Ga direct naar de content

Nederland in de informatietechnologie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 29 1997

Nederland in de informatietechnologie
Aute ur(s ):
Lagew eg, I.M. (auteur)
Werkzaam b ij NYFER Forum for Economic Research, Breukelen
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4091, pagina 96, 29 januari 1997 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
informatie-, communicatietechnologie, sector-analyse

Het gebruik van computers en informaticatoepassingen rukt ook in Nederland snel op. Wat betreft het computergebruik neemt
Nederland in vergelijking met andere OESO-landen een gemiddelde positie in. Maar bij de leverantie van informaticadiensten loopt
Nederland voorop.
De informatietechnologie (IT) heeft een snelle opkomst doorgemaakt 1. In hun concurrentiestrijd met Azië en Latijns-Amerika zullen
de westerse landen het vooral moeten hebben van de kennisintensiteit. Dit wordt ook erkend door de ministeries van Economische
Zaken, Onderwijs en Landbouw in hun gezamenlijke nota Kennis in beweging (1995). Zij spreken de ambitie uit Nederland in de
informatiesector qua economische groei en werkgelegenheid tot de koplopers in Europa te laten behoren. Dit artikel gaat in op de
vraag wat de uitgangspositie van Nederland is.
IT-intensiteit
Een indicatie van de IT-intensiteit van een economie is op verschillende manieren te verkrijgen. We kunnen bijvoorbeeld kijken naar de
mate waarin het Internet is doorgedrongen in een economie. In een groep van tien landen 2 blijkt Nederland dan een middenpositie in te
nemen 3. Van de Nederlandse bevolking is 4% op het werk aangesloten op het Internet. Dit is evenveel als in Duitsland, maar beduidend
minder dan in Zweden (12%) en Finland (11%). Verrassend is dat Zweden en Finland ook de VS achter zich laten: in dit land kan 9% van
de bevolking zich op het werk op het Internet begeven. Nederland laat alleen Spanje, Portugal, Italië (2 %) en Frankrijk (1%) achter zich.
Een andere mogelijkheid is het aantal pc’s te meten waarover kantoorpersoneel beschikt. Dit is gedaan voor dezelfde groep van landen,
aangevuld met Denemarken en Noorwegen 4. Nederland bevindt zich op de derde plaats in de rangschikking met ongeveer 0,8 pc per
personeelslid, maar de afstand ten opzichte van Noorwegen en de VS, met ieder een ratio van meer dan 1, is groot.
Als we de IT-intensiteit meten aan de hand van de IT-uitgaven als percentage van het bbp, blijken de Scandinavische landen, GrootBrittannië, Duitsland, Frankrijk en Nederland een gemiddelde intensiteit te hebben van rond 2,2 % (figuur 1). Nederland lijkt een lichte
voorsprong te hebben op Duitsland, en een achterstand op de Scandinavische landen. De IT-intensiteit van de Amerikaanse economie
ligt, met 3,17 %, duidelijk boven het gemiddelde van de Noord-Europese landen. Italië, Spanje en Portugal liggen er aanmerkelijk onder,
met 1,4 %. Eenzelfde patroon volgt uit vergelijking van de IT-uitgaven per hoofd van de bevolking.

Figuur 1. Jaarlijkse IT-uitgaven als percentage van het bbp
figuur 2 laat zien dat er een redelijk sterke correlatie bestaat tussen de uitgaven aan IT en het bbp per hoofd van de bevolking. Nederland
bevindt zich onder de regressielijn, en daaruit kan worden afgeleid dat de IT-uitgaven wel hoger zijn dan op grond van het bbp per hoofd
zou mogen worden verwacht.

Figuur 2. IT-uitgaven per hoofd en bbp-niveau: Nederland geeft veel uit aan IT
Het bovenstaande laat zien dat er een duidelijke scheiding is tussen drie (groepen) landen qua IT-intensiteit: de VS lopen voorop, daarna
volgen de Noord-Europese landen en, op enige afstand, de Zuid-Europese landen. De verschillen in IT-intensiteit tussen de VS en
Noord-Europa enerzijds en Zuid-Europa anderzijds, dreigen nog groter te worden dan ze al zijn: in de afgelopen jaren vertoonden de
landen met een toch al hoge IT-intensiteit tevens de sterkste groei in IT-uitgaven 5.
Het vermogen om nieuwe technologieen toe te passen, oftewel de absorptiecapaciteit voor IT, varieert tussen landen en industrieën. De
Zuid-Europese landen, die sterker afhankelijk zijn van de agrarische sector en relatief veel kleine en middelgrote ondernemingen hebben,
beschikken over minder toepassingsmogelijkheden en middelen voor IT 6. De VS en de Noord-Europese landen hebben daarentegen al
een bepaalde ‘kritische massa’ op IT-gebied bereikt. De verspreiding van informatietechnologie gaat daardoor steeds sneller. In de
Europese landen is deze versnelling de laatste jaren duidelijk zichtbaar geweest: besloeg de Europese consumptie van IT-producten in
1986 nog 64 % van die van de VS, in 1990 was dit 85% 7.
De productie van IT
De OESO verschaft in haar Information Technology Outlook 1994 data over de IT-sector in 13 OESO-landen, waaronder Nederland 8. De
cijfers zijn evenwel niet erg recent en de definitie van informatietechnologie die de OESO hanteert is onvolledig: de OESO benadert IT
door ‘Manufacture of office, computing en accounting machinery’ (OCA). Deze definitie bevat wel hardware, maar laat software en
diensten buiten beschouwing. Helaas zijn dit nu juist de IT-segmenten die de afgelopen jaren de hoogste groei kenden. Bovendien is het
dienstensegment, zoals EITO vermeldt, ook nog het segment waarin Nederland, binnen Europa, meer dan gemiddeld presteert 9. In het
hardwaresegment presteert Nederland juist minder dan gemiddeld.
Werkgelegenheid
Terwijl tijdens de jaren tachtig de werkgelegenheid in de nijverheid van de 13 landen met 5% daalde, steeg het aantal banen in de OCAsector met 20%. Dit was echter niet het geval in Nederland, Australië en de Verenigde Staten, waar het aantal banen in de sector juist
daalde. De daling had te maken met een herstructurering van de computerindustrie in deze landen. Vanaf 1985 begonnen ook de andere
landen met een herstructurering, maar de gevolgen voor de werkgelegenheid waren hier minder groot. Reden voor de herstructurering
was dat er een einde kwam aan een periode van ongebreidelde groei. Verlaging van de kosten en efficiencyverbetering werden
noodzakelijk.
Zowel voor als na de herstructurering was het belang van de OCA-sector voor de werkgelegenheid voor de meeste landen evenwel
beperkt. Volgens de OESO hadden slechts drie landen in 1990 een aandeel van OCA in de werkgelegenheid in de nijverheid dat
aanzienlijk hoger was dan in andere landen: de VS (ondanks de grootschalige banenreductie 1,5%) en Japan en Australië (2,5%). De

werkgelegenheid lag in Nederland beduidend onder het gemiddelde met 0,75%. Alleen in Italië en Finland was het aandeel van de sector
in de werkgelegenheid lager.
Toegevoegde waarde
Ook in termen van toegevoegde waarde was de OCA-sector een van de grote groeisectoren in de periode 1980-1990. Terwijl de toename
van de totale toegevoegde waarde in de 13 landen jaarlijks gemiddeld 6,1%. bedroeg, was dit 8,5% in het geval van OCA-producten. De
groei was met name sterk tot 1985.
In de meeste landen steeg het aandeel van de sector in het bbp dan ook. In Nederland, Australië en de Verenigde Staten was echter het
tegendeel het geval. Deels is dit te verklaren uit kostenverlagingen die producenten in deze landen wisten te realiseren en uit
faillissementen van minder succesvolle producenten 10. In geen van de landen had de sector een aandeel in het bbp dat 1% oversteeg.
In Japan, de koploper op OCA-gebied, maakte de sector in 1990 0,8% uit van het bbp, tegen ongeveer 0,15% in Nederland.
Investeringen
De investeringsuitgaven van OCA-producenten in 11 OESO-landen (exclusief Zweden en Australië) namen gemiddeld toe met 4,7% per
jaar, in vergelijking met 6,2% in de totale industrie. Deze cijfers verhullen dat de investeringen tot 1985 veel sneller groeiden. De
vertraging in de groei van de investeringen in de tweede helft van de jaren tachtig, zorgde echter voor een relatief lage groei over de hele
periode bezien. Ook de investeringsintensiteit (investeringen per eenheid product) was in alle landen in 1990 lager dan in 1980 (figuur 3).

