Een wereldkoffiemarkt
zonder exportquota
Tijdens een bijeenkomst van de Internationale Koffie Organisatie (IKO)
enkele maanden geleden in Londen,
werd ergeen overeenstemming bereikt
tussen koffieproducerende en koffieimporterende landen over voortzetting
van het systeem van exportquota voor
het volgend jaar (zie bij voorbeeld de
Volkskrantvan 5juli en 12 augustusjl.).
Naar aanleiding van de hierdoor ontstane situatie wordt in dit artikel een commentaar gegeven op de effectiviteit van
de doelstellingen van het Internationale
Koffie-Akkoord (IKA) en op de huidige
situatie van de koffiemarkt. Hierbij
wordt ingegaan op de verschillen die
zich voor koffieproducerende en -importerende landen kunnen voordoen
door een vrije koffiemarkt en een koffiemarkt met exportrestricties met elkaar
te vergelijken met behulp van een econometrische analyse.
Dit commentaar is dan ook mede
gebaseerd op de uitkomsten van simulaties die gedaan zijn met een econometrisch kwartaalmodel van de wereldkoffiemarkt. Dit model wordt hier niet
besproken, maar gedetailleerde informatie over het koffiemodel kan men
vinden in Palm en Vogelvang1 en Vogelvang2, terwijl de uitkomsten van
meer simulaties beschreven staan in
Palm en Vogelvang3.
Het Koffie-akkoord
In de jaren vijftig was de koffiemarkt
doorsterktoegenomen produktie in een
situatie terecht gekomen waarin het
aanbod de vraag sterk overtrof. Ter ondersteuning van de koffieprijs op de
wereldmarkt hebben koffieproducerende landen gepoogd om gezamenlijk afspraken te maken over de hoeveel heden koffie die men maximaal zou mogen exporteren. Aangezien het duidelijk
werd dat de medewerking van koffieimporterende landen noodzakelijk is
om de regulering van vraag en aanbod
goed uit te kunnen voeren, is na een
tamelijk lange voorgeschiedenis met
verschillende overeenkomsten uiteindelijk in 1962 het eerste IKA tussen
producerende en importerende landen
tot stand gekomen. Dit IKA is later verlengd in 1968, 1976 en 1983. Deze
1218
zomer zijn de onderhandelingen gevoerd om tot een vierde verlenging te
komen, hetgeen dus is mislukt.
Kort samengevat waren de voornaamste doelstellingen van het IKAom
de koffieprijs op een voor iedereen acceptabel niveau te brengen (en te houden), de koffieconsumptie te stimuleren
en meer in het algemeen, om vraag en
aanbod beter met elkaar in overeenstemming te brengen. Voor de eerste doelstelling werd een exportquotasysteem ontwikkeld, voor de andere
doelstellingen moesten er fondsen komen. Bij voorbeeld het diversificatiefonds om koffieboeren financieel te
kunnen helpen om wat anders dan koffie te kunnen gaan verbouwen.
Na de aanloopperiode van het eerste
IKA is vooral het tweede IKA redelijk
succesvol geweest. Het aantal koffiestruiken is in de jaren zestig afgenomen, exporten namen toe en de voorraden namen af. In het begin van de
jaren zestig waren er ongeveer 11 miljoen koffiestruiken, dit aantal liep in de
loop van de jaren zestig terug tot ongeveer 10 miljoen4. Dit heeft ertoe geleid
dat in 1972 de markt Vrij’ werd van
exportquota doordat de koffieprijs boven het niveau was gekomen zoals dat
was overeengekomen in het IKA. Helaas voor de koffiemarkt ging alles weer
mis in de tweede helft van de jaren
zeventig. De door nachtvorst vernietigde oogst van Brazilie in 1976 deed de
koffieprijs naar recordhoogte stijgen,
waardoor er in veel landen weer volop
nieuwe koffiestruiken zijn aangeplant.
Het aantal koffiestruiken wordt nu op
ongeveer 17 miljoen geschat. Door
deze ontwikkeling is de koffiemarkt in
de huidige moeilijke situatie terechtgekomen. Nieuwe koffieplanten hebben
namelijk een aantal jaren nodig voordat
zij volop koffiebessen kunnen gaan produceren. In de jaren ’80 zijn er dan ook
recordoogsten koffie binnen gehaald.
Tijdens het eerste koffieakkoord bedroeg de produktie gemiddeld zo’n 65
miljoen zakken van 60 kg, eind jaren ’70
was dat circa 73 miljoen, waarna de
produktie in het oogstjaar 1987/88 voor
het eerst boven de 100 miljoen zakken
is gekomen I Voor dit jaar wordt er een
oogst van circa 95 miljoen zakken verwacht. De quota waren in het begin van
dit decennium weer effectief geworden
en zij zijn dat gebleven tot 3 juli van dit
jaar zodat de voorraden in de producerende landen in 10 jaar tijd weer bijna
zijn verdubbeld. Feitelijk is de koffiemarkt weer terug bij af.
Effect van het IKA
Het effect van het quotasysteem van
het IKA wordt door velen beschouwd
als een vorm van ontwikkelingshulp van
de koffie-i’mporterende landen (voornamelijk Europa en de VS) aan koffieproducerende landen, hetgeen in het verleden een van de redenen is geweest
dat de VS nog wel eens hebben geaarzeld om een IKAte ratificeren. De welvaartseffecten van het IKA zijn econometrisch onderzocht door onder andere
Herrmann5 en Vogelvang. Herrmann
schat dat de koffieprijs onder het IKA
30% hoger is geweest dan zonder IKA,
terwijl mijn berekeningen zelfs op 42%
uitkomen. De grootte van het verschil
valt nogal mee als men zich realiseert
dat beide berekeningen zijn gebaseerd
op twee heel verschillende modellen
met hun eigen bijbehorende veronderstellingen. Tegenover deze hogere exportopbrengsten staat wel dat de producerende landen tijdens een regime
met effectieve exportquota met hogere
voorraden en dus hogere voorraadkosten te maken hebben. Deze hogere
kosten zijn slechts tijdelijk, als men gelijktijdig overgaat tot vermindering van
de produktie van koffie.
Deze uitkomsten zijn verkregen door
het koffiemodel te simuleren met en
zonder een effectief quotasysteem. In
de simulatie zijn alle exogene variabelen constant gehouden behalve de produktie; die is gebruikt als beleidsvariabele. Uitgaande van een bepaald (tamelijk hoog) produktieniveau is de produktie gedurende de eerste 5 jaar telkens met 10% verlaagd, hetgeen ruim
voldoende was om, in de simulatie, in
een stabiele marktsituatie terecht te komen. Met een IKA worden de quota dan
tweemaal effectief, waarna de prijs en
1. F.C. Palm en E. Vogelvang, A short-run
econometric analysis of the international coffee market, European Review of Agricultural
Economics, jg. 13,1986, biz. 451-476.
2. E. Vogelvang, A quarterly econometric
model of the world coffee economy, Free
University Press, Amsterdam, 1988.
3. F.C. Palm en E. Vogelvang, The effectiviness of the international coffee agreement,
Research Memorandum 1989-61, Vrije Universiteit, Faculteit der Ecpnomische Wetenschappen en Econometric, 1989.
4. Bron van de hier vermelde statistische
gegevens is: USDA, Foreign agricultural circular; world coffee situation.
5. R. Herrmann, Internationale Agrarmarktabkommen, Analyse ihrer Wirkungen auf
den Markten fur Kaffee und Kakao, Kieler
Studien 215, J.C.B. Mohr (Paul Siebeck),
Tubingen, 1988.
ook de exportopbrengsten zich op het
eerder genoemde hogere niveau stabiliseren in vergelijking met een situatie
waarbij er geen IKA zou zijn geweest.
Voorde uitkomsten betreffende het verloop van de andere variabelen van het
model en voor meer gedetailleerde informatie over de simulaties wordt verwezen naar de eerder genoemde publikaties.
Herrmann laat zien dat de kleine
groep importerende landen die geen lid
van de IKO is geworden, en de landen
van het Oostblok in het verleden duidelijk veel goedkoper op de koffie zijn
gekomen dan de importerende landen
die wel lid zijn van de IKO. Ook de
koffieproducerende landen hebben
voordeel gehad bij het bestaan van het
IKA.
De huidige situatie
De huidige situatie op de wereldkoffiemarkt kenmerkt zich door een te
hoge koffieproduktie ten opzichte van
de benodigde hoeveelheid koffie voor
de consumptie in de importerende landen. Ook voor deze situatie is er een
aantal simulaties met het koffiemodel
gedaan. De uitkomsten van deze simulaties laten zien dat het quotasysteem
van het IKA de problemen niet oplost als
er niet tegelijkertijd iets aan produktievermindering in de producerende landen wordt gedaan.
In de simulatie met een effectief quotasysteem gaat de koffieprijs schommelen boven de benedengrens van de
prijs die in het IKA is overeengekomen,
maar tevens nemen de voorraden in de
producerende landen gigantische vormen aan die in feite niet meer zijn op te
slaan. In de jaren zestig heeft het IKA
dan ook alleen maar succes gehad
door zowel quota als produktievermindering overeen te komen. De simulatie
zonder effectieve quota laat een ineenstortende markt zien door een kelderende koffieprijs.
De uitkomsten van de boven genoemde simulaties laten de mogelijkheden (c.q. onmogelijkheden) van het IKA
voor de komende jaren zien als er niets
wordt gedaan aan produktievermindering. Indien men deze zomer in Londen
wel tot overeenstemming was gekomen
over de hoeveelheden te exporteren
koffie, dan zouden de voorraden, waarvan de kosten alleen ten laste komen
van de producerende landen, enorm
zijn gaan oplopen. Nu de quota geschrapt zijn, daalt de prijs in een hoog
tempo. Deze lage prijs zal echter nauwelijks resulteren in een grotere vraag.
Prijselasticiteiten met betrekking tot de
vraag zijn geschat in Vogelvang. Er
bleek uit deze berekeningen dat de consumenten zich verschillend gedragen
ESB 6-12-1989
bij prijsstijgingen en prijsdalingen. Bij
hoge koffieprijzen bevond de prijselasticiteit zich, voor de verschillende importerende landen, ongeveer in het interval van -1,8 tot -1,0, terwijl deze bij
lage prijzen ongeveer tussen – 0,20 tot
– 0,10 lag. Dit betekent dat de inmiddels
al hoge voorraden in de producerende
landen nauwelijks door de lage prijzen
zullen afnemen. Het valt te verwachten
dat dit zich alleen enigszins voor gaat
doen bij de kwalitatief betere koff iesoorten die bij de lagere prijzen een wat
groter marktaandeel kunnen verkrijgen.
Zoals bij voorbeeld in de Volkskrantvan
12 augustus was te lezen, was dit voor
landen als Mexico en Peru een van de
redenen om niet langer akkoord te gaan
met exportquota. Zij verwachten nu
zonder exportrestricties meer te kunnen exporteren. Het schrappen van de
exportquota was deze keer dus niet
alleen gekomen door onwilligheid van
de importerende landen!
Het is dus te verwachten dat in eerste
instantie de kleine en zwakkere koffieproducenten het moeilijk zullen krijgen
op de vrije koffiemarkt. De stichting Max
Havelaar heeft daarom laten weten de
prijsdalingen niet te zullen volgen. De
stichting verdientdan ook alle steun van
die consumenten die door het kopen
van de Max Havelaarkoffie willen bijdragen aan het in stand houden van het
inkomen van deze koffieproducenten.
Economisch gezien is voor deze producenten de situatie dan vergelijkbaar met
die onder een IKA met effectieve quota,
maar zonder andere maatregelen. Het
feit dat de produktie verminderd moet
worden blijft dan ook overeind staan.
Wellicht kan de stichting in de komende
jaren deze boeren, naast de hulp die zij
krijgen door hun koffie te kopen tegen
hogere prijzen, ook helpen zoeken naar
alternatieven voor de koffiecultuur.
Besluit
centen en redelijke prijzen voor consumenten. Het schrappen van de exportrestricties geeft de producenten een lager inkomen en de consumenten goedkopere koffie. Het wegvallen van de
exportquota is daarbij extra vervelend
voor de boeren die een mindere kwaliteit koffie verbouwen, aangezien zij
daardoor waarschijnlijkte maken zullen
krijgen met en veel lagere prijzen en
een kleiner marktaandeel. Het zou dan
ook beter zijn geweest als men had
kunnen besluiten tot een exportquotaregeling en het instellen van een fonds
(het diversificatiefonds uit eerdere
IKA’s) om producenten te helpen bij het
(gedeeltelijk) vervangen van de koffiecultuur door een cultuur met andere
produkten, terwijl de koffieprijs op een
voor ieder redelijk niveau zou zijn gebleven. Het wat duurdere kopje koffie
voor de consument zou hem dan wellicht beter hebben gesmaakt dan de
goedkopere koffie nu.
E. Vogelvang
De auteur is werkzaam bij de vakgroep Econometrie van de Vrije Universiteit te Amsterdam.
__
In dit artikel is een korte evaluatie
gegeven van het Internationale Koffieakkoord naar aanleiding van het feit dat
er deze zomer geen overeenstemming
is bereikt over het exportquotasysteem
dat de afgelopen jaren moest zorgen
dat de koffieprijs niet onder een afgesproken niveau zou komen. Deze evaluatie werd mede onderbouwd door de
uitkomsten van simulaties, die gedaan
zijn met een econometrisch model van
de wereldkoffiemarkt. Tevens werd een
commentaar gegeven op de huidige situatie van de koffiemarkt.
De conclusies van bovengenoemde
studie zijn dat de komende jaren het
accent vooral op produktievermindering van koffie moet komen te liggen om
een stabiele markt te krijgen met een
acceptabel inkomen voor koffieprodu-
1219