Ga direct naar de content

Minder ruimte, meer samenwerking?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 13 2000

Minder ruimte, meer samenwerking?
Aute ur(s ):
Dalen, H., van (auteur)
Ocfeb , Erasmus Universiteit en WRR.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4286, pagina 1031, 15 december 2000 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
ruimtegebruik

“Als je veel ratten in een hok zet, worden ze ook agressief.” Met deze ferme uitspraak kwam D66-lid Boris Dittrich afgelopen zomer
in het nieuws, om daarmee een voorzichtig pleidooi voor een actieve bevolkingspolitiek te houden. Bevolkingsgroei staat sinds Thomas
Malthus in een kwaad daglicht. Hoe hoger de bevolkingsgroei hoe meer ellende. Malthus legde de nadruk op de spanning die bestond
tussen bevolkingsgroei en voedselvoorziening, tegenwoordig worden vooral de nadelige consequenties van bevolkingsgroei voor het
ruimtegebruik en milieuvervuiling benadrukt. Ruimtegebrek leidt tot irritatie, conflicten en criminaliteit als we de doemprofeten
mogen geloven. Maar is dit echt zo? Is ruimtegebrek van invloed op gedrag?
De experimenteel psycholoog Calhoun greep in 1962 de theorie van Malthus aan om een studie te doen naar overbevolking. Hij plaatste
een groeiende groep ratten in een veel te kleine ruimte om vervolgens waar te nemen dat de ratten snel overgingen tot moorden,
aanranding en uiteindelijk kannibalisme. Ratten vertonen een soort pathologische samenkomst die samengaat met gedragsafwijkingen en
chaos, een fenomeen dat Calhoun als een ‘behavioural sink’ omschreef. Hoewel sommige mensen enige gelijkenis met knaagdieren
hebben, gaat het toch te ver om rattengedrag gelijk te stellen aan mensengedrag. Ons dagelijks leven mag dan gedomineerd worden door
ruimtegebrek; moordpartijen in de trein of de dagelijkse autofiles zijn nog lang niet wijdverbreid. Blijkbaar kunnen mensen op een of
andere manier beter met ruimte omgaan dan ratten. Wat onderscheidt ons van de agressieve ratten? Een aanzet tot een antwoord wordt
gegeven door een groep biologen die Calhouns studie heeft aangegrepen om eens te zien wat er met apen gebeurt wanneer deze in veel
te krappe ruimtes moeten leven 1. Een eerste groep van resusapen leverde het verrassende beeld op dat ruimtegebrek verschillend
uitwerkt op mannen en vrouwen. De gemeenschap van resusapen bestaat namelijk uit subgroepen van vrouwtjesapen en hun kinderen
die voor hun leven bij elkaar blijven, terwijl mannetjesapen in hun puberteit de groep verlaten. Mannetjesapen werden niet agressiever
door het ruimtegebrek maar gingen veel meer over tot vlooigedrag (een stressverlagende activiteit) en vrouwtjesapen werden weliswaar
agressiever naar andere vrouwen maar probeerden dat ook weer goed te maken door hun tanden bloot te leggen (om een lagere status
aan te geven) en er lustig op los te vlooien. Een tweede groep apen bestond uit chimpansees, apen waarvan wordt beweerd dat deze het
dichtst bij de mens staan. Ook bij deze groep was er een verrassing: de chimpansees vertoonden een aanzienlijk lager agressieniveau in
een beperkte ruimte dan hun soortgenoten die in ruimere omstandigheden leefden. Kortom, ruimtegebrek leidt onder apen tot meer
inspanning om de goede vrede te bewaren waarbij zij aangetekend dat zij ook meer stress ervaren, hetgeen het immuunsysteem kan
aantasten.
De belangrijkste vraag is natuurlijk: leidt ruimtegebrek ook tot meer coöperatief handelen onder mensen? De mensengemeenschap
verschilt onder andere van die van de apen door het gebruik van geld. Dus de consequenties van ruimtegebrek kunnen worden
afgekocht via bijvoorbeeld de politieke ‘markt’. Mensen in grote steden ondersteunen meer dan in kleinere steden de aanwezigheid van
een omvangrijk sociaal zekerheidssysteem. Stedelingen pleiten meer voor herverdeling van inkomen dan hun plattelandbewoners,
stemmen vaker op progressieve partijen die dit kunnen bewerkstelligen en dit verband geldt zelfs voor de rijke en hoogopgeleide
bewoners. In feite apen mensen (of politici) na wat apen doen: zodra er gevaar voor agressie en criminaliteit ontstaat spant men zich meer
in om de goede vrede te bewaren. De rijke stedeling koopt de arme stedeling af. Toch blijven er veel vraagtekens over omdat criminaliteit
wel degelijk vaker in steden plaatsvindt, dus blijkbaar is afkopen met geld niet zo effectief en kan men misschien meer leren van apen. De
econoom Edward Glaeser is in feite van hetzelfde overtuigd: om de interactie tussen economie en ruimte beter te kunnen begrijpen, is het
van groter belang om het niet-markt handelen (zoals de overdracht van kennis of waarden) te bestuderen dan het markthandelen 2. De
onderzoeksagenda van Glaeser is boeiend hoewel hij ook wel beseft dat hij meer vragen opwerpt dan een gek kan beantwoorden en veel
van zijn correlaties stemmen meer tot nadenken en theorievorming dan dat zij voetstoots voor waar aangenomen moeten worden. Eén
ding is echter wel duidelijk: economisch handelen beïnvloedt ruimtegebruik, maar hoe schaarse ruimte economisch gedrag beïnvloedt is
nog onbekend. Voorlopig zijn dan ook alle ferme pleidooien voor een bevolkingspolitiek niet gefundeerd, hoewel…zodra de chimpansees
in de lente voor het eerst het binnenverblijf van de dierentuin mogen verlaten, gillen ze het uit van plezier en kussen jong en oud er lustig
op los. Zelf kan ik dergelijk gedrag ook niet onderdrukken na het verlaten van een stad op zaterdag. In een ideale wereld zouden ze meer
ruimte willen, maar ja wie wil dat niet

1 F.B.M. de Waal, F. Aureli en P.G. Judge, Coping with crowding, Scientific American, 2000, blz. 54-59.
2 E.L. Glaeser, The future of urban research: non-market interactions, Harvard University, 1999.

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )

Auteur