Ga direct naar de content

Ongelijke kansen bij sollicitaties

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: mei 30 2008

arbeidsmarkt

Ongelijke kansen bij sollicitaties
Werkgevers selecteren sollicitanten mede op weinig
arbeidsmarkt-relevante kenmerken als leeftijd, etniciteit
en gezondheid. Vooral werkzoekende ouderen, arbeids­
gehandicapten en allochtonen maken hierdoor relatief
weinig kans. Vrouwen en jongeren, twee andere traditionele
doelgroepen in het arbeidsmarktbeleid, hebben betere
kansen. Als de krapte op de arbeidsmarkt aanhoudt zullen
vooral jongeren daarvan profiteren.

H

et participatiebeleid van de overheid legt
veel nadruk op een doelgroepenaanpak.
De afspraken uit de participatietop van
juni 2007 tussen kabinet en sociale
partners betreffen grotendeels specifieke, kwetsbaar
geachte groepen op de arbeidsmarkt: jongeren,
allochtonen, vrouwen, arbeidsgehandicapten en
ouderen (en in het bijzonder de werklozen onder al
deze groepen). Maar hoe kwetsbaar zijn die groepen
eigenlijk? Verdienen zij allemaal even veel stimulans,
of is er nog verschil in baankansen tussen deze
groepen onderling?
Ter gelegenheid van zijn vijftienjarig bestaan deed
AStri een eigen onderzoek onder personeelsselec­
teurs naar de door hen gepercipieerde baankansen
van de vijf doelgroepen. Inspiratiebron was een
onderzoek dat eveneens ruim vijftien jaar geleden
werd verricht door de Wetenschappelijke Raad voor
het Regeringsbeleid (WRR) onder de titel Kiezen
uit Sollicitanten (Van Beek en Van Praag, 1992) en
waarvan ook destijds in ESB verslag werd gedaan
(Van Beek et al., 1993).

Het WRR-onderzoek uit 1992

Theo Veerman en
Bart de Zwart
Directeur en adjunct-directeur van bureau AStri Beleidsonderzoek en -advies

330

ESB

De WRR signaleerde een hiaat in kennis over de
vraagzijde van de arbeidsmarkt, in het bijzonder op
het microniveau. Voor het verhogen van de arbeids­
participatie, ook van kwetsbare groepen, was beter
zicht gewenst op het selectiegedrag van individuele
werkgevers. Hoe kiezen zij feitelijk uit sollicitanten?
Hiertoe verrichtte de WRR een quasi-experimenteel
onderzoek. Aan 312 personen die binnen hun bedrijf
(mee)beslisten over het aannemen van personeel (de
personeelsselecteurs) legde de onderzoeker acht­
tien profielschetsen voor van werkzoekenden zonder
baan, met de vraag om deze profielen te rangschik­
ken op aantrekkelijkheid voor een denkbeeldige
vacature in hun bedrijf. Op basis van de persoons­
kenmerken die in de profielen waren verborgen
konden de onderzoekers vervolgens analyseren welke
selectiecriteria zwaarder of juist minder zwaar wogen

93(4536) 30 mei 2008

bij het kiezen uit sollicitanten. Hieruit bleek dat
werkgevers vooral selecteren op leeftijd, geslacht,
etniciteit en gezondheid. Een hoge leeftijd bleek de
laagste kans op selectie op te leveren. Factoren als
opleidingsniveau, werkervaring en eventuele beschik­
baarheid van een loonkostensubsidie waren van
ondergeschikt belang.
Deze resultaten maakten duidelijk dat het destijds
gevoerde arbeidsmarktbeleid zijn doel voor een
deel had gemist. Het beleid richtte zich in die jaren
vooral op het vergroten van de kansen door ­ iddel
m
van het verbeteren van de kwalificaties van het
arbeidsaanbod (opleiding, werkervaring). Werkgevers
bleken echter feitelijk niet zozeer te kiezen op dit
soort kwalificaties, maar eerder op basis van (goed­
deels demografische en onveranderlijke) persoons­
eigenschappen. De auteurs concludeerden dan ook
dat, aanvullend op het ook toen al bestaande aan­
bodgerichte beleid, een vraaggericht beleid moest
worden ontwikkeld.

Nieuw onderzoek naar kiezen
en kansen anno 2007
Inmiddels is het ruim vijftien jaar later. Een ­ eriode
p
waarin de overheid veel heeft ondernomen op
het terrein van sociale zekerheid en arbeidsmarkt
teneinde de kansen van zwakkere doelgroepen te
verhogen. Wat heeft vijftien jaar beleid opgeleverd
voor werklozen uit deze groepen? Spelen leeftijd,
geslacht, etniciteit en gezondheid anno 2007 een
minder grote rol bij personeelsselectie? Hebben deze
groepen ieder nu een even grote kans op het vinden
van een betaalde baan? Om hierop antwoord te
krijgen voerde AStri een onderzoek uit dat deels een
replicatie is van het WRR-onderzoek (AStri, 2007).
In september 2007 is een internetenquête afge­
nomen onder 935 personen (afkomstig uit een
bestaand internetpanel) die binnen hun bedrijf of
instelling wel eens betrokken zijn bij de selectie van
nieuwe medewerkers. Het gaat ook hier dus om per­
soneelsselecteurs die uit eigen ervaring spreken waar
het gaat om selectie van sollicitanten: voornamelijk
hogere en middelbare leidinggevenden, eigenaren/
directeuren, werknemers in niet-leidinggevende
functies en personeelsmedewerkers. De responden­
ten waren, na herweging, evenredig verdeeld over
het kleinbedrijf (1–9 medewerkers), middenbedrijf
(10–99) en grootbedrijf (100 en meer) en vormden
een goede afspiegeling van de verschillende bedrijfs­
takken op de Nederlandse arbeidsmarkt.
Aan alle respondenten werden eerst tien denkbeel­
dige duo’s gepresenteerd van werkloze personen,

op zoek naar een hogere, leidinggevende functie.
Expliciet werd gemeld dat beide personen binnen
ieder duo voldoen aan de functie-eisen wat betreft
opleiding, kennis en ervaring. Van iedere persoon
werd slechts één persoonskenmerk genoemd uit de
volgende vijf: arbeidsgehandicapt, vrouw, allochtoon,
50-jarig of 25-jarig.
Deze vijf groepen kwamen in alle mogelijke combina­
ties en even vaak voor in de tien duo’s (iedere groep
vier keer). Bijvoorbeeld: vrouw versus allochtoon,
50-jarige versus arbeidsgehandicapte, allochtoon
versus 25-jarige, enzovoort. Voor ieder duo dienden
de selecteurs enkel op basis van deze persoonsken­
merken aan te geven welke van de beide werkzoe­
kenden volgens hen de grootste kans maakt op een
betaalde baan in een hogere, leidinggevende functie.
In de analyses werd aan de persoon die de grootste
kans werd gegeven een punt toegekend en aan de
andere persoon nul punten. Voor iedere respondent
werd uiteindelijk, voor alle vijf de groepen afzonder­
lijk, het gemiddeld aantal toegekende punten bere­
kend, variërend van nul tot maximaal vier punten.
Figuur 1 toont het gemiddelde aantal punten dat
door de personeelsselecteurs aan iedere groep
werd toegekend. De scores zijn gebaseerd op de
beoordeling van in totaal 9.350 duo’s door de 935
selecteurs.
Het blijkt dat volgens de selecteurs werkloze jon­
geren (25-jarigen) en vrouwen momenteel veel
meer kans hebben op het vinden van een hogere,
leidinggevende functie dan arbeidsgehandicapten,
allochtonen en ouderen (50-jarigen). Volgens de
respondenten hebben werkloze arbeidsgehandicap­
ten de laagste kans op het vinden van een dergelijke
functie ten opzichte van de andere groepen; hun
kans is minder dan een derde van die van vrouwen
en jongeren.
Volgens dezelfde opzet is de selecteurs vervolgens
gevraagd welke personen in alle duo’s volgens hen
de grootste kans maken op een lagere, uitvoerende
functie. Ook hier werd als gegeven vermeld dat beide
personen binnen ieder duo voldoen aan de eisen
van een dergelijke functie voor wat betreft opleiding,
kennis en ervaring. De voorgelegde persoonskenmer­
ken waren dezelfde als hierboven (alleen de 25-ja­
rigen werden vervangen door 18-jarigen). Figuur 2
toont het gemiddeld aantal punten dat aan iedere
groep is toegekend. Ook deze scores zijn dus geba­
seerd op de beoordeling van in totaal 9.350 duo’s
door de 935 selecteurs.
Wederom blijken de kansen van de vijf doelgroepen
sterk uiteen te lopen. Volgens de selecteurs hebben
werkloze jongeren (18-jarigen) een veel hogere kans
op het vinden van een lagere, uitvoerende functie op
de huidige arbeidsmarkt dan arbeids­ ehandicapten,
g
allochtonen, 50-jarigen en vrouwen. Zo dichten de
selecteurs aan werkloze ouderen (50-jarigen) de
laagste kans toe, gevolgd door arbeidsgehandicap­
ten. De kansen van ouderen bedragen nog niet eens
een derde van die van de jongeren.

Figuur 1

Onderlinge kansverhouding van groepen werklozen op een betaalde baan in
een hogere, leidinggevende functie (0 = laagste kans, 4 = hoogste kans).

Arbeidsgehandicapten

0,9

Arbeidsgehandicapten

0,9

Allochtonen

1,4

Allochtonen

1,4

50-jarigen

1,6

50-jarigen

1,6

Vrouwen

3,0

Vrouwen

3,0
3,1

25-jarigen
25-jarigen

1

2

3

0

Figuur 2

0

1

2

3,1

3

4
4

Onderlinge kansverhouding van groepen werklozen op een betaalde baan
in een lagere, uitvoerende functie (0 = laagste kans, 4 = hoogste kans).

Arbeidsgehandicapten

1,4

Arbeidsgehandicapten

1,4

Allochtonen

2,2

Allochtonen

2,2

50-jarigen

1,0

50-jarigen

1,0

Vrouwen

2,3

Vrouwen

2,3
3,2

18-jarigen
18-jarigen

0

1

2

3

0

1

2

3,2

3

4
4

Ontwikkeling kansen in de afgelopen vijf jaar
De overheid besteedde de afgelopen jaren veel aandacht aan het verbeteren
van de kansen van verschillende doelgroepen op de arbeidsmarkt. Heeft dat tot
hogere baankansen voor deze groepen geleid? Aan de selecteurs werd de vraag
voorgelegd in hoeverre binnen hun eigen bedrijf, in de afgelopen vijf jaar voor
deze groepen de kansen op een baan zijn veranderd. Het betreft hier wederom
vrouwen, allochtonen, ouderen (50-plus), arbeidsgehandicapten en jongeren
(tot 25 jaar). Figuur 3 presenteert de antwoordpercentages. De kansen van met
name de jongeren blijken inderdaad verbeterd: ruim vijftig procent van de perso­
neelsselecteurs geeft aan dat binnen hun bedrijf de kansen voor jongeren op een
betaalde baan de afgelopen jaren zijn toegenomen. In mindere mate is dit ook
het geval voor vrouwen (42 procent) en allochtonen (38 procent).
Voor ouderen en arbeidsgehandicapten is het aantal selecteurs dat een toe­
name in baankans aangeeft echter gering. Bij de ouderen is er zelfs een relatief
Figuur 3

Ontwikkeling in kansen in de afgelopen vijf jaar van verschillende groepen
op het vinden van een betaalde baan binnen het bedrijf/organisatie van de
respondent.

18

Arbeidsgehandicapten

38

Allochtonen

50

12
19

Ouderen (vanaf 50 jaar)

42
53

6
51

Jongeren (tot 25 jaar)

42

8

0

10

20
afgenomen

Allochtonen

44

37

Vrouwen

Arbeidsgehandicapten

62

20

16

ESB

30

40

gelijk gebleven

50

60

%
70

toegenomen

33

51
93(4536) 30 mei 2008
40
46

331

12
19

Ouderen (vanaf 50 jaar)

42

Vrouwen

53

6
51

Jongeren (tot 25 jaar)

Figuur 4

44

37

42

8

0

10

20

30

40

60

50

%
70

60

70

Ontwikkeling in kansen bij aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt van
afgenomen
gelijk gebleven
verschillende groepen op het vinden van een toegenomenbaan binnen het
betaalde
bedrijf van de respondent.

33

Arbeidsgehandicapten

51

16
40

Allochtonen

46

14
39

Ouderen (vanaf 50 jaar)

43

18
41

Vrouwen

52

7

52

Jongeren (tot 25 jaar)

43

5

0

%
10

20
afnemen

30
gelijk blijven

40

50

toenemen

grote groep (37 procent) die een afgenomen kans voor ouderen aangeeft. En de
arbeids­ ehandicapten zijn er per saldo niet op achteruitgegaan maar ook niet
g
vooruit.