Figuur 3. Gemiddelde investeringsintensiteit investeringen per eenheid product
Het aandeel van OCA in de totale investeringen in de industrie lag in Nederland in 1990 met 0,6% ruim onder het gemiddelde van de 11
landen, dat 2% bedroeg. Ten opzichte van 1980, en vooral vanaf 1985, was er een daling. In termen van investeringsintensiteit week
Nederland in 1990 niet al te zeer af van de andere landen met een intensiteit van 4%. Alleen Duitsland en Frankrijk kenden een significant
hogere investeringsintensiteit (respectievelijk 6% en 5,5%). In 1980 bevond Nederland zich daarentegen met een, toenmaals hogere,
investeringsintensiteit van 5% nog aanzienlijk onder het gemiddelde van bijna 8% in de elf landen. Dit verschil kan voor een deel wellicht
verklaren waarom het aandeel van OCA in het bbp tot 1985 in de meeste andere landen gestaag toenam, terwijl het in Nederland in 1985
juist een dieptepunt bereikte.
Specialisatie
Het revealed comparative advantage (RCA) is een indicator voor de relatieve specialisatie en prestatie van een land in de buitenlandse
handel 11. De gemiddelde waarde van RCA voor de onderzochte landen te zamen is per definitie 1,0 voor iedere sector. Een waarde van
meer dan 1,0 geeft aan dat de export van een land relatief gespecialiseerd is in die sector.
In de OCA-groep hadden slechts twee landen een relatieve specialisatie gedurende de gehele of een gedeelte van de periode 1980-1990
(figuur 4). De VS en Japan. Opvallend is dat Nederland zich onderscheidde door een belangrijke toename in specialisatie in OCA
gedurende het decennium. Nederland bereikte bijna het gemiddelde van 1,0 in 1990, hoewel de RCA in 1980 slechts 0,5 was. In 1990 had
Nederland dus een comparatief voordeel, noch een comparatief nadeel. Dit betekent dat de herstructurering van de Nederlandse OCAsector succesvol was.

Figuur 4. De verbetering van de Nederlandse concurrentiepositie in OCA
Relatieve technologische specialisatie in IT
figuur 5 toont de relatieve technologische specialisatie van landen voor de IT-sector in de ruime definitie. Slechts twee landen hebben
een duidelijke specialisatie in IT: Nederland en Japan. Nederland is het meest gespecialiseerd, maar deze specialisatie is over de hele
periode bezien afgenomen. Meer dan een indicatie voor het innovatief vermogen van de Nederlandse IT-sector is de hoge
technologische specialisatie echter een weerspiegeling van het grote aandeel van low-tech-sectoren in de industrie.

Figuur 5. Nederland heeft de hoogste specialisatie in IT
Samenvatting
tabel 1 zet de resultaten nog eens achter elkaar. Door de positie van Nederland (kolom 1) te delen op het totale aantal landen dat is
bekeken, ontstaat een beeld van de Nederlandse relatieve positie. Een score van minder dan 0,5 wijst op een relatief goede prestatie.
Onderaan de tabel zijn de gemiddelden van deze scores berekend. De intensiteit waarmee IT-producten worden toegepast blijkt in
Nederland, met een gemiddelde waarde van 0,41, hoger te zijn dan gemiddeld. Op het gebied van het aandeel van de IT-productie in de
economie laat Nederland, met 0,56, een score zien die iets minder dan gemiddeld is. Het totaalgemiddelde is precies gelijk aan 0,5. Op
grond van deze indicatoren moet worden geconcludeerd dat Nederland vooralsnog een middenmoter is op IT-gebied.

Tabel 1. De internationale positie van Nederland
Nederlandse
Tot. aant.landen
Nederlandse positie
positie
in waarneming
aantal waarnemingen
IT-intensiteit
IT-uitgaven/hoofd van de bev
IT-uitgaven als %van het bbp
Toegang tot het internet
Aantal pc’s/100 ‘witte boorden’
IT-(OCA -)productie
Werkgelegenheid
Aandeel in bbp
Aandeel in totale
investeringen in de industrie

6
4
6
3

13
13
10
12

7
8

0,25

9
9

5

0,46
0,31
0,60

0,78
0,89

8

0,63

Investeringsintensiteit
Revealed comparative advantage
Rel. technologische spec

6
3
1

11
9
5

Gemiddelde IT-intensiteit (toepassing)
Gemiddelde IT-intensiteit (productie)
Totaal-gemiddelde

0,55
0,33
0,20
0,41
0,56
0,50

De voorgaande cijfers laten zien dat het verre van zeker is dat Nederland in de beste positie zit om van de voordelen van op kennis
gebaseerde groei gebruik te maken. Volgens de nota Actieprogramma elektronische snelwegen is er in Nederland een achterblijvende
strategische waardering van IT bij het bedrijfsleven, waardoor er te weinig geïnvesteerd wordt in deze producten.12 Dat is jammer, want
het is belangrijk om een voorloper te zijn in het proces van technologische transformatie. Verschillende studies geven aan dat landen die
hun aandacht snel naar nieuwe technologieën verschuiven, een grotere productiviteits- en banengroei lijken te realiseren dan landen die
daar trager in zijn. Dit wordt ook geïllustreerd door figuur 6 in de jaren tachtig groeide de dienstensector het snelst in landen die zwaar
investeerden in IT. In de VS, de grootste gebruiker van computertechnologie in de dienstenindustrie, is de werkgelegenheid in de jaren
tachtig met 35 % gestegen, terwijl Nederland met haar relatief kleine investering in IT in deze periode een werkgelegenheidsgroei kende
van slechts 12,5 %.

Figuur 6. Veel IT, sterke groei werkgelegenheid
Ook is het spijtig dat de Nederlandse hardware-producenten een kleinere bijdrage leveren aan de economie dan hun buitenlandse
tegenhangers. Hoopgevend is echter dat Nederland goed presteert in het dienstensegment, juist het segment dat, samen met het
softwaresegment, verwacht wordt het hardst te groeien in de komende jaren. Het Nederlandse bedrijfsleven heeft op deze markt zeker
kansen, maar zal alles op alles moeten zetten om deze ook te benutten

1 Informatietechnologie (IT) verwijst naar computer hardware, software en componenten, samen met computer- en aanverwante
diensten.
2 Behalve Nederland zijn dit de VS, Groot-Brittannië, Duitsland, Zweden, Finland, Frankrijk, Spanje, Portugal en Italië.
3 Zie Financial Times, 27 augustus 1996.
4 EITO en EEIG, European information technology observatory 1996.
5 Idem.
6 OESO, The OECD jobs study. Evidence and explanations, Parijs, 1994.
7 OESO, Information Technology Outlook, Parijs, 1994.
8 De overige landen zijn Australië, Canada, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Groot-Britannie, Italië, Japan, Noorwegen,

Zweden en de VS.
9 EITO en EEIG, European information technology observatory 1996.
10 De bbp-aandelen in de grafiek zijn berekend op basis van huidige prijzen. Bij een kostenverlaging is een lager aandeel in het bbp dus
het resultaat.
11 De relatieve technologische specialisatie is als volgt gemeten: (IT-patenten van een land in de VS/alle IT-patenten in de VS)/(het
aandeel van alle patenten van dit land in de VS).
12 Actieprogramma elektronische snelwegen: van metafoor naar actie, Bijlage bij brief aan de Tweede Kamer van de ministers van
Verkeer en Waterstaat en Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen inzake elektronische snelwegen, december 1994.

Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur