Neues Deutschland
Met de lancering van een drie-fasenplan voor de
Duitse hereniging heeft bondskanselier Kohl het initiatief voor de ontwikkeling van de betrekkingen tussen
de twee Duitslanden naar zich toegetrokken. In WestDuitsland kunnen buiten de Groenen alle grote politieke
partijen instemmen met hereniging als doelstelling. Wel
bestaat verschil van inzicht over de voorwaarden waaronder hereniging kan plaatsvinden. Zo stelt de grootste
oppositiepartij SPD als voorwaarde dat de Oder-Neisselinie als Pools-Duitse grens erkend wordt. Daarmee
wil men tegemoet komen aan de eis van de Sovjetunie
datzonderexpliciet afstand te doen van de grenzen van
het Duitse Rijk van 1937 van hereniging geen sprake
zal kunnen zijn. In de DDR krijgt Kohls plan bij regering
en woordvoerders van de oppositie voorlopig geen
steun. De bevolking denkt hier wellicht anders over,
getuige de recente demonstraties waar ook de roep om
hereniging weerklonk.
Het is niet waarschijnlijk dat de Duitse hereniging met
hetzelfde tempo tot stand zal komen als de recente
politieke hervormingen in Hongarije, Polen, de DDR en
Tsjechoslowakije. De sneltreinvaart waarmee gevestigde patronen in die landen zijn doorbroken betekent nog
niet dat de Europese tweedeling definitief ten einde is.
De gebeurtenissen in Oost-Europa stellen de Bondsrepubliek als meest betrokken Westeuropees land echter
wel in staat om een nieuwe prioriteitsordening aan te
brengen in de betrekkingen met de Europese buurlanden. Hereniging heeft sinds het ontstaan van de BRD
als doelstelling indegrondwetgestaan, maar is eigenlijk
nooit een actueel politiek thema geweest. De grondlegger van de Bondsrepubliek, Adenauer, was zich terdege
bewust van de beperkingen die de Duitse deling oplegde. Vrijheid kreeg een hogere prioriteit dan eenheid.
Daarom heeft hij in de jaren vijftig een stevige verankering van de Bondsrepubliek in het Westeuropese integratieproces nagestreefd en een hechte alliantie met de
VS bewerkstelligd. Met de ‘Ostpolitik’ van de toenmalige
bondskanselier Brandt aan het begin van de jaren zeventig begon er voor het eerst twijfel te ontstaan over
de duurzaamheid van de westerse binding van de
Bondsrepubliek. Onzekerheid over de rol die de Bondsrepubliek de komende jaren in Europa wil spelen kan
leiden tot hernieuwde ongerustheid bij de buurlanden
over een machtige Middeneuropese staat die tussen
oost en west gaat zwalken.
Voor de bondsregering zal het moeilijk zijn om tegelijkertijd zowel hereniging als voortgang van het Westeuropese integratieproces na te streven. Deze twee
doelstellingen kunnen wel eens op gespannen voet met
elkaar komen te staan. Voor de EG komt het Duitse
herenigingsdebat in elk geval op een zeer ongelegen
moment. De Gemeenschap verkeert juist in een cruciale
fase van haar ontwikkeling. Om de beoogde voltooiing
van de interne markt per eind 1992 daadwerkelijk te
realiseren zal nog een aantal belangrijke beslissingen
moeten worden genomen. Daarnaast bestaat er nog
aanzienlijk verschil van inzicht over de plannen om te
komen tot een Economische en Monetaire Unie (EMU).
Van een mogelijke afnemende interesse van WestDuitsland voor voortgaande Europese integratie binnen
EG-verband kan slechts een verlammende werking op
het besluitvormingsproces uitgaan. Indien de BRD
daadwerkelijk een moeizaam proces van hereniging
met de DDR gaat beginnen, zal dit beperkingen opleg-
ESB 6-12-1989
gen aan de snelheid waarmee de EG verder kan integreren. Het is dan bij voorbeeld de vraag of er eerst van
een intra-Duitse monetaire unie sprake moet zijn, voordat er een EMU zal kunnen komen.
De EG zal moeten kiezen tussen verbreding van het
Europese integratieproces door aansluiting van andere
landen en voortgaande verdieping door de twaalf huidige lidstaten, te beginnen op economisch en monetair
terrein en later wellicht op het gebied van defensie en
buitenlands beleid. Naast de weerstand van het Verenigd Koninkrijk tegen al te vergaande integratie kan
men ook denken aan de bestaande Noord-Zuid-tegenstellingen binnen de huidige EG die voortgaande verdieping van de integratie in de weg staan. De interne
cohesie is er door de toetreding van Spanje, Portugal
en Griekenland niet groter op geworden. Volledig lidmaatschap van de Oosteuropese landen lijkt geen reele
optie, maar enige vorm van associatie zou een belangrijke tegemoetkoming van de EG zijn om het hervormingsproces in Oost-Europa ook met daden te steunen.
Zonder de Oosteuropese landen nauwer bij de EG te
betrekken, zullen de economische hervormingen weinig
kans van slagen hebben. Verhoging van de levensstandaard, verlichting van de grote buitenlandse schuldenlasten hetbereiken van een aanvaardbaargroeipercentage met een milieuvriendelijkere produktie kunnen niet
zonder westerse hulp plaatsvinden. Wanneer met westerse hulp een moderner en efficienter produktie-apparaat kan worden opgebouwd gloort er enige hoop dat de
Oosteuropese produkten hun weg naar afzetmarkten in
de harde-valutalanden zullen weten te vinden.
De ontwikkelingen in Duitsland zijn van grote betekenis voor Nederland. De Bondsrepubliek is tenslotte
onze grootste exportmarkt. Op korte termijn kan Nederland profiteren van de groei-impuls die de Westduitse
economie ondervindt van de toestroom van Oosteuropese immigranten. Volgens het Westduitse IFO-instituut
zal dit een bijdrage leveren van 0,75% aan de verwachte 3,5 a 4% reele groei van het bnp. Op langere termijn
zal het toenemende handelsverkeer tussen de twee
Duitslanden een belangrijke factor worden. Het is de
vraag in hoeverre deze toeneming van de intra-Duitse
handel ten koste zal gaan van de handel met de EG-lidstaten. De concurrentiekracht van Duitsland kan door
nauwere Duitse samenwerking flink toenemen. Een
groot reservoir aan goedkope arbeidskrachten in het
oostelijk deel kan de ontwikkeling van de loonkosten in
de Duitse Industrie gematigd houden. Daarnaast bestaan er aanzienlijke mogelijkheden om door een efficientere bedrijfsvoering en directe investeringen de
kwaliteit van de Oostduitse produktie aanzienlijk te verhogen. Op termijn zal er binnen of aan de periferie van
de Europese interne markt dus een geduchte concurrent bij kunnen komen. Dit neemt echter niet weg dat er
voor West-Europa een belangrijke taak ligt om de economische hervormingen in Oost-Europa zoveel mogelijk te ondersteunen. Vanwege de grote schuldenlast
van de betrokken landen zal de hulp vooral uit giften
moeten bestaan. Het debat over de vraag of ontwikkelingshulp werkt belooft nog een boeiend vervolg te
krijgen. Dichtbij huis zijn er kansrijke mogelijkheden om
door tijdelijke hulpverlening bij te dragen aan een minder ongelijke welvaartsverdeling in Europa.
A.J. Wolters
1201