Ontwikkeling kansen bij aanhoudende
krapte op de arbeidsmarkt
De baankansen van doelgroepen hangen natuurlijk niet alleen af van het se­
lectiegedrag van personeelsselecteurs, maar ook van de ontwikkeling op de
arbeidsmarkt. Als gevolg van ontgroening en vergrijzing en een oplopende con­
junctuur heerst momenteel krapte op de arbeidsmarkt. Veel organisaties hebben
moeite om nieuwe medewerkers te vinden. Aan de selecteurs werd dan ook de
vraag voorgelegd of zij verwachten dat, wanneer die krapte op de arbeidsmarkt
aanhoudt, de kansen voor de verschillende doelgroepen op een baan binnen hun
bedrijf zullen veranderen. Figuur 4 presenteert de antwoordpercentages.
Uit de antwoorden blijkt dat de vijf doelgroepen in ongelijke mate profiteren van
de krappe arbeidsmarkt. Jongeren profiteren het meest, arbeidsgehandicapten
het minst. Ruim 52 procent van de selecteurs verwacht dat de kansen van jon­
geren op een betaalde baan binnen hun organisatie toenemen bij aanhoudende
krapte op de arbeidsmarkt. Voor allochtonen, ouderen en vrouwen ligt dit percen­
tage rond de veertig procent. Voor arbeids­ ehandicapten is dit percentage met
g
33 procent het laagst.

deze doelgroep beoogden te verhogen. De kansen
van vrouwen en allochtonen zijn er per saldo wel op
vooruit gegaan, maar in mindere mate dan die van
de jongeren.
Alle vijf de doelgroepen zullen volgens de selec­
teurs profiteren van een aanhoudende krapte op
de arbeidsmarkt, maar wederom, in verschillende
mate. De kansen van jongeren gaan er het meest op
vooruit (meer dan vijftig procent van de selecteurs
voorspelt een groeiende kans voor hen), die van
arbeidsgehandicapten het minst (ruim dertig procent
van de selecteurs verwacht een verbetering van hun
kans), en de drie overige groepen liggen daar onge­
veer midden tussen in (rond de veertig procent).
Het gegeven dat verschillende groepen sterk uit­
eenlopende baankansen hebben, roept de aloude
discussie op rond mogelijke verdringing van de ene
groep door de andere op de arbeidsmarkt. Een dis­
cussie die momenteel minder een rol lijkt te spelen
dan vijftien jaar geleden. Wellicht maakt de huidige,
gunstige arbeidsmarkt die discussie ook minder
urgent. Feit blijft echter dat, zolang de werkgelegen­
heid constant is (en de allocatie op de arbeidsmarkt
efficiënt werkt), het plaatsen van de een ten koste
gaat van de ander. Doelgroepen concurreren niet al­
leen met reguliere werknemers op de arbeidsmarkt,
maar ook met elkaar.

Conclusies
Evenals in 1992 beïnvloeden ook anno 2007 persoonseigenschappen als leef­
tijd, gezondheid, geslacht en etniciteit de kansen van werklozen op het vinden
van een baan, los van de werkelijke geschiktheid voor die baan. Het gaat hier
grotendeels om onveranderbare demografische eigenschappen zonder directe
relevantie voor de geschiktheid van sollicitanten voor de functie.
Wat betreft de kansen op een hogere functie staan werkloze jongeren (tot 25
jaar) en vrouwen er momenteel veel beter voor dan werkloze arbeidsgehandicap­
ten, allochtonen en ouderen (50-jarigen). Werkloze arbeidsgehandicapten heb­
ben van deze groepen de laagste kans. De kansen van vrouwen en jongeren zijn
ruim drie maal zo hoog als die van arbeidsgehandicapten, en ruim twee maal zo
hoog als die van allochtonen en 50-plussers.
Ook de kansen op een lagere, uitvoerende functie lopen sterk uiteen tussen de
doelgroepen. Werkloze jongeren (18-jarigen) hebben de beste kansen op een
dergelijke functie, met name in vergelijking tot werkloze ouderen en arbeids­
gehandicapten; de kans van jongeren is ruim drie maal groter dan die van oude­
ren. Allochtonen en vrouwen nemen een tussenpositie in; hun kansen ontlopen
elkaar nauwelijks.
De baankansen van de vijf doelgroepen hebben zich de afgelopen vijf jaar ver­
schillend ontwikkeld. Wederom zijn het de jongeren die de sterkste verbetering
in kansen hebben doorgemaakt, terwijl de kansen van ouderen er per saldo zelfs
op achteruit zijn gegaan. De kansen van arbeidsgehandicapten zijn per saldo
niet verbeterd, ondanks vele overheidsmaatregelen die de aantrekkelijkheid van

332

ESB

93(4536) 30 mei 2008

Literatuur
AStri (2007) Arbeidsparticipatie voor iedereen … lukt dat? Leiden:
AStri.
Beek, K.W.H. van en B.M.S. van Praag (1992) Kiezen uit sollici­
tanten. Concurrentie tussen werkzoekenden zonder baan. Den
Haag: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid / Sdu
Uitgeverij.
Beek, K.W.H. van, C.C. Koopmans en B.M.S. van Praag (1993)
Discriminatie op de arbeidsmarkt? ESB, 78(3912), 476–481.

Auteurs