Ga direct naar de content

Nederland – Gideonsland

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 2 1980

Prof Van Doorn

Nederland Gideonsland

Anders dan in de natuurwetenschappen is het experiment in de sociale
wetenschappen van zeer beperkte betekenis. Met kleine groepen is in psychologische laboratoriumsituaties nog wel
een en ander te beginnen, maar grotere
eenheden en complexere constellaties
lenen zich niet voor proefopstellingen.
Men moet genoegen nemen met de ingewikkelde werkelijkheid zoals die zich
aanbiedt.
Toch zijn er gebeurtenissen waaraan
een quasi-experimentele functie niet kan
worden ontzegd. Tot dergelijke gebeurtenissen behoorde de weerbarstige houding van het merendeel der AR-kamerleden in de discussie over de vernieuwing
van de kernwapens en de daaruit voortvloeiende uitzonderlijke positie van Nederland in de NAVO. Vrij onverwacht
immers werd de samenhang in het CDA
alsook in het militaire bondgenootschap
,,op de proef gesteld”, en wel op een wijze
die normaliter verborgen onderstromen
in politiek en publieke opinie voor een
ieder duidelijk zichtbaar maakte.
Interpretaties van dit gebeuren zijn
dan ook veelvuldig te horen. Sommigen
menen een herstel van politieke conti’ nuïteit te kunnen ontwaren: het weer
aanknopen bij de traditionele Nederlandse neutraliteitspolitiek, nu de nawerking van de tweede wereldoorlog en
van de- daaropvolgende koude oorlog
voorbij is; anderen beklemtonen het discontinuïteitselement dat is gelegen in
de breuk van de AR-politici met de juist
in die hoek traditioneel harde opstelling tegenover het Oostblok.
Nu zal deze koerswijziging bij menigeen het cynisme voeden waarmee het
politieke bedrijf pleegt te worden gadegeslagen. Zou het niet kunnen zijn dat
sommige AR-dissidenten in de kernwapendiscussie een aangrijpingspunt hebben gezien om als een Nieuw-Linksgroep
hun macht in het door katholieken gedomineerd CDA te versterken, en wel
met behulp van de oppositie en in een
zaak die bij uitstek moreel aanspreekt?
De redenering is al te machiavellistisch. Veel meer voorde-hand-liggend is
de veronderstelling dat juist in de ARgelederen verwantschap wordt gevoeld
met de getuigenispolitiek die in de pu-

ESB 2-1-1980

blieke opinievorming over de kernbewapening is gaan overheersen.
Zou dit juist zijn, dan vervalt de veronderstelling dat Nederland zou terugkeren naar een vooroorlogs isolationisme – al kan dat wel een gevolg zijn. Wat
immers in de acties tegen de vernieuwing
van de kernwapens voorop staat is niet
een zich terugtrekken op het Nederlandseiland, maar het proclameren van een
Nederlandse voortrekkersrol. Het verwijderen van het wapentuig uit ons land
wordt uitdrukkelijk gezien als een eerste
stap naar Europese en ten slotte mondiale ontwapening.
Daarmee treedt dan een ander element
van continuïteit in de Nederlandse politiek en maatschappij aan het licht: het
geloof in morele standpunten en ethische
rechtvaardiging, en meer in het algemeen
het betrekken van absolutistische stellingen. Vandaar de omslag in onze positie binnen de NAVO: van bij uitstek
trouwe en nagenoeg kritiekloze bondgenoot naar eerste criticus en semidissident van het bondgenootschap.
Dat we niet uitsluitend van een ARfenomeen moeten spreken maar van een
nationaal verschijnsel, blijkt in deze
zelfde weken uit de zaak-Schillebeeckx.
De katholieke kerkprovincie, nog maar
twee decennia geleden een van de
trouwste dochters van de roomse kerk,
verenigt zich eendrachtig achter een
theoloog die in het Vaticaan diepe bezorgdheid heeft gewekt. Opnieuw is de
omslag opmerkelijk sterk en massaal.
Maar ook hier is van continuïteit
sprake, indien we vaststellen dat het
Nederlands katholicisme steeds een zeker rigorisme ten toon heeft gespreid,
joor de socioloog Van Heek een ,,frontmentaliteit” genoemd, deels verklaar,aar uit de ‘pénétration calviniste’ die
7et katholicisme in ons land kenmerkt.
,,Cherchez Calvin” moet het devies
dus zijn, 66k bij de verklaring van de
standpuntbepaling in het socialistisch
kamp, die dan wellicht minder moet
worden begrepen als een terugkeer naar

de vooroorlogse politiek van het ,,gebroken geweertje” dan uit de onmogelijkheid zich te bevrijden van de druk
van een calvinistische erfenis. Is het dan
nog toeval dat een aantal leden van het
Nieuw Links in de PvdA die in die partij
,,het orgel trappen”, van goed-gereformeerde huize zijn en somtijds het orgel
nog in ere houden ook?
Zelfs de merkwaardige ommezwaai in
de kernwapendiscussie van D’66 wordt
dan beter begrijpelijk, want hoe lang kan
een ,,redelijk alternatief” standhouden
in een massaal wordende Nederlandse
politieke partij? Zal getuigenispolitiek
niet altijd toeslaan waar Nederlanders
collectief voor een emotionerend en riskant politiek vraagstuk worden gesteld?
O p het moment dat dit wordt geschreven, is de afloop van het kernwapendebat in de kamer nog onbekend.
Van belang is die afloop voor dit commentaar niet, want waar het hier om
gaat is slechts de constatering dat met
uitzondering van de VVD alle grote politieke partijen een neiging vertonen tot
getuigen boven berekenen, en dat dit
geen incidentele stellingname is maar een
die wortelt in diepere culturele lagen.
Welk standpunt het juiste is, wens ik
in het midden te laten. Wie meent dat
er problemen zijn die niet kunnen worden beoordeeld volgens de gebruikelijke
politieke maatstaf van haalbaarIniet
haalbaar, verdient alle respect. Ongetwijfeld ook is de kernbewapening een
zaak die morele naast politieke afweging
verdient. Maar het feit ligt er dat wie
blijft getuigen ook indien duidelijk is
dat dit geen effect heeft,
wie getuigt
zonder macht te kunnen uitoefenen zich buiten de politiek stelt. Ethiek moet
politiek altijd begrenzen en zoveel mogelijk voeden; politiek door ethiek vervangen is onmogelijk.

Auteur