Nogmaals en altijd weer: werkloosheid
Op 18 en 19 november a.s. komen
de OESO-ministers van sociale zaken
en werkgelegenheid bijeen in Parijs.
Natuurlijk staan werkloosheid en werkgelegenheid centraal. Volgens berekeningen en schattingen van het OESOsecretariaat zullen de gemdustrialiseerde landen in de komende jaren
nun werkgelegenheid in hetzelfde tempo zien groeien als hun actieve bevolking. Anders gezegd, de werkloosheid
in bijna alle OESO-landen zal op dezelfde eenzame hoogte blijven staan
als op het ogenblik. Dat gegeven is
vooral zorgwekkend voor Europa,
waar de groei van de werkgelegenheid
wel zeer minimaal of, tussen 1979 en
1984, zelfs negatief was.
Er zijn de afgelopen 12 jaar genoeg
economische bloeiperioden geweest
om te kunnen concluderen dat de strijd
tussen de ‘sequentielen’ en de ‘simultanen’ is beslist in het voordeel van de
laatsten. Tussen haakjes, de ‘sequentielen’ zijn diegenen die de these aanhangen dat wanneer eenmaal de economische groei is aangezwengeld alles daarna in orde zal komen met de
werkgelegenheid. De simultanen
staan een economische-groeibeleid
voor, simultaan met een actief werkgelegenheidsbeleid om de overgangsperiode binnen aanvaardbare properties
te houden. Het is waarschijnlijk dat op
den duur de werkloosheid terugloopt.
Op de lange termijn krijgen de ‘sequentielen’ waarschijnlijk gelijk, maar
hoe lang zal die periode duren? Nog
eens tien tot vijftien jaar? Dat zou betekenen dat we een periode van vijfentwintig jaar met hoge tot zeer hoge
(voor de jongeren) werkloosheid gekend zullen hebben?
Het is te verwachten dat de ministers
in november zullen besluiten tot het
voeren van een actief werkgelegenheidsbeleid omdat men inziet dat de
langdurige hoge werkloosheid politiek
onverantwoordelijk en menselijk onaanvaardbaar is. Hoe men het ook
wendt of keert, het is een feit dat betaald werk schaars is en blijft. Dat heeft
een aantal ernstige gevolgen, die
steeds duidelijker zichtbaar worden:
L.J. Emmery
–
–
–
–
drukwekkender is geweest dan bij ons
in Europa (zie de label). Maar Ralf Dahrendorf ontvouwde onlangs – op het
25e verjaardagsymposium van de
OESO – een interessante hypothese:
,,ls de Europese werkloosheid niet gelijk aan de Amerikaanse armoede van
de ‘working poor’?”
Laten we hopen dat over enkele weken onze ministers het eens kunnen
worden over maatregelen zoals de
volgende:
– een doorlopende stroom technologische innovaties en maatschappelijke herstructureringen ten einde
een evenwichtige economische
groei te realiseren;
– complementaire aanpassingen in
de educatieve stelsels ten einde deze veel soepeler, ja flexibeler, te laten inspelen op de technologische
veranderingen, daarmee tegelijkertijd het toekomstige werkgelegende maatschappij wordt opgesplitst
heidsprobleem mee helpen oplosin een meerderheid met en een besen (latere afstemming van opleilangrijke minderheid zonder werk;
ding en beroepsstructuur) en de
de maatschappelijke tweedeling
huidige werkloosheid verzachten
tussen diegenen met een goed be(betaald verlof);
taalde, zekere baan en diegenen
– een betere verdeling van de kosten
met slecht betaald en onzeker
en baten verbonden aan dezestrucwerk;
turele veranderingen. Dit houdt
vijf tot tien procent van debevolking
eveneens in dat die groepen die het
ontwikkelt zich tot een groep (een
meest zijn getroffen door de werkonderklasse?) die niet meer bruikloosheid een kans krijgen weer tebaar is of wil zijn voor de maatrug te komen op de arbeidsmarkt,
schappij;
door in te vallen voor hen die met
een groot aantal mensen wordt gebetaald educatief verlof gaan of
desorienteerd door het ontbreken
door maatregelen zoals de volgenvan de discipline opgelegd door het
de:
tijdschema van een baan. Zij vallen
ten prooi aan allerlei valse goden;
– stimuleren van nieuwe ‘fonteinen’
sociale voorzieningen – gebavan werkgelegenheidscreatie, zoseerd op werkenden – komen
als de nieuwe en relatief arbeidsintensieve dienstensectoren die we
steeds dichter bij de afgrond van
bijna elke dag zien verschijnen, de
het faillissement gezien het gebrek
vlucht die het deeltijdwerk neemt
aan overwicht tussen betaald werk
enerzijds en de behoeften aan socien de groeiende rol van kleine beale bijstand anderzijds.
drijven, zelfbedrijvigheid, enz.
Flexibiliteit, ook arbeidsmarktflexibiliteit, is ‘in’. Alles moet flexibeler worden, ook de lonen en salarissen. Ook
hier wordt gekeken naar de situatie
van de Verenigde Staten waar de werkgelegenheidscreatie immers zoveel in-
Tabel. Gemiddelde jaarlijkse groei van de werkgelegenheid, in procenten
1970-1973
Europese OESO-landen
Noord-Amerika
Japan
1973-1975
1975-1979
1979-1982
1982-1984
1985
0,6
2,3
1,1
0,0
0,6
-0,3
0,4
3,4
1.2
-0,3
0,3
1,0
-0,2
2,6
1,1
Op deze manier kunnen we ons een
maatschappij voorstellen die technologische innovaties combineert met arbeidsplaatsencreatie. U hebt niets gehoord over de arbeidstijdverkortirig?
Dat is juist. Die discussie is dood en begraven. Arbeidstijdverkortihg zal doorgaan in lijn met produktiviteitsstijgingen, maar niet geforceerd daarop anticiperend.
0,5
2,1
0,7
Bron: OESO-secretariaat
ESB 5-11-1986
1067