Ga direct naar de content

Met emancipatie op de (levens)loop

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 1 2004

Met emancipatie op de (levens)loop
Aute ur(s ):
S. Keuzenkamp (auteur)
De auteur is hoofd van de onderzoeksgroep Emancipatie, jeugd en gezin bij het Sociaal en Cultureel Planbureau. s.keuzenkamp@scp.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4443, pagina 468, 24 september 2004 (datum)
Rubrie k :
levensloop
Tre fw oord(e n):

De moderne werknemer combineert arbeid en zorg. Zal de Levensloopregeling deze combinatie nu gemakkelijker maken?
Hoewel de inhoud van de discussies anders doet vermoeden, vond de Levensloopregeling zijn oorsprong in het emancipatiebeleid. Via
introductie van een spaarfaciliteit om verlof te financieren zou immers het combineren van arbeid en zorg worden ondersteund. De
aandacht in de discussies gaat echter vooral uit naar het afschaffen van fiscale ondersteuning voor vut- en prepensioenregelingen en
het al dan niet handhaven van het collectieve karakter van die regelingen. Er wordt weinig gesproken over eventueel verschillende
gevolgen van de plannen voor vrouwen en mannen en hoe de voorstellen zich verhouden tot de emancipatiedoelen van het kabinet.
Toch is het, gezien de verschillen in positie op de arbeidsmarkt, in inkomen en in de tijdsbesteding aan arbeid en zorg, zeer goed mogelijk
dat de plannen voor vrouwen en mannen anders zullen uitwerken. De vraag naar de emancipatie-effecten van de Levensloopregeling
verdient daarom apart aandacht. In opdracht van het kabinet heeft het Sociaal en Cultureel Planbureau de mogelijke emancipatie-effecten
van de voorgestelde Levensloopregeling onderzocht.1

De Levensloopregeling
Afgelopen voorjaar is een Levensloopregeling voorgesteld maar niet ingevoerd. Onlangs stuurde het kabinet een nieuw
wetsvoorstel naar de Kamer over de invoering van een Levensloopregeling en de afschaffing van fiscale faciliteiten voor vut- en
prepensioenregelingen.2 De belangrijkste elementen van de huidige voorgestelde Levensloopregeling zijn de volgende:
» werknemers krijgen de mogelijkheid een inkomensvoorziening op te bouwen voor een periode van onbetaald verlof. Over de
opbouw van het tegoed wordt geen loonbelasting geheven. Dit wordt uitgesteld tot het moment van op-name. Ook wordt over
het opgebouwde tegoed geen vermogensbelasting geheven. Wel moeten de premies voor werknemersverzekeringen over de
inleg worden afgedragen. Met de introductie van deze voorziening wil het kabinet werknemers stimuleren te sparen voor de
financiering van langer durend onbetaald verlof en daarmee het opnemen van dergelijk verlof faciliteren;
» het sparen kan in geld of tijd. Jaarlijks mag men maximaal twaalf procent van het bruto jaarinkomen inleggen. In totaal mag
hooguit voor anderhalf maal het bruto jaarsalaris (of anderhalf jaar verlof) worden gespaard, waarbij het tegoed (na gebruik)
weer aangevuld mag worden;
» het opgebouwde tegoed is inzetbaar voor de financiering van alle vormen van langer durend onbetaald verlof, ook voor verlof
voorafgaand aan het pensioen. Of een werknemer een langere periode verlof mag nemen hangt af van de werkgever, behalve bij
ouderschapsverlof waarvoor immers een wettelijk recht bestaat;
» gedurende de eerste vier jaar na invoering van de Levensloopregeling geldt een zogenaamde ‘ouderschapsverlofkorting’. Een
werknemer kan indien hij in een kalenderjaar deelneemt aan de Levensloopregeling en ouderschapsverlof opneemt, aanspraak
maken op een fiscale tegemoetkoming. Deze bestaat uit een heffingskorting ter hoogte van vijftig procent van het wettelijk
minimumloon per werkdag opgenomen ouderschapsverlof. De regeling is tijdelijk omdat het kabinet vindt dat werknemers
daarna zelf voldoende gelegenheid hebben gehad om via de Levensloopregeling te sparen voor financiering van
ouderschapsverlof;
» de huidige fiscale faciliëring van vut en prepensioen komen te vervallen. Hierbij gelden overigens overgangsmaatregelen, die
hier buiten beschouwing blijven.

Verwacht gebruik
Hoewel het kabinet alle werknemers wil stimuleren om zelf te sparen voor langdurig onbetaald verlof, zal het gebruik van de regeling
beperkt zijn. Gezien het huidige financiële- en tijdsbudget van verschillende categorieën werknemers, zullen voornamelijk de hogere
inkomensgroepen, mannen, ouderen en paren zonder thuiswonende kinderen potentiële gebruikers van de regeling zijn. Mannen zullen

de Levensloopregeling vaker gebruiken dan vrouwen. Als de regeling wordt gebruikt zullen vrouwen dat vaker doen voor de financiering
van ouderschaps- en/of zorgverlof en mannen vaker voor prepensioen. Hogere inkomens zullen de regeling vaker gebruiken dan lagere
inkomens. Alleenstaande ouders hebben wel behoefte aan verlof, maar hebben in het algemeen te weinig ruimte in tijd of geld om te
sparen. Paren zonder kinderen en alleenstaanden hebben meer financiële armslag dan paren met kinderen en zullen de regeling daarom
eerder gebruiken voor de financiering van zorgverlof of prepensioen.
Het financiële voordeel van gebruik van de Levensloopregeling is gering. Vooral bij sparen voor verlof voor kortere perioden, zoals drie
maanden ouderschapsverlof, is er nauwelijks financieel voordeel te behalen. De Spaarloonregeling, die naast de Levensloopregeling blijft
bestaan, is in financieel opzicht een belangrijke concurrent, temeer daar jaarlijks slechts in één van beide mag worden ingelegd. Met het
vervallen van de fiscale faciliëring van vut- en prepensioenregelingen krijgen werknemers enige financiële ruimte, die zij zouden kunnen
benutten om deel te nemen aan de Levensloopregeling. Hoe groot de vrijval van prepensioenpremies zal zijn verschilt per sector en
werknemer.
Het sparen van geld wordt wettelijk beter geregeld dan het sparen van tijd. Voor het eerste wordt immers een aparte spaarrekening
geopend, waarover alleen de werknemer kan beschikken. Eventueel gespaarde tijd gaat verloren bij een faillissement van de werkgever en
bij verandering van baan. Bovendien zal de huidige inzet van werkgevers en kabinet om de gemiddelde werkweek te verlengen (en adv af
te schaffen) de mogelijkheden om tijd te sparen in de praktijk sterk inperken.
Ouderschapverlof
Gemiddeld genomen werken vrouwen negen à tien jaar voordat zij hun eerste kind krijgen. Alleen bij Turkse en Marokkaanse vrouwen is
die periode veel korter. Bij mannen is deze wat langer. Op zichzelf is er dus meestal voldoende tijd om te kunnen sparen voor de
financiering van ouderschapsverlof. Aangezien jongeren aan het begin van hun loopbaan hun inkomen echter eerder voor andere (korte
termijn) doelen zullen willen gebruiken, is het niet realistisch te verwachten dat veel van hen via de Levensloopregeling zullen gaan
sparen voor later verlof (of prepensioen). De wetenschap dat de Levensloopregeling een extra korting biedt bij ouderschapsverlof (dit
geldt alleen de eerste vier jaar na invoering van de regeling) zou jonge werknemers – vrouwen én mannen – die zich voorbereiden op
gezinsvorming tot sparen kunnen verleiden en het gebruik van de Levensloopregeling tijdelijk een impuls kunnen geven.
Langdurend zorgverlof
In het algemeen blijkt het voorgenomen gebruik van verlofregelingen het grootst te zijn bij degenen die in de nabije toekomst verlof
nodig denken te hebben. Men kan echter meestal niet voorzien of en wanneer de ouders, partner of andere naasten (intensieve)
mantelzorg nodig zullen hebben. Het is dan ook de vraag of mensen alvast zullen gaan sparen voor het financieren van eventueel
toekomstig langdurend zorgverlof. Degenen die niettemin via de Levensloopregeling gespaard hebben (zoals gezegd vermoedelijk vooral
hogere inkomensgroepen, mannen, ouderen en paren zonder kinderen) zullen dit budget wellicht wel voor dit doel aanwenden als zich
een situatie voordoet waarin men mantelzorg moet verlenen.
Prepensioen
De wens om eerder dan op 65-jarige leeftijd met pensioen te gaan leeft breed onder de werkende bevolking. Vooral wat later in de
loopbaan (ongeveer vanaf het 46e jaar) neemt de waardering voor investeren in prepensioen toe. Voor zover werknemers daar financiële
ruimte voor hebben, zullen zij waarschijnlijk via de Levensloopregeling gaan sparen. Werknemers met een laag inkomen (relatief veel
allochtonen en vrouwen) hebben minder mogelijkheden. Ook degenen die ouderschapsverlof maar vooral degenen die verlof voor
mantelzorg hebben genomen (relatief vaak vrouwen) en daarvoor hun tegoed uit de levensloopspaarpot gebruikten, staan wat betreft de
mogelijkheden om te sparen voor prepensioen op achterstand.
Emancipatie-effecten
In hoeverre zal de Levensloopregeling nu bijdragen aan het realiseren van emancipatiedoelstellingen? Wat de arbeidsparticipatie van
vrouwen betreft valt niet te verwachten dat vrouwen dankzij de regeling meer uren zullen gaan werken. Hooguit zullen zij met een tegoed
van de Levensloopregeling deeltijdverlof financieren en zo de structurele overgang naar deeltijdwerk enige tijd uitstellen. Mogelijk zal
een vrij bescheiden groep vrouwen dankzij de mogelijkheid om het ouderschapsverlof te financieren niet stoppen met werken na de
komst van kinderen. Zeker de tijdelijke ouderschapsverlofkorting zal daartoe bij kunnen dragen. Ook zal er mogelijk een zeer bescheiden
effect van de Levensloopregeling zijn in de zin dat er wat minder vrouwen stoppen met werken vanwege het verlenen van langdurende
mantelzorg. Vooral degenen die niet hebben kunnen sparen via de Levensloopregeling (lagere inkomensgroepen en degenen die (veel)
zorgverlof hebben gefinancierd via de Levensloopregeling) zullen veelal tot hun pensioen (het kabinet gaat uit van 65 jaar) moeten
doorwerken. Als de arbeidsdeelname van oudere vrouwen de komende jaren toeneemt, zal dat echter vooral een gevolg van andere
factoren zijn (autonome groei van de arbeidsdeelname van vrouwen en afschaffing van fiscaal aantrekkelijke uittrederegelingen).
De zorgparticipatie van mannen zal niet (blijvend) door de Levensloopregeling worden vergroot. De ouderschapsverlofkorting zal de
komende vier jaar vermoedelijk een impuls geven aan het gebruik van ouderschapsverlof door mannen. Vooral het onbetaalde karakter
van ouderschapsverlof is immers voor hen nu een belemmering dit verlof op te nemen. Mogelijk zullen mannen de Levensloopregeling
ook (indien zij al hebben gespaard) gebruiken voor financiering van langdurend zorgverlof, in het geval dat zij worden geconfronteerd
met een langdurend zieke naaste. In beide gevallen is het effect op de tijd die mannen in hun werkende leven aan zorgtaken spenderen
echter tijdelijk. Gelet op het voorgaande valt niet te verwachten dat de Levensloopregeling tot gevolg heeft dat betaalde en onbetaalde
arbeid tussen vrouwen en mannen binnen huishoudens blijvend meer gelijk wordt verdeeld.
Conclusie
Over het algemeen zullen gebruikers van de Levensloopregeling vooral te vinden zijn onder hogere inkomensgroepen, mannen, ouderen
en paren zonder kinderen. Het gebruik van de regeling voor de financiering van zorgverlof (zorg voor kinderen of mantelzorg) zal
vermoedelijk bescheiden zijn. De ouderschapsverlofkorting kan echter tijdelijk een impuls geven aan het gebruik van de
Levensloopregeling en opname van ouderschapsverlof door met name mannen. Indien het kabinet het gebruik van ouderschapsverlof

wil ondersteunen en de zorgparticipatie van mannen wil stimuleren, verdient deze korting een structureel karakter.
Het gebruik van de regeling voor prepensioen zal waarschijnlijk hoger zijn. De wens om voor het 65e levensjaar te stoppen met werken
leeft immers sterk onder werknemers. Vanwege de relatief lange periode waar het om zal gaan (1,5 tot 2,1 jaar) biedt de
Levensloopregeling een aantrekkelijk financieel voordeel.
De betekenis van de Levensloopregeling is al met al groter voor facilitering van vervroegde pensionering (met name van hogere
inkomensgroepen) dan voor het combineren van arbeid en zorg. De emancipatiedoelen van het kabinet worden door de maatregel dan
ook nauwelijks naderbij gebracht.
Saskia Keuzenkamp
Literatuur
S. Keuzenkamp (red), K. Breedveld, S. Hoff, A. Oudejans, W. Portegijs, A. Soede en J.M. Wildeboer Schut, 2004, Een EER voor de
Levensloopregeling, Sociaal en Cultureel Planbureau/ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag.

1 Dit artikel is gebaseerd op Keuzenkamp et al. (2004).
2 Zie www.szw.nl onder Dossier Levensloop.

Copyright © 2004 – 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs