DE2E WEEK
Figuur I. DNB-conjunctuurlncUcator
Indicator
Realisatie
Omslag
blijft uit
De DNB-conjunctuurindicator, berekend tot en met februari aanstaande,
voorspelt dat de huidige conjuncturele neergang zich zal voortzetten (figuur 1). Ook de produktie in de verwerkende Industrie, die wordt
gehanteerd als realisatiereeks, vertoont weer een neergaande beweging. Daarmee stemt de conjuncturele ontwikkeling van de industriele
produktie, die vanaf net voorjaar
een stijgende lijn liet zien, weer overeen met de voorspelling van de conjunctuurindicator.
Deze voorspelling spoort ook met
de jongste prognose van het Centraal Planbureau, dat een herstel van
de volumeconjunctuur in het OESOgebied niet voor midden volgend
jaar mag worden verwacht. Bij de
Macro Economiscbe Verkenning
1993 ging het CPB er nog van uit dat
de groei van het bbp in Nederland
in 1993 gemiddeld 0,5 procentpunt
hoger zou liggen dan in 1992. Nu
gaat men er daarentegen van uit dat
de groei in 1993 niet meer dan 1%
zal bedragen, dat is een half procentpunt minder dan in 1992. Pas in
1994 zal de groei gemiddeld hoger
liggen dan in 1992 (zie figuur 2).
Als we ervan uitgaan dat het dieptepunt van de conjunctuur inderdaad
medio 1993 wordt bereikt, dan heeft
Figuur 2. Bruto binnenlands produkt, procentuele volumemutaties per jaar
SO
81
82
83
84
85
86
deze neergaande fase wel opvallend
lang geduurd (namelijk ruim drie
jaar, het gemiddelde in de afgelopen
25 jaar ligt volgens de DNB-indicator
op twee jaar). Daar staat echter tegenover dat de groei in vergelijking
tot voorgaande perioden van conjuncturele zwakte en in vergelijking
tot andere OESO-landen nog steeds
op een relatief hoog niveau ligt.
In tabel 1 zijn vanaf 1980 die jaren
opgenomen waarin de conjunctuur
een negatieve bijdrage heeft geleverd
aan de groei. Om een cijfer voor
1992 te kunnen berekenen is de
groei gebaseerd op de DNB-conjunctuurindicator, waardoor deze in 1991
en 1992 hoger ligt dan de feitelijke
groei (zie figuur 1). In cle periode
1990-1992 is er uiteraard sprake geweest van een negatieve conjuncture-
1980
Conjunctuur
Groei
ESB 2-12-1992
91
92
93
94
Toelichting: jaren van conjuncturele aarzeling en recessie zijn aangegeven door gearceerde vlakken; prognoses zijn gestippeld. De reeks bevat een breuk in 1987.
Tabel 1. De groei van de industriele produktie o. b. v. de DNB-indicator in jaren
van conjuncturele zwakte (mutaties t. o, v de vorige overeenkomstige periode)
Trend
9O
1981
1983
1985
1986
1987
1990
1991
1992
1,6
0,1
2,1
3,3
2,4
2,7
3,1
3,0
-2,6
-0,8
-0,7
-0,7
-0,9
-0,1
-0,5
-1,0
o7>
^5
13
2~5
1/7
1/7
3^0
2^5
2^0
Conclusie
De DNB-conjunctuurindicator voorspelt tot en met februari een verdere
neergang van de conjunctuur. De
realisatiereeks vertoont inmiddels
weer een hieraan parallelle beweging. Het CPB gaat er in zijn nieuwste prognose van uit dat het herstel
van de internationale conjunctuur
pas in de tweede helft van 1993 gaat
plaatsvinden. Ook op grond hiervan
is in komende maanden nog geen
omslag in de conjunctuur te verwachten.
3,0
-1,0
le component, maar deze was in verhouding tot de trend bescheiden van
omvang. Hierdoor kon de groei zich
in vergelijking tot de inzinkingen begin en medio jaren tachtig op een vrij
hoog niveau handhaven. Daar komt
nog bij dat de groei in Nederland in
die jaren achterbleef bij het gemiddelde van de OESO, terwijl de groei
sinds 1989 boven het OESO-gemiddelde ligt.
Deze rubriek wordt samengesteld door
J.A. Bikker en C.J. Zonderland, werkzaam
op de Nederlandsche Bank bij respectievelijk de Afdeling Wetenschappelijk onderzoek en econometrie en Studiedienst.
1177