Meten enquêtes en experimenten hetzelfde vertrouwen?
Aute ur(s ):
Bovenberg, A.L. (auteur)
Beide auteurs zijn verb onden aan het Center van de Universiteit van Tilb urg. Bovenb erg is daarnaast verb onden aan het Ocfeb .
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4398, pagina D7, 27 maart 2003 (datum)
Rubrie k :
Dossier: Sociaal Kapitaal
Tre fw oord(e n):
Empirisch onderzoek naar sociaal kapitaal maakt meestal gebruik van enquêtes. Dit is begrijpelijk, want enquêtes zijn relatief goedkoop.
Sommige onderzoekers zijn echter sceptisch over de betrouwbaarheid van enquêtes. Respondenten kunnen immers sociaal wenselijke
antwoorden geven op geladen vragen als: “Vindt u dat mensen over het algemeen te vertrouwen zijn?”, of erger nog: “Bent u zelf meestal
te vertrouwen?” Dit is met name problematisch als de mate waarin vertrouwen en betrouwbaarheid worden overdreven systematisch
varieert met socio-economische factoren zoals nationaliteit, religie, opleiding, inkomen, leeftijd en geslacht. Juist de invloed van deze
factoren op vertrouwen is immers van belang. Om de antwoorden van respondenten op vragen over vertrouwen (zeg-gedrag) op waarde
te schatten, kan men die antwoorden vergelijken met keuzes van dezelfde respondenten in een experiment (doe-gedrag). Dit is precies
wat Charles Bellemare en Sabine Kröger doen in een recente studie1. Vijfhonderd leden van het telepanel van CenterData, een
representatieve selectie van de Nederlandse populatie, krijgen de gangbare vertrouwensvraag voorgelegd: “Vindt u dat mensen over het
algemeen te vertrouwen zijn?” Daarnaast nemen ze deel aan het zogenaamde vertrouwensspel. Twee personen worden op willekeurige en
anonieme wijze aan elkaar gekoppeld. Deelnemer a beslist of hij of zij vijf euro aan deelnemer b toevertrouwt. Als deelnemer a dit doet,
wordt het bedrag verdriedubbeld en krijgt deelnemer b dus vijftien euro in handen. Deelnemer b beslist vervolgens welk gedeelte van
deze vijftien euro hij of zij terugbetaalt aan deelnemer a. Deelnemer a zal de vijf euro alleen aan deelnemer b geven, als er voldoende
vertrouwen bestaat dat deelnemer b minstens vijf euro zal retourneren. De antwoorden op de vertrouwensvraag blijken sterk gecorreleerd
te zijn met de keuzes in het vertrouwenspel. Mensen die zeggen anderen te vertrouwen, zijn ook eerder geneigd om de vijf euro aan een
ander toe te vertrouwen. Dit is hoopgevend, maar de invloed van enkele socio-economische variabelen in de enquête verschilt van die in
het experiment. Zo vertrouwen hoger opgeleiden anderen in het experiment meer dan laagopgeleiden. Er is echter geen invloed van
opleiding op de antwoorden in de enquêtevraag. Voor religie geldt het omgekeerde. Religieuze respondenten zeggen hun medemens
minder te vertrouwen dan niet-religieuzen, maar dit blijkt hun handelen niet te beïnvloeden. Zie Empire van sociaal kapitaal
Dossier Sociaal kapitaal
F.A. van der Duyn Schouten en J.W. Oosterwijk: Sociaal kapitaal van wetenschap naar beleid
G.M.M. Gelauff: Sociaal kapitaal in de economie
A.B.T.M. van Schaik: Empire van sociaal kapitaal
A.L. Bovenberg en J. Potters: Meten enquêtes en experimenten hetzelfde vertrouwen?
P. Dekker: Tussen sociale cohesie en politieke democratie
G.B.M. Engbersen: De armoede van sociaal kapitaal
L. Borghans en B. ter Weel: Vriendelijk, maar toch duidelijk
R.H.J. Mosch: Sociaal handelskapitaal
S. Beugelsdijk: Neerlands sociale kapitaalbalans
P.H.M. Ruys: De coöperatie als beheerder van sociaal kapitaal
S. Beugelsdijk en N.G. Noorderhaven: Sociaal kapitaal en ondernemingszin
J. Veenman: Allochtonen en hun sociaal kapitaal
J. de Koning en R. Kunnen: Sociaal kapitaal en vergrijzing
S.E.P. Raes: Een overheidsrol bij sociaal kapitaal
D. Wolfson: reactie: Sociaal kapitaal en openbaar bestuur
S.G. van der Lecq: De Dagobert Duck van het sociaal kapitaal
1 C. Bellemare en S. Kröger, On representative trust, CentER working paper, Tilburg, 2003.
Copyright © 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)