bestemmingen
Turkije, Cyprus en Malta en op het Afrikaanse continent, maar
is daarnaast ook opmerkeijk sterk vertegenwoordigd in Zuiden Zuid-Oost-Azië. Het Noordamerikaanse derde-wereldtoerisme is sterk gericht op Mexico en het Caraibisch gebied. Daarnaast zijn als bestemmingsgebieden vooral Zuid- en Zuid-OostAzië en de Pacific van belang, zij het dat, afgezien van de Pacific, het Noordamerikaanse
accent hier minder zwaar weegt dan
het Westeuropese. Het Japanse uitgaande reisverkeer is wat
bestemmingen in de derde wereld betreft vooral sterk geconcentreerd op Zuid-Oost-Azië. De snelle opkomst in de jaren zeventig van Japan als herkomstland in het internationale reisverkeer
heeft aanzienlijk bijgedragen tot de ontwikkeling van het toerisme in deze regio. De invloed van Australië en Nieuw-Zeeland
is vrij gering en beperkt tot Zuid-Oost-Azië en de Pacific. Een
factor van niet te verwaarlozen
betekenis in het derdewereldtoerisme wordt gevormd door het eigen intra-regionale
verkeer. Dit is met name sterk ontwikkeld in het Midden-Oosten
en in Zuid- en Zuid-Oost-Azië. Nadere informatie omtrent de
herkomstgebieden is voor een aantal derde-wereldlanden vervat
in tabel 9. De mate van afhankelijkheid van bestemmingslanden
in de derde wereld van een of enkele herkomstlanden blijkt uit de
in tabel 10 weergegeven aankomstpercentages.
Malta blijkt in
1980 voor 76,5070van zijn aankomsten te steunen op het Verenigd Koninkrijk, de Bahama’s voor 74,8070 en Jamaica voor
60,6070op de VS, de Dominicaanse Republiek voor 70,8070op de
VS inclusief Porto Rico, en Zuid-Korea voor 57,2070op Japan.
Naast dergelijke landen, die een sterke concentratie op één land
te zien geven zijn er ook bestemmingslanden waarin de herkomst
een min of meer evenwichtige spreiding over een aantal landen
vertoont. De Seychellen bij voorbeeld vertonen weliswaar een
sterke binding met Europa, maar daarbinnen is geen sprake van
een sterke afhankelijkheid van een enkel land. Ook landen als
Kenya en Sri Lanka hebben wat de herkomstlanden betreft hun
belangen redelijk gespreid, hoewel zij in overwegende mate op
Europa steunen. Het behoeft weinig betoog dat een spreiding
van belangen over verscheidene sectoren van economische activiteit en binnen de toerismesector over verscheidene herkomstlanden en zo mogelijk ook over verschillende typen reizigersverkeer (“sunlust”,
“wanderlust”,
cruises, congressen, e.d.) de
voorkeur verdient boven een de kwetsbaarheid verhogende concentratie. Vooral voor kleine (eiland)staten die over weinig of
geen andere natuurlijke hulpbronnen beschikken dan een goed
klimaat en aantrekkelijke stranden en die daardoor voor hun
welvaartsverwerving al snel in aanzienlijke mate afhangen van
toeristische ontwikkeling is het zaak binnen het toerisme een optimaal niveau van diversificatie na te streven.
757

Tabel 9. Regionale invloedsferen
Land

Europa

gemeten aan de herkomst van toeristen, 1980 in procenten
excl.

Noord-Amerika

Japan

Oost-Europa

Australië en
Nw. Zeeland
(4)

Derde wereld
intraregionaal
(5)

26,1
16,5
5,6
18,9
n.b.
27,6
16,2
n.b.
22,4
7,2
22,4
n.b.
n.b.
66,8
n.b.
17,4
55,2
n.b.
n.b.
n.b.
25,1
26,7

72,9
83,4
64,2
93,1
58,9
81,6
78,2
71,5
97,5
81,5
93,7
41,9
90,1
91,2
49,9

76,8
22,1
8,1
n.b.
n.b.
38,8
11,2
19,4
n.b.
28,6
n.b.
n.b.
38,0

80,0
74,2
69,6
75, I
70,4
82,7
88,9
96,4
51,8
79,0
48,4
75,2

n.b.
6,1
22,1
4,2

69,5
67,6
73,3
83,7

(I)

(2)

(3)

9.7
25,6
68,6
5,9
37,6
95,1
23,0
12,5

85,8
46,2
2,6
73,9
12,6
29,7
19,3

n.b.
n.b.
1,6
n.b.
0,8

n.b.
n.b.
1,2
1,0
n.b.

Kenya
Maldives
Maleisië
Malta
Mauritius a)
Marokko
Nepal
Panama

15,0
14,6
36,9
32,8
53,2
3,1
6,6
59,7
76,7
5,9
91,6
37,3
82,8
42,9
5,2

57,9
17,5
12,8
10,9
4,8
78,5
4,3
9,8
1,4
5,8
1,4
1,0
6,7
11,0
16,8

20,5
3,8
11,0
0,9
0,3
1,3
1,4
7,4
0,1
7,2
1,2

8,4
3,5
16,0
0,2
0,7
0,6
7,2
0,6
3,6
0,6
5,0

Paraguay
Peru
Philippijnen
Senegal
Seychellen
Singapore
Sri Lanka
Taiwan
Tanzania
Thailand
Togo
Tonga
Trinidad en Tobago

0,8
28,6
10,7
69,0
63,2
14,8
66,6
5,2
38,7
27,1
43,2
13,6
14,7

1,2
20,8
17,8
6,1
4,0
6,1
4,8
11,6
9,1
7,2
4,9
19,2
41,8

1,2
2,7
25,8
3,2
11,2
3,6
58,9
4,0
12,1
0,3
2,4
n.b.

7,2
11,8
2,7
1,3
4,0
40,0
n.b.

Tunesië
Turkije
Vemen
Zuid-Korea

68,7
53,4
41,2
5,8

0,8
6,2
5,9
15,8

1,9
3,3
57,2

0,8
0,7

Bahama’s
Barbados
Cyprus
Dominicaanse
Egypte
Gambia
Grenada
Guatemala

Republiek

Haïti
Hongkong
India
Indonesië
Ivoorkust
Jamaka
Jordanië

a) 18,4% van de aankomsten in Mauritius is afkomstig uit Zuid-Afrika.
Bronnen: Berekend op basis van UN, Statistical Yearbook, 1981 en: WTO, World Tourism Sla/islics,

Toekomstperspectieven
De na-oorlogse ontwikkeling van het internationale reisverkeer geeft onder invloed van toename in vakantietijd, welvaart
en mobiliteit een vrijwel constante groei te zien. De groei wordt
slechts tweemaal onderbroken: in 1974 loopt onder invloed van
de plotselinge oliecrisis het mondiaal geregistreerde aantal aankomsten terug met 2,8% 22) en in 1982 doet de zich voortslepende recessie haar invloed gelden en veroorzaakt een daling met
1,3% tot het niveau van 198023). De macroregio waarin de recente terugval zich het sterkst manifesteert behoort echter niet
tot de derde wereld. Het aantal aankomsten loopt het sterkst terug in Noord-Amerika, namelijk van 1981 op 1982 met 2,6 mln.
of ruim 7%. De voornaamste verklaringsgrond hiervoor vormt
het sinds 1979 geleidelijk duurder worden van de Amerikaanse
dollar. Ten opzichte van de Duitse mark en de Nederlandse gulden bij voorbeeld nam de waarde van de dollar van ultimo 1979
tot ultimo 1981 toe met 30%, ten opzichte van de Franse franc
bedroeg de stijging zelfs 43%. Wordt de waardestijging van de
dollar vergeleken met de ontwikkeling van de particuliere consumptie, die in de periode 1979- 1984 in Frankrijk met 9,3%en
in de BRD met 0,2% steeg en in Nederland met 4,0% daalde 24)
dan ligt de conclusie voor de hand dat de stijging van de dollarkoers voor de Europese landen per saldo sterk negatief heeft uitgewerkt op de vraag naar Amerikareizen. Immers, het prijseffect heeft het inkomenseffect ruimschoots overtroffen c.q. de
negatieve werking daarvan nog versterkt. De ondanks de recessie voortgezette stijging van de particuliere consumptie in de
758

Totaal
(5) of

(I) –

(I) – (4)

88,9
85,4
71,7
95,1
48,8

Regio c.q. land
bedoeld in
(5)

Caraïbisch Gebied
Midden-Ooslen
Caraïbisch Gebied
Midden-Oosten
Caraïbisch Gebied
Midden-Amerika en
Caraïbisch Gebied
Zuid-Oost-Azië
Zuid-Oost-Azië
Zuid-Oost-Azië

Midden-Oosten
Zuid-Azië
Zuid-Oost-Azië

India
Midden-Amerika en
Caraïbisch Gebied
Zuid-Amerika
Zuid-Amerika
Zuid-Oost-Azië

Zuid-Oost-Azië
India
Zuid-Oost-Azië
Zuid-OOSl-Azië

Midden-Amerika en
Caraïbisch Gebied
Iran
Midden-Ooslen
Zuid-Oost-Azië

vol. 35,1980-1981.

meerderheid van de OESO-landen, en met name in de Verenigde
Staten en Japan, vormt een belangrijke verklaringsgrond voor
het ook in 1982 verder stijgen van het aantal aankomsten in Azië
en Oceanië. Het aantal aankomsten neemt in deze macroregio
van 1981 op 1982 toe met 600.000 of 3,5010. Daarnaast speelt ook
de toenemende intensiteit in industriële en handelscontacten met
het zich tot economisch zwaartepunt ontwikkelende Zuid-OostAzië 25) een rol. De derde-wereldregio die relatief het zwaarst
door teruggang wordt getroffen is Afrika. Het aantal aankomsten loopt daar van 1981 op 1982 met 500.000 of 7,6% terug. Dit is volgens de WTO te wijten aan de “sharp decline in arrivals in the northern region, specifically in Tunesia” 26). Het
relatief grote aandeel van Westduitse bezoekers in het toerisme
naar Tunesië zal hieraan niet vreemd zijn. Behalve in Afrika is
ook van 1981 op 1982 een terugval te constateren in de macrore-

22) WTO, Economie Review of World Tourism, editie 1976, Madrid,
1976, blz. 12.
23) WTO, Economie Review of World Tourism, editie 1984, Madrid,
1984, blz. 33.
24) A.C.R. Dreesmann, J.J. van Duijn, en A. van der Zwan, Een pleidooi voor verruiming van de particuliere bestedingen, NRC Handelsblad, 26 februari 1985, blz. 8.
25) R. Schöndorff, De grote verschuiving: van de Atlantic naar de Pacific, NRC Handelsblad, Supplement Mens & Bedrijf, 27 februari 1985,
blz. 4.
26) WTO, Economie Review of World Tourism, editie 1984, blz. 34.

Tabel JO. Marktconcentratie
Land

Bahama’s
Barbados
Cyprus
Dom. Rep.
Egypte
Gambia
Guatamala
Haïti a)
Hongkong
India
Indonesië
Ivoorkust
Jamaica

Jordanië
Kenya
Lesotho
Maldives
Maleisië
Malta
Mauritius
Marokko
Nepal
Panama
Paraguay
Peru

Philippijnen
Porto Rico

Senegal
Seychellen
Singapore
Sri Lanka
Taiwan
Tanzania
Thailand
Togo
Tonga
Trinidad en
Tobago
Tunesië
Turkije
Yemen
Zuid-Korea

Herkomstland (I)

gemeten aan de herkomst van toeristen, 1980, in procenten
Herkomstland (2)

VS
VS
VK
VS incl. P.R.
VS
VK
VS
VS
Japan
VK
Australië
Frankrijk
VS
Syrië
BRD
Zuid-Afrika
BRD
Thailand

74,8
23,2
31,5
70,8
11,3
34,1
17,7
47,2
20,5
12,8
14,6
37,4
60,6
27,0
21,6
90,5
26,4
29,8

Canada
Canada
Griekenl.
Venezuela
Saoedi Ar.
Zweden
Mexico
Canada
VS
VS
Japan
VS
Canada
Egypte
VK
n.b.
Italië
Singapore

11,0
23,0
9,5
3,8
11,1
27,8
14,8
10,7
15,1
9,8
11,0
3,8
17,9
20,4
12,9
17,5
20,5

n.b.
VK
Zweden
Canada
Frankrijk
Denemarken
BRD
Frankrijk
Australië
Frankrijk
Singapore
BRD
VK
Saoedi Ar.
VS
n.b.
India
Japn

VK
Zuid-Afrika
Frankrijk
India
Colombia
Argentinië
VS
Japan
VS
Frankrijk
VK en Ierland
Maleisië
BRD
Japan
BRD
Maleisië
Frankrijk
Nw-Zeeland

76,5
18,4
31,0
25,1
19,2
42,5
18,4
25,8
63,8
39,6
14,5
18,8
f3,4
58,9
9,9
21,7
18,2
26,4

Italië
Frankrijk
VK
Frankrijk
VS
Brazilië
BRD
VS
US Virgin. Isl.
BRD
Frankrijk
Indonesië
India
VS
VK
Japan
BRD
VS

3,7
17,0
12,0
11,2
16,0
34,0
8,5
17,6
15,2
10,1
IJ,8
14,5
11,2
10,4
9,6
12,1
7,2
16,8

BRD
BRD
Spanje
VS
Venezuela
Japan
Frankrijk
Australië
n.b.
Italië
Italië
Japan
Frankrijk
Maleisië
VSen Canada
VK
Zwitserland
Australië

5,8
12,7
11,2
10,6
5,6
9,1
7,5
7,0
IJ,6

n.b.
Trinidad
BRD
Spanje
BRD
BRD
Frankrijk
BRD
Thailand
BRD
VS
VK/Italië
n.b.
Libanon
Zwitserland
n.b.
Frankrijk
Australië
+ Nw. Zeeland
Denemarken
VK
BRD
BRD
Peru
VS
Argentinië
BRD
n.b.
VS
BRD
Australië
VK
Singapore
Scandinavië
VS
BENELUX
BRD

VS
Frankrijk
Frankrijk
Frankr .IBRD
Japan

27,7
22,8
15,9
10,4
57,2

Canada
BRD
BRD
Frankr .IBRD
VS

14,1
19,2
IJ,8
10,4
14,8

Guyana
VK
Italië
Egypte
VK

12,1
9,0
7,3
9,9
1,5

VK
Italië
Iran
VK
BRD

In
procenten

Herkomstland (3)

In
procenten

Herkomst
land (4)

In
procenten

15,2
8,7
3,0
7,5
14,8
3,4
6,0
7,2
7,3
10,9
3,1
3,1
9,1
8,4
13,7
7,4
2,6
7,8
11,2
9,3
5,0
1,2
7,2
6,8

In
pro-

Herkomstland (5)

centen

12,2
8,1
2,2
7,3
14,3
2,6
4,8
6,5
6,8
9,4
3,1

6,0
7,6
11,4
7,2
2,2
6,7
10,8
8,5
3,1
1,2
6,7
3,2
4,8
12,3
9;3
9,6
4,3
7,0
6,2
4,6
11,2
9,6
4,3
6,1
9,7
1,3

n.b.
BRD
Libanon
Frankrijk
VK
Oostenrijk
Italië
Zwitserland
VK
Japan
VK
VK/Italië
n.b.
Irak
Italië
n.b.
Zwitserland

In
procenten

Totaal
(5)

(I) –

6,0
6,4
1,1
6,1
1,8
2,0
4,2
5,3
3,8
7,3
3,1

79,6
64,2
80,9
43,3
92,8
40,5
72,9
54,6
40,5
53,2
50,5

4,2
5,7

66,3
56,2

5,6

74,6

VK en Ierland
Frankrijk
Italië
VS
Japan
Mexico
BRD/Chili
Chili
Singapore
n.b.
Zwitserland
Zuid-Afrika
VS
Italië
Indonesië
Italië
BRD
VS
Can.l Jap.lVK

5,9
1,7
3,7
5,7
7,2
2,6
0,4
6,1
3,2

70,8
86,7
53,6
70,7
61,3
45,9
79,3
46,9
56,6

4,7
5,0
5,3
5,3
2,8
5,4
5,1
3,7
2,4

65,0
58,3
59,1
60,1
82,0
41,0
52,6
40,7
70,4

Barbados
Scandinavië
VS
VS
Maleisië

7,3
3,3
5,7
5,9
1,2

70,8
58,6
48,8
46,3
76,0

a) Haïti 1979.
Bronnen: zie tabel 9.

gio Latijns-Amerika en Caraïbisch gebied. De terugval komt
hier op het conto van Latijns-Amerika; het Caraibisch gebied
vertoonde weinig verandering.
Alles bij elkaar genomen ziet het er, in tegenstelling tot hetgeen in Nederland – waar de particuliere consumptie tussen
1979 en 1984 met 4% daalde – licht wordt geloofd, niet naar uit
dat het toerisme naar de derde wereld op korte termijn in elkaar
zal storten. Wel zullen waar vroeger bijna alleen groei voorkwam thans afhankelijk van de regionale vraagverhoudingen in
sterkere mate groei en neergang naast elkaar voorkomen. Verbetering van de marktpositie door diversificatie van de vraag wint
onder deze omstandigheden aan betekenis. Daarnaast zullen
derde-wereld landen zich in toenemende mate moeten bekommeren om het verkrijgen van afzetgaranties via economische binding van verticaal geïntegreerde reisorganisaties (touroperator,
vliegmaatschappij, hotelmaatschappij)
aan bestemmingsgebieden. Dit geldt met name voor die derde-wereldlanden waarvoor
de economische afstand ongunstig afsteekt bij de geografische
afstand omdat ze geconfronteerd worden met in vergelijking tot
andere bestemmingslanden relatief hoge vliegtarieven.
H.L. Theuns

ESB 24-7-1985

759

Auteur