Nieuw Rechts
Het wonder is geschied. Voorheteerst
sinds tweehonderd jaar waait de wind
naar rechts. Tinbergen en Galbraith
zijn vergeten. Friedman, die opgesierd
is met de Nobelprijs voor economic,
beheerst het televisiescherm. Von Hayek,
eveneens drager van een Nobelprijs voor
economic, treedt na jarenlange vergetelheid weer op de voorgrond in de discussies over de te voeren economische
politick. Zelfs de nog door de Nederlandse (aan de VVD gelieerde) Teldersstichting gepropageerde ,,theory of
justice” van Rawls lijkt verouderd door
het brutale individualisme van Nozicks
Anarchy, Utopia and the state. Daartegenover staat dat iedereen die voorstander is van inkomensherverdeling,
handhaving van de sociale zekerheid,
democratic of zelfs van volledige werkgelegenheid als doelstelling van economische politick, zich thans in het defensief bevindt.
Dit alles schrijft de socioloog Ralf
Dahrendorf in een aan ,,Nieuw Rechts”
gewijde beschouwing in Die Zeit (9 januari 1981). Hij wijst crop dat Nieuw
Rechts met de verkiezing van Thatcher
in Engeland en van Reagan in de Verenigde Staten een aantal politieke slagen
heeft gewonnen, doch juist daardoor
een aantal wetenschappelijke stellingen
heeft verloren. Volgens de jarenlang
door Nieuw Rechts gekoesterde inzichten was cultured en electoraal succes
voor Nieuw Rechts immers bij voorbaat
uitgesloten. De politieke cultuur werd
gemanipuleerd door linkse studenten,
linkse journalisten, linkse intellectuelen,
linkse tv-presentatoren, linkse toneelgroepen, linkse schrijvers. Het democratisch stemsysteem werd gemanipuleerd
door geheimzinnige mechanismen en
paradoxen, die ervoor zorgden dat de
uitkomst van het democratisch proces
precies het tegendeel was van wat door
de kiezers eigenlijk werd beoogd. Maar
nu blijkt de eerlijke waarheid: van de
manipulatietheorieen van Nieuw Rechts
klopt geen snars. Als is de linkse minderheid nog zo creatief, intelligent en
ontwikkeld, het is in democratisch georganiseerde volkshuishoudingen nu
eenmaal niet mogelijk dat een minderheid permanent zijn wil oplegt aan een
meerderheid.
Maar de linkse minderheid is niet eens
creatief, intelligent en ontwikkeld. In
een veelgesmaad hoofdstuk van mijn
boek over De economic van de onbetaalde rekening (hoofdstuk 4) wijs ik crop
dat linkse economen als oorspronkelijke
denkers op het gebied van de theorie
van de economische politiek niets voorstellen. Zij kopieren domweg wat de
nieuw-rechtsen hebben uitgedacht (zoals
de Zweed Lindbeck), zij vervallen in een
theoretisch onsamenhangend pragmatisme (zoals de inmiddels overleden
Engelsman Crosland), of zij slaan op de
vlucht voor de werkelijkheid (zoals een
ESB 21-1-1981
aantal marxisten van diverse pluimage).
De enige uitzondering, onze landgenoot
Tinbergen, bevindt zich, ook internationaal, op een eenzame hoogte. Linkse
intellectuelen kunnen de publiciteitsmedia, de literatuurmarkt en de theatervoorstellingen beheersen, maar zolang
het hen ontbreekt aan fundamentele
vernieuwende ideee’n zullen zij weinig
klaarmaken.
De enige hedendaagse linkse econoom, die althans enkele originele ideeen heeft bedacht, is Galbraith. In The
New York Review of Books wijdt ook
hij een artikel aan ,,The conservative
onslaught” (22 januari 1981). Hij onderscheidt de aanval van Nieuw Rechts
in drie soorten: de simplistische, de romantische en de reele aanval.
De simplistische aanval bestaat in een
algemene kruistocht tegen de collectieve
diensten en de inkomensoverdrachten.
Volksonderwijs, stadsvernieuwing, gezondheidszorg, werklozensteun, AOW,
ja, zelfs de basisfuncties van de overheid (politic, brandweer) staan in het
spervuur van de kritiek. Al deze collectieve diensten beroven de individuele
burgers van hun fundamentele recht:
,,Free to choose”. Volgens Galbraith
bedienen niet alleen lokale demagogen,
maar ook economisten als Friedman
zich van dit recept. Deze waarschuwt
er immers tegen dat de vrije maatschappij wordt vervangen door een collectivistische samenleving waarin de linkse
intellectuelen de eersten zullen zijn die
in de gevangenis worden gestopt. Galbraith typeert deze aanval als simplistisch omdat voorbijgegaan wordt aan
het feit dat juist collectieve diensten
en inkomensoverdrachten van belang
zijn voor de vrijheid van de laagstbetaalden in onze samenleving, althans
voor hun vrijheid om hun behoeften te
kunnen bevredigen. Daarnaast gaat
Friedman voorbij aan het sinds Max
Weber bekende feit dat overheidsbureaucratieen niet slechter functioneren
dan particuliere bureaucratieen, die
in grote ondernemingen welig tieren.
De romantische aanval heeft een veel
sterkere intellectuele basis. Deze aanval
bestaat in het hameren op de stalling
dat er geen maatschappelijke toedelingsmethode is die zo efficient werkt (d.w.z.
die in zo sterke mate de behoeften van
de consumenten bevredigt), als de vrije
markt. De verzorgingsstaat heeft de
werking van deze vrije markt op twee
manieren aangetast. In de eerste plaats
door een gedeeltelijke vervanging van
de vrije markt door de collectieve sector. In de tweede plaats door tal van
interventies in het marktmechanisme.
Het is deze stelling, die appelleert aan
het sentiment van bijna alle economisten sinds Adam Smith. Maar Galbraith
noemt de stelling romantisch, omdat
zij in feite is gebaseerd op de idee dat
op de markten een bijna volkomen concurrentie heerst, terwijl in feite de oligopolisten en monopolisten daar de dienst
uitmaken. Dit weten de Nieuw-Rechtsers natuurlijk ook wel, maar toch zien
zij General Motors, Shell, IBM, Philips
en Nestle louter als grotere, eigentijdse
varianten van de klassieke atomistische
aanbieders. Mobil is slechts een volwassen geworden kruidenier op de hoek.
Exxon en de krantenverkoper op de
hoek vertegenwoordigen in feite dezelfde
economische intstitutie, die door dezelfde op concurrentie gerichte krachten
wordt beheerst.
Maar de aanvallen van Nieuw Rechts
zijn niet louter simplistisch en romantisch. Er is volgens Galbraith ook een
reele aanval. Door het ontstaan van inflatie en massale werkloosheid wordt
aangetoond dat de macro-economische
interventies van de overheid in het economisch leven niet langer effectief zijn.
Daarmee valt de belangrijkste pijler
weg waarop de naoorlogse consensus
over de te voeren macro-economische
politiek heeft berust. De overheidsinterventies worden volgens Galbraith
ineffectief, omdat zij gebaseerd zijn op
een foute theorie, namelijk de theorie
dat het loon- en prijsniveau wordt bepaald door de relatieve schaarste op de
arbeidsmarkten en de produktenmarkten. In feite zijn het echter krachtige
pressiegroepen geweest die de wetten
van de schaarste opzij hebben gezet,
hen vervangen hebben door de wetten
van de economische macht en daardoor
een economic van de onbetaalde rekening gecreeerd hebben die stuurloos
heen en weer zwalkt in de donder en
de bliksem van de conjunctuur. Nu
Nieuw Rechts het bestaan van onbetaalde rekeningen aangrijpt om de collectieve sector grotendeels te liquideren is
het in Galbraith’s visie urgent dat de verdedigers van de verzorgingsstaat hun
macro-economische theorie herzien. Dit
,,requires most of all, acceptance of the
logic of modern corporate, union, and
other organized power and its effect on
price-making and inflation”. Kortom,
het betekent de aanvaarding van een
centraal geleide loon-, prijs- en inkomenspolitiek.
J. van den Doel
